Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord
Minister, uit recente cijfers van de openbare ministeries met betrekking tot jongeren die een als misdrijf omschreven feit (MOF) plegen – er wordt dan al snel gesproken over criminaliteitscijfers, maar het gaat om als misdrijf omschreven feiten – blijkt dat het aantal jongeren dat voor een jeugdrechter moet verschijnen vorig jaar een derde lager lag dan in 2010. Toen werden 83.000 dossiers opgestart, terwijl er vorig jaar 57.160 dossiers werden opgestart, uiteraard voor heel België.
Op het eerste gezicht is dat goed nieuws. Verder werden echter een aantal mogelijke redenen vermeld – het gaat uiteraard om mogelijke redenen, want daarover bestaat geen zekerheid. Zo zouden kinderen veel minder tijd buitenshuis doorbrengen omdat ze binnenshuis voldoende entertainment vinden op sociale media, op het internet, op spelconsoles enzovoort. Niet alleen de cijfers op zich zijn belangrijk, ook de aard van de feiten die door minderjarigen worden gepleegd, vragen mijns inziens verder onderzoek. Zo rijst de vraag of er ook geen sprake is van verschuiving, want sociale media worden soms ook op een foute manier gebruikt. Minister, we hebben het hierover al gehad in deze commissie, denk maar aan bijvoorbeeld cyberpesten, tieners die te maken krijgen met seksueel getinte opmerkingen of homofobe commentaren. Dat thema is al meermaals ter sprake gebracht door collega Jans. Dit is mogelijk moeilijker detecteerbaar en wordt aldus nog minder gesanctioneerd of opgevolgd dan andere vormen van delinquentie.
Wat is uw reactie op de verklaringen met betrekking tot die gepubliceerde cijfers over als misdrijf omschreven feiten gepleegd door jongeren? Hebt u cijfers specifiek voor Vlaanderen? Welke conclusies trekt u daaruit?
De door het openbaar ministerie vrijgegeven cijfers handelen over het aantal als misdrijf omschreven feiten. Zijn er binnen die algemene categorie evoluties zichtbaar en welke evoluties zijn er met betrekking tot de opgelegde maatregelen en de leeftijd van de betrokken jongeren?
Welke evoluties zijn er met betrekking tot de aard van de feiten? Hoe evolueert het aantal misdrijven dat gepleegd wordt via het internet? Zijn daarover cijfers voorhanden? Zal verder onderzoek worden gevoerd naar de verklaring voor die dalende cijfers voor de als misdrijf omschreven feiten, zodat daaraan verdere gevolgen kunnen worden verbonden en dit verder kan worden opgevolgd?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De dalende trend van de criminaliteitscijfers bij jongeren in België is inderdaad goed nieuws en is ook door het agentschap Jongerenwelzijn, op basis van eigen Vlaamse cijfers, al een paar keer gesignaleerd de voorbije jaren. Ik verwijs naar de voorbije jaarverslagen van Jongerenwelzijn, waarin we een dalend cijfer zien voor jongeren met een maatregel voor een als misdrijf omschreven feit. In 2010 telden we 3615 jongeren met een maatregel wegens een als misdrijf omschreven feit, in 2011 waren het er 3134, in 2012 2759, in 2013 2658 en in 2014 2547. De cijfers voor het jaar 2015 worden momenteel nog verwerkt en geanalyseerd en zullen vrij snel kunnen worden vrijgegeven. Algemeen bevestigen deze cijfers dat de veelgehoorde bewering dat jongeren steeds meer delicten zouden plegen, niet gestaafd wordt door de cijfers; integendeel, deze cijfers spreken dit duidelijk tegen.
Over de aard van de als misdrijf omschreven feiten en de opgelegde maatregelen verwijs ik u naar de federale cijfers van het openbaar ministerie. Uit hun analyse blijkt dat de MOF-zaken die tijdens de periode 2010-2015 binnenkwamen op de jeugdparketten, hoofdzakelijk betrekking hebben op eigendomsdelicten: 47 procent, met onder andere diefstal en vandalisme; persoonsdelicten:19 procent, met onder andere slagen en verwondingen, belaging en pesten; inbreuken tegen de openbare veiligheid en openbare orde:10 procent; drugsdelicten:10 procent. Over die zes jaar heen merkt het openbaar ministerie een opvallende daling bij persoonsdelicten met 31 procent en inbreuken tegen de openbare veiligheid en openbare orde met 25 procent. De globale instroom van drugsdelicten is opnieuw gedaald in 2015, na een forse daling in 2011, een status quo in 2012 en een lichte daling in 2013 en 2014.
Wat het aantal misdrijven betreft dat door jongeren gepleegd wordt via het internet, tonen de cijfers die het openbaar ministerie bijhoudt in de categorie ‘informatica’ aan dat het gaat om een beperkt aantal: minder dan 1 procent van het totaal. En die cijfers zijn de voorbije jaren status quo gebleven. We beseffen zeer goed dat het gebruik van internet om misdrijven te plegen, momenteel nog niet voldoende in beeld is. In de kadernota Integrale Veiligheid wordt daarom aan het gebruik van internet als instrument voor het plegen van misdrijven bijzondere aandacht besteed als horizontaal thema doorheen de verschillende fenomenen.
Wat de leeftijd betreft, stelt het openbaar ministerie vast dat in 2015 iets meer dan driekwart van de MOF-minderjarigen tussen14 en 18 jaar oud was. Die trend zien we ook in de Vlaamse cijfers van de voorbije jaren, waarbij de overgrote meerderheid van de MOF-jongeren zich in de leeftijdscategorie tussen 15 en 19 jaar bevindt. In 2014 bevonden 2331 jongeren van in totaal 2547 zich in deze leeftijdscategorie. Beweren dat jongeren op een steeds jongere leeftijd criminele feiten plegen, wordt dus ook tegengesproken door de wetenschappelijke onderzoekers.
In het kader van het traject naar een nieuw decreet Jeugdrecht heeft een consortium van wetenschappers een omgevingsanalyse gemaakt. Het nieuwe decreet Jeugdrecht is op dit ogenblik in volle voorbereiding via een aantal werkgroepen met participatie van alle stakeholders. De omgevingsanalyse dient daarbij als wetenschappelijk kader om de debatten te voeden en kan via de website van Jongerenwelzijn geraadpleegd worden. Begin 2015 was er ook een studiedag aan de KU Leuven, naar aanleiding van vijftig jaar jeugdbescherming, dertig jaar jeugdbijstand en één jaar integrale jeugdhulp. Co-organisatoren waren het agentschap Jongerenwelzijn, het Kinderrechtencommissariaat, de Unie van Jeugdadvocaten en de Unie van Nederlandstalige Jeugdmagistraten. Er is dus permanent onderzoek en uitwisseling van nieuwe wetenschappelijke inzichten, waarbij we de trends goed opvolgen en gebruiken voor ons beleid.
In het kader van de 2.0-aanpak van de jeugdhulp staat ook het initiëren van een longitudinaal onderzoek op het programma. Momenteel wordt dit in de steigers gezet en wordt verkend wat het onderzoeksdesign kan zijn. Het daadwerkelijk van start gaan van dat onderzoek wordt eerder in 2017 of 2018 gesitueerd.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Het is inderdaad een positieve evolutie dat vastgesteld wordt dat, ook in Vlaanderen, het aantal jongeren die een maatregel opgelegd krijgen omdat ze een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, jaar na jaar daalt. Dat gaat in tegen de stelling dat jongeren meer misdrijven zouden plegen. Dat blijkt dus niet het geval, evenmin als de veronderstelling dat ze alsmaar jonger worden. Dat is goed nieuws.
Toch vraag ik voldoende aandacht voor de verschuivingen die zich mogelijk voordoen. Minister, u hebt heel terecht gewezen op het feit dat het internet vaak gebruikt wordt om als misdrijf omschreven feiten te plegen en dat in de kadernota Integrale Veiligheid daarop meer wordt gefocust. Minder dan 1 procent is natuurlijk heel weinig. We weten dat bijvoorbeeld cyberpesten voor jongeren ontzettend ingrijpend kan zijn.
Minister, ik heb deze vraag gesteld omdat ik het belangrijk vind om een aantal evoluties mee te nemen als Vlaanderen straks – en u hebt ernaar verwezen – een eigen jeugdrecht of jeugdsanctierecht zal uitwerken, zowel met betrekking tot de aard van de als misdrijf omschreven feiten, als het pakket maatregelen en de leeftijden binnen dat maatregelenpakket.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De daling van het aantal jongeren die een misdrijf plegen, vind ik zeer positief. Zoals mevrouw Schryvers ook al heeft aangehaald, wijzen de jeugdrechtbanken inderdaad op het gevaar van de online-criminaliteit. Ik denk dat daar echt wel de toekomst ligt.
Ik vind het belangrijk dat gekeken wordt naar het profiel van die jongeren die opnieuw een dergelijk misdrijf plegen en naar de oorzaak van dat gedrag, zodat we preventief kunnen focussen op die groep.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Zoals u zegt, moeten we nagaan hoe we een onderzoek kunnen organiseren. Dat schijnt niet zo gemakkelijk te zijn omdat het goed gedefinieerd moet kunnen worden. In de commissie is daarover een vraag gesteld. Het is belangrijk om via het langetermijnonderzoek na te gaan of onze reacties effect hebben. Voor deze belangrijke onderzoeksvragen zullen we proberen iets op het getouw te zetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.