Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Bajart heeft het woord.
Minister, de aanleiding van mijn vraag om uitleg is een passage uit het recente Landenrapport 2016 van de Europese Commissie over België. Dat rapport stelt dat België een erg goed publiek onderzoekssysteem heeft, maar onvoldoende scoort inzake maatschappelijke en economische innovatieoutput. Het rapport stelt tevens dat België onvoldoende intellectuele eigendomsrechten creëert en algemeen niet goed scoort op de indicatoren die de innovatieoutput meten.
De cijfers uit het Landenrapport zijn cijfers voor België, maar ook Vlaanderen scoort inzake patentenaanvragen internationaal slechts gemiddeld en beduidend minder dan de toplanden. Dat blijkt uit de cijfers van de publicatie ‘STI in Flanders – Science, Technology & Innovation Policy & Key Figures – 2015’.
De Vlaamse overheid voorziet wel in heel wat maatregelen om bedrijven te stimuleren tot het aanvragen van octrooien en om bedrijven te sensibiliseren en te begeleiden met betrekking tot alle aspecten van het intellectuele-eigendomsrecht. Zo biedt het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) enkele diensten aan om bedrijven te begeleiden bij de verschillende aspecten met betrekking tot intellectuele-eigendomsrechten: wetgevingsadvies, informatie over de mogelijke steunmaatregelen, IE-scan (intellectuele eigendom), idee-scan, organisatie van infosessies enzovoort.
Tevens is er een mogelijkheid voor kmo’s met een O&O-bedrijfsproject (onderzoek en ontwikkeling), kmo-haalbaarheidsstudie of kmo-innovatieproject om een bijkomende IE-subsidie te verkrijgen in functie van het beschermen van de projectresultaten. Ook de Innovatiecentra bieden begeleiding aan inzake intellectuele eigendom. Ten slotte zijn er ook op federaal niveau specifieke fiscale stimuli voor innovatie, onder andere de 80 procentaftrek van octrooi-inkomsten.
De complexe en dure procedures vormen een belangrijke drempel voor het opstarten van een octrooiaanvraag, vooral voor kmo’s. Een zeer belangrijke en positieve ontwikkeling op dat vlak is de invoering van het Europese eenheidsoctrooi, wellicht vanaf 2017. Dat moet leiden tot een significante daling van de kosten en een aanzienlijke vereenvoudiging van de procedures.
Minister, Vlaanderen scoort internationaal slechts gemiddeld inzake patentering. Hoe verklaart u de slechts gemiddelde prestatie van Vlaanderen inzake octrooiaanvragen? Welke factoren liggen hier volgens u aan de basis?
Hoe evalueert u de huidige inspanningen van de Vlaamse overheid ter begeleiding, maar ook ter ondersteuning van bedrijven en van de bescherming van hun intellectuele eigendom? Acht u bijsturingen nodig en zo ja, in welke richting?
Ten slotte, inzake de invoering van het Europese eenheidsoctrooi wordt bijzondere aandacht geschonken aan kmo’s. De Europese Commissie zou een reeks maatregelen uitwerken om drempels voor kmo’s zo veel mogelijk weg te werken. Hoe kan de Vlaamse overheid daarop inspelen? Plant u specifieke maatregelen in dat verband?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Bajart, op uw vraag of we gemiddeld scoren, kan ik het volgende antwoorden. Als je kijkt naar de evolutie van 1996 naar 2013, merk je dat er een enorme toename is in het octrooigedrag. De Vlaamse gegevens lopen overigens in lijn met de Belgische gegevens. De toename in octrooiactiviteit is ook zichtbaar in de ‘referentielanden’ uit de studie. De rangschikking wordt aangevoerd door Zwitserland, Luxemburg, Zweden en Finland. Duitsland vervolledigt de top vijf. Vlaanderen situeert zich in de buurt van Oostenrijk en Frankrijk.
Binnen de referentiegroep van twintig erg productieve landen in termen van innovatie-output, scoren België en Vlaanderen met een tiende en negende plaats heel goed op het aantal EPO-octrooiaanvragen (European Patent Office) per miljoen inwoners in 2011. Waarom zeg ik dat? De eerste indruk is dat we slechts negende en tiende zijn op twintig, wat middelmatig lijkt. Je moet echter voor ogen houden dat de gekozen referentielanden samen instaan voor 95 procent van de patentactiviteiten in de wereld. In de mondiale rangschikking behouden België en Vlaanderen wellicht die positie van tiende en negende. De twintig referentielanden zijn namelijk goed voor 25 procent. Daardoor moet ik weerleggen dat we middelmatig scoren. We behoren tot de top van de wereld.
Het Agentschap Innoveren en Ondernemen is het eerste aanspreekpunt voor ondernemers en kandidaat-ondernemers om ze te informeren en sensibiliseren over intellectuele eigendom. Ik heb deze week in een vrij volle zaal in Antwerpen een toespraak gegeven op een studiedag over intellectuele eigendom. Ik heb daar alles toegelicht wat wij doen rond intellectuele eigendom. Ik breng de grote blokken daarin naar voren.
Ten eerste informeren wij de bedrijven via infosessies. We doen dat op verschillende manieren. We doen dat samen met de Innovatiecentra, die dicht bij de kmo’s staan, en samen met Flanders DC. We organiseren met beide organisaties en ons agentschap geregeld kleinschalige en laagdrempelige infosessies in de verschillende Vlaamse provincies. Daarnaast zal ons agentschap, samen met het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom en de dienst Intellectuele Eigendom van de FOD Economie, maandelijks ergens in Vlaanderen een zitdag organiseren waar je een persoonlijk adviesgesprek met verschillende experts kunt aanvragen. Tijdens de studiedag werd mij verteld dat dit heel succesvol is omdat men vaak heel graag individuele adviesstelling krijgt.
Ten tweede, als je advies vraagt over intellectuele eigendom, kun je ondersteuning krijgen via de kmo-portefeuille. Ik moet u niet meer uitleggen hoe we die op 1 april hebben hervormd. Het zal daardoor nog eens veel eenvoudiger worden om, als je op een bepaald moment advies wilt inwinnen rond intellectuele eigendom, dat ook te doen, op voorwaarde dat genoeg bureaus daarvoor de erkenning aanvragen. Ik veronderstel dat we de markt op dat vlak hebben verbeterd.
Ook hebben we in het begin van dit academiejaar een mooie nieuwe tool ontwikkeld, namelijk de e-learningtool ThatsIP. Die is er niet alleen om studenten hoger onderwijs al bewust te maken van die intellectuele eigendom, maar ook om de kennis en de vaardigheden over intellectuele eigendom bij ondernemers te vergroten. Dat is opnieuw een initiatief van het Agentschap Innoveren en Ondernemen en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE).
Tevens brengt ons agentschap alle dienstverleners, alle publieke actoren samen in een Vlaams platform voor intellectuele eigendom. We spreken altijd over samenwerking, maar in dat platform kunnen ze allemaal samenkomen, kunnen ze de dienstverlening nog beter onderling afstemmen, maar kunnen ze ook nieuwe initiatieven plannen. Zo zal er een nieuwe digitale tool worden uitgerold om kmo’s nog beter te informeren over intellectuele eigendom. Dat zal nu worden gerealiseerd. Dat platform organiseert uiteraard ook evenementen, zoals Copy Talks van deze week in Antwerpen.
Met e-learning, met informatiesessies, met ondersteuning via de kmo-portefeuille, dus op verschillende manieren, doet de overheid dus haar deel met betrekking tot intellectuele eigendom.
Wat het eenheidsoctrooi betreft, moeten we vooral eerst bekijken wat de effectieve inwerkingtreding van dat unitaire octrooi met zich mee zal brengen. Zo’n systeem kan pas in werking treden als minstens dertien lidstaten, waaronder het Verenigd Koninkrijk, het verdrag hebben geratificeerd. Als we naar het Verenigd Koninkrijk vandaag kijken, is het nog niet echt zeker wat daarvan het resultaat zal zijn. Dat hoef ik u niet te zeggen. Ik stel dus voor dat we afwachten welke specifieke maatregelen de Europese Commissie zal uitwerken om die drempels voor kmo’s weg te nemen. Als dat positief is voor de kmo’s, zal de Vlaamse overheid dat natuurlijk mee uitrollen, dat meenemen in haar gesprekken met de kmo’s. We zullen hen nog beter kunnen begeleiden en ondersteunen om optimaal gebruik te maken van die positieve maatregelen, als die er zouden komen, van de Europese Commissie.
De heer Bajart heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zei inderdaad dat Vlaanderen onvoldoende presteert inzake octrooiactiviteiten, maar we mogen natuurlijk niet vergeten, en dat vergeet ik ook niet, dat er ook heel wat positieve zaken zijn. Het aantal Europese patentaanvragen is gestegen in 2015. Daar hebt u naar verwezen. Van de tien grootste Belgische aanvragers van een Europees patent in 2015 zijn er zeven in het Vlaamse Gewest gelegen. De universiteiten en kennisinstellingen zijn goed voor 10 procent van de Vlaamse patenten. Dat mag worden gezegd. Daarmee behoort Vlaanderen tot de wereldtop. Dat zijn positieve punten, maar desondanks is de kloof met de best presterenden groot. Dat mogen we niet uit het oog verliezen. We moeten constructief vooruit denken. Ook zal het zaak zijn om meer bedrijven, en dan vooral kmo’s, te betrekken. U bent daar echter mee bezig. Een belangrijk cijfer is dat de tien grootste aanvragers van een Europees patent in 2015 goed zijn voor 40 procent van alle Belgische EPO-aanvragen. Dat is op zich toch wel een asymmetrische verdeling.
Kmo’s die zonder subsidie een project qua onderzoek en ontwikkeling hebben uitgevoerd en hun uitvinding willen beschermen met een octrooi, komen niet meer in aanmerking voor een IE-subsidie. Met andere woorden, die moeten de octrooiprocedure zelf betalen. Is het een mogelijkheid om die IE-subsidie uit te breiden voor kmo’s die een project zonder innovatiesubsidie hebben uitgevoerd?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Collega Bajart heeft met zijn opmerking dat de tien grootsten goed zijn voor 40 procent, enigszins gewezen op het basisprobleem. Minister, u hebt een nuancering gemaakt over onze internationale positionering. Het zou ook interessant zijn om, los van het onderscheid tussen kennisinstellingen, grote bedrijven en kmo’s, de sectoren te bekijken. Mocht je bij die tien grootste aanvragers de farmabedrijven eruit halen, dan denk ik dat we een heel andere positionering zouden hebben. Dat maakt deel uit van de realiteit, maar dat wijst er ook wel op dat de winst op andere plaatsen te maken valt. Als we focussen, dan moeten we dat daar doen waar we echt stappen voorwaarts kunnen zetten, in het algemeen, maar zeker in het bereik van kmo’s. Ik pleit er dus voor dat men niet alleen naar de grootte kijkt, maar ook naar de sector waarin wordt gewerkt. Dat zal immers het beleid zijn waarmee het verschil wordt gemaakt met de toestand vandaag.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik vind dit wel een boeiende en ook een terechte vraag. Men kijkt ook achter de cijfers. Ik verwijs naar het rapport-Soete van 2012. Dat is natuurlijk al een aantal jaar geleden. Daarin werd toen ook al gesteld dat we soms te veel publiceren, maar dat dat te weinig wordt vermarkt. Daar kwam het toch deels op neer. Als ik echter de innovatiescore van België ten opzichte van de EU bekijk, dan scoren we beter dan het Europese gemiddelde als het gaat over wat onze kleine en middelgrote ondernemingen doen qua innovatie in huis, in samenwerking met anderen of in een publiek-private samenwerking. Collega Van Malderen, dan gaat het dus niet over de grote farma-industrie.
Idem dito als het gaat over productinnovatie. We scoren net iets minder als het gaat om ‘license and patent revenues from abroad’.
Minister, kan het clusterbeleid hierop eventueel een antwoord bieden?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik kan natuurlijk ongelooflijk veel antwoorden op alles wat er is gezegd. Ik haal enkele onderwerpen aan.
Recent was er de factsheet ‘The Small Business Act For Europe’ van de Europese Commissie. Daar zien we dat België goed scoort op het vlak van innovatie door kmo’s. Wij staan op de vierde plaats in de EU.
Innovatie is ruimer dan patenten en octrooien. Ik heb zelf ooit een aantal jaren gewerkt in een engineeringfirma. (Opmerkingen)
Ik werk overal waar ik kom, mijnheer Van Malderen. (Gelach)
Patenten en octrooien zijn voor kleine bedrijven zeer duur. Dat is niet altijd de beste situatie om een technologie of iets anders te vrijwaren van kopie. Ik herinner me dat wij sommige dingen bewust niet gingen octrooieren of patenteren omdat als je een patent wil indienen, je daar een aantal plannen in moet steken. Die plannen kunnen een beetje aangepast worden en vervolgens gekopieerd. Ik vergelijk het met de vraag wanneer liedje A een kopie is van liedje B. Bij hoeveel gelijklopende noten is er wel of niet sprake van kopie?
Een octrooi hebben is één, maar het daarna afdwingen is twee. Een octrooi dat je hebt genomen en niet afdwingt, is als een brandverzekering die je niet gebruikt als je huis afbrandt. Je bent er niets mee als je het daarna niet kunt afdwingen. En als je het moet afdwingen ten aanzien van grote multinationals in rechtbanken ‘all over the world’, dan zit je in de problemen. Dat blijft dus een moeilijkheid. Ik wil het vergelijken met een fietser en zijn koersfiets. Het komt er voor de fietser niet op aan om de beste koersfiets te hebben, maar om medailles te behalen. Een goede koersfiets kan daar een middel toe zijn. Hetzelfde geldt voor de ondernemer. Het octrooi is niet de medaille. Het octrooi is een middel om als ondernemer succes te hebben. We mogen die twee zaken niet met elkaar verwarren. Ik wil die nuance maken. Dat wil niet zeggen dat octrooien en patenten en soms een merk kunnen helpen om de eigen technologie van kopiëren te vrijwaren. In bepaalde sectoren is het alleen met patenten mogelijk om producten vrij te houden van kopie.
Elk bedrijf kan de kmo-subsidie gebruiken voor advies over intellectuele eigendom. Dat is niet gekoppeld aan het al verkregen hebben van andere subsidies.
Mijnheer Gryffroy, elk onderdeel van mijn beleid, de kmo-portefeuille, de kmo-groeiportefeuille maar ook het clusterbeleid waarin we zeker nog een aantal kleine bedrijven kunnen en willen meenemen, kan er uiteraard voor zorgen dat die kleine bedrijven nog meer voor innovatie doen. Maar ik wil er toch nog eens op wijzen dat we het, als het op innovatie door onze kmo’s aankomt, in vergelijking met andere Europese landen echt niet slecht doen. We staan daar op plaats vier. Octrooien en patenten zijn maar één maatstaf om de innovatie van onze bedrijven te meten.
De heer Bajart heeft het woord.
Mijnheer Gryffroy en mijnheer Van Malderen, dank u voor uw verbreding en verduidelijking van een aantal zaken. We zijn het erover eens en we vinden het belangrijk dat we er moeten naar streven om de groep kmo’s beter te bereiken, beter te sensibiliseren en beter te begeleiden. We zitten daar op dezelfde golflengte. Dit krijgt een vervolg.
De vraag om uitleg is afgehandeld.