Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over de Fast Lane voor windenergie
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik stel deze vraag over de Fast Lane voor windenergie naar aanleiding van een brief die wij allemaal kregen van de Vlaamse Windenergie Associatie (VWEA), de sectorfederatie die – niet voor de eerste keer – haar bezorgdheid heeft geuit over het windenergiebeleid en de Fast Lane voor windenergie.
Blijkbaar is er een positieve evolutie, want ondertussen heeft de kerngroep Fast Lane, die het hele proces moet bewaken, overleg gehad met de sector. Dat is positief, want in maart 2016, één jaar na de goedkeuring van de conceptnota, was er nog altijd geen overleg geweest tussen de kerngroep en de VWEA.
Een aantal elementen zijn ondertussen klassiek. We hebben het al gehad over de impact van de luchtvaartsector op de locaties voor windturbines. Professor Ronnie Belmans heeft in mei in de Klimaatcommissie de kat de bel aangebonden. Meer dan 50 procent van Vlaanderen is op dit moment op de een of andere manier uitgesloten voor de plaatsing van windturbines door belemmeringen en bezwaren vanuit de luchtvaartsector. De brief van de VWEA leert dat naast de luchtvaartsector blijkbaar ook het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI) mogelijk bezwaar kan hebben tegen de realisatie van een windmolen vanwege zijn buienradar.
Het wegwerken van de verschillende belemmeringen zou volgens een ruwe schatting aanleiding kunnen geven tot een bijkomende productiecapaciteit van 500 megawatt. Indien deze bijkomende capaciteit effectief gerealiseerd zou worden, zouden we een heel eind boven het objectief van vijfhonderd windmolens tegen 2020 kunnen uitkomen, waarnaar de regering tot op vandaag altijd verwees.
Gesprekken met Defensie hierover zouden zijn gestart, leert de brief van de VWEA ons. Hopelijk volgt er ook snel overleg met andere instanties, zoals Belgocontrol en het KMI.
In april 2016 sprak toenmalig minister van Energie Turtelboom over de ontwikkeling van een GIS-tool (Geografisch Informatiesysteem), waar zij prioriteit aan gaf. In haar antwoord op mijn vraag beschreef ze de doelstellingen van die tool als volgt: om een analyse te maken van de eventuele consequenties van het toenemend vermogen aan windenergie op land; om zicht te krijgen op het eventuele potentieel aan bijkomende windmolens; om beter zicht te krijgen op waarom bepaalde windmolens niet gerealiseerd raken. Op basis van dit antwoord zien wij die tool als een nuttig instrument om een inschatting te maken van het potentieel. In de conceptnota die in 2015 werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering, staat die tool op die manier beschreven, als een van de instrumenten waarover de planningswerkgroep van Fast Lane zich zou buigen.
De sector zelf is bezorgd, zo blijkt uit de brief die wij kregen. Hij staat niet zo positief ten aanzien van die GIS-tool die de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) aan het uitwerken is. Ze vrezen dat dit instrument zal worden gebruikt om te bepalen of een aanvraag tot bouw van een windmolen goedgekeurd kan of zal worden. Maar de tool is daarvoor volgens hen veel te theoretisch. Het lijkt volgens ons dus noodzakelijk dat op heel korte termijn duidelijkheid gegeven wordt over het uiteindelijke doel van dit instrument. Dit moet de onrust bij de sector voor een deel kunnen wegnemen. Uiteraard kan het niet de bedoeling zijn dat zo’n instrument in het leven wordt geroepen en contraproductief zou zijn, en dus de sector niet zou dienen.
In de conceptnota was ook nog sprake van een tweede, juridische, werkgroep. Deze zou onderzoeken op welke manier juridische bezwaren tegen de plaatsing van een windmolen kunnen worden weggewerkt. Ook de piste van de tendering is door die groep bestudeerd. Hoe dan ook is het draagvlak in de onmiddellijke omgeving van een potentieel windmolenproject essentieel om dat project ook effectief gerealiseerd te krijgen. Daarom is door de minister van Energie altijd prioriteit gegeven aan de opmaak van een participatiehandboek, een windgids. Eind mei zou er nog een feedbackronde over die windgids zijn. Dan zou deze maand dat participatiehandboek opgeleverd worden.
Ik heb enkele vraagjes naar de stand van zaken van het beleid in dezen.
Heeft de planningswerkgroep al een idee van het ambitieniveau wat betreft bijkomende productiecapaciteit inzake windenergie? Is 500 megawatt een goede benadering of kan het ambitieniveau nog hoger? Zeker naarmate we minder met biomassa onze groenestroomdoelstellingen willen halen, zal windenergie een grotere rol moeten spelen. Welke rol ziet u daarvoor?
Wat zijn de bedoelingen van de GIS-tool, waarover de sector zo ongerust is? Hoe zal dit instrument gebruikt worden? Zal het ook gebruikt worden bij de evaluatie van vergunningsaanvragen?
Kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot de juridische werkgroep die is opgericht naar aanleiding van de conceptnota Fast Lane?
Is er behalve met Defensie al overleg gepland of geweest met andere luchtvaartinstanties of met het KMI over het wegwerken van belemmeringen voor de realisatie van windmolens?
Is de windgids, dat participatiehandboek, ondertussen klaar voor verspreiding? Wat mogen we daarvan verwachten? Wanneer zal deze gids gepresenteerd worden?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik heb een gelijkaardige vraag, naar aanleiding van de brief die we hebben gekregen van de VWEA. Om de Europese energie- en klimaatdoelstellingen te halen, zet de Vlaamse Regering in op de productie van duurzame energie. Windenergie is daarbij belangrijk. De vorige minister heeft daarom indertijd de Fast Lane voor wind aangekondigd. Men constateerde dat wind enerzijds een kostenefficiënte techniek is, maar anderzijds ook dat er nog heel wat belemmerende factoren en drempels zijn die dat proces kunnen beïnvloeden.
In Oost-Vlaanderen heeft men indertijd ook geprobeerd om iets dergelijks op te zetten vanuit de provincie: het Oost-Vlaamse Windplan. Maar dat zit momenteel een beetje in de koelkast, onder meer door toedoen van belemmerende factoren en drempels, maar hoofdzakelijk wegens de onenigheid tussen het Vlaamse niveau en het provinciale niveau over wie nog wat mag doen en wie niet.
Het was de bedoeling om te zoeken naar potentiële zones zodat ook de burger weet in welke zones het kan en in welke niet. Dat geeft een redelijke rechtszekerheid. Anders ziet hij plots een aantal windmolens opduiken en hij weet niet of er nog bij komen en waar. Op zich is dat een goede procedure – ze is ook gelijklopend met het Oost-Vlaams Windplan – om na te gaan of op die meest geschikte locaties zoals snelwegen, havenzones, grote bedrijventerreinen, windmolens kunnen komen. Je ziet het Oost-Vlaams Windplan constant terugkeren als basis. Ik denk dat Limburg ook zo’n structuur heeft opgezet met als doel de hinder voor omwonenden te beperken.
Als ik de conclusie van de brief lees, ben ik toch wel een beetje bezorgd, tenzij die brief niet correct zou zijn. Samengevat komt de inhoud op het volgende neer: enerzijds wilt u faciliteren en ons in het gesprek betrekken, maar anderzijds komen er meer belemmeringen bij. Men heeft het dan bijvoorbeeld over de GIS-tool, ontwikkeld door de VITO. Men zegt dat als het zo’n goede tool zou zijn, de projectontwikkelaars die al lang zelf zouden gebruiken. Men heeft nu schrik dat men eerst zijn studie of berekening of tool gaat vergelijken met die van VITO en dat tegenstrijdigheden net voer zullen geven aan actiegroepen. Het gaat ook over intenties rond richtlijnen voor het milieueffectrapport (MER), over intenties rond vogels en vleermuizen in de nieuwe risicoatlas van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), over de eisen inzake archeologie enzovoort.
Men geeft ook toe dat er een aantal positieve zaken zijn zoals de contacten met de luchtvaart. Het ministerie van Defensie heeft inderdaad gezegd dat men met de nieuwe technologie die mogelijk is en die men ook zal implementeren op de radars, eindelijk een signaal zal kunnen geven. De afstand van 15 kilometer is ingevoerd omdat men rekening houdt met vanwaar de wind komt. Afhankelijk vanwaar de wind komt, kan dus die 15 kilometer worden ingeperkt. Als het toch 15 kilometer moet zijn, zouden gedurende een beperkte tijd de windmolens kunnen worden stilgelegd. Er zijn digitaal en softwarematig een aantal oplossingen mogelijk. Ik heb toch de indruk dat het ministerie van Defensie zeker bereid is om de nodige oplossingen te zoeken. Men zou dit bijvoorbeeld op de radar van Semmerzake in Oost-Vlaanderen willen implementeren.
Wat vraagt de Vlaamse WindEnergie Associatie? Men vraagt een grotere betrokkenheid van de sector bij de uitrol van de conceptnota Fast Lane. Men erkent dat het overleg met defensie goed verloopt en men suggereert om dit te verruimen naar andere vormen van luchtvaart. Men dringt aan om de doorlooptijd bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen te beperken tot de redelijke termijn van zes maanden. Men waarschuwt voor de voorgestelde GIS-tool, die een vertragend effect kan hebben en voer voor actiegroepen kan zijn. Men vraagt een coherent beleid afgestemd op de VLAREM-regelgeving (Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning) en geen ‘gold-plating’ ten overstaan van Europese richtlijnen.
Ten slotte geeft men aan – en ik ben het hiermee niet helemaal eens – dat lokale en provinciale initiatieven geen soelaas brengen, maar integendeel vertragend werken en een negatief draagvlak in de hand werken. Ik ben het daar dus niet mee eens. Als het alleen maar van de Vlaamse overheid moet komen en de provinciale er compleet buiten wordt gehouden, dan creëer je volgens mij ook geen draagvlak. Het is uiteindelijk een combinatie van alles: er is een Vlaams kader en het provinciale en lokale niveau kan daarbinnen zeker een rol spelen.
Minister, op welke manier zult u rekening houden met de vragen en opmerkingen van de sector in functie van de verdere uitrol van de conceptnota Fast Lane voor windenergie? Hoe zal de conceptnota Fast Lane daadwerkelijk een versnelling hoger schakelen om het aandeel windenergie te vergroten in Vlaanderen? Wat is de gehanteerde planning voor het realiseren van de Fast Lane voor windenergie in Vlaanderen?
Minister Tommelein heeft het woord.
Collega’s, ik dank u voor uw vragen en voor de aandacht die besteed wordt aan wind. Wind is een zeer belangrijk onderdeel, ook in het energieplan dat ik op dit moment aan het opmaken en aan het becijferen ben. Sommigen kunnen de indruk hebben – en ik heb uit bepaalde media begrepen – dat wind op de achtergrond zal geraken vanwege mijn gedrevenheid om zon te promoten. Niks is minder waar. Het zal een goede combinatie moeten zijn van wind en zon. In de timing is het nu natuurlijk zo dat ik inzet op zon, dat het Zonneplan bijna klaar is en binnenkort naar voren wordt gebracht en dat het sneller realiseerbaar is en ook, zoals u weet, goedkoper is om op de markt te brengen. Het is een kwestie van ervoor te zorgen dat we de doelstellingen halen tegen 2020.
Ik heb intussen al vastgesteld dat de Fast Lane voor windenergie beter een ‘faster’ lane wordt of een ‘very fast’ lane. Wat mij betreft, gaat het niet snel genoeg. We zullen een tandje bij moeten steken. Ik zal het dan onmiddellijk ook omdopen tot een iets makkelijker term: ‘Windplan’. Het is ook beter te begrijpen voor de mensen. Ik vind ‘very fast lane’ nogal moeilijk om uit te spreken. Mijn Engels is trouwens ook niet zo goed. We gaan vanaf nu een Vlaamse benaming gebruiken: het Windplan.
In het kader van het Windplan op land zullen we een geïntegreerde databank ontwikkelen die alle vergunningsdata van aanvraag tot definitieve uitspraak bij elkaar brengt. Momenteel wordt hieraan ook de databank van de operationele windturbines in Vlaanderen gekoppeld. Dat zal niet alleen een krachtige tool opleveren die we kunnen inzetten om het beleid op een degelijke manier te evalueren; het zal ons ook in staat stellen om na te gaan waar we met dit beleid nog kunnen geraken inzake de verdere uitbouw van windenergie op land.
Ik hoor het u graag zeggen, mijnheer Gryffroy, een beetje verbazend, maar ik ga met u mee: de lokale besturen kunnen wel degelijk nog veel meer doen. Uw oproep om met de provincies samen te werken, spreekt me natuurlijk aan. Het is een heel belangrijk element. U hebt een woord genoemd dat voor mij zeer belangrijk is, namelijk ‘betrokkenheid’. Ik vind dat in alles belangrijk. Niet alleen de betrokkenheid van de burgers: die zullen moeten inzien dat ze niet tegen elk initiatief voor hernieuwbare energie in hun onmiddellijke nabijheid grote protesten moeten beginnen opzetten, maar een stuk mee betrokken zullen moeten geraken in wat we moeten doen in dit dichtbevolkte land dat heel weinig ruimte heeft.
Ik zal zeer nauw moeten samenwerken met mijn collega-minister Schauvliege. Ik heb haar dat al uiteengezet. We zullen samen aan de kar moeten trekken, maar dat doen we. We hebben dat ook al gedaan voor de isolatienormen met de overheid. We gaan een tandje bij moeten steken. De overheid moet ook betrokken worden, het zijn niet alleen de burgers. De overheden in dit land moeten ook betrokken worden. Dus, ja, mijnheer Gryffroy, de lokale besturen, ja, de provincies moeten worden betrokken. Ook de betrokkenheid van de sector wil ik in gang steken. Ik voel aan dat de betrokkenheid van de sector in de PV-installaties (fotovoltaïsch) zeer groot aan het worden is. Dat vind ik een goede zaak. Ik wil ook inzetten op meer participatie. Participatie is belangrijk, zeker als het gaat over de weerstanden die bij de mensen naar voren komt. We moeten allemaal betrokken worden in het verhaal van het uitstippelen van een traject voor hernieuwbare energie. We moeten daar met zijn allen inspanningen voor leveren.
In haar startnota heeft het kernteam van het Fast Laneproces al duidelijk gemaakt dat prioritair werk zou moeten worden gemaakt van de ontwikkeling van noodzakelijke ondersteunende tools. De GIS-tool is een van deze tools.
De Fast Lane-oefening heeft ook een andere finaliteit, namelijk te komen tot een onderbouwde inschatting van de mogelijkheden en de consequenties van steeds hogere ambities voor windenergie op land. Zoals u weet, ben ik al zeer ambitieus bezig geweest met windenergie op zee, maar dat moet ik nu aan mijn opvolger laten. Ik houd het nog wel in de gaten, want ze plaatsen die windmolens vlak voor mijn neus. We moeten ambitieus blijven. Alle wetenschappelijke studies wijzen uit dat windenergie in de toekomst een zeer belangrijk element zal zijn in alle modellen. Tegen 2030 zal de windenergie zelfs de steenkoolenergie voorbijgestoken hebben. Alle landen zetten in op windenergie, dat is heel duidelijk. Je ziet dat ook rondom ons.
We hebben één klein nadeel, namelijk dat wij een zeer dichtbevolkt land zijn, met weinig vrije ruimte. Maar goed, we moeten dat overwinnen en we moeten ambitieus blijven, ook na 2020. 2020 is voor mij een tussensprint, geen eindsprint. Tussensprinten zijn leuk om naar te kijken, maar het belangrijkste is natuurlijk de eindsprint, daar worden de bloemen uitgedeeld. Je kunt een premie krijgen voor een tussensprint, mijnheer Danen, maar de beker, de bloemen en de champagne komen aan de eindmeet.
Het kernteam heeft de opdracht gekregen om bij de ontwikkeling van deze tools in dialoog te gaan met alle relevante stakeholders, waaronder de sectorfederatie VWEA. Dit is gebeurd bij de opstart van dit proces, en recent gaf het kernteam nog een uitgebreide toelichting aan de sector over de stand van zaken. De op basis van deze tools te onderzoeken scenario’s zullen telkens met de relevante stakeholders worden bekeken om tot degelijke inzichten en resultaten te komen.
Ikzelf zal in de komende periode met de provincies contact opnemen en zal het gesprek zelf aangaan met de betrokken gedeputeerden omdat ik dat heel belangrijk vind. Ik hoor dat in Oost-Vlaanderen er heel concrete plannen zijn. Ik heb het ook al aangegeven aan een aantal parlementsleden dat ik dat belangrijk vind. Ik zal in de eerste plaats met de Oost-Vlaamse gedeputeerde al contact opnemen omdat daar de concrete plannen al het verst gevorderd zijn en ik daar ook de weerstanden persoonlijk zal kunnen noteren. Maar ik steek niet onder stoelen of banken dat in mijn eigen provincie West-Vlaanderen er bij mijn weten de meeste wind is. De meeste wind komt uit West-Vlaanderen. Ik heb daarvoor geen windplan en geen windmeter nodig. Daarom maak ik af en toe ook eens wat wind.
Wat de vraag naar de stand van zaken van de werkzaamheden van de juridische werkgroep betreft, kan ik al melden dat een partiële analyse van de vergunningsprocedures leerde dat voornamelijk de beroepsprocedures een vertraging vormen op de ontwikkeling van windenergie. Hierin zullen zowel de komende omgevingsvergunning, waarbij de huidige twee vergunningstrajecten tot één traject worden samengebracht, als de recente versterking van de Raad voor Vergunningsbetwistingen, een versnelling moeten betekenen. Daarnaast houdt deze werkgroep ook alle bestaande juridische instrumenten tegen het licht wat betreft hun mogelijke inzetbaarheid in het realiseren van het door de planningswerkgroep gedetecteerde potentieel en de uitwerking van de quick wins.
Ten aanzien van de burgerluchtvaart zetten we momenteel eenzelfde aanpak als voor defensie op de rails. Ik heb al een brief gestuurd naar federaal minister Vandeput wat betreft de militaire luchthavens. Hierin is de sector trekker. Ik schreef ook een brief naar de minister bevoegd voor Belgocontrol. Ik vroeg hem om via een werkgroep met een gelijkaardige werkwijze tot mogelijke doorbraken te komen.
We moeten het niet onder stoelen of banken steken: het zijn vaak de talloze luchthavens die we in dit land hebben die een belemmering vormen, omdat men daar nogal rigide regels en een rigide aanpak heeft. Mijn boodschap is duidelijk: iedereen moet mee in dit verhaal. We moeten proberen alle weerstanden op te lossen.
De windgids is op vrijdag 3 juni naar de betrokkenen en alle stakeholders verspreid voor feedback. De deadline voor feedback is deze week, vrijdag 17 juni. Afhankelijk van de reacties zal blijken of de vooropgestelde planning voor de oplevering, vooropgesteld eind juni 2016, behouden kan blijven.
Ik besluit. Eerst en vooral starten we morgen met Stroomversnelling: het startevent voor het traject, waarbij we iedereen, de burgers en alle stakeholders, mee willen laten denken over onze energietoekomst. Het lijkt mij een zeer belangrijk gegeven. Het wordt morgen ook een groot succes, want het is al volgeboekt. Ik heb begrepen dat we een schoentrekker nodig zullen hebben om iedereen in de zaal te krijgen. Dat stemt mij tevreden.
Het lijkt mij overduidelijk dat ik heel goed overleg zal moeten plegen met mijn collega van Ruimtelijke Ordening. Ik heb dat trouwens al afgesproken met haar. Dat ik overleg zal plegen met de lokale besturen, te beginnen met de provincies, is ook een duidelijk gegeven. We veranderen de Fast Lane wind in ‘Windplan’. Ik kom binnenkort met het Zonneplan en met het becijferd Energieplan. Ik ben mij ervan bewust dat we niet alleen een stroomversnelling, maar ook een windversnelling zullen moeten realiseren in het najaar van 2016 om ook daar resultaten te boeken.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw omstandige antwoord. Het is mooi dat u ambitie hebt. Het is ook mooi dat u de Nederlandse taal omarmt en gaat voor een windplan.
Nog mooier is uw pleidooi voor betrokkenheid van burgers, lokale besturen en provincies. U begint zelfs met de provincies. Dat is een mooie insteek voor het debat van deze namiddag. Ik heb daarnet ook de liefdesverklaringen gehoord van de collega’s van de N-VA ten aanzien van de provincies. Dat belooft voor het debat straks. Ik denk dat de mensen van de provincies het verslag van deze vergadering zullen opvragen. (Opmerkingen. Gelach)
Minister, wat windenergie betreft, zijn er twee elementen waarvan ik het antwoord niet helemaal heb gehoord of begrepen. Ten eerste, uw ambitieniveau. Waar wilt u naartoe inzake geïnstalleerd vermogen? Hebt u daarvan een idee of een benadering? Hoe zult u dat bepalen? We weten dat we in Gent geen biomassacentrale zullen realiseren en dat we op die manier meer wind- en zonne-energie nodig hebben. Wat is dat ambitieniveau? Hoe zal dat worden bepaald?
In die sector bestaat er ongerustheid over de GIS-tool en het gebruik daarvan. Wat is voor u de doelstelling? Ik heb begrepen dat u aan de hand daarvan mee het potentieel wilt bepalen. Ik denk dat er bij de sector ongerustheid heerst dat het een nieuw instrument wordt bij de beoordeling van vergunningsaanvragen en andere. Kunt u wat dieper ingaan op uw visie daarover?
Er zijn verschillende initiatieven genomen om windenergie te stimuleren in dit land. De heer Gryffroy heeft al verwezen naar het voorbeeld van Oost-Vlaanderen. Minister, ik denk dat Oost-Vlaanderen te dirigistisch was in zijn aanpak en te weinig vrijheid bood. Vrijheid moet voor u, als liberaal, een belangrijk element zijn. De aanpak vanuit Oost-Vlaanderen was allicht te strak en ging uit van één participatiemodel en één extra belasting voor windturbine-exploitanten om een omgevingsfonds te spijzen en dergelijke. Daaruit moeten weliswaar lessen worden getrokken, maar het voorbeeld moet niet per definitie altijd worden gevolgd. Het resultaat van de versterkte Oost-Vlaamse aanpak is dat Oost-Vlaanderen nu al een paar jaar de provincie is waar het minst aantal windturbines worden gerealiseerd. Ondanks de voorsprong die er in het begin was, is men daar nu eerder in een andere situatie terechtgekomen.
Wat voor ons en u duidelijk is, is dat minister Schauvliege een aantal belangrijke stappen heeft gezet. Het is belangrijk om de beroepsprocedures in te korten. De omgevingsvergunning zal een heel belangrijk instrument zijn voor windturbine-exploitanten. Minister Schauvliege heeft ook de VLAREM-normen (Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning) verduidelijkt en aangescherpt.
We kunnen een draagvlak verkrijgen als we de mensen kunnen bewijzen dat het inplanten van windturbines gepaard gaat met de strengst mogelijke normen die worden gehandhaafd. Mevrouw Taeldeman heeft daarvan een sprekend voorbeeld, waarover ze straks ongetwijfeld meer zal vertellen – ik drijf de spanning op. Het draagvlak groeit naarmate de regels duidelijk zijn. De aanscherping van de VLAREM-regelgeving is op dat vlak een heel belangrijke stap. Minister Schauvliege heeft op dat vlak haar huiswerk heel duidelijk gemaakt.
Er moet verder nog huiswerk gebeuren inzake luchtvaartdefensie en Belgocontrol. Het is goed dat u daarover werkgroepen opstart. Misschien kunt u daarvoor een timing vooropstellen? Wanneer mogen we daarvan resultaat verwachten? Blijkbaar heeft ook het KMI opmerkingen gemaakt ten aanzien van het inplanten van windturbines. Daarover heb ik u niets horen zeggen. Hebt u contact gehad met deze mensen?
Er komt deze week feedback over de windgids. Ik ga er dus van uit dat er nog voor de zomer een publicatie, een voorstelling van komt en dat u die ook zult bezorgen aan deze geïnteresseerde commissie. Ik kijk er alvast naar uit.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik ben zeer blij dat ik de stok in het hoenderhok heb gegooid. Ik zal die er terug uit smijten.
Ik ben blij dat u niet van plan bent om de ‘very fast lane’ af te korten tot VFL, want dat is al de afkorting van voetbalclub Wolfsburg en van het Vlaams Fonds voor de Letteren.
Collega Bothuyne, wij zijn legalisten. Zolang een provincie bevoegd is voor grondgebonden materies, wil ik niet hebben dat er een tegenstrijd is tussen wat op Vlaams niveau beslist wordt en wat er eventueel op provinciaal of lokaal niveau beslist wordt. Daarom zeg ik dat je wel moet kunnen samenwerken met de drie entiteiten. En zodra de provincies afgeschaft worden, wat inderdaad nog altijd onze droom is, zal die bevoegdheid niet meer bij hen zitten. Maar vandaag zit die bevoegdheid nog altijd bij hen.
Geert Versnick is inderdaad begonnen met een windplan voor Oost-Vlaanderen. Daarbij is de fout gemaakt om binnen de deputatie een deputatiebesluit te schrijven dat zegt – ik ga nu even kort door de bocht – dat als je niet aan de participatie voldoet, het moeilijk zal zijn om een vergunning te krijgen en dat je dan op de zwarte lijst komt. Dat was een fout. Dat deputatiebesluit is ook vernietigd door de vorige regering, door de toenmalige minister van Binnenlands Bestuur, Geert Bourgeois.
Anderzijds moet ik vaststellen dat twee projectontwikkelaars, Electrabel en Ecopower, wel een charter ondertekend hebben met de provincie Oost-Vlaanderen om in dat model in te stappen. Nu zegt Electrabel dat het daar niet in geïnteresseerd is, maar ik heb dat charter wel digitaal zitten. Dat hebben ze wel ondertekend. Met andere woorden: ze gingen akkoord met het principe dat je zoekzones hebt waarin er een maximaal aantal windmolens kan komen, en daarbuiten dan niet. In dat charter vraagt men ook dat er 20 procent voor participatie zou zijn, waarvan 10 procent voor burgers en 10 procent voor lokale overheden, met ook nog het spijzen van een soort omgevingsfonds en een energie-efficiëntiefonds. Het doel op zich was dus goed. Wij hebben dat, als grootste oppositiepartij in de provincieraad, ook goedgekeurd. (Opmerkingen van Valerie Taeldeman)
We hebben inderdaad het ontwerp goedgekeurd, omdat we met de grote lijnen akkoord gingen. De provincie doet inspanningen en heeft al veel studies gemaakt, en ik zou niet willen dat er nu op Vlaams niveau wordt beslist om nog eens opnieuw te beginnen.
We moeten er ook rekening mee houden dat bij elk dossier van een projectontwikkelaar een windstudie moet worden gemaakt, anders krijgt men geen financiering van de bank. We kunnen dus niet zeggen dat al die windstudies voor niets zijn, en dat dat nu plots moet worden gekoppeld aan een GIS-tool, opgesteld door het VITO. Dat is dus het gevaar: ten eerste dat Vlaanderen straks iets doet dat zonder overleg en in tegenstrijd zou zijn met de provinciale overheden, die nog altijd bevoegd zijn voor grondgebonden materies, en ook met bepaalde lokale overheden, want daar komt het uiteindelijk te staan. En ten tweede heb ik schrik, als ik die brief lees en er wat op doorgraaf, dat die tool van VITO straks nog meer voeding zal geven aan de actiecomités tegen windmolens.
Bijkomend wil ik nog stellen dat er oplossingen zijn. Ik heb dat opgezocht in mijn contacten met het ministerie van Defensie. Er zijn twee grote zones waar men nog moeilijkheden heeft, de zones waar radars staan van de NATO, namelijk in Semmerzake en ergens in Limburg, rond Tongeren. Dat zijn twee zones die nog een probleem vormen, omdat niet enkel ons ministerie van Defensie iets over te zeggen heeft. Men moet daar ook internationaal gaan kijken of we iets bij mogen plaatsen om windmolens te kunnen doen draaien.
Mijn vragen zijn dus heel duidelijk. Ten eerste: ga in overleg met de provincie. En ten tweede: ik heb schrik van die VITO-tool.
De heer Danen heeft het woord.
We zouden een hele commissievergadering kunnen vullen met het windplan en allerlei beschouwingen over windmolens en wat we kunnen doen, maar ik zal mij proberen te beperken tot drie korte insteken.
Het is inderdaad zo dat tegen bijna elke windmolen beroep wordt aangetekend, maar wat mij verwonderde, is dat het vooral lokale overheden zijn die beroep aantekenen. Dat is nieuw voor mij. Er wordt blijkbaar meer beroep tegen windmolens aangetekend door lokale overheden dan door om het even welke andere organisatie. Ik vind dat bijna tenenkrullend, omdat op die manier de ene overheid de andere tegenwerkt. Als de minister dat wat zou kunnen ontmijnen, zit daar wel wat eten en drinken in voor de windsector en voor het halen van onze klimaatdoelstellingen.
Het zijn niet alleen de lokale overheden. Zoals collega Gryffroy al aangaf, heeft toenmalig minister Bourgeois een deputatiebesluit in Oost-Vlaanderen vernietigd dat participatie moest toelaten. Ik ga niet in op de details ervan, maar ook daar stel ik mij de vraag of er niet beter had kunnen worden afgestemd. Het is natuurlijk heel vervelend als je een heel traject loopt, zoals de provincie Oost-Vlaanderen had gedaan, en dat het sluitstuk dan wordt vernietigd door Vlaanderen. Ik begrijp dat men iets nieuws in de markt wou zetten, maar tot op heden is dat niet gebeurd. Ik vind dat bijzonder jammer, omdat er in Oost-Vlaanderen op dat vlak heel veel goed werk is geleverd. Dat is trouwens ook in Limburg het geval. Ook daar zijn heel wat initiatieven genomen. Ik heb soms het gevoel dat de niveaus wat naast elkaar acteren. Ik vind dat een probleem, maar ik zie er ook wel kansen in, om op die manier stappen vooruit te zetten.
Ik geef nog een laatste voorbeeld. Ik probeer soms ook over de grens van Vlaanderen te kijken, en niet zo lang geleden heeft ook Vlaanderen beroep aangetekend tegen Waalse windmolens. Is dat allemaal wel nodig? Moet het niet mogelijk zijn, onder volwassen mensen, onder besturen, om dat op een andere manier op te lossen?
Ik heb de jongste maanden gesprekken gevoerd met investeerders in windprojecten, ook met grote jongens en heel grote jongens. Natuurlijk zullen ze niet het achterste van hun tong laten zien, zeker niet aan mij, maar ze zeggen me dat ze nog wat op de plank hebben liggen voor 2016, en voor 2017 ook nog wel, maar dat het daarna eigenlijk op is. De sector zal dat misschien kunnen bevestigen of ontkennen. Ik hoop dat ze het ontkennen. Ik hoop dat ik me vergis. Ze zeggen echter dat ze ver klaar zijn met het laaghangend fruit, met de mogelijkheden binnen Vlaanderen om wind te exploiteren, tenzij er iets gebeurt op het vlak van radarinstallaties en dergelijke meer. Ik denk dat er op dat vlak dus ook wel wat winst te boeken valt. Daar is echter daarnet al over gesproken. Als we op dat vlak echter geen vooruitgang boeken, dan vrees ik dat er na 2017 in Vlaanderen bijna geen windmolens meer zullen worden ontwikkeld. Ik zou dat heel jammer vinden. Op dat vlak dringt de tijd dus ook wel.
Minister, ik heb verder begrepen dat u en de Vlaamse Regering het idee van het tenderen van windprojecten genegen zijn. Daar is al eens over gesproken in de commissie. Over alles is hier natuurlijk al eens gesproken. Dat is trouwens geen nieuw idee: in het buitenland gebeurt dat heel vaak. Ik vraag me af of het dan niet interessant zou zijn om op de eigen terreinen te beginnen, om te vragen aan de markt tegen welke prijs ze daar windprojecten wil ontwikkelen. Men kan ter zake misschien een aantal proefprojecten opstarten, om dat daarna dan uit te rollen in heel Vlaanderen. Ik neem aan dat Vlaanderen toch heel wat terreinen heeft, of min of meer heeft, via organisaties die er heel dicht bij aanleunen. Als we dat op die eigen terreinen eerst kunnen doen, dan meen ik dat je op dat vlak ook wel een idee in de markt kunt zetten, dat je daarna dan snel kunt uitrollen over heel Vlaanderen, om zo in de jaren daarna meer windprojecten te creëren, op voorwaarde natuurlijk dat er een aantal andere belemmeringen worden weggewerkt.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik wil me graag aansluiten wat deze vragen betreft. Eerst en vooral vind ik het goed dat de naam verandert, van Fast Lane voor windenergie naar windplan. Minister, ik hoor dat u op korte termijn in gesprek zult gaan met de provincies, die al heel wat kennis hebben opgebouwd. U zult ook gaan spreken met lokale besturen die actief hebben meegewerkt aan het realiseren van windprojecten. Ik wil u dan toch graag nog eens ons voorbeeld meegeven. In mijn regio zijn Eeklo en Maldegem twee gemeenten die actief hebben meegewerkt aan het positief benaderen van windturbines, met als gevolg dat daar op dit moment toch een behoorlijk aantal turbines aan het draaien zijn. Ik wil u toch iets praktisch meegeven. Als er klachten zijn van particulieren, dan gaan die dikwijls over het zicht dat hen niet aanstaat, over de slagschaduw en over de vrees voor geluidshinder. Nu vind ik dat zicht persoonlijk iets heel subjectiefs. Men kan dat natuurlijk niet in normen gaan vatten. Wat de slagschaduw en de geluidshinder betreft, kan men echter wel normen bepalen. Die normen zijn er ook, maar het komt er dan natuurlijk op aan om ze afdwingbaar te maken. Momenteel wordt bij elk windturbineproject gevraagd een milieueffectrapport op te maken, maar eerlijk gezegd hebben we het zo ervaren dat een milieueffectrapport zich baseert op een zeer theoretisch model. Er worden een contour uitgetekend en daar zouden volgens een zeer theoretische benadering de slagschaduw en de geluidshinder stoppen.
In onze regio hebben we echter net meegemaakt dat die contouren dan toch niet bleken te kloppen, en we werden wel degelijk overspoeld met klachten over geluidshinder. We hebben de exploitanten bijeengebracht over die klachten en in samenwerking met hen hebben we een zeer grootschalige meetcampagne uitgevoerd. Daaruit bleek dat er dus wel degelijk overschrijdingen waren van de geluidsnorm, zij het bij bepaalde windsnelheden en bepaalde windrichtingen. We hebben dan opnieuw met de exploitanten aan tafel gezeten. We hebben gezegd dat uit de cijfers bleek dat er overschrijdingen waren en dat daar iets aan moest gebeuren, dat die norm moest worden gerespecteerd.
De exploitanten hebben op eigen initiatief een aantal maatregelen genomen. Er werd ’s nachts op minder vermogen gedraaid. Er werden installaties aangebracht op de wieken. Die exploitanten waren dus bereid om een aantal zaken te doen. Dan hebben we een controlemeting uitgevoerd, om te zien of die reducties wel degelijk iets hadden opgeleverd. We hebben de resultaten van die controlemeting vorige week bekendgemaakt. Eruit blijkt dat door die reducties de geluidsnormen nu worden gehaald. We stellen vast dat het aantal klachten met 90 procent is gedaald. Er is dus eigenlijk wel goed werk geleverd. In een goede samenwerking met de exploitanten hebben wij als lokaal bestuur dat kunnen bewerkstelligen. Minister, ik wil u gerust die resultaten van die controlemeting overmaken.
Ik meen te mogen zeggen dat die meting de meest grootschalige meting is geweest die in Vlaanderen is gebeurd qua controle op het geluid van windturbines. Ik hoop dat die inspirerend mag zijn voor uw toekomstige windplan. U hoort me misschien al komen: ik hoop dan ook dat het resultaat van die grootschalige meting misschien ook ergens een plaatsje kan krijgen in uw windgids, waarin een aantal succesvolle projecten zullen worden toegelicht, zodat dat inspirerend mag werken voor toekomstige projecten. Ik meen immers toch te mogen stellen dat geluidshinderklachten bij de meest gehoorde klachten zijn als het gaat over windmolens. Ik zal u die resultaten graag overmaken.
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, dank u voor uw uitgebreide antwoord. Dank jullie, collega’s, om dit thema actief en uitgebreid in de commissie te houden. Ik heb een vraag specifiek over participatietrajecten. De heer Gryffroy verwees naar een nobele poging van onze goede collega in Oost-Vlaanderen, om participatie te koppelen aan vergunningen. Dat blijkt niet zo evident, maar steeds meer exploitanten zijn uitermate bereid om hun businesscase open te stellen voor meer participatie van buurtbewoners. Wanneer een stukje van de voordelen van windenergie er niet alleen is voor onze kinderen, door een beter milieu en een betere planeet, maar ook voor een deeltje financieel kan terugvloeien naar de gemeenten of de omgeving waar de windmolens mogelijk voor overlast zouden kunnen zorgen, dan kan het draagvlak ervoor stijgen.
Minister, u hebt terecht aangehaald dat participatie ook meer is. Dat is ook betrokkenheid en engagement en het zoeken naar draagvlak. Zult u verder werk maken van het participatiehandboek? Onderhoudt u nauw overleg met de sector om te bekijken op welke manier deze participatie het best kan verlopen? Er is al sprake geweest om te laten participeren in specifieke windmolens. Je kunt met andere woorden een aandeeltje kopen in een windmolen. Maar de sector waarschuwt er toch voor dat dat zeer gevaarlijk is. Een windmolen kan ook defect zijn. Als hij een paar uur minder draait, daalt het rendement enorm. Het is niet de bedoeling dat participatie op die manier tot een kleine financiële kater zou leiden.
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, ik heb een constructief voorstel om het draagvlak voor windmolens te vergroten. In Nederland hebben ze hetzelfde probleem als hier. Daar gaan ze bij elke aanvraag voor een windmolen ook in beroep, misschien zelfs nog wat meer dan hier in Vlaanderen. Daar heeft de kunstenaar Daan Roosegaarde een project uitgewerkt om het draagvlak voor windmolens te vergroten, in de optiek dat iedereen wel voor hernieuwbare energie is maar liefst niet in zijn eigen achtertuin. Hij realiseerde het kunstwerk ‘Windlicht’, met windmolens en licht. Op windmolens die op een groot terrein staan, werd een groene lamp gezet. Wanneer de wieken draaien, geeft dat een soort van lichtspektakel.
Mag dat ook een blauwe lamp zijn?
Het mag een blauwe lamp zijn, of een rode.
Om een groter draagvlak te creëren, is het goed dat zo veel mogelijk belemmeringen worden weggewerkt en dat de procedures vlot verlopen. Maar er moet ook een symbolische actie komen, om de burgers alert te maken voor het feit dat een windmolen niet lelijk kan zijn. Minister, ik vraag u om dat project eens te bekijken. Misschien kunnen we dat integreren in een project dat de volgende maanden wordt gerealiseerd. Misschien kunt u op die manier de windmolens in een positief daglicht krijgen. Als u de communicatie blijft voeren zoals u dat doet voor hernieuwbare energie, denk ik dat we op het vlak van windmolens nog een inhaalbeweging moeten maken.
Dat project is geslaagd. De bewoners van de omgeving zijn allemaal ambassadeur geworden van windmolens. Ze zijn zich beginnen in te zetten om te gaan praten met actiecomités, om hen ervan te overtuigen dat een windmolen niet altijd negatief moet zijn. Minister, u kunt misschien op die manier proberen om de perceptie van windmolens te keren. Die kunstenaar is een zeer creatief man. Nodig hem eens uit bij u. Hij zal u allicht goede ideeën geven. Hij heeft ook nog goede ideeën om lucht te zuiveren en dergelijke. U kunt op dat vlak op die manier wel wat slimmer worden als het op het vergroten van het draagvlak aankomt.
Dan is er het wegwerken van belemmeringen, het windplan, enzovoort. Ik hoorde van een aantal mensen die in die werkgroep zaten, dat ze aanvoelen dat het beleid wel vooruit wil met die windmolens, maar ook dat in de werkgroep de snelheid die nodig is om de belemmeringen weg te werken meer evolueert naar een discussie over IT en GIS. De bijkomende vraag van de heer Bothuyne is heel belangrijk. Als die werkgroep zich enkel nog op IT en GIS gaat focussen, zullen we vertraging krijgen en vastlopen. Minister, u moet een duidelijk signaal geven met betrekking tot wat u verwacht van dat GIS. Als de werkgroep zich enkel daarmee gaat bezighouden, zullen er, vrees ik, tegenstrijdigheden komen met de VLAREM-wetgeving (Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning) en zullen we geen vergunningen meer kunnen uitreiken. Minister, u moet hier echt actie ondernemen, want met die discussie over GIS gaat de werkgroep de verkeerde kant op. Zo krijgen we in plaats van versnelling vertraging. Ik verwacht dus nog antwoorden op de vragen die de heer Bothuyne over GIS heeft gesteld.
De heer Nevens heeft het woord.
Minister, dit is een heel interessant verhaal. U spreekt altijd over energie produceren, maar we moeten ook proberen het andere spoor te bewandelen en energie besparen. Elke kilowattuur die we te veel verbruiken, is een kilowattuur die we moeten produceren en die de eindverbruiker moet betalen. We moeten eens rondom ons kijken om te zien hoeveel energie er vandaag wordt verspild. We rijden op onze autosnelwegen en we zien overal energieverspilling. We zouden maatregelen kunnen nemen om duurzamer om te gaan met de energie die we ter beschikking hebben. Dat zou in dat hele verhaal iets bijdragen tot het behalen van de klimaatdoelstellingen tegen 2020.
Minister, ik ben blij met uw startpositie, waarbij u stelt dat het samenwerken tussen de verschillende beleidsniveaus belangrijk is en dat u wilt werken aan het draagvlak. Ik ga in op de reacties en op de beroepen vanuit verschillende overheden. Minister, ik ben er ook van overtuigd dat het corporatieve overleg met de verschillende beleidsniveaus een heel belangrijke plaats heeft. Dat was in het verleden de oorzaak van heel wat beroepsprocedures. Ik heb de indruk dat dat meer en meer een plaats krijgt. De goede verstandhouding tussen de verschillende beleidsniveaus – lokaal, provinciaal en Vlaams – is belangrijk. Daar moet een transparant overleg kunnen plaatsvinden, zodat voor iedereen duidelijk is in welke richting er wordt gekeken. Zo moet het vertrouwen groeien. Dat is een zeer belangrijke uitdaging. Daar moet op worden ingezet. Dat ga je met tools en IT niet helemaal rondkrijgen. U zegt dat u daarop wilt inzetten. Ik hoop dat dat effectief gebeurt.
Minister, wat betreft het plaatsen van windmolens is het laaghangende fruit, als we dat zo mogen zeggen, op heel wat plaatsen weg. Er wordt gekeken naar moeilijkere plaatsen. Daar komen vaak extra flankerende en milderende maatregelen bij kijken. Ook dat zorgt soms voor moeilijkheden. Het is belangrijk dat er ook daarover vanaf dag één duidelijkheid en transparantie is. Zo moet ervoor worden gezorgd dat er geen problemen ontstaan met de secundaire voorwaarden die worden opgelegd.
Minister, wordt in het windplan ook rekening gehouden niet alleen met welke locaties nog potentieel hebben, maar ook met de soorten windmolens? De opbrengst van de zeer hoge windmolens is groter. Wordt er rekening mee gehouden dat de efficiëntste windmolens worden ingezet op die plaatsen waar het kan, zodat er niet voor een minder efficiënt model kan worden gekozen? Op die manier kunnen de luttele plaatsen die we hebben het efficiëntst worden gebruikt en het meeste energieopbrengst genereren. Spreekt het windplan zich daar ook over uit? Hoe wordt daarnaar gekeken?
Minister Tommelein heeft het woord.
Het is veel tegelijk. Ik geef jullie eerst mee dat jullie echt wel de beste dag van het jaar hebben uitgekozen om deze discussie te voeren. Zoals jullie weten, is het vandaag de internationale Dag van de Wind. Het is ook de Week van de Duurzame Energie. Het is dus allemaal heel belangrijk wat wij hier bespreken.
Mijnheer Nevens, u hebt gelijk: energie-efficiëntie is de eerste opdracht. Wij moeten samen minder energie verbruiken. Dat is het eerste. U hebt gelijk: het aandeel hernieuwbare energie dat wij moeten halen, is een percentage van de totale energieproductie. We moeten met andere woorden eerst beginnen met niet te overproduceren, wat met de kerncentrales en de kernenergie wel degelijk het geval was. Dan moeten wij kijken naar het verbruik. Als wij het verbruik kunnen verminderen, hebben wij ook minder productie nodig. Wij moeten dan een lager volume halen.
We gaan er niet over discussiëren. Ik heb gisteren nog met mijn collega’s uit de Vlaamse Regering gesproken. Ook zij vinden het belangrijk dat als we investeringen in hernieuwbare energie doen, we er ook voor zorgen dat de oppervlakte of de daken of de locaties er voldoende voor geschikt zijn. Ik ben dus niet van plan om zonnepanelen te laten leggen op krakkemikkige scholen waarvan het dak niet in orde is. Dat heeft geen zin. Het dak moet eerst worden geïsoleerd. Er zijn mensen die mij zeggen dat ze geen energielening voor zonnepanelen krijgen omdat hun dak niet goed is geïsoleerd. Eerst moet het dak worden geïsoleerd en pas daarna krijg je een lening. De Vlaamse Regering heeft een paar weken geleden de energiepremies gebundeld. Wie een globale isolatieaanpak doet, krijgt meer ondersteuning. Daar is geen enkel discussie over. Het is niet omdat ik in mijn gedrevenheid om hernieuwbare energie te promoten, heel veel nadruk leg op de mogelijkheid om te produceren, dat ik niet zeg dat energie-efficiëntie en minder energie verbruiken, absoluut moet. De goedkoopste energie is nog altijd de energie die je niet verbruikt. En van het moment dat je energie verbruikt, moet dit zo goedkoop mogelijk.
Mijnheer Bothuyne, u vraagt wat mijn ambities zijn. Torenhoog. U kent mij. Een paar weken geleden hebt u mij heel concreet gevraagd om mijn energieplan goed te becijferen. Ik ben bezig. Ik ben bezig met becijferen. Nog voor het reces krijgt u alles. Ik ben nu een energieplan aan het opstellen waarbij ik probeer de doelstellingen aan te passen aan de realiteit en de verwachtingen en waarbij ik zal inzetten – de grote lijnen zijn duidelijk – op zon, op wind en op warmte. Dat zijn de grote elementen. Zullen er nog andere dingen in staan? Natuurlijk. We zullen moeten inzetten op innovatie. Er zijn ook nog een aantal andere kleinschalige dingen die we kunnen doen. De grote lijnen van het energieplan dat er in de maand juli zal zijn, zijn zon, wind en warmte.
Als je dat weet, weet je dat er ook becijferingen moeten gebeuren en ik ga die niet met de natte vinger doen. Ik probeer dus heel duidelijk te maken, op korte termijn, hoeveel windturbines wij waar zouden moeten plaatsen en hoeveel vermogen ze moeten hebben enzovoort.
Ik begrijp dat er heel veel ongerustheid is over de GIS-tool. Verschillende sprekers hebben dat aangekaart. Ik zeg het heel duidelijk: als de GIS-tool een belemmering vormt voor het project, dan kan dat absoluut de bedoeling niet zijn. Ik zal dus niet aanvaarden dat men tools ontwikkelt om te gebruiken tegen de doelstellingen die we allemaal samen zouden moeten hebben. Ik wil het toch even hebben over een onderzoek dat VRT heeft gevoerd over windmolens. Achteraf is dit ook bevestigd door een aantal andere studies waarvan ik nu niet onmiddellijk de bronnen kan aangeven. 75 procent van de Vlamingen is voor het plaatsen van windmolens en heeft er geen enkel probleem mee. Ook met een plaatsing in de onmiddellijke nabijheid van de woning heeft men geen probleem.
Ik heb het al eens gezegd: het is een minderheid die er telkens problemen over maakt. Het fenomeen heet ‘not in my backyard’. Iedereen is voor bepaalde dingen tot het op een bepaald moment in hun eigen omgeving komt. Ik kan begrijpen dat de lokale besturen daar problemen mee hebben. Ik ben zelf ook een lokale bestuurder geweest. Ik ben het nu tijdelijk eventjes niet, maar ik ben nog wel voorzitter van de gemeenteraad omdat dat wel mag. Ik begrijp dat de lokale besturen worden geconfronteerd met actiecomités die zeggen: ik zie dat niet graag. Het is zoals met kunst. Het is zeer subjectief. Ik zie dat niet graag, maar ik zie het persoonlijk wel graag. Ik heb er geen enkel probleem mee. Er zijn mensen die er last van hebben. Ik heb er geen last van. Dat gevoel is subjectief. Is het een grote belemmering om windmolens te zetten? Neen. Ik geef u gelijk over de schaduw. Maar met de nieuwe windturbines neemt de geluidshinder af. Mevrouw Taeldeman, u hebt gelijk. We moeten controlemetingen doen, er transparant over zijn, bespreekbaar maken. Dat is heel belangrijk.
Ik zal altijd overleggen, ook met de lokale besturen. Ik heb respect voor de lokale besturen en de autonomie van de lokale besturen. Ik geef wel één boodschap mee: overleggen, maar er moeten wel resultaten zijn. Ik wil overleggen met iedereen. Ik wil rond de tafel gaan zitten met iedereen, maar iedereen moet beseffen dat er wel resultaten moeten zijn. Als iedereen zijn kop in het zand blijft steken en doet alsof men niet betrokken moet zijn en geen verantwoordelijkheid of engagement moet nemen, dan zal ik niet nalaten om te zeggen wie zijn verantwoordelijkheid niet neemt en wie zijn kop in het zand steekt. Overleggen, ja, maar lokale besturen, de sector zelf, de burgers, de collega’s moeten weten dat we allemaal samen tot resultaten moeten komen.
Mijnheer Beenders, ik zal me eens informeren over het project Windlicht. Kunst kan de zeden verzachten, zelfs mijn zeden.
Wat wind betreft, moet je altijd eerst een vergunning hebben vooraleer je kunt tenderen. Met zonnepanelen ligt dat anders. U hebt gelijk: laat ons eerst eens nagaan wat er op de eigen terreinen kan. Mijnheer Gryffroy, ik dacht dat u dat vorige week ook had gezegd. Laat ons eerst eens onderzoeken waar de overheid zelf nog ruimte heeft en laat ons dan met de lokale spelers contact nemen. Het kan bijvoorbeeld het havenbestuur zijn. Ik heb gemerkt dat in de provincie Antwerpen de meeste windmolens staan. Ik veronderstel dat de meeste windmolens in het havengebied staan. Ik zou ook wel eens de havens van Brugge, van Gent, van Oostende willen oproepen om extra inspanningen te leveren en om na te gaan of er niet nog meer kan gebeuren. Ik zal eens contact opnemen met de verschillende havenbesturen.
Voorzitter, ik denk dat je inderdaad altijd moet nagaan wat verbeterde modellen voor efficiëntie zijn. Ik weet uit ervaring dat het rendement van de windmolens op de Noordzee altijd maar vergroot. Hoe groter de installatie, hoe meer rendement en hoe meer efficiëntie. Ik vind wel – en dat zal in het Windplan staan – dat we het onderscheid moeten kunnen maken tussen kleinschalige windmolens en grote projecten. We moeten daar rekening mee houden. Mijnheer Gryffroy, ik steun u volkomen dat de lokale besturen een belangrijke rol kunnen spelen. Het moet van onderuit komen. Ik heb nergens schrik van, mijnheer Gryffroy, want wie schrik heeft, krijgt slaag.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw repliek. Het is goed dat u ambitieus bent. Het is goed dat u betrokken bent. Windenergie kan en moet een heel belangrijk onderdeel zijn van de toekomstige groenestroomvoorziening. Het potentieel van Vlaanderen is alleszins groter dan wat tot op vandaag in de VEA-prognoses wordt gehanteerd. Ik kijk uit naar uw becijferd energieplan dat er snel zou moeten aankomen.
U wijst vaak naar lokale besturen. In tegenstelling een beetje tot de teneur in deze commissie, zijn heel veel lokale besturen klaar om investeringen in windenergie te ondersteunen en te omarmen, op voorwaarde dat er een aantal randvoorwaarden zijn vervuld. Ik wijs erop dat het grootste deel van de lokale besturen, via het burgemeestersconvenant of een ander instrument, klimaat- en energieplannen heeft opgemaakt waarin een duidelijke plaats is voor eigen productie van groene stroom en energie. Maar om draagvlak te creëren, moeten er duidelijke regels zijn, duidelijke spelregels en duidelijke handhaving. Het voorbeeld van mevrouw Taeldeman dat op basis van de regels die VLAREM heeft vastgelegd, een goede handhaving moet worden uitgebouwd met medewerking van de exploitanten, is het goede voorbeeld. Hopelijk zien we dit ook terugkeren in uw windgids die binnenkort wordt gepubliceerd.
Er is heel wat werk aan de winkel met betrekking tot de luchtvaart. Ik hoop dat u daar snel werk van zult maken. U hebt geen timing gegeven voor dat overleg, maar ik begrijp dat dat op de kortst mogelijke tijd zal gebeuren, ook met betrekking tot het KMI. Ik kijk uit naar de resultaten.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik vind het altijd plezant dat we af en toe eens een rood ballonnetje krijgen. Ik ben het even gaan opzoeken op de website. Het kunstwerk van Daan Roosegaarde moet worden aangepast na klachten van schippers. Er was ook lichtpollutie. Men moet het op zondagavond uitschakelen en dergelijke meer. Als je even de foto’s bekijkt, is het geen kunstwerk meer. Als je dat in Vlaanderen doet, krijg je onmiddellijk klachten. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de KBC-toren of de Ghelamco Arena, moet men ’s avonds ook het licht uitschakelen vanwege het UZ. Ik denk dat u er even over geweest bent. (Opmerkingen van Rob Beenders)
Gisteren was er een miniklimaattop van een ketelfabrikant. Daar heeft men via iVOX duizend mensen geïnterviewd. Een van de vragen die gesteld werden, is in welke energie-efficiëntie of hernieuwbare energie men zou investeren. Daar kwam de windmolen als slechtste uit. De zon stond beduidend hoger. Dat komt puur door de perceptie. Je kunt de perceptie maar versterken of niet versterken door ten eerste te maken dat de GIS-tool niet belemmerend werkt, want de windstudies zijn goed, en ten tweede door een open en transparante communicatie te doen met de provincies, die al heel veel werk gedaan hebben. Daar zijn ook kinderziektes, maar ze hebben ook positief werk gedaan, waar we trouwens achter stonden.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.