Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Dochy heeft het woord.
Minister, uit de resultaten van de nieuwe zuivelbarometer voor het eerste kwartaal van 2016 blijkt dat de conclusies ongewijzigd blijven: de laagconjunctuur in de zuivelsector blijft aanhouden. Tijdens de eerste drie maanden van 2016 zijn de prijzen nog verder sterk gedaald. Volgens het Departement Landbouw en Visserij is dat het gevolg van een sterke afname van de uitbetaalde melkprijzen na Nieuwjaar.
Daarbovenop speelt de onzekerheid over de aankoop van melk door private zuivelverwerkers. Zo wees Olympia een tachtigtal melkveehouders de deur. Milcobel probeert daarop in te spelen met een prognosemodel dat de planning van de melkverwerking vooruithelpt. Dat is immers belangrijk na het wegvallen van het melkquotum. Het is als landbouwer ook belangrijk om verder te kijken dan de eigen bedrijfsvoering. Enerzijds heb je natuurlijk de laagconjunctuur wat betreft de prijzen, maar anderzijds is ook de afzetzekerheid belangrijk.
Melkveehouders uit veertien lidstaten gaan een bijzondere uitdaging aan onder de vlag van het internationale netwerk EuroDairy. Hun doel is de ontwikkeling van praktijkgerichte innovaties in de melkveehouderij. Op die manier wil men een antwoord bieden op de zeer vele uitdagingen binnen de sector. Er zijn ook een aantal Vlaamse partners betrokken bij dat EuroDairy-netwerk, namelijk het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO), de Boerenbond en het Innovatiesteunpunt.
Minister, de Europese melkveehouderij is potentieel een economisch sterke speler. Het doel van het project EuroDairy is een leefbaar inkomen en het verbeteren van de levenskwaliteit voor de melkveehouder. Hoe zal dit project concreet in zijn werk gaan? Wanneer zijn er bijeenkomsten gepland? Op welke wijze zullen de vele melkveehouders gehoord worden, om aan dit project te kunnen participeren? Gezien de economische omstandigheden zijn nieuwe voorstellen vanzelfsprekend meer dan welkom. Is er een timing bepaald om tot conclusies of voorstellen te komen vanuit dit netwerk? Wordt dit forum eveneens gebruikt om beter inzicht te krijgen in de markt en te kunnen anticiperen op veranderingen in die markt?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Dochy, EuroDairy is een thematisch netwerk. Thematische netwerken brengen personen uit het onderzoek en de praktijk actief samen om wetenschappelijke kennis en goede praktijken te vertalen naar vlot verstaanbaar materiaal, zodat de eindgebruiker daar ook mee aan de slag kan: brochures, audiovisueel materiaal, oplossingen voor specifieke problemen. Dat wordt vervolgens verspreid via een interactief model, het Europese Innovatie Partnerschap, waarbij de landbouwer centraal wordt gesteld, op een heel praktijkgerichte manier.
EuroDairy steunt op drie pijlers. Ten eerste: een netwerk van minstens 120 innovatieve melkveehouders, de ‘pilot farmers’, die best practices demonstreren en die ook over goede communicatieve vaardigheden beschikken. Op die manier kunnen zij inspirerend werken voor andere collega-melkveehouders. Ten tweede zijn er bestaande of nieuw op te richten operationele groepen. Daar wordt gewerkt aan de uitdagingen in de melkveehouderij. Ten derde: de proefcentra of experimentele bedrijven. Die zullen ook in kaart worden gebracht, inclusief hun expertise en infrastructuur. Er zal ook internationale uitwisseling gebeuren van die ervaring. Er wordt daarbij, in overleg met de melkveesector, gefocust op vier prioritaire thema’s: grondstoffenefficiëntie, biodiversiteit, dierenzorg en socio-economische veerkracht. Ze komen halfjaarlijks samen om de projectvoortgang te bespreken, de eerste keer in juli 2016. Daarnaast zullen er ook nationale of internationale bijeenkomsten worden georganiseerd.
Er zullen dus 120 innovatieve melkveehouders worden gerekruteerd. De bedrijven zullen worden geselecteerd op hun performantie, maar in die mate dat andere melkveehouders zich ermee kunnen identificeren. Men moet immers geen bedrijven selecteren waar anderen zich niet in kunnen herkennen. Melkveehouders worden betrokken via de operationele groepen en zullen worden uitgenodigd voor workshops. Input van de melkveehouders kan worden gegeven via de traditionele contacten, maar netwerkdeelnemers krijgen ook toegang tot een digitaal leerplatform, waar ze verder input en feedback kunnen leveren.
In de eerste zes maanden van het project wordt voornamelijk gewerkt aan inventarisatie en opbouw. De eerste technische workshops gaan van start in augustus en september. Die eerste periode liep van februari tot juli, vandaar dat men nu ook in juli samenkomt.
Veranderingen in de markt zullen aan bod komen onder het thema ‘socio-economische veerkracht’. Binnen dat thema past onder andere bedrijfsvisievorming, omgaan met volatiliteit van prijzen en kosten, timemanagement en arbeidsorganisatie.
Kennisuitwisseling is dus vooral het streefdoel. Deelnemende landen maken in eerste instantie een overzicht van de beschikbare tools en methodes die zij al hebben. Ook de businessmodellen van buiten de EU worden in kaart gebracht, bijvoorbeeld uit Nieuw-Zeeland. Vlaamse tools om onze melkveehouders weerbaarder te maken, worden vergeleken met die van andere lidstaten en verbeterpunten worden voorgesteld. Voorbeelden van dergelijke tools zijn: het Europees melkmarktobservatorium, de Short Term Outlook van de Commissie, de Vlaamse zuivelbarometer, en info uit de beheerscomités, waar maandelijks of soms zelfs tweewekelijks de marktsituatie wordt bekeken.
De beste tools worden verspreid naar andere lidstaten. In het kader van het project is niet in middelen voorzien om met de tools aan de slag te gaan in partnerlanden. Daarvoor moet een beroep worden gedaan op de regionale projectmiddelen zoals de operationele groepen.
De heer Dochy heeft het woord.
Dankzij uw omstandig antwoord heb ik een beter inzicht in het geheel, maar het is belangrijk om het, zoals u doet, op een positieve manier te benaderen, want de uitdagingen in de sector zijn natuurlijk zeer groot. We hopen dat dit netwerk ertoe kan bijdragen dat de toestand op termijn op het vlak van de markt en de sociale situatie van onze land- en tuinbouwers kan verbeteren.
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
De heer Dochy zegt dat nieuwe voorstellen meer dan welkom zijn. De laatste tijd worden we om de oren geslagen met berichtgeving van de ons omringende landen over hoe zij het wensen aan te pakken. Zo roepen zes Duitse landbouwministers van de deelstaten de Duitse bondsregering op tot een productievermindering in Duitsland alleen. Europarlementsleden pleiten voor een tijdelijke verlaging van de melkproductie met 5 procent in Europa in het algemeen. Minister Borsus wil melk gaan herwaarderen, ook in de korte keten, en een erg offensief exportbeleid ontwikkelen. Hij pleit voor een tijdelijke regulering van het melkaanbod in de EU. In Boer en Tuinder lezen we dat de vakgroep melkvee een verplicht systeem van productiebeperking dan weer niet ziet zitten, terwijl ik van mening ben dat een vrijwillige beperking veelal niet werkbaar is en compensaties van afbouw van de productie niet werken. Denk maar eens aan de warme sanering van de varkens tien jaar geleden: dat werkte niet echt. Het geld is nu op, maar de varkens komen terug. Ik stel me wel vragen bij die piste. In Nederland denkt men meer heil te zien in een betere marktwerking en een afstemming van vraag en aanbod door de directe steun af te schaffen en de middelen te gebruiken voor een betere marktwerking en structurele ondersteuning.
U bent eind vorige maand naar de informele top met landbouwministers in Nederland geweest. Ik veronderstel dat de Nederlandse ideeën daar werden opgeworpen. Ik ben benieuwd wat de andere lidstaten daarover te zeggen hadden en wat uw reactie was op de Nederlandse voorstellen.
De vraag is natuurlijk: hoe voer je een efficiënte productiebeperking door in heel Europa? Is dat haalbaar? Op welke wijze?
Ik kan nog eens herhalen wat ik al een aantal keren heb gezegd. Wij zijn een kleine regio, hoewel we een grote productie hebben. We leven niet op een eiland. Door het feit dat je een eengemaakte Europese markt hebt, dat je het landbouwbeleid, waarrond Europa is ontstaan, hebt, moet je dat principe verder hanteren. Ik geloof dus niet in een eenzijdige piste, voor zover dat al zou zijn toegelaten, want er zijn al heel veel pistes, maar er is nog geen enkele piste vanuit Europa gevalideerd. Ik geloof er niet in om eenzijdig in een regio maatregelen te gaan nemen die door de productie in de rest van Europa worden overspoeld. Wij pleiten ervoor – en we hebben dat ook al op Europees niveau gezegd – dat op Europees niveau maatregelen worden genomen. De productiebeperking maakt daar deel van uit. Die is gebaseerd op vrijwillige productiebeperking met een compensatie, zodat daar een vergoeding tegenover staat.
Daarover is op de informele raad uiteraard van gedachten gewisseld. De verschillende lidstaten nemen verschillende standpunten in, maar dat is logisch. Het echte debat daarover staat geagendeerd op de Landbouwraad van juni. Ik voel dat de Europese Commissie voelt dat er bijkomende maatregelen nodig zullen zijn en dat ze daar volop aan het inzetten zijn en aan het kijken zijn welke pistes in juni op de tafel zullen kunnen komen.
Het thema op de informele raad was bijzonder boeiend. Het ging over het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Nu beginnen de voorbereidingen al voor de volgende herziening van het GLB. De eerste discussies gingen erover hoe het GLB opnieuw te herzien: zetten we verder in op de vergroening of willen we de primaire productie verder ondersteunen? Daarrond is een eerste, boeiende gedachtewisseling geweest. We zien verschillende standpunten in verschillende lidstaten. Iedereen was het erover eens dat de verduurzaming en de vergroening een goede zaak is en we daar verder moeten op inzetten, maar dat daarnaast de productie nog moet worden ondersteund. Er was ook een heel sterke vraag naar differentiatie, dus de vraag dat alle soorten van landbouw nog verder moeten kunnen worden ondersteund. Ik heb op die informele raad heel sterk gepleit voor een gelijk speelveld, omdat ik dat heel belangrijk vind. De lidstaten zijn niet allemaal gelijk. Er zijn ook de nieuwe lidstaten, die het laatst tot de Europese Unie laatst zijn toegetreden. Zij krijgen soms nog wat meer respijt voor sommige maatregelen. Daar zijn ook grenzen aan. Het gelijke speelveld is cruciaal om ervoor te zorgen dat er geen interne concurrentie is in Europa. Wij volgen met veel belangstelling wat er nu nog bijkomend op de tafel zal komen vanuit de Europese Commissie. Dat zal eind juni op de Landbouwraad worden besproken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.