Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Soens heeft het woord.
Wetgeving over tussenhandel regelt activiteiten zoals het bemiddelen en faciliteren van contracten tussen producenten, kopers en verkopers van militair materieel en producten voor tweeërlei gebruik. De tussenhandelaar brengt leveranciers en afnemers met elkaar in contact. Vaak gaat de rol van de tussenhandelaar nog verder, wanneer hij bijvoorbeeld zorgt voor het vervoer van de goederen in kwestie. De meeste van onze buurlanden beschikken al over wetgeving die zulke activiteiten regelt. In België is die wetgeving heel beperkt. De Belgische wet voorziet enkel in een verplichte vergunning uitgereikt door de minister van Justitie voor tussenhandelaars. De effectiviteit van deze bepaling is bijna nihil, want er worden nauwelijks of geen vergunningen uitgereikt door de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie.
De uitvoer, invoer en doorvoer van militair materiaal werd in 2003 geregionaliseerd. De strijd tegen illegale wapenhandel bleef echter op het federale niveau. Het is niet duidelijk op welk niveau tussenhandel zich bevindt. Men zou kunnen zeggen dat de controle op tussenhandel complementair is aan de uitvoer, invoer en doorvoer van militair materiaal en dus een essentieel element om de controle op uitvoer, invoer en doorvoer sluitend te maken.
In 2003 werd tussenhandel echter niet expliciet geregionaliseerd, waardoor je zou kunnen concluderen dat de bevoegdheid om tussenhandel te reguleren, federaal is gebleven. Het is echter opmerkelijk dat de gewesten wel bevoegd zijn voor de uitreiking van vergunningen voor tussenhandelaars met betrekking tot goederen voor tweeërlei gebruik. In 2009 kwamen de FOD Buitenlandse Zaken, de douanediensten en de drie gewestelijke controlediensten tot een akkoord dat de gewestelijke controlediensten bevoegd zijn voor de implementatie van de voorschriften inzake tussenhandel in producten voor tweeërlei gebruik.
Vorige maand dienden leden van de fractie Ecolo-Groen een wetsvoorstel in om de huidige bepalingen in de wet van 5 augustus 1991 rond tussenhandel te actualiseren naar internationale standaarden. Er wordt een nieuwe definitie gegeven aan tussenhandel en de rapporteringsverplichtingen van tussenhandelaars worden uitgebreid.
Het wetsvoorstel lijkt enkele problemen op te lossen, maar er wordt nog geen oplossing gegeven aan de bevoegdheidskwestie. Er valt veel te zeggen over de complementariteit van tussenhandel op de regionale bevoegdheid van controle op uitvoer, invoer en doorvoer van militair materiaal.
Minister-president, hoe staat u ten opzichte van dit voorstel? Bent u van mening dat de gewesten beter geplaatst zijn voor de controle op tussenhandel? Of ziet u dat veeleer als een federale bevoegdheid?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Het is heel duidelijk dat tussenhandel een volledig federale bevoegdheid is. Dat vloeit voort uit de bijzondere wet van 12 augustus 2003, die de gewesten alleen bevoegd heeft gemaakt voor de in-, uit- en doorvoer, en niet voor tussenhandel. Dat geldt voor wapens, militair materieel en voor producten voor tweeërlei gebruik. Het wetsvoorstel waar u naar verwijst, gaat weliswaar enkel over wapens en militair materieel.
Voor Vlaanderen is een gecontroleerde tussenhandel natuurlijk van belang. Maar dit wetsvoorstel heeft betrekking op het uitoefenen van die bevoegdheid op het federale niveau, dat uitsluitend bevoegd is. Het zou een wijziging vergen van de bijzondere wet om die bevoegdheden over te dragen. De controle op tussenhandel is sowieso niet zo gemakkelijk. Het gaat immers over activiteiten die betrekking hebben op transacties en goederenstromen tussen twee andere landen dan Vlaanderen. Vaak vinden ook de tussenhandelactiviteiten zelf niet plaats in het land waar de tussenhandelaar is gevestigd. Er is dus altijd sprake van een extraterritoriaal aspect, wat de controle niet evident maakt.
Conclusie: het is een uitsluitend federale bevoegdheid.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister-president, het blijft dan wel vreemd dat dual use wel een gewestelijke bevoegdheid is. Het lijkt niet logisch dat dat verschillend is. Ik zal uw antwoord aan mijn federale collega’s geven om hierop voort te werken.
In 2009 is er een ontwerp van akkoord gemaakt over dual use, maar in die werkgroep werd geconcludeerd dat dit een wijziging van de bijzondere wet vergt.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister-president, u zegt dus dat dual use ook geen gewestelijke bevoegdheid is omdat daarvoor de bijzondere wet moet worden aangepast voor tussenhandel.
De heer Van Esbroeck heeft het woord.
Dit soort vragen duidt op het belang dat als we bevoegdheidspakketten overbrengen, we dat het best in volledige pakketten doen. In het verleden zijn er fouten gemaakt door niet-volledige pakketten over te brengen naar de niveaus waar die beslissingen kunnen vallen. Dit is een voorbeeld dat dit duidelijk maakt.
Wallonië en Vlaanderen hebben twee verschillende visies op wapenhandel. Die bevoegdheidspakketten gaan dan ook het best volledig naar de regio’s. Jammer maar helaas, het is niet zo.
Elke betwisting zou natuurlijk wegvallen als je alles overdraagt.
Dat is de oplossing, voorzitter, waar we voor staan.
Anderen zullen zeggen, niks. Maar dat gaat ook niet. Het was een grapje, hoor, we moeten oppassen met wat we hier zeggen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.