Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
In hoofdstuk VII, artikel 5.7., van het Energiebesluit is een lijst opgenomen van de sociale statistieken die de distributienetbeheerders (DNB’s) en de leveranciers moeten verzamelen. Die lijst is vier pagina’s lang. Grosso modo gaat het over twee belangrijke elementen. Het gaat vooral over het bestrijden van energiearmoede: wie valt er onder de budgetmeter en dergelijke meer. Het gaat bijvoorbeeld ook over mensen die verhuizen of die afgesloten zijn geweest enzovoort. Dat zijn allemaal vragen die worden gesteld. Al die statistieken moeten worden verzameld.
Ik had al een schriftelijke vraag gesteld over de beschikbaarheid van de gegevens uit het rijksregister voor de DNB’s. In het kader van de 100 kilowattuur gratis stroom die is afgeschaft, was er vroeger een koppeling met het bevolkingsregister. Die koppeling is ondertussen decretaal doorgeknipt. Ik kan me er niet over uitspreken of die ook effectief doorgeknipt is. Dat zou u moeten vragen aan de DNB’s. Het antwoord van de vorige minister was dat de gegevens sinds 1 januari 2016 niet meer worden opgevraagd. Ik was toen een beetje verwonderd dat alle gegevens interessant zijn om te bestuderen wat ons verbruiksprofiel is, afhankelijk van de gezinssamenstelling. Alles wat we kunnen hebben aan gegevens, zal belangrijk zijn om later uw energieplan op te stellen, uw energievisie op te stellen of over uw energiepact te onderhandelen omdat u dan kunt werken met gegevens. In het kader van de strijd tegen energiearmoede is het relevant om te weten wat het gemiddelde of het totale verbruik van kwetsbare gezinnen is en dergelijke meer. De sector van de energie heeft in zijn jaarresultaten zelf aangegeven dat het in de toekomst lastiger zal worden om die gezinnen te detecteren omdat men niet meer zal beschikken over die gegevens.
Vier pagina’s sociale statistieken is inderdaad al heel veel. Ik heb er eens in zitten grasduinen. Ofwel moet je heel sterk gaan beperken, ofwel moet je de lijst laten zoals hij is. Maar als je dan toch zoveel gegevens vraagt, dan vind ik een aantal andere gegevens ook interessant om op te vragen.
Mijn vraag is of u het nog altijd relevant vindt om het energieverbruik van de huishoudelijke afnemers op te volgen. Wat denkt u ervan om meer specifiek het energieverbruik van beschermde afnemers of diegenen die vallen onder de doelstellingen van bijvoorbeeld de energielening en -scans, op te volgen? U zegt dat u die vier pagina’s eens gaat evalueren en gaat bekijken of u dat kunt vereenvoudigen. Als iemand heraangesloten wordt, moet die momenteel aangeven of dat was in minder dan zeven kalenderdagen, tussen zeven en dertig kalenderdagen of na meer dan dertig kalenderdagen. Men kan zich afvragen of het nuttig is om te weten of dat binnen de week is gebeurd, binnen de maand of dat het langer dan een maand heeft geduurd. Als je al die zaken eruit zou laten, zou je het een stuk kunnen vereenvoudigen. U zou zelf de lijst kunnen opvragen, verder aanvullen en uitbreiden. Hoeveel van de bijkomende statistieken zijn er al door de minister van Energie opgevraagd sinds het begin van de legislatuur?
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Gryffroy, het opvolgen van het energieverbruik van huishoudelijke afnemers, en specifiek beschermde afnemers of andere doelgroepen, is allerminst eenvoudig omdat het gaat over jaargelezen klanten, bij wie dus hoogstens één keer per jaar een gevalideerde meterstand ter beschikking is. Zowel de verzameling als de interpretatie van deze gegevens is niet eenduidig. Bovendien moet hierbij rekening worden gehouden met het respecteren van de privacy van de afnemer. De uitrol van zogenaamde ‘slimme meters’ die vanop afstand kunnen worden gelezen, waardoor het kostenefficiënt mogelijk wordt om veel frequenter de meter uit te lezen, zou hier veel mogelijkheden creëren, maar ook hier zijn er natuurlijk dezelfde privacyaspecten om in acht te nemen.
Van gezinnen met een budgetmeter, die toch een bepaalde betalingsproblematiek doet vermoeden, wordt het verbruik aan de hand van de opladingen wel dichter opgevolgd. Zo worden gezinnen die gedurende een geruime tijd, bijvoorbeeld dertig dagen, hun budgetmeterkaart niet opladen, aangeschreven om zich te melden in een oplaadpunt om de situatie te bespreken. Sinds 2014 sturen netbeheerders lijsten van afnemers die aan deze oproep geen gevolg geven, door naar het OCMW. Het aantal van deze gerapporteerde klanten in de winterperiode, tussen november en maart, wordt gerapporteerd in de sociale statistieken. Voor elektriciteit worden enkel de afnemers met een naakte budgetmeter meegenomen in deze statistiek omdat de anderen nog steeds gebruik kunnen maken van de stroombegrenzerfunctie.
Verder werd in het energiearmoedeprogramma erin voorzien dat de distributienetbeheerders periodiek aan de OCMW’s lijsten zullen bezorgen van klanten wier contract wegens wanbetaling werd opgezegd. Bij de opmaak van elk Sociaal Rapport, waarin de statistieken verzameld worden, wordt jaarlijks door de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) overlegd met de distributienetbeheerders. Daarbij wordt steeds geëvalueerd of de gerapporteerde cijfers nog relevant zijn en of er verbeteringen mogelijk zijn in de rapportering met de distributienetbeheerders. Het aantal gerapporteerde statistieken door de commerciële leveranciers is hoe dan ook beperkter en werd in het verleden aangevuld wanneer daar nood toe was.
Voor het sociaal rapport 2014 werden volgende vragen aan het rapporteringsmodel toegevoegd. Voor de distributienetbeheerders vraagt men ten eerste de gecombineerde wissels elektriciteit/aardgas van netbeheerder naar commerciële leverancier. Dit geeft een beeld van de klanten van de distributienetbeheerder die onterecht opnieuw naar de commerciële markt gaan. Ten tweede vraagt men het aantal klassieke afbetalingsplannen voor elektriciteit/aardgas waarvoor in 2014 nog minstens één aflossing moest gebeuren. Dit betreft de afbetalingsplannen die niet worden afgelost via de budgetmeter, maar volgens een klassiek maandelijks afbetalingsplan.
Voor de commerciële leveranciers werden volgende vragen toegevoegd in het rapporteringsmodel: de gemiddelde looptijd van de in 2014 opgestarte afbetalingsplannen, uitgedrukt in maanden, dit om een betere vergelijking van de afbetalingsplannen met de goedepraktijkafbetalingsplannen van de VREG toe te laten. In het laatste rapport van 2015 werden geen nieuwe statistieken toegevoegd.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, als het gaat over het bestrijden van energiearmoede denk ik dat, hoe meer cijfers je hebt, hoe beter je kunt analyseren en maatregelen kunt voorstellen. Ik vind het verwonderlijk dat u de discussie over de koppeling met de gezinssamenstelling wel losgekoppeld wilt laten. U haalt daarvoor redenen van privacy aan. In uw vorige functie als staatssecretaris hebt u anderzijds met de sector rond energiefraude ook toegelaten dat het kan worden onderzocht en dat de gegevens anoniem kunnen worden verzameld. Dat klopt. De koppeling met het bevolkingsregister of rijksregister kan ook anoniem. Die gegevens komen dan echter enkel binnen bij de distributienetbeheerders. U zegt dat u het hebt opgelost qua privacy. Ik begrijp dus niet waarom we het hier ook niet kunnen oplossen met de privacy.
Waarom vind ik het belangrijk om dat cijfer, dat we ondertussen niet meer kunnen hebben, te hebben? In de discussie rond bijvoorbeeld de energieheffing werd altijd verwezen naar het gemiddelde verbruik van een gezin, samengesteld uit vier personen, van 3500 kilowattuur. Ik heb toen in de commissie en in de plenaire vergadering met hand en tand uitgelegd dat dat een gemiddeld verbruiksprofiel is dat wordt opgelegd door Europa en waarop men de kost moet berekenen voor iemand die 3500 kilowattuur verbruikt. Dat is daarom echter niet het gemiddelde verbruik in Vlaanderen. Voor een alleenstaande werd dat door de VREG op 650 kilowattuur gesteld. Dat is echter niet het gemiddelde verbruik van een alleenstaande. Dat ligt namelijk beduidend hoger, op 2800 kilowattuur. Europa wil, over heel Europa, weten hoeveel iemand kost die een verbruik heeft van 650 of 3500 kilowattuur. Die gegevens worden twee keer per jaar doorgestuurd. Dan kan men een vergelijking maken voor iemand met een profiel van 650 of 3500 kilowattuur. Dat heeft echter niets te maken met ons specifiek verbruiksprofiel. We hebben dat nodig als we verdere maatregelen becijferen en verder willen analyseren welk effect het heeft wanneer we iets zouden doen. Daarom is die koppeling met het bevolkingsregister wat mij betreft wel belangrijk.
Ik denk dat u, met uw brains, de kwestie van de privacy moet kunnen oplossen.
De heer Danen heeft het woord.
De energiearmoede beslaat een heel breed veld.
De energieafnemers waarvoor we het meeste doen – ik moet mijn woorden wikken en wegen – blijken nog steeds het meest kwetsbaar te zijn op vlak van armoede. Heel wat organisaties roepen er dan ook toe op om hen specifiek op te volgen om die armoede beter het hoofd te kunnen bieden. Minister, u zegt dat er al dingen rond gebeuren. Het lijkt mij toch goed om te evalueren wat er precies rond gebeurt, om dan achteraf eventueel bij te sturen. Ik denk dat sommige dingen nog niet goed genoeg gebeuren. Of misschien was het vroeger wel een goede maatregel en ondertussen niet meer. Blijkbaar zijn mensen in energiearmoede toch een hardnekkig feit. Met de aankomende maatregelen, de energiefactuur die de komende maanden en jaren alsmaar zal stijgen, zal dat armoederisico allicht nog toenemen.
Ik wil ervoor pleiten om dat stelselmatig te evalueren om het onderwerp zo op de voet te kunnen volgen.
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Gryffroy, ik zou het kunnen. Ik weet echter welke moeilijke en harde weg het is geweest om de Privacycommissie op het federale niveau ervan te overtuigen om de domiciliefraude te koppelen aan de energiegegevens. Het is mij gelukt. Het is echter een proefproject dat een bepaalde periode loopt.
Ik geef u en de heer Danen honderd procent gelijk dat we niet genoeg informatie kunnen hebben over voornamelijk de beschermde gebruikers in de strijd tegen energiearmoede. Dan zeg ik echter onmiddellijk – en ik vermoed dat u het eens zult zijn met mij – dat hét instrument om dat zo goed mogelijk op te volgen, de slimme meter is.
En daarom zit ik niet te treuzelen, maar wil ik zo snel mogelijk werk maken van die slimme meter. Het zou namelijk heel wat voordelen bieden. We moeten daarover nog een aantal discussies en debatten voeren. Men denkt nu dat de slimme meters een extra belasting zullen zijn, maar ik denk dat het een oplossing zou kunnen zijn voor heel veel problemen, onder andere die van de opvolging van de energiearmoede.
We moeten daarvoor een oplossing zoeken. Ik zou nieuwe decretale initiatieven kunnen nemen en de Privacycommissie kunnen betrekken. Ik denk dat we dat sowieso zullen moeten doen met de slimme meters. We zullen daarin de inspanning en – heel toepasselijk – energie moeten steken.
De heer Gryffroy heeft het woord.
We komen straks terug op de slimme meter. Au fond blijven we met dezelfde problematiek zitten. We komen straks terug op de timing.
Er is iets dat ik niet begrijp. Vroeger was er geen probleem met die Privacycommissie. Men knipt die koppeling door omdat het niet meer nodig is te weten uit hoeveel mensen een gezin is samengesteld om die 100 kilowattuur gratis te kunnen bepalen. Als ik dan vraag of we die koppeling niet opnieuw kunnen maken, is er plots wél een probleem met de Privacycommissie. Ik begrijp dat niet. Vroeger was er geen probleem met de privacy. We knippen het door omdat het overbodig is, en nu is er plots wél een probleem met de privacy.
De vraag om uitleg is afgehandeld.