Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Voorzitter, minister, de melkprijs blijft effectief laag. Vorige week konden we daarover lezen in de AGRIPRESS en in andere bladen. Zuivelcoöperatie Milcobel verlaagde onlangs haar prijsnotering voor maart nog tot een reëel uitbetaalde melkprijs van om en bij de 25 euro voor 100 liter. Mondiaal is er immers een groot aanbod aan melk, vooral in de Europese Unie, Nieuw-Zeeland en de VS. Door de aanhoudend hoge melkaanvoer binnen de EU verdwijnt er magere melkpoeder en boter in voorraad, die prijsherstel zal vertragen doordat deze producten op de markt komen wanneer de prijs begint te stijgen. De kans is met andere woorden reëel dat een lichte heropleving van de melkprijs op zich zal laten wachten tot de tweede jaarhelft en dan nog in de veronderstelling dat China melk blijft kopen, Europa minder produceert en het krimpende aanbod in Nieuw-Zeeland en Australië doorzet.
Er is altijd gezegd, ook door u, minister, dat we moeten kijken op lange termijn. Op lange termijn zijn de prognoses nog steeds optimistischer dan wat we vandaag zien. Dan verwacht men een grotere groei van de vraag dan het aanbod, waardoor het marktevenwicht zich kan herstellen. Eveneens wordt gehoopt dat er in de Ruslandboycot een nieuwe opening zou zijn tegen 2018.
Dat neemt niet weg dat de crisis in de melkveehouderij zich vandaag manifesteert. Ze is, evenals de problemen in de varkenshouderij, reeds herhaaldelijk het voorwerp geweest van maatregelen op zowel Vlaams, federaal als Europees niveau. Intussen blijkt dat de huidige melkprijs voor slechts 8 procent van de Vlaamse melkveebedrijven toereikend is om alle uitgaven te kunnen dragen. Dat is ook een bevinding van Liba, een advies- en boekhoudkantoor gespecialiseerd in de melkveehouderij.
Aangezien een marktherstel niet meteen aan de orde lijkt, komt het er voor melkveebedrijven op aan om een goed overzicht te behouden over hun financiële liquiditeit om niet in onoverkomelijke betalingsproblemen te komen bij hun toeleveranciers en voor de aflossingen van hun bestaande leningen aan de banken. Bij deze lage melkprijzen suggereert dat boekhoudkantoor concreet aan iedere melkveehouder om een liquiditeitsprognose te maken. Het is sowieso niet slecht om dat te doen. Het is nodig om de boekhouding grondig door te nemen en een zicht te krijgen op de maandelijkse kosten voor bijvoorbeeld veevoeder, dierenarts en dergelijke meer. Daarnaast moet er een lijst worden gemaakt met openstaande facturen, gesorteerd op factuurdatum. Om een correcte prognose te kunnen maken, moet er worden gerekend met realistische technische kengetallen en een realistische melkprijs van 24 tot 26 euro per 100 liter melk. Als de liquiditeitsprognose er is, kan ze als basis dienen voor gesprekken met de bank en het gezin.
Minister, is de landbouwadministratie reeds nagegaan in hoeverre Vlaamse melkveehouders effectief worden geconfronteerd met betalingsproblemen en onder welke schuldenlast ze vandaag gebukt gaan? Lopen die cijfers parallel met de bevindingen van Liba? Bent u van oordeel dat melkveebedrijven in deze economisch moeilijke tijd best een liquiditeitsprognose opstellen? Zo ja, hoe wilt u de melkveehouders hiertoe stimuleren en bijstaan? Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de maatregelen die werden beslist om de crisis in de melkveehouderij aan te pakken? Zijn er al effecten zichtbaar? Bent u van oordeel dat er nog bijkomende eenmalige of eventueel structurele maatregelen nodig zijn om de noodlijdende melkveehouderij weer gezond te krijgen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Vanderjeugd, onze diensten houden alles zorgvuldig bij en monitoren heel wat. Er zijn ook periodieke verslagen. Dat wordt ook systematisch gerapporteerd aan Europa. Het is een eengemaakte markt. Er is een marktobservatorium voor de zuivel. Dat kan allemaal geraadpleegd worden.
We hebben ook zelf bijkomende maatregelen genomen. We beschikken over een eigen boekhoudnetwerk en een eigen Vlaamse zuivelbarometer waarin de marges op een gemiddeld melkveebedrijf worden gemonitord. Daartoe worden de boekhoudgegevens van het afgelopen jaar gebruikt om de vaste kosten in te schatten. Ook worden kostenposten als voeders en energie, alsook inkomensposten als de melkprijs en de prijs van de nuchtere kalveren, geactualiseerd zodat er ook duidelijke cijfers zijn. Dat geeft ons een heel objectieve kijk.
We zien dat de stijgende kosten en de zeer lage melkprijs zorgen voor heel slechte economische omstandigheden. Enkel in 2009 was de situatie nog slechter.
We weten natuurlijk niet op individueel vlak hoeveel melkveebedrijven met liquiditeitsproblemen zitten. Wij bekijken dat wel op sectorniveau. Het is heel belangrijk dat elke zelfstandige en dus ook elke boer wel een zicht heeft op de eigen liquiditeitspositie. Ik stimuleer de landbouwers om daarop in te zetten. ‘KRATOS – Raad op maat’ is hier al een paar keer gemeld. Iedere Vlaamse melkveehouder kan hierdoor een onafhankelijk en kosteloos bedrijfseconomisch advies ontvangen. Ik ondersteun dus melkveehouders die zich professioneel willen laten begeleiden in deze moeilijke tijden.
Voor de melkveehouderij wordt een reeks maatregelen genomen die het leed kunnen verzachten. Ik heb die al een paar keer vermeld en ga ze nu niet opnieuw oplijsten. Alle maatregelen ten spijt, de grootste oorzaak is en blijft het onevenwicht tussen het aanbod en de vraag op de markt. Dat is een situatie die heel abrupt ontstaan is na de afkondiging van het Russische embargo, ook versterkt door het wegvallen van de productiequota. Vooral in Nederland en in Ierland is de melkproductie sindsdien heel sterk gestegen. De prijs, die we als overheid niet kunnen en ook niet mogen reguleren, is inderdaad gekelderd. Europa laat ons niet toe om daarin tussen te komen. Europa heeft gekozen voor de liberalisering en responsabilisering van de sector zelf. De Europese Commissie kijkt daar zeer strikt op toe.
Uit vorige debatten in deze commissie heb ik onthouden dat er over de partijgrenzen heen een consensus is over het feit dat een productiemildering op Vlaams of Belgisch niveau weinig zin heeft. De melkveehouders in onze buurlanden zouden zich al te graag in de handen wrijven als we ons marktaandeel naar beneden halen.
Tijdens de Landbouwraad van maart heeft België dan ook geijverd voor een flexibel Europees aanbodbeheersysteem via producentenorganisaties en -coöperaties, met een tijdelijke vergoeding. De Europese Commissie heeft een deel daarvan intussen mogelijk gemaakt: producentenorganisaties en coöperaties mogen nu zes maanden onderling afspraken maken over het geproduceerde volume, wat een tijdelijke uitzondering vormt op de concurrentieregels.
Maar het tweede luik, het financiële compensatiesysteem, is achterwege gebleven, waardoor geen enkele producentenorganisatie of -coöperatie in de 28 lidstaten gebruik lijkt te zullen maken van die mogelijkheid. Zoals gezegd, blijven we daar wel op aandringen. We hopen daarover in juni meer duidelijkheid te krijgen.
Gezien het onevenwicht tussen vraag en aanbod, blijft promotie cruciaal. In de Raad van maart 2016 werd beslist om het promotiebudget voor varkens en zuivel met 30 miljoen euro te verhogen. Het effect daarvan is echter pas zichtbaar binnen een aantal jaren en kan mogelijk nu al op Vlaams niveau worden gemonitord.
Daarnaast wil ik ook nog de aandacht vestigen op de tijdelijke VLIF-waarborgregeling (Vlaams Landbouwinvesteringsfonds). Dankzij die regeling kunnen landbouwers tijdelijk rekenen op een borgstelling van de Vlaamse overheid van maximaal 80 procent wanneer zij een krediet aangaan voor operationele kosten. Momenteel kunnen die dossiers worden aangemeld bij de erkende kredietinstellingen. Ook landbouwers die kredieten hebben lopen, kunnen daarop een beroep doen.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het meedelen van de maatregelen. Het is inderdaad belangrijk dat we met de huidige middelen, bijvoorbeeld KRATOS, Boeren op een Kruispunt en de landbouworganisaties, voldoende sensibilisering doen om een goed financieel overzicht te behouden. Dat is een belangrijk gegeven. Het zal het probleem niet oplossen, maar het is goed om te weten waar je staat. Het is belangrijk om met die instrumenten de land- en tuinbouwers te sensibiliseren zodat ze effectief gebruikmaken van wat er voorhanden is. Zoals gezegd, kan bioproductie en biomelk voor sommigen een oplossing zijn. Er zijn positieve evoluties in de omschakeling. De periode die er wordt gehanteerd, is een positief element.
De regeling van het VLIF waarbij er tijdelijke maatregelen kunnen worden genomen, is positief.
Tijdens ons werkbezoek aan Noord-Nederland hebben we geleerd dat samenwerking met andere betrokken actoren een heel positieve markt tot stand kan brengen.
U hebt een initiatief opgericht voor de varkenssector, de G30. Zult u een dergelijk initiatief, dat op termijn een positief effect zou kunnen hebben, ook voor onze melkveehouderij ontwikkelen? Zult u ook die sector samenbrengen met alle betrokken actoren?
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Ik sluit mij aan bij de minister: de overheid kan de tools aanreiken, maar het is natuurlijk vooral aan de bedrijfsleider om ook zelf aan de slag te gaan met die tools en zelf een analyse te maken.
Ik heb een vraag over het project Fast Feed From Europe, waar die adviesvouchers konden worden aangevraagd door varkens- en rundveehouders. Een vereiste daarbij was dat zij hun liquiditeitsproblemen kenbaar maken en alle financiën op tafel leggen. Is er inmiddels een evaluatie gebeurd van dit project? Was het project succesvol en zinvol?
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, u haalt terecht aan dat we eerst moeten kijken naar de mogelijkheden in het bedrijf zelf. Het is belangrijk dat we daaraan aandacht blijven besteden, aangezien we vaststellen dat er bij dezelfde types bedrijven heel wat verschillen zijn in de boekhoudkundige cijfers. Ik ben benieuwd of die verschillen inmiddels al zijn weggewerkt. Er zou dus mogelijk wat ruimte zijn om daar sterker op in te zetten en de mensen te begeleiden en sensibiliseren. We besteden daar ondertussen al enkele jaren aandacht aan. Zijn die verschillen ondertussen kleiner geworden? Of zijn ze hetzelfde gebleven en vragen ze dus onze aandacht?
Minister, ik wil verder focussen op de globalere uitdaging waar wij voor staan. Gezien heel wat evoluties en de liberalisering van de productie, staan we voor de grote uitdaging om onze afzetmarktpositie te versterken en te verdedigen. Ik krijg best wel wat verontrustende berichten. We weten dat we een aantal sterke coöperatieven hebben met een goede positie. We weten echter ook dat er nog een aantal – ik ken het percentage niet – ‘leveringvrije’ leveranciers en private ophalers zijn. Ik krijg signalen dat er effectief wordt gestopt met ophalingen, omdat de afzetmarkt verzadigd is en de melk dus niet meer weggeraakt. Is er overleg met de afnemers? Wordt er bekeken op welke manier we onze strategische positie kunnen versterken? Wat zijn hierbij de mogelijkheden, ook ten opzichte van andere landen en eventueel in samenwerking met die andere landen? Met andere woorden, hoe kunnen we ons verzekeren van onze positie wat afzet betreft?
Dat is een belangrijke uitdaging. Uiteraard hebben de afnemers zelf een belangrijke rol te spelen. Ik vraag me af of het niet interessant zou zijn samen rond de tafel te gaan zitten om ter zake een strategie uit te bouwen.
De heer De Meyer heeft het woord.
De voorbije weken heb ik, net als velen onder ons, nogal wat gesprekken gevoerd met landbouwers in diverse sectoren. Zowel melkvee- als varkenshouders worden stilaan hopeloos. We doen niet ons beklag over de ernst van de crisis, maar een grote zorg vormen de invloed van en de rol in de voorlichting van de erfbetreders, die soms sterker denken aan hun eigen zakelijke belangen dan aan die van de land- en tuinbouwer op termijn. Ik formuleer dit eerder brutaal, maar ik beschik dan ook maar over slechts twee minuten. Hun rol is soms groter dan die van de officiële voorlichting.
Hopelijk gaan we terug naar betere tijden, maar het is goed het adagio eerst beter en pas dan groter indachtig blijven.
Minister Schauvliege heeft het woord.
De situatie verbetert niet en is dramatisch.
Onlangs werd op een bankenoverleg met collega-ministers uitdrukkelijk vermeld hoe belangrijk het is welke informatie wordt gegeven aan individuele bedrijven. Het gaat uiteraard niet alleen over banken, want het is veel ruimer.
Het klopt wel dat dit op het terrein wel wat problemen geeft. Daarom voelen we de nood aan onafhankelijke advisering en hebben we KRATOS opgericht. Daar heeft men, zonder leverancier, schuldeiser of iemand bij wie men een lening heeft lopen, een objectief persoon die kan begeleiden en helpen. Dit is onvoldoende bekend. Daarom blijf ik dit herhalen en moeten we dat blijven promoten.
We hebben een G30 georganiseerd voor de zuivelsector. Daarvoor deden we dat voor de varkensindustrie. Het ging om de visiedagen, waarmee we in zekere zin hebben geanticipeerd op het wegvallen van de quota. We hebben dit voortgezet en diverse aanbevelingen geformuleerd.
Fast Feed from Europe loopt nog en werd dus nog niet geëvalueerd. De verschillen in bedrijven zullen blijven bestaan. In een recente studie van het departement werden er technische elementen van de zuivelindustrie uitgelicht en we zullen er conclusies uit distilleren en communiceren aan de sector.
De positie van de afzetmarkt vormt een terechte bezorgdheid. De zuivelindustrie zit mee rond de tafel en maakt onder meer deel uit van VLAM. We hebben ook al meermaals met de keten overlegd. Bij de visiedagen waren ook de ophalers, de zuivelindustrie en de retailers betrokken. Er wordt sterk ingezet op export en het aansnijden van nieuwe markten. Flanders Investment & Trade neemt onze sector ook altijd mee. Denk maar aan de recente missie naar Indonesië, waar de fruitsector sterk werd gepromoot. Dat gebeurt dus ook met de zuivelsector.
Het klopt natuurlijk dat een bedrijf bijzonder kwetsbaar is als het slechts één afnemer heeft. Als die de melk niet meer komt ophalen of er worden conclusies getrokken, zoals met een grote producent gebeurde… Dat heeft in zekere mate te maken met de organisatie in de sector. Vroeger had een producent veel meer keuze. Nu is die bijzonder beperkt. Vandaar dat ik sterk geloof in de producentenorganisatie. Die zal een rol moeten spelen, maar dat is niet zo evident. Toch denk ik dat samen sterk zijn een verschil kan maken.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
We staan van bij het begin van deze legislatuur voor een heel grote uitdaging. Ik hoop dat er beterschap in zicht is en blijf erop vertrouwen dat de minister samen met de sector alles in het werk zal stellen om die het hoofd boven water te laten houden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.