Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, uitzendarbeid is het belangrijkste instroomkanaal voor jongeren op de arbeidsmarkt. Met een aandeel van bijvoorbeeld 15 procent allochtonen van Afrikaanse origine biedt interim ook aan deze kansengroep opportuniteiten om aan de slag te gaan. Eveneens biedt interim werk aan 14 procent 50-plussers. 48 procent van de interimpopulatie is laaggeschoold. De groep van uitzendkrachten bevat dus heel wat mensen die potentieel aan de slag kunnen via een individuele beroepsopleiding (IBO).
De IBO-interim is een formule die in het verleden al werd uitgetest, maar wegens beperkt succes terug werd afgeschaft. Minister, u wees eveneens op dat onsuccesvol verleden in antwoord op een schriftelijke vraag van mij, waarbij u stelde dat een tiental jaar geleden een poging werd gedaan om de uitzendsector actief te betrekken bij de toeleiding en begeleiding van de IBO. Acht weken uitzendarbeid voorafgaand aan de IBO met daarna aanwervingsplicht is geen succesformule gebleken.
U hebt daar een punt en ook vanuit de interimsector wordt het geringe succes van de IBO-interim erkend. Het probleem situeerde zich destijds vooral bij het feit dat mensen eerst uitzendkracht moesten zijn vooraleer in een IBO te stappen. Inmiddels zijn de geesten gerijpt en is men tot het inzicht gekomen dat het omgekeerde logischer zou zijn: wie in een IBO stapt, kan nadien met een uitzendcontract aan de slag.
De context is ook veranderd. In tegenstelling tot tien jaar geleden voorziet de IBO-regelgeving in de mogelijkheid om een opleiding te laten volgen door een contract van bepaalde duur. Hiermee is het belangrijke euvel voor de interimsector verholpen. Bovendien beperkte de oude maatregel van 2006 zich tot 50-plussers, personen met een arbeidshandicap en allochtonen, en waren er belemmeringen ten gevolge van de complexiteit van het opmaken en opvolgen van dossiers.
Voor de instroom beschikt de uitzendsector vandaag over onvoldoende instrumenten om gebruik te maken van aangepaste maatregelen inzake werkplekopleiding, waarvan de IBO de belangrijkste is. Daartegenover stelt het Vlaams regeerakkoord dat de Vlaamse Regering tegen het einde van de legislatuur het aantal praktijkgerichte opleidingen en stages wil verdubbelen.
U erkende in uw antwoord op mijn schriftelijke vraag van 1 maart 2016 expliciet de enorme kansen die uitzendarbeid biedt door het opdoen van werkervaring. Maar verder luidt uw antwoord: “interim in verhouding tot IBO vertrekt vanuit een andere filosofie”.
In de praktijk valt het vandaag al regelmatig voor dat maximaal twee weken uitzendarbeid worden gebruikt in afwachting van de samenstelling en goedkeuring van een IBO-dossier. Momenteel kan enkel de VDAB een IBO aanbieden, terwijl ook de uitzendsector beschikt over een breed cliënteel van werkgevers aan wie ze potentiële cursisten kunnen aanbieden. Er zou sprake kunnen zijn van een publiek-private samenwerking tussen de VDAB en de uitzendsector.
Uiteraard moet er voor de toepassing van uitzendarbeid een motief zijn. Dat is er dankzij de regionalisering van het motief ‘erkend tewerkstellingstraject’ dat een kader biedt als rekruteringsinstrument.
Minister, in welk opzicht oordeelt u dat uitzendarbeid van een andere filosofie vertrekt dan de IBO, rekening houdend met de invoering van contracten van bepaalde duur, de uitbreiding van de doelgroep en de regionalisering van de interim, en het opheffen van belemmeringen ten gevolge van de complexiteit van het opmaken en opvolgen van dossiers?
Hoe schat u de huidige praktijk in dat maximaal twee weken uitzendarbeid worden gebruikt in afwachting van de samenstelling en goedkeuring van een IBO-dossier met het oog op de rol van interim in een IBO?
Wilt u de uitbreiding van de IBO met uitzendarbeid een kans geven? Zo ja, zult u met het oog daarop overleg opstarten met de vertegenwoordigers van de interimsector om een kader uit te werken waarbij via het motief ‘erkende tewerkstellingstrajecten’ de mogelijkheid wordt geboden om de IBO te laten volgen door uitzendcontracten? In welke modaliteiten wilt u daarbij voorzien?
Minister Muyters heeft het woord.
Het verschil tussen uitzendarbeid en de IBO is vrij eenvoudig. Wie een beroep doet op de interimsector zoekt iemand die onmiddellijk inzetbaar is omdat er bijkomend werk is, iemand afwezig is wegens zwangerschap of ziekte. Men moet een interimkracht volledig betalen.
Een maandenlange opleidingsperiode tijdens een uitzendcontract is iets anders. Een opleidingsperiode waarvan de volledige kost moet worden gedragen, lijkt me niet dezelfde filosofie te hebben. De insteek van de IBO is dan ook van een andere orde en filosofie.
De begeleiding en coaching van de werkzoekende cursist en de werkgever tijdens de IBO vraagt een ondersteunende aanpak. De voorbereiding van een opleiding met ruimte voor maatwerk is belangrijk om de slaagkansen te vergroten. De werkzoekende wordt door de werkgever opgeleid op de werkvloer en wordt daarna aangeworven. De werkzoekende moet daarbij de garantie krijgen dat de periode van tewerkstelling minstens even lang duurt als de opleidingsperiode. Normaal gaat het om een contract van onbepaalde duur maar wanneer de gewoonte binnen het bedrijf erin bestaat dat altijd eerst wordt gewerkt met een contract van bepaalde duur, dan kan ook een contract van bepaalde duur worden gesloten dat minstens even lang duurt als de IBO-periode.
De complexiteit van het opmaken van een IBO-overeenkomst schuilt in een correcte berekening van de aanvullende premie op basis van het toekomstige loon en het vervangingsinkomen van de kandidaat-cursist. Het gaat dan ook over twee totaal verschillende systemen.
Een uitzendperiode van twee weken voorafgaand aan de IBO kan wel omdat men op die manier de betrokken partijen de kans geeft om de opleidingsbehoeften nog beter in te schatten. Tijdens deze periode worden de formaliteiten in orde gebracht om met een kwaliteitsvolle en competentiegerichte opleiding van start te kunnen gaan.
Voor de uitbreiding van de IBO met uitzendarbeid is het evident dat de basisprincipes van opleiding op de werkvloer en aansluitende tewerkstelling behouden blijven. Dat is essentieel: de IBO is een opleiding en de filosofie is dat die mensen na hun opleiding worden aangeworven. Deze basisfilosofie wil ik bewaren.
Voor een uitbreiding van de interimtewerkstelling na de IBO is gedragenheid bij de sociale partners nodig. Er ligt momenteel een voorstel van hervorming van de IBO voor bij de sociale partners waarin naast een ingrijpende administratieve vereenvoudiging ook een voorstel is opgenomen om na de IBO een contract van bepaalde duur via een uitzendkantoor mogelijk te maken. Ik wacht op het eindresultaat van het sociaal overleg voor ik verdere stappen zal ondernemen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ik stel deze vraag vanuit de bezorgdheid om optimaal gebruik te maken van de instroomkanalen op de arbeidsmarkt waarvan interim onmiskenbaar een zeer belangrijk instrument is. Ik ben blij te horen dat daarover overleg wordt gepleegd met de sociale partners. Daarbij moet het belang van de werknemer voorop staan. Misschien kan er in het kader van het overleg worden gesproken van een engagementsverklaring tussen uitzendkantoor, gebruiker en werkzoekende om het traject te verduidelijken. Dat zijn zaken die daar wellicht nog verder kunnen worden besproken. Ik ben alvast heel blij dat u de waarde van uitzendarbeid erkent en deze piste een kans wilt geven.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Minister, hebt u vanuit de sector signalen ontvangen over de reden waarom die maatregel niet succesvol is? De IBO-maatregel is bekend bij de werkgevers. IBO-interim staat ook nog altijd op de website van de VDAB, dus het systeem kan nog altijd worden gebruikt.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik heb niet echt signalen ontvangen vanuit de sector maar IBO en interim hebben zo’n verschillende filosofie dat een mix van beide eigenlijk niet klopt. Een interim wordt aangeworven om bijvoorbeeld morgen te worden ingezet omdat er extra werk is dat morgen moet gebeuren. Bij een IBO is het zo dat de bijdrage van de werkgever oploopt naarmate de IBO verder loopt. Het is dus best mogelijk dat men daar gedurende de eerste maanden niets aan heeft inzake bijdrage. Die filosofie is zo verschillend dat een mix moeilijk is.
Het punt dat mevrouw Talpe naar voren schuift, waarbij men eerst een IBO volgt en nadien een interim die misschien even lang duurt als wanneer men via interim aanwerft, kan misschien eens worden bekeken. Maar ik wil daar nog niet gedetailleerd op ingaan en afwachten hoe de sociale partners reageren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.