Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Op 10 mei jongstleden behandelden we in deze commissie al een vraag over de vertuining en de verpaarding van ons platteland: twee trends die het voor ambitieuze, al dan niet startende landbouwers bijzonder moeilijk maken om aan voldoende landbouwgrond te komen.
Zowat iedereen in de commissie was het er over eens dat dit problematisch was. Maar uit uw antwoord bleek dat er was weinig aan te doen is. Ik citeer: “Het klopt wat u zegt: verpaarding en vertuining leggen een bijkomende ruimtelijke druk op het landbouwgebied. Telkens wanneer een landbouwbedrijf stopt, creëert het een potentiële locatie voor nieuwe residentiële ontwikkelingen. De landbouwgronden rond deze nieuwe zonevreemde woningen worden vaak gekocht door de eigenaars en ingenomen als tuin of hobbyweide. Er is niets wat het omzetten van het gebruik van landbouwgrond naar tuin of hobbyweide in de weg staat. Daardoor is er beleidsmatig bijna geen controle op en is het ook moeilijk te sturen.”
Alle hoop stelt u op het nieuwe Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en de toekomstige aanpassing van de pachtwet. De heer Wilfried Vandaele uitte in zijn slotwoord een droombeeld: “Het uitgangspunt moet inderdaad zijn dat die ruimte wordt voorbehouden voor landbouw. Voor de rest moeten we zuinig zijn met uitzonderingen en achterpoortjes. Zo niet, zal de discussie nooit stoppen. Het zou dan ook geen goede zaak zijn om dit op zijn beloop te laten.”
Groot was mijn verbazing toen ik enkele weken later het antwoord binnenkreeg op mijn schriftelijke vraag nummer 632. Aangezien die vraag toen nog onder quarantaine zat, geef ik een kort citaat ten behoeve van de collega’s: “Het decreet Landinrichting geeft aan de Grondenbank een recht van voorkeur, gemeenzaam ook recht van voorkoop genoemd, bij de verkoop door een administratieve overheid van het Vlaamse Gewest van onroerende goederen die in een gebied liggen dat valt onder de categorie ‘recreatie’, ‘landbouw’, ‘bos’, ‘overig groen’, ‘reservaat en natuur’, ‘gemeenschaps- en nutsvoorzieningen’ of ‘ontginning en waterwinning’. Dit heeft onder andere tot doel om vervreemding van landbouwgronden tegen te gaan.” Op mijn vraag hoe vaak de Grondenbank dit recht van voorkeur al benutte, blijkt het ontnuchterende antwoord: nooit. “Aanbiedingen worden onder andere afgewogen op basis van het beschikbare budget, maar er zijn geen afzonderlijke budgetten voorzien voor de uitoefening van het recht van voorkeur.”
Toevallig werd ik de voorbije week ook attent gemaakt op een interessante beslissing van een schepencollege ergens te lande. Aan de stedenbouwkundige vergunning voor het omvormen van een oude hoeve tot woning werd de bijzondere voorwaarde gekoppeld dat de landbouwbestemming van de bijhorende gronden moet worden gerespecteerd. Deze percelen dienen aangelegd te worden als akkerland of weiland en niet als tuin. Dit relativeert toch wel enigszins de machteloosheid die hier enkele weken terug werd uitgestald.
Minister, waarom bleef het recht van voorkeur door de Grondenbank tot op heden dode letter? Moet de regelgeving aangepast of uitgebreid worden om tot resultaten te komen? Hoe verklaart u dat het recht van voorkeur moet worden uitgeoefend zonder dat daarvoor in budgetten voorzien is?
Erkent u dat vergunningverlenende overheden wel degelijk instrumenten hebben om vertuining van het platteland tegen te gaan? Zult u initiatieven nemen om deze mogelijkheden te activeren en stimuleren?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik wil vooraf aanstippen dat in de agenda, die op de website van het Vlaams Parlement staat, met betrekking tot deze vraag wordt gesproken over het recht van voorkoop, terwijl het hier over het recht van voorkeur gaat. Dit werd dus niet helemaal correct weergegeven.
Het klopt dat het wettelijk kader van het recht van voorkeur bestaat. Dat ligt vast in het decreet Landinrichting. Het is ook gecommuniceerd en er zijn toelichtingen gebeurd bij de goedkeuring en inwerkingtreding ervan. De Vlaamse Landmaatschappij (VLM) heeft per provincie toelichting gegeven voor provincies, gemeenten, Vlaamse ambtenaren over de verschillende instrumenten van het decreet Landinrichting en het recht van voorkeur is daar ook toegelicht. Iedereen is daarvan dus op de hoogte. De VLM stelde inderdaad vast dat er geen aanbiedingen binnenkwamen. Bij navraag bleek dat er bij verschillende diensten wel juridische vragen waren over de verhouding met andere wetgeving en de betrokken besturen. Daarom is beslist om actief formeler te communiceren om bij alle besturen, niet alleen de provincies en gemeenten, maar ook alle OCMW’s, kerkfabrieken, polders en wateringen het voorkeurrecht uit te leggen en te duiden. Men zou dat nu laten lopen via het Agentschap Binnenlands Bestuur.
Moet de regelgeving nu aangepast worden? Er was wel wat juridische onduidelijkheid en er werd juridisch advies ingewonnen. Zoals het nu in het decreet staat, is het voorkeurrecht uitvoerbaar. Het kan perfect worden toegepast door administratieve overheden die een intentie tot verkoop hebben. In het voorbeeld van Frankrijk is het voorkeurrecht algemener en wordt het op elke verkoop van landbouwgrond toegepast. Dat is hier niet zo. In 2019 is een evaluatie gepland van het decreet Landinrichting. De vraag of er al dan niet een uitbreiding moet komen zal op dat moment bekeken worden.
Het is steeds de bedoeling dat het recht van voorkeur uitgeoefend wordt binnen de budgetten van de VLM in het kader van de lokale grondenbank, landinrichtingsprojecten, natuurinrichtingsprojecten en ruilverkavelingen. Voor deze projecten is in de nodige budgetten voorzien. Een aantal mogelijkheden kunnen ingezet worden om vertuining te reduceren. De vergunningverlenende overheden kunnen voorwaarden verbinden aan een vergunning. Die moeten voldoende precies zijn en moet de aanvrager nakomen. Daar wordt ook toezicht op uitgeoefend. Uw voorbeeld van het opleggen van een verbod tot vertuining van het omliggende agrarisch gebied in een stedenbouwkundige vergunning voor het omvormen van een oude hoeve tot een woning kan eventueel een voorwaarde zijn. Het komt toe aan de lokale besturen om dat te beoordelen.
Een ander instrument waarover de vergunningverlenende overheid beschikt, is de stedenbouwkundige verordening. In principe kan dit ook op die manier geregeld worden. Er is verder ook nog de natuurvergunningsplicht voor het wijzigen van vegetaties en het verbod op het wijzigen van bepaalde vegetaties. Dit zijn actieve instrumenten die kunnen bijdragen tot de bescherming van de natuurwaarde op het platteland en die in dit verband eventueel ook ingezet kunnen worden.
De heer Caron heeft het woord.
Wat zeker is, is dat dit instrument weinig ontwikkeld is en veel krachtiger kan worden ingezet dan vandaag het geval is om vertuining en verpaarding tegen te gaan. Ik ben blij te horen dat de communicatiecampagne uitgebreid wordt naar andere lokale besturen. Het is mij niet duidelijk hoe het zit met het budget. In het antwoord op mijn schriftelijke vraag staat dat het Vlaamse Gewest daar zelf geen budget voor heeft. Nu zei u dat er wel budgetten zijn. Kunt u dat uitklaren?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Collega Caron, ik heb een beetje moeite met het feit dat u vertuining en verpaarding in één adem uitspreekt. Vertuining is een stedenbouwkundige inbreuk: iemand die zijn tuin uitbreidt tot in het landbouwgebied begaat een stedenbouwkundige inbreuk. Dat is anders met verpaarding. Een weiland is volgens mij geen stedenbouwkundige inbreuk in een agrarisch gebied. Ik verwijs naar het debat dat we onlangs gevoerd hebben in de commissie Landbouw. We hebben daar gewezen op het economische belang van de paardensector. Zonder de hobbysector kan de professionele sector ook niet bestaan. Op een weiland waar een paard op loopt, kan het jaar daarop een koe lopen en het jaar daarop kunnen er gewassen op geteeld worden. Dat is niet het geval als een stuk grond wordt omgevormd tot een tuin. Dat is een heel ander verhaal.
De heer Vandaele heeft het woord.
We hebben het een tijdje geleden inderdaad gehad over verpaarding en vertuining. Dat zijn twee verschillende zaken. Paarden moeten ergens staan en er is bij verpaarding nog altijd open ruimte, wat je bij vertuining in veel gevallen niet meer hebt. In beide gevallen wordt er wel areaal onttrokken aan de beroepslandbouw.
Minister, vandaag kun je geen zwembad, tuinhuis of speeltoestel plaatsen in landbouwgebied. Enkel bij zonevreemde woningen kan dat, binnen een straal van 30 meter rond de woning, net zoals in woongebied. Ik zag evenwel dat de regering op 3 juni het vrijstellingsbesluit heeft versoepeld. Er zijn heel wat goede aanpassingen gebeurd, maar die beperking van 30 meter is blijkbaar weggevallen. Als dat echt het geval is, denk ik dat we de vertuining hiermee in de hand zullen werken. Dan zou men immers tot 100 meter van de woning allerlei inplantingen tot 40 vierkante meter kunnen neerzetten. We kennen de courante praktijk: als iemand een stuk landbouwgrond wil bijkopen om dat bij de tuin te voegen, geeft de gemeente misschien een negatief advies, maar de notaris kan de akte toch laten passeren.
Was dit een bewuste wijziging of werd dit over het hoofd gezien en moeten we dit dan niet terugschroeven?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Waar komt het recht van voorkeur vandaan? Het is een instrument om de huidige werking van de Grondenbank nog beter laten verlopen. Als u vraagt of daar bijkomende budgetten voor vrijgemaakt zijn, is het antwoord neen, maar we kunnen wel gebruik maken van de budgetten die voorzien zijn in het kader van de Grondenbank en de instrumenten die in dat verband voorhanden zijn.
Mijnheer Vandaele, we hebben in de Vlaamse Regering het Vrijstellingenbesluit aangepast. Er is inderdaad van de 30 meter afgeweken omdat er op het terrein heel veel onduidelijkheid was over wat eronder werd verstaan. Het gaf soms aanleiding tot absurde situaties. Het is natuurlijk niet zo dat alles zomaar kan. Er is uiteraard nog de mogelijkheid om op te treden wanneer dat nodig is. De Vlaamse Regering heeft, in het kader van de vereenvoudiging, dus beslist om het op deze manier aan te passen.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, ik dank u voor die verduidelijking.
Mijnheer Ceyssens, u hebt gelijk, maar ik bedoel niet de verpaarding die professioneel van aard is. Die reken ik gemakshalve bij de professionele landbouwactiviteiten of als een extensie ervan. Ik heb het over het gebruik van weiden voor hobbyisme die op die manier veel landbouwgrond inneemt die verloren gaat voor professionele landbouw. Uw nuance neem ik graag mee, want ze is juist.
Minister, ik wil nog de bedenking maken dat ik het onwaarschijnlijk vind dat er geen aanbiedingen zijn. Er is nu een instrument. Ik ben grote voorstander van een Grondenbank als een bemiddelend instrument in de samenleving om maximaal gronden beschikbaar te houden voor landbouw, maar het is ongelooflijk dat er geen aanbiedingen binnenkomen. Het is alsof lokale besturen en andere actoren er niet willen op ingaan. Er zal toch een mentaliteitsverandering moeten komen over het feit dat die gronden niet verloren mogen gaan voor de professionele landbouw. We hebben een instrument, maar we moeten het kunnen activeren. Ik vind het heel jammer dat het vandaag niet gebeurt. Er worden hier vaak onmogelijke discussies gevoerd over de verhouding tussen landbouw en natuur, maar ik merk op het terrein dat de bedreiging voor beschikbare gronden voor landbouw groter is door dit soort activiteiten van mensen dan door het streven naar meer natuurgebied. Voor mij is dit zeer opvallend.
Ik pleit er dus voor om erover na te denken om die Grondenbank in de toekomst maximaal in te zetten en haar rol te laten spelen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.