Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Tobback heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het was leuk dat Beauvechain ter sprake kwam, want dat is een van de plaatsen die een probleem vormen.
Minister, ik was op de eerste Vlaamse klimaattop, waar we heel wat ambitieuze doelstellingen hebben gehoord van uzelf, van de minister-president, van de toenmalige minister van Energie over het bijkomend investeren in hernieuwbare energie, waaronder windmolens, ook op het land. De nieuwe minister van Energie is daarover minstens even dynamisch, zo niet meer dan zijn voorganger. ‘He’s on fire.’ Ik heb vorige week gezegd dat als we zijn energie op het net zouden kunnen zetten, dat heel goed zou zijn. Er zijn wel een aantal hinderpalen op zijn weg die wel eens zouden kunnen maken dat de energie die hij genereert, een beetje zoals een gloeilamp is: 80 procent gaat verloren en slechts 20 procent geeft licht.
Een van die hinderpalen is hier vorige week klaar en duidelijk toegelicht door professor Belmans, namelijk dat – in zijn woorden – Vlaanderen het meest dichte net aan luchthavens in de hele wereld heeft, waaronder een niet onaanzienlijk aantal vliegvelden waarop – in zijn woorden – vijf Piper Cubs op een dag opstijgen, af en toe met een zweefvlieger erachter. Ze verhinderen wel dat er op die locaties of in de omgeving windmolens op land kunnen worden geïnstalleerd.
De ruimtelijke conflicten daarbij zijn klaar en duidelijk. Iedereen heeft waarschijnlijk ook de kaart gezien die daarvan verschenen is in een aantal kranten. Het ligt, voor alle duidelijkheid, niet alleen aan die sportvliegvelden, het ligt evengoed ook aan de militaire zones en aan de grote regionale luchthavens. Iedereen is zich er wel van bewust dat het niet de bedoeling kan zijn om alles van de kaart te vegen.
Met alle sympathie die ik kan opbrengen voor sportvliegers zijn er wel degelijk een aantal situaties geweest – ik denk onder andere aan het conflict met Goetsenhoven – waar geplande windmolen moesten wijken voor het voortbestaan van een vliegclub. Als we dat proberen te verzoenen met de ambities die uzelf, de minister-president en de minister van Energie op een rijtje zetten, is het toch wel duidelijk dat op een aantal vlakken keuzes zullen moeten worden gemaakt. Kiezen is verliezen, maar in dit geval rijst de vraag wat we willen kiezen en wat we willen verliezen. Als we echt voluit willen gaan voor groene stroom – en de minister-president klaagt graag heel uitgebreid over het feit dat er in Wallonië meer plaats is voor wind – zullen we toch moeten zoeken naar manieren waarop we ook minder plaats voor wind zouden verspillen.
Minister, zijn er studies en gegevens over het aantal gevallen waarin een aantal van die kleinere vliegvelden hinder opleveren of in de weg staan voor het installeren van windmolens?
Is er in het kader van de Vlaamse klimaattop en alle rondetafels overleg om bijvoorbeeld te kijken naar een bundeling van activiteiten, met wat rationaliseren van een aantal van die locaties en het dus sluiten van een beperkt aantal, op voorwaarde dat verhuisd kan worden naar andere plaatsen? In Vlaanderen zou daarvoor blijkbaar meer dan genoeg plaats moeten zijn op dit ogenblik.
Wat is uw ambitie op dat vlak? Is dat in het kader van bijvoorbeeld het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) één van de aandachtspunten? Zo niet, waarom niet? Als u werkelijk al uw ambities moet halen, lijkt dit toch wel een evident dossier om keuzes te maken.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Tobback, u vraagt hoeveel kleinere vliegveldjes er zijn. Ik weet niet wat uw definitie daarvan is, maar we hebben daar ook geen gegevens over. Ik kan u daarop dus niet antwoorden. Als we in beroep uitspraak moeten doen over een dossier van windmolens, moet een advies worden gevraagd aan het Directoraat-Generaal Luchthaven, dat afhangt van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer. Volgens hun lijst zijn er in België 27 permanente vliegvelden, waarvan er 17 in het Vlaamse Gewest liggen. Op basis van die adviezen baseren wij ons op het feit of er al dan niet een veiligheidsprobleem kan zijn. Als het advies negatief is, volgen wij dat meestal. Daarvan kan worden afgeweken als er een duidelijke motivatie is, maar dan is er natuurlijk ook wel een groot veiligheidsrisico. Alles hangt dus een beetje af van dossier tot dossier. De gegevens van zowel de burgerluchthavens als de militaire vliegvelden zitten ook in dit dossier.
U vraagt of ik de bijkomende productiecapaciteit kan inschatten als alle hinderpalen wegvallen. Dat kunnen wij niet, wij hebben daar geen gegevens over. De Vlaamse Regering heeft beslist volop te werken aan een Fast Lane, een samenwerking tussen Energie, Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu, om een aantal zones af te bakenen waar we potentieel sneller windmolens kunnen plaatsen. Het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen zal ook het strategisch beleidskader aangeven en ruimte voor hernieuwbare energie is ook één van de zaken die daarin zijn opgenomen.
Dan is er inderdaad de klimaattop, waar rondetafels worden georganiseerd. Er zal een rondetafel Omgeving zijn, waar die aspecten worden meegenomen. Daarnaast is er ook een energietop, apart van de klimaattop, waar collega Tommelein dergelijke rondetafels zal organiseren over de hernieuwbare energie. Dat wordt zeker in die drie oefeningen, dus zowel in het BRV als in de klimaattop en de energietop meegenomen om op die manier zoveel mogelijk al onze capaciteit te kunnen benutten.
De heer Tobback heeft het woord.
Ik hoor u zeggen dat er veel gepraat zal worden, maar ik dacht dat de bedoeling van vragen aan de minister erin bestaat te weten wat de minister zou zeggen. Ik hoor u geen enkele keuze maken.
Als ik het even optel, zijn er zeventien permanente vliegvelden in Vlaanderen. Als ik daarvan Deurne, Oostende, Zaventem en, breed genomen, Wevelgem en Kleine Brogel als beroepslocaties aftrek, blijven er nog twaalf over. De grote meerderheid van de permanente vliegvelden in Vlaanderen zijn eigenlijk wat ik onder kleinere terreinen zou verstaan, waar met andere woorden voornamelijk aan sportvliegerij, general aviation en andere wordt gedaan. Het is op zich een beetje eigenaardig om vast te stellen dat op een zakdoek groot er geen enkele manier zou zijn om een vorm van rationalisering door te voeren in die twaalf vliegvelden, die eigenlijk allemaal hinderpalen vormen voor het installeren van windmolens. Niet om de hobby af te schaffen of onmogelijk te maken, maar wel om duidelijk te maken dat het algemeen belang misschien veronderstelt dat we daarin een paar keuzes maken, dat we daarin wat saneren en dat we nagaan waar we het grootst mogelijk maatschappelijk rendement kunnen halen. Dat is uiteindelijk waar ruimtelijke ordening over gaat.
Uw antwoord dat u bij het Bestuur van de Luchtvaart moet vragen hoeveel vliegvelden er zijn, verbaast mij een beetje, minister, want bij mijn weten is er toch geen enkel vliegterrein mogelijk zonder een vergunning. Een vliegterrein heeft in principe zowel een milieuvergunning als een bouwvergunning nodig, anders is er een groot probleem met onze wetgeving. Dat u niet kunt antwoorden op die al bij al simpele vraag verbaast mij een beetje. Misschien hebt u ook niet hard gezocht. Ik had van u wel graag geweten of er enige plannen zijn op dit moment, dan wel of u bereid bent te onderzoeken, al dan niet in overleg met die verschillende vliegclubs en organisaties, of er mogelijkheden zijn voor rationalisering van dat terreingebruik, bij voorkeur op die plaatsen waar het meest winst geboekt kan worden inzake de ambitie van de minister-president, namelijk het installeren van meer windmolens op het land. Want zijn grote frustratie is toch wel dat we daarvoor blijkbaar te weinig plaats hebben.
De heer Ronse heeft het woord.
Collega Tobback, dank u voor de vraag. Ik was zelf ook wat geschrokken toen ik in de Klimaatcommissie aan de prof van EnergyVille vroeg wat zijn visie was op middelgrote windmolens en hij zei dat dat alles eigenlijk niet belangrijk is, dat er te veel regionale luchthavens zijn. Ik heb toen ook onmiddellijk gebeld met de organisatie voor windenergie. Daar zei men me dat het grootste knelpunt niet noodzakelijk de luchthavens zijn, maar wel het vergunningverlenend kader: elke aanvraag wordt ad hoc behandeld, er is geen kader vanuit Defensie en de luchthavens om een uniform advies te geven. Die mensen gaven ook aan dat er in het buitenland software wordt gehanteerd die het mogelijk maakt om windmolens te implementeren in die luchthavens, en dat die in Vlaanderen eigenlijk onvoldoende wordt gehanteerd of niet wordt toegepast.
Minister, kan er dus worden overlegd met de windsector en alle luchthavenspelers? Ik heb begrepen dat we nog niet weten hoeveel het er zijn, of welke het zijn, maar er zou toch een overleg moeten komen met de spelers die we kennen, om het creëren van een uniform kader ter zake na te gaan. Bent u bereid om zo’n overleg op korte termijn te plannen? Misschien kan dat in het kader van Fast Lane, of in de slipstream ervan.
Ook mijn volgende vraag sluit aan bij wat collega Tobback stelde. Als we aan minister Tommelein vragen om een energievisie uit te tekenen, dan gaat dat hand in hand met een ruimtelijke visie, namelijk het BRV, die dat mogelijk moet kunnen maken. Ik herinner me de eerste bijeenkomst van de Klimaatcommissie. De man van Europa zei toen dat Ruimtelijke Ordening het beleidsdomein met de grootste impact op het klimaat is. Het zal vooral van dat BRV moeten komen. Welke zaken zullen daar meer concreet in komen met betrekking tot specifieke zones en zo meer?
Nu we het toch over windmolens hebben: in Antwerpen heeft Rob Van de Velde, onze schepen bevoegd voor de stadsontwikkeling, aangekondigd dat hij in staat is om zeer veel windmolens te laten ontwikkelen langs de haven, op de beide Scheldeoevers. Ter zake wordt er nu ook een milieueffectrapport (MER) opgesteld. Het lijkt me een leuke gelegenheid om even te polsen naar de stand van zaken wat dat betreft.
Goed geprobeerd, collega, maar individuele dossiers worden niet in dit parlement besproken, ook niet bij de bijkomende vraagstelling.
De heer Danen heeft het woord.
Voorzitter, dit is inderdaad een interessant gegeven. Ook in de plenaire vergadering van vorige week is het hierover gegaan. Ik heb toen vastgesteld dat er in 2003 inderdaad al een hoorzitting werd georganiseerd over de belemmeringen die in Vlaanderen bestaan voor het inplanten van windmolens. Er werd dan vooral naar militaire installaties en luchthavens gekeken. Ik stel vast dat er sinds 2003 met de regelmaat van een klok in deze commissie vragen zijn gesteld over luchthavens en de belemmeringen die ze opwerpen. Ik heb het eens opgezocht: toevallig zijn het mijn collega links van me en mijn collega rechts van me die in 2009 al vragen hebben gesteld aan de bevoegde ministers, maar ondertussen ook al vele anderen met hen.
Minister, ik stel vast dat uw antwoord luidt dat u nu nog eens gaat praten en gaat bekijken wat u wilt doen. Nu, ik verwacht natuurlijk wel wat meer dan gewoon nog maar eens praten. Is er in het kader van de Fast Lane voor windenergie al gepraat met de luchthavenautoriteiten over deze problematiek? Die Fast Lane is immers al een jaar of zo geleden aangekondigd, maar ik stel vast dat die bijzonder traag op gang komt.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, collega Danen heeft al verwezen naar alle eerdere vragen hieromtrent, zowel aan de minister van Ruimtelijke Ordening als aan de minister van Energie. Het is al lang bekend dat luchtvaart en windenergie heel moeilijk samengaan, en dat gaat natuurlijk over meer dan alleen die vliegvelden. Bijvoorbeeld ook de radarinstallaties zijn een niet onbelangrijk gegeven.
Het probleem is – en dat is natuurlijk ook de reden waarom wij van hieruit nooit veel vooruitgang kunnen boeken – dat de bevoegdheid ter zake niet hier zit. Die bevindt zich federaal, en zelfs op internationaal niveau, met afspraken in NAVO-verband en dergelijke meer. Belgocontrol heeft een belangrijke bevoegdheid. Ook daar is Europese regelgeving voor. Ik heb me uiteraard ook laten vertellen dat er technische oplossingen zijn om radarinstallaties te ontwijken, maar de bevoegdheid zit bij Belgocontrol en Defensie. Ik herinner me een hoorzitting met mensen van Defensie en Belgocontrol waarbij wij allemaal vragen hebben gesteld en voluntaristisch het overleg zijn aangegaan, maar we toch hebben moeten vaststellen dat het standpunt van de overkant behoorlijk onwrikbaar was, om veiligheids- en andere redenen.
Hoewel ik heel graag wens dat de minister alle mogelijke hefbomen zou hebben, lijkt de verantwoordelijkheid van Ruimtelijke Ordening in dezen me dus nogal beperkt. Misschien kunnen we onze federale collega’s nuttigere vragen laten stellen aan de bevoegde federale excellenties.
Dat neemt niet weg dat er overleg moet zijn. Ik heb in januari en drie à vier weken geleden nog vragen gesteld aan minister Turtelboom hierover. Ze stelde dat er in het kader van Fast Lane overleg zou zijn met Belgocontrol en Defensie. Ik kijk dus uit naar dat overleg en de resultaten daarvan, in de hoop dat dat inderdaad wat meer mogelijkheden biedt, maar van hieruit zomaar gaan zeggen dat we het probleem kunnen oplossen door een paar vliegveldjes te schrappen, lijkt me wat kort door de bocht en doet wat afbreuk doen aan vijftien jaar discussie hierover in de schoot van dit parlement.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik vind dat men hier heel eng alleen over de luchtvaart spreekt. Voor alle duidelijkheid, ik ben alleen in beroep bevoegd voor de windmolendossiers, tenzij er een speciaal kader is. Vaak zijn dat echter beroepsdossiers. Het gaat echter niet alleen over adviezen van de luchtvaart. Er zijn ook adviezen die betrekking hebben op pijpleidingen, op gasleidingen. Die adviezen zijn vaak negatief omdat er een groot veiligheidsprobleem is.
Er zijn ook vogeltrekroutes en vleermuizen. We krijgen veel negatieve adviezen van al die verschillende instanties. Die zaken brengen we in kaart in het kader van de Fast Lane. Er is al overleg geweest met de federale dienst, met de luchtvaart en met Belgocontrol. Dat is nu lopende. Het is niet in een-twee-drie op te lossen. Als we een negatief veiligheidsadvies krijgen van die diensten en je probeert daarvan af te wijken, dan ligt de verantwoordelijkheid bij degene die de vergunning verleent. Als er effectief iets gebeurt, moeten we uitgaan van de expertise die bij die diensten zit. We proberen ons daarop te baseren en er rekening mee te houden. Vooral het aftoetsingskader van de federale overheid is van belang.
Wij vergunnen niet alle luchthavens, mijnheer Tobback. Dat zou u zeer goed moeten weten uit uw periode dat u zelf bevoegd was voor het leefmilieu. Er is ook geen vergunningenregister. We hebben daar absoluut geen zicht op. Het gaat trouwens niet alleen over grote luchthavens. Soms gaat het over vliegvelden voor ultralichte motorluchtvaartuigen (ULM’s). Zelfs drones komen nu in het gedrang. De federale overheid moet een kader uittekenen om na te gaan hoe dit kan matchen met het plaatsen van windmolens.
Er wordt hard gewerkt aan de Fast Lane. Er is al heel wat overleg gepleegd. Dat loopt goed. We hebben op voorhand gezegd dat dat wel even zou duren omdat je die verschillende zones in kaart moet brengen om snel tot de vergunning te kunnen overgaan. Er wordt ook gewerkt aan een VITO-tool (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek) waar je dat heel snel in kaart kunt brengen. Er wordt hard gewerkt, maar het gaat niet alleen over de luchtvaart. Dat is nogal beperkt; het gaat veel ruimer dan dat. Er zijn vaak negatieve veiligheidsadviezen, en die proberen we ernstig te nemen. We moeten afgaan op de expertise van de diensten die de adviezen moeten afleveren.
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, ik betwist niet dat de problemen breder zijn dan alleen de luchtvaart. Ik wil daar met plezier over discussiëren, maar mijn vraag om uitleg ging specifiek daarover. Ik stel voor om niet te proberen de windmolen te verzuipen in alle andere problemen, die wel of niet gedeeltelijk oplosbaar zijn.
ULM-terreinen, sport- en zweefvliegerij enzovoort zijn aan geluidsnormen onderworpen. Misschien hebt u niet de absolute bevoegdheid om die in te richten, maar u hebt er wel kennis van. Laten we die discussie ook niet voeren. Het blijft wel een pijnlijke vaststelling dat dit allemaal hinderpalen zijn voor een breed ondersteunde – ook vanuit de oppositie – Vlaamse beleidsdoelstelling, namelijk het realiseren van meer hernieuwbare energie. Er is blijkbaar op dit moment geen inventaris op het Vlaamse niveau van wat er aan het gebeuren is op al die terreinen. Er komen er waarschijnlijk nog bij, zoals drones enzovoort. Het blijft dan toch bizar dat er op het Vlaamse niveau geen gecoördineerde beleidsvisie bestaat gezien de impact ervan.
Minister, zonder een polemiek te beginnen, roep ik u warm op in het kader van de klimaattop en alle rondetafelconferenties een gecoördineerde beleidsvisie te ontwikkelen. Niemand probeert ULM-, zweef- en sportvliegerij uit Vlaanderen te bannen, maar het is wel absurd als we niet zelfs maar proberen dit met de andere beleidsdoelstellingen te coördineren. Ik concludeer uit uw antwoord dat dit op dit moment absoluut niet gebeurt vanuit uw departement en kabinet. Anders had u hier meer informatie kunnen geven dan wat u nu geeft.
De vraag om uitleg is afgehandeld.