Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
In de beleidsbrief Onderwijs 2015-2016 wordt aangekondigd dat met de sociale partners gesprekken zullen worden opgestart om een lerarenloopbaanpact te sluiten. De focus zou daarin moeten liggen op werkzekerheid, begeleiding van jonge leerkrachten en maatregelen voor werkbaar werk, “die het meer haalbaar maken om langer aan de slag te blijven”. Het loonbaanpact moet ook een bijdrage leveren tot het aantrekkelijk maken van het beroep van leraar. Het is de bedoeling dat het pact door verschillende partners wordt gedragen om zo de duurzaamheid en de gedeelde visie ervan uit te dragen.
In het kader van dat loopbaanpact hebben we op 26 februari in onze commissie het debat gevoerd over het verslag van het Rekenhof over de rechtspositie van het onderwijspersoneel. Daarbij werd ook naar het loopbaanpact verwezen. Ik breng in herinnering dat het Rekenhof wees op de complexe regelgeving inzake het verloop van de loopbaan, verlofstelsels, jobinhoud, prestatienoemers en dergelijke meer. Daarnaast hebben de onderwijskoepels, werkgroepen, vakverenigingen en onderzoekscentra ongetwijfeld ook hun opvatting over de invulling van de lerarenloopbaan. Ook over het pensioen van de leerkrachten hebben we op 13 april een kort debat gevoerd tijdens de plenaire vergadering.
Volgens mij is het thema van de verloning van de leerkracht echter niet of nauwelijks aan bod gekomen. Ik verwijs hierbij naar de loonstudie die de Hay Group in 2000-2001 in opdracht van toenmalig Vlaams minister van Onderwijs Marleen Vanderpoorten uitvoerde, en waarnaar in deze commissie zo nu en dan nog wordt verwezen. Dat rapport bevat een reeks vaststellingen en wijst bijvoorbeeld op de vrij grote loonspanning tussen regent en licentiaat – vandaag professionele bachelor en master – en het beperkte loonverschil tussen directeur en leerkracht. Het concludeert ook dat het totaal loonpakket binnen onderwijs sterk verschilt van de referentiemarkt. Daarna volgt een reeks aanbevelingen, zoals het herdefiniëren van de opdracht van leerkrachten op basis van hun volledig takenpakket en niet meer in termen van uren of vakken; het herzien van de loonschalen van de directies naar een conform marktniveau; het wegwerken van de loonverschillen tussen tijdelijken en benoemden; het valoriseren van expertise en ervaring van zijinstromers; en het uitwerken van een betere omkadering van beginnende leerkrachten.
We zijn nu vijftien jaar na de Hay-studie en de aanbevelingen zijn in het kader van het loopbaanpact nog steeds actueel. Rapporten zoals dat van het Rekenhof verwijzen immers naar nagenoeg dezelfde problematieken, en u, minister, verwees op eerdere momenten ook naar studies van onder meer Mark Elchardus, de SERV en TALIS.
Ik heb dan ook volgende vragen.
Hoe ver staan de gesprekken met de sociale partners over het lerarenloopbaanpact?
Staat een herziening of actualisering van de verlofstelsels op de agenda van deze gesprekken? Ik heb intussen vernomen dat dat inderdaad zo is, maar kreeg graag wat meer informatie.
Staat de invulling van de opdracht van de leerkracht ter discussie?
Wat zullen de budgettaire gevolgen van het lerarenloopbaanpact zijn?
Wanneer verwacht u te landen met concrete en overlegde voorstellen?
Minister Crevits heeft het woord.
Op de meeste van uw vragen, mevrouw Brusseel, heb ik al eens een antwoord gegeven. Ik breng even het kader in herinnering. Op 9 oktober 2015 heeft de Vlaamse Regering op mijn voorstel de mededeling 'Opstart van de onderhandelingen in het kader van een loopbaanpact' goedgekeurd. U kunt die tekst gerust hebben.
Die mededeling bevat vier bouwstenen. Ten eerste de opdracht van de leraar, met centraal de kerntaak; ten tweede een gedifferentieerde en flexibele loopbaan; ten derde de inbedding in een loopbaancontinuüm dat gaat van de beginnende leraar tot en met de ervaren leraar; en ten vierde, zoals u terecht vraagt, het hervormen van de verlofstelsels op basis van transparantie en reële noden. Dat zit er allemaal in.
Op 27 oktober 2015 zijn de gesprekken van start gegaan. De sociale partners hebben ingestemd met de startnota, maar hebben me gevraagd het thema ‘schoolleiders’ toe te voegen. Ik heb daarmee ingestemd.
Op de startvergadering hebben we beslist om verder te werken in twee werkgroepen. De eerste werkgroep behandelt de loopbaan en opdracht van het onderwijspersoneel, de tweede gaat over de verloven. Die tweede werkgroep is echter wel eerst van start gegaan, omdat het punt van de verloven eerst moet worden uitgeklaard.
Op 10 november 2015 zijn de gesprekken van start gegaan met een toelichting over de situatie van de arbeidsmarkt. In werkgroepen zijn er besprekingen gevoerd, maar er is ook heel vaak bilateraal overlegd met werkgevers en werknemers apart en tussen de werknemersorganisaties onderling en de werkgeversorganisaties onderling.
Van bij de aanvang was duidelijk dat voor de vakorganisaties de pensioenhervormingen een zware hypotheek zouden kunnen leggen op het loopbaandebat. In hun brief van 26 augustus 2015 aan de minister-president laten ze weten dat ze de discussie over de loopbaan niet geïsoleerd kunnen bekijken van het pensioen. Dat is ook logisch want als je langer moet werken, moet je ook werkbaar werk hebben tot het einde van je carrière. Loopbaan hangt dus samen met pensioen. Daarom gaven de vakbonden aan dat ze wilden temporiseren zolang er geen duidelijkheid is over de federale budgetcontrole. Ik heb daar respect voor, want we hebben eens bekeken wie het meeste wordt getroffen als we bijvoorbeeld een diplomabonificatie invoeren. In de gehele ambtenarenpopulatie vormen de onderwijsmensen de grootste groep. Ze zijn met 160.000. Het overgrote deel van de onderwijsmensen zijn vrouwen en zij dreigen te verliezen. Dat komt natuurlijk omdat vrouwen oververtegenwoordigd zijn in het onderwijs en iets vaker dan mannen deeltijds gaan werken en gebruik maken van de viervijfderegeling. Ik vind het dus zeer logisch en normaal dat de sociale partners vragen om te temporiseren tot de onderhandelingen over de overgangsmaatregelen voor de pensioenen rond zijn. Ik sta daar ook achter en ben zelf vragende partij. Stel je voor dat we over de loopbaan tot een akkoord komen en dat er zes maanden later plots een pensioenhervorming komt. Dat zou veel erger zijn dan nu even wachten zodat we beide op elkaar kunnen afstemmen.
Op vraag van de sociale partners hebben we afgesproken dat we de loopbaan op een geobjectiveerde manier bekijken. Daarin kan ook de schoolopdracht een plaats hebben. Eigenlijk is het te vroeg om daarop dieper in te gaan. Is uw vraag concreet of de verloven en verlofstelsels daar mee in zitten, dan is het antwoord positief. Loopbaanonderbreking ligt nu op de Vlaamse tafel. In het regeerakkoord staat ook dat als we die afschaffen en vervangen door een zorgkrediet, we goed moeten kijken dat het mensen die op het einde van hun carrière iets minder willen gaan werken, daartoe voldoende mogelijkheden biedt. Ik bekijk het als één geheel en het ene heeft onmiskenbaar een grote impact op het andere. De timing blijft voorlopig wel behouden. Gisteren, vandaag en op 19 mei zijn er vergaderingen van de Nationale Pensioencommissie en het Pensioencomité. Tegen eind mei hebben we dus sowieso een zicht op de federale maatregelen.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Dank voor het antwoord, minister. Wat de verlofstelsels betreft, denk ik dat het belangrijk is om daar zorgvuldig mee om te gaan. Ook met de zorgkredieten is dat het geval. Waarom maak ik dat punt? Het is duidelijk dat de verlofstelsels eenvoudiger en transparanter moeten worden. Nu is het allemaal wat te veel. Men moet motiveren. Wat de zorgkredieten betreft, wil ik het praktisch bekijken. Iemand die tegen het eind van zijn of haar loopbaan een jonge grootouder is en voor de kinderen één dag per week wil bijspringen, heeft mijns inziens een lovenswaardige reden om krediet te mogen opnemen. Wie daar problemen mee heeft, wil ik zeggen dat ik gewoon mijn maatschappelijke rol vervul.
In deze fase is het belangrijk om voorzichtig te werk te gaan. We mogen geen grote onrust veroorzaken bij mensen die hun eindeloopbaan hadden vastgelegd. Als u zegt dat minister Vandeurzen dat allemaal zal oplossen en ervoor zal zorgen dat jonge grootouders niet meer moeten bijspringen, dan is het voor mij natuurlijk ook goed. Maar vandaag is de realiteit anders. Ik ben zelf ook moeder. Gelukkig kan mijn moeder al eens bijspringen, maar niet alle jonge ouders hebben dat geluk. Daarmee heb ik niet gezegd dat het werk moet worden geregeld in functie van wie moet babysitten, wel moeten we de realiteit onder ogen zien. Inzake zorgkrediet pleit ik dus voor voorzichtigheid.
Wat de pensioenen betreft, is het verstandig om mensen correct en tijdig te informeren. Het is ook nodig om mensen – zowel ambtenaren als onderwijzers – een gefaseerde oplossing aan te bieden. Het is niet menselijk dat iemand die één of twee jaar voor zijn pensioen staat, plots te horen krijgt dat hij of zij nog vijf jaar moet werken.
Beide elementen zou ik los van het loopbaanpact willen bekijken. Als we echt stappen vooruit willen zetten en het lerarenberoep nog dit jaar aantrekkelijker willen maken, dan denk ik dat we dat moeten loskoppelen van de discussie over de pensioenen. Er zijn enorm veel interessante aspecten aan dat loopbaanpact. Ik heb horen waaien dat het denkspoor van de schoolopdracht erg concreet wordt. Dan kan men het schoolteam een belangrijke rol geven. Vandaag valt alles op het individu in de klas. Men zou zo druk bij leerkrachten kunnen weghalen en mensen de kans kunnen bieden om zich te specialiseren in bepaalde taken in het schoolteam. Dat biedt ook kansen om Operatie Tarra beter te doen slagen. Alle sociale partners moeten dus beseffen dat het geen goede aanpak is om alles stil te leggen wegens de discussie over één aspect, dat is: het pensioen. Dat hypothekeert de toekomst van ons onderwijs. Ik heb alle begrip voor de eisen inzake het zorgkrediet en de pensioenen. Maar de flexibiliteit van de loopbanen moet er dringend komen.
Nog iets: er is gesproken over de professionalisering van de directies. Ik denk dat we op dat punt een ambitieuze stap vooruit moeten zetten. We moeten de mensen beter opleiden en voorbereiden op hun taak, maar hen daarvoor ook beter waarderen. De heer Vandenberghe zal dat graag horen. De modernisering van de lerarenloopbaan zal enkel een kans op slagen hebben als ook de directeur mee is en een sterke people manager is.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dacht niet dat de loonbarema’s het voorwerp uitmaken van het lerarenloopbaanpact, maar wil het voor de duidelijkheid toch vragen. De zijinstroom op zich zit niet in het pact, vandaar mijn vraag of u toch een aanpak hebt om dat mee te nemen. Er heerst in dat verband zeker een nood bij de directies – en dan zeker bij de directeurs in het basisonderwijs. Is al onderzocht of we die mensen extralegale voordelen kunnen geven? Ik denk dan in concreto aan het feit dat nogal wat directeurs met hun eigen gsm bellen. Ze betalen dat allemaal zelf. Het enige wat ze kunnen doen, is hun beroepsonkosten indienen, maar hun uitgaven zijn doorgaans hoger dan dat. De hospitalisatieverzekering kan in de sector via de groepspolis worden afgesloten, maar ze moeten dat wel zelf betalen. Ik weet dat dit budgettaire gevolgen zou hebben, maar toch vraag ik of we daarover kunnen nadenken.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Mevrouw Brusseel, ik begrijp uiteraard uw standpunten over het zorgkrediet en het pensioen, maar hoop toch dat we vooral naar de inhoud van de job kijken wanneer we het over het lerarenloopbaanpact hebben. U hebt het over zo veel details – over het zorgkrediet en het pensioen – dat ik denk dat we verkeerd bezig zijn als we zouden denken dat dat het beroep aantrekkelijker zou maken. Ik denk dat het moet gaan over de inhoud, de loopbaanuitbouw en de organisatie van de school.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik was even in een andere commissie en kon dus niet alles volgen. Maar ik ben tevreden dat in opvolging van mijn vraag van 21 januari een opvolgingsvraag wordt gesteld. Ik wil één element meegeven: we mogen niet onderschatten wat het belang is van loopbaanonderbrekingen voor minder jonge mensen om hun werk werkbaar te houden. Minister, deze onderhandelingen zijn belangrijk en u weet dat. Ik hoop dat in dit debat ook naar de stem van de onderwijssector wordt geluisterd.
Minister Crevits heeft het woord.
Het is een boeiend debat. Ik wil nog enkele aanvullende opmerkingen verwoorden. Mijnheer Daniëls, de zijinstroom staat niet in de nota die de Vlaamse Regering heeft goedgekeurd. Uiteindelijk is de initieel opgenomen regeling weggelaten, want we waren niet zeker of die stand zou houden. Een regeling moet standhouden. Dat vereist ook grote budgettaire inspanningen. We moeten dat samen bekijken.
Inzake extralegale voordelen kan in het kader van een globale oplossing uiteraard alles herbekeken worden.
Ik ben het niet eens met de stelling dat de verlofstelsels, de pensioenregeling en de loopbaan gedifferentieerd en aantrekkelijk houden elementen zijn die apart moeten worden bekeken. Ik vind het goed om die zaken in globo te bekijken. Je moet niet alles tegelijk beslissen, maar je moet wel rekening houden met de impact van het ene op het andere. Er is een werkgroep verloven en een werkgroep loopbaan, waar alle ingrediënten in zitten die ik heb vermeld. Ik sluit niet uit dat we eerst tot een gedragen oplossing komen in verband met de verlofstelsels. Er zijn nog een aantal zaken van belang naast de verlofregeling in onderwijs. In het regeerakkoord staat dat de loopbaanonderbreking wordt afgeschaft. Collega De Meyer zei al zeer terecht dat daarmee een heel belangrijk element verdwijnt: dat heeft immers een impact op onderwijs, maar ook op het personeel van steden en gemeenten en op het Vlaamse overheidspersoneel. In elk van drie sectoren moet je dan kijken wat de gevolgen zijn. Collega Muyters is bezig met het uitwerken van wat in de plaats zal komen van de loopbaanonderbreking, namelijk het zorgkrediet. Dat is een verlof dat je opneemt met een bepaalde motivering en waarbij je tijdelijk ook minder prestaties kunt leveren. Er moet altijd wel een motivering zijn, wat voor loopbaanonderbreking niet nodig was. Daarnaast wil ik dat er in Onderwijs toch een mogelijkheid blijft bestaan om ongemotiveerd verlof te nemen, maar dan zonder premie. Hoe we dat precies zullen regelen, staat nog niet vast. We moeten dat nu uitwerken, maar dat hangt natuurlijk nauw samen met de regeling die collega Muyters aan het uitwerken is met betrekking tot het zorgkrediet.
Collega Brusseel, ik moest glimlachen toen u de grootouders vermeldde. Binnen het dossier zorgkrediet is de vraag of de zorg door grootouders een motief is dat in aanmerking komt. Ik ben het dus met u eens dat de discussie over de loopbaan niet mag worden herleid tot de verlofstelsels, maar het feit is dat die nu op tafel liggen. Door het feit dat de loopbaanonderbreking verdwijnt en vervangen wordt door het gemotiveerd zorgkrediet en het niet-gemotiveerd verlof met verminderde prestaties, moet je dat debat nu wel voeren. Het maakt deel uit van het loopbaandebat omdat de werkgroep verloven zich daarover buigt. Het zou natuurlijk een verkeerd signaal zijn te zeggen dat we de loopbaan van de leraar versterken door zijn verlof goed te regelen. Dat zou een onjuiste voorstelling van zaken zijn, maar het is wel zo dat zowel het pensioen, als de verloven en de opdracht zelf de bouwstenen zijn van het geheel.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de verduidelijking. Ik ben enigszins ontevreden over de gemaakte opmerking. Het allerbelangrijkste in dit dossier is dat we ervoor zorgen dat jonge mensen kiezen voor onderwijs. Zoiets doe je op jonge leeftijd. Dan ben je helemaal nog niet bezig met verlofstelsels of met zorgkrediet. Als ik praat over zorgkrediet, dan is dat omdat ik rondom mij zie dat het moeilijker wordt voor mensen om hun leven te managen en dat daarvoor ietwat te weinig empathie bestaat. Ik kan u zeggen, als jonge moeder, dat het voor mij geen probleem is dat de loopbaanonderbreking wordt geschrapt, voor zover er kwaliteitsvolle buitenschoolse opvang voorhanden is waar ouders met een gerust hart hun kinderen kunnen achterlaten. We zien evenwel dat het niet zo is: ik heb deze morgen zelf in deze stad een uur en drie kwartier rondgereden van bij mij thuis naar de crèche en naar het werk. Heel wat ouders maken dit mee. Daarom vraag ik om wat meer empathie wanneer mensen zeggen dat ze het proberen te regelen met de mogelijkheden die er vandaag zijn. Als je aan die mogelijkheden gaat tornen, moet je dat doen in het volle besef dat je daarmee het leven voor veel mensen moeilijker kunt maken. Ik denk dat u mijn bezorgdheid wel kunt delen.
Ik herleid die lerarenloopbaan niet tot een aantal vragen van de vakbonden. Dat is het laatste wat ik zou doen. Wie mij al langer kent, heeft mij al horen pleiten voor een verbeterde lerarenopleiding, meer masters in ons onderwijs, het promoten van levenslang leren, zijinstromers, een herwaardering van het lerarenberoep door ‘out of the box’ te denken en door perspectief te brengen in de carrière. Kortom, in het lerarenloopbaandebat heb ik wel wat snaren op mijn viooltje.
Ik hoop dat we de komende maanden ‘out of the box’ blijven denken. Ik hoop ook dat de discussies over de pensioenen op federaal niveau de mensen rond de tafel van het lerarenloopbaandebat de goesting niet ontneemt om ‘out of the box’ na te denken over het aantrekkelijker maken van de lerarenloopbaan en een grotere waardering voor wat leerkrachten doen in ons onderwijs.
De vraag om uitleg is afgehandeld.