Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Op www.sociaal.net verscheen een opmerkelijk artikel. Het stelde dat Het huis van het Kind de ouders in de vergeethoek zet omdat het Huis van het Kind uitsluitend aandacht besteedt aan het opgroeiend kind en vooral dan het opgroeiende jonge kind. Jongeren en ouders, zeggen ze, blijven in de kou staan. De doelgroep moet het kind of de jongere en zijn ouders zijn, zo niet zal de hulpverlening de plaats innemen van de ouders en voelen ouders zich misbegrepen en mislukt. Dat houdt het risico in dat heel wat ouders zich bij opvoedingsvragen of problemen niet zullen wenden tot Het Huis van het Kind.
Het artikel vraagt ook een uitbreiding naar jongeren, omdat een belangrijk deel van jongeren kampt met gevoelens van depressie. Het is belangrijk dat ouders die die signalen opvangen, goed weten waar ze terechtkunnen voor hulp.
Minister, dat het aanbod vooral gericht was op jonge kinderen, wisten we. Ik heb daar eerder al een vraag over gesteld en u hebt zich toen geëngageerd om inspanningen te doen voor uitbreidingen naar oudere kinderen.
Graag vernam ik of u het ermee eens bent dat ouders in de Huizen van het Kind in de kou blijven staan, in die mate dat de vrees bestaat dat ze eerder geneigd zijn om bij opvoedingsvragen of -problemen de Huizen van het Kind te vermijden. In welke mate wordt bij de Huizen van het Kind bijzondere aandacht besteed aan de rol van ouders in de opvoeding? Indien vandaag op zijn minst de indruk ontstaat dat ouders in de Huizen van het Kind onvoldoende aandacht krijgen, is het dan niet wenselijk om het Expertisecentrum Opvoedingsondersteuning (EXPOO) goede ‘guidelines’ te laten formuleren over hoe opvoedingsondersteuning zowel kinderen als ouders betrekt in het proces?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Huizen van het Kind zijn lokale samenwerkingsverbanden van diverse actoren die van betekenis zijn voor gezinnen. De doelstelling van deze actoren is om samen de krachten te bundelen, opdat meer gezinnen beter worden ondersteund. Opvoedingsondersteuning, vanuit een positieve visie op kind en ouder evenals vanuit een contextgerichte benadering, is een van de belangrijke pijlers.
De doelgroep en het bereik van de Huizen van het Kind zijn duidelijk opgenomen in het decreet houdende de organisatie van de preventieve gezinsondersteuning van 29 november 2013. De preventieve gezinsondersteuning richt zich tot alle gezinnen met kinderen en jongeren, tot kinderen en jongeren en tot aanstaande ouders.
Het leeftijdsbereik van elk Huis van het Kind is afhankelijk van de vragen die het Huis van het Kind bereiken en het aanbod dat hiertoe georganiseerd wordt en sluit zoveel mogelijk aan bij de lokale realiteit. Ook in de doelstellingen is het opzet duidelijk: het welbevinden van aanstaande ouders en gezinnen met kinderen en jongeren bevorderen door hen te ondersteunen op het gebied van welzijn en gezondheid, zodat voor ieder kind en jongere maximale gezondheids- en welzijnswinsten worden gerealiseerd. Zoals er dus is in voorzien, kan de diversiteit aan actoren en de lokale realiteit ervoor zorgen dat vanuit verschillende perspectieven kan worden gewerkt, waarbij de ene actor eerder uitgaat van ouderperspectief en de andere eerder vanuit kindperspectief, waarbij ze tegelijk verbonden worden door de gezamenlijke positieve visie.
Zoals u weet, zijn er 123 Huizen van het Kind over 177 gemeenten in Vlaanderen en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. We maken er werk van om tegen het einde van de regeerperiode te voorzien in een volledige dekking van Vlaanderen.
Er is geen reden om te stellen dat het kindperspectief het ouderperspectief zou overheersen, waarbij dit zou leiden tot vermijdingsgedrag van ouders. Dit is zeker geen algemene indruk als we al die Huizen van het Kind in Vlaanderen bekijken. Wanneer we kijken naar het aanbod opvoedingsondersteuning, in de ruime zin van het woord, dat wordt samengebracht in Huizen van het Kind, merken we dat het net gaat over veel aanbod dat zich richt naar en met ouders, de opvoedingswinkels, inloopteams, initiatieven zoals Domo.
Dit sluit niet uit dat het artikel uit sociaal.net geen bijdrage kan leveren in de verdere visieontwikkeling en de aandachtspunten in de ontwikkeling van de Huizen van het Kind. Zo monitort Kind en Gezin die ontwikkeling en de verschillende initiatieven en activiteiten van de Huizen van het Kind.
In de ambitie om van de Huizen van het Kind echte basisvoorzieningen te maken als eerste baken in de preventieve gezinsondersteuning, is een basishouding van respect voor de ouder en aandacht voor een gelijkwaardige relatie tussen ouder en professioneel hulpverlener iets dat mag worden verwacht aanwezig te zijn bij iedere dienstverlener en jeugdhulpverlener. We blijven dan ook aandacht hebben voor ondersteuning van ouderschap, en zoals u aangeeft, is EXPOO hierbinnen een belangrijke partner.
EXPOO ontwikkelde reeds richtlijnen en verspreidt die over een breed publiek. In deze richtlijnen gaat het over het belang van vraaggericht, krachtgericht en netwerkgericht werken. Het gaat ook over het belang van het inbedden van opvoedingsondersteuning in het ruimere verhaal van preventieve gezinsondersteuning.
EXPOO verspreidt deze richtlijnen op verschillende manieren, onder meer via bijscholingstrajecten, via webinars met soms meer dan 100 deelnemers en ook via inspirerende magazines. Als voorbeeld verwijzen we graag naar het EXPOO-magazine rond ondersteuning aan ouders van jongeren dat in 2015 verscheen en kan worden gedownload van de EXPOO-website. Het bevat onder meer 36 inspirerende praktijken waar opvoedingsondersteuners mee aan de slag kunnen.
Naast de aandacht voor de ouder in het algemeen, is het ook onze intentie om de Huizen van het Kind een rol te laten spelen in minder bereikte doelgroepen. We willen hierbij de Huizen van het Kind ook ondersteunen en denken bijvoorbeeld ook aan zwangeren, de ouders van tieners en adolescenten en ook aan de jongeren zelf. Dat willen we bereiken door de Huizen van het Kind een duidelijke rol te laten spelen in de preventie en sensibilisering inzake onder meer suïcidepreventie, relatieondersteuning en radicalisering, maar ook door duidelijke linken te leggen met de eerstelijnsgezondheidszorg en het onderwijs.
Dit is de opvolging van mijn vorig antwoord, want ik ben het er volkomen mee eens dat we moeten vermijden dat de indruk ontstaat dat de Huizen van het Kind een te beperkte scope hebben. Daarom hebben we Kind en Gezin gevraagd accenten te leggen op thema’s die ook aan bod moeten komen.
Afsluitend willen we nog stellen dat het belangrijk is op een objectieve manier een zicht te krijgen op de stand van zaken van de Huizen van het Kind. Vanuit Kind en Gezin wordt op dit moment een bevraging opgesteld. Via deze bevraging zullen alle Huizen van het Kind in 2016 een beeld geven van hun huidige werking, en meer bepaald van de diversiteit van aanbod en actoren die betrokken zijn en de mate van hun betrokkenheid. De bedoeling is om de ondersteuning van de Huizen van het Kind af te stemmen op de resultaten van de bevraging. De geuite bedenkingen kunnen bij de interpretatie van de bevraging worden meegenomen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
We moeten er inderdaad voor opletten dat we de ouders niet fout begrijpen, waardoor aan het doel van de Huizen van het Kind voorbij wordt gegaan en waarbij ouders zich niet zouden wenden tot de Huizen van het Kind.
U zegt dat men probeert om in zoveel mogelijk gemeenten Huizen van het Kind in te planten. U zegt ook dat er verschillende samenwerkingsverbanden zijn op lokaal niveau. Ik veronderstel dat het in elke gemeente op een andere manier zal gebeuren. Zo’n samenwerking is heel belangrijk. U hebt ook aangekondigd dat Kind en Gezin een evaluatie zal doen. Wanneer is die evaluatie? Doet men aanbevelingen aan het Huis van het Kind of legt men bepaalde verplichtingen op?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Het decreet is nog maar recent en nog maar twee jaar in uitvoering. Tijdens de parlementaire bespreking van het ontwerp van decreet – en een aantal collega’s waren toen ook al lid van dit parlement – hebben we het toepassingsgebied uitgebreid. Onder andere de kinderrechtencommissaris deed een oproep om het huis toegankelijker te maken voor kinderen en jongeren zelf. Via een amendement is dit opgenomen in het decreet. Daardoor is de scope nu heel ruim geworden, van aanstaande ouders tot ouders met jonge kinderen, tot kinderen zelf en adolescenten. Ik sta er nog ten volle achter, maar ik begrijp dat het niet gemakkelijk is om zo’n ruime scope in de opstartfase overal mee te nemen en om ineens voor alle mogelijke doelgroepen heel goed bereikbaar te zijn en een heel goed aanbod te ontwikkelen. Het blijft natuurlijk wel de uiteindelijke doelstelling.
Hoe kunnen we dit realiseren? Door good practices te inventariseren, maar ook door ervoor te zorgen dat ouders op een goede manier toegang vinden. Zodra je er een keer bent geweest, is de stap veel kleiner. Het was destijds ook de reden waarom de consultatiebureaus er zijn ingebed. Om ouders nog vroeger toegang te geven, zouden de lokale loketten een goede mogelijkheid kunnen zijn.
Minister, is dit een optie? Ik denk dat er niets in de weg staat, maar het zou een positief signaal kunnen zijn. Wanneer volgt er een evaluatie? We zijn nog maar twee jaar bezig, maar het is goed om de leemtes te kennen en te remediëren.
De heer Parys heeft het woord.
Ik wou even de bedenking maken dat we voorzichtig moeten zijn dat we onszelf niet tegenkomen in deze discussie. De Huizen van het Kind zijn waardevolle initiatieven. Ik denk dat iedereen er wel achter staat. In het regeerakkoord staat dat we vertrouwen moeten geven, dat we dingen van onderuit moeten laten opborrelen. In het decreet schrijven we dat het leeftijdsbereik van elk Huis van het Kind bepaald wordt door de specifieke kenmerken van het aanbod dat wordt georganiseerd. Het lijkt me dan ook een deel van de lokale autonomie dat niet elk Huis van het Kind een exacte kopie is van het aanbod dat in een Huis van het Kind in een naburige gemeente bestaat. Het lijkt me de logica zelve en, eerlijk gezegd, zou ik die logica ook graag intact houden. Ik denk dat het fijn is dat een Huis van het Kind een initiatief is dat signalen kan oppikken en een beter en dieper aanbod over bepaalde thema’s kan ontwikkelen omdat men voelt dat het in hun regio en in hun omgeving van toepassing of belangrijk is.
We moeten dus niet vragen om heel veel op te leggen of te verplichten. Natuurlijk kunnen we leren van de verschillende werkingen van de Huizen van het Kind, maar het hoeft geen eenheidsworst te worden. Het is net een sterkte dat de Huizen van het Kind een verschillende invulling hebben.
Minister, u hebt al voldoende gezegd dat zowel ouders als kinderen en jongeren terechtkunnen in het Huis van het Kind. Het hangt natuurlijk af van de invulling die in een bepaalde gemeente wordt gegeven. Daarnaast zijn er nog heel veel andere initiatieven die op zichzelf staan en die blijven bestaan en die zich bijvoorbeeld op jongeren richten, zoals Awel.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik kan een aantal bedenkingen onderschrijven. Zij die erbij waren toen het decreet is goedgekeurd, herinneren zich ook wel de discussie dat door de term ‘Huis van het Kind’ te gebruiken, de perceptie kan ontstaan dat het enkel over heel jonge kinderen gaat. Ook binnen het agentschap is lang nagedacht of men zou doorgaan met het concept of een heel andere marketing doen.
Uiteindelijk is ervoor gekozen om door te gaan op het concept dat al een status had verworven. De afweging werd gemaakt dat andere namen andere nadelen hebben. Ze suggereren misschien iets te veel dat het zich situeert in de hulpverlening. Er is een duidelijke keuze gemaakt voor een preventief en laagdrempelig concept, dat niet de perceptie creëert dat wie ernaar toekomt, eigenlijk al een probleem heeft.
Dat belet niet dat men vanuit de Huizen van Kind wel degelijk breed een appel moet doen en gezinnen moet ondersteunen. Het concept is opgezet vanuit de inschatting dat het alleen maar kan bijdragen tot de invulling van de idee ‘It takes a village to raise a child’, als het lokaal wordt ingevuld en de lokale dynamiek speelt. We zullen de evaluatie maken aan de hand van de rapportering die in de loop van dit jaar zal gebeuren. Dat zal niet eindigen in een besluit van de Vlaamse Regering dat een en ander verplicht. Het zal een resultaat geven van een Vlaamsbrede positionering van de Huizen van het Kind en hopelijk vele inspirerende voorbeelden opleveren. Ik heb niet het gevoel dat het agentschap van oordeel is dat de regie veel strakker moet gebeuren, integendeel. Op de jaarlijkse bijeenkomst van EXPOO zie ik veel enthousiasme en creativiteit, met een positieve visie op opvoeding en gezinnen. Dat verbindt alle actoren. We laten het concept in de loop van de volgende jaren het best nog verder kristalliseren.
De suggestie om het contact met de aanstaande ouders vroeger te leggen, is een heel pertinente opmerking. In oktober is er een conferentie over het jonge kind gepland. Daar zal een van de issues zijn hoe je ervoor kunt zorgen dat een traject dat een zwangere vrouw doorloopt bij zorgverstrekkers, sneller aansluiting vindt op de wereld van de preventieve gezins- en opvoedingsondersteuning. Die redenering is de juiste. Het komt altijd op hetzelfde neer: krijgen we lokaal voldoende netwerken die qua visie op ouderschap en gezinsondersteuning een soort gemeenschappelijkheid willen maken? Er zijn vele actoren die dat moeten doen. De sterkte van het verhaal zou moeten zijn dat het om een gedragen netwerk gaat. Dat kan ook een belangrijk element zijn in de strijd tegen kinderarmoede.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Er zijn pertinente opmerkingen gemaakt. Ik ga ermee akkoord dat de Huizen van het Kind sowieso laagdrempelig moeten zijn. In de samenwerkingsverbanden moeten we vooral nagaan wat er lokaal aangewezen is. In bepaalde regio’s zien we inderdaad meer kansarmoede. Het lokale niveau moet zich daar meer op instellen. Er moet zeker worden geëvalueerd. Daaruit kan veel worden geleerd. We moeten erover reflecteren of we de doelgroep op een goede manier bereiken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.