Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, kinderopvang is een onderwerp dat hier al verschillende keren aan bod is gekomen. Ik wil de nadruk leggen op flexibele kinderopvang want we leven in een steeds veranderende samenleving. Het oude beeld van vader die gaat werken en moeder die thuis voor de kinderen zorgt, is al lang verleden tijd. Ook de traditionele kantooruren zijn voor velen voorbij. Glijdende uren, ploegwerk, langere verplaatsingen, werkende grootouders zijn allemaal elementen die ertoe bijdragen dat we belang moeten hechten aan de realisatie van flexibele kinderopvang, dus buiten de gangbare uren en dagen.
Ik hoef dat belang niet verder te benadrukken, want het staat ook in het regeerakkoord en de beleidsbrieven. U zou inzetten op flexibele kinderopvang en onderzoeken of er oplossingen kunnen worden gevonden voor onbedoelde belemmeringen in het decreet. Een hele tijd geleden hebben we in deze commissie de voortgangsrapportage gehad van de werkgroep die alle mogelijke vereenvoudigingen en aanpassingen aan het huidige kaderdecreet moet onderzoeken. Ik heb toen gevraagd naar de stand van zaken in het onderzoek naar flexibele kinderopvang, maar op dat moment konden ze nog geen informatie geven over verdere concrete stappen. Dat thema zou in 2016 worden aangepakt.
Ondertussen is er ook een studie van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) dat een masterplan heeft opgesteld om de mobiliteitsknoop in ons land te ontwarren. Het is misschien een rare invalshoek, maar ook daar kwam het aspect van flexibele kinderopvang naar boven. Ze hebben een algemene visie om de mobiliteitsknoop te ontwarren en leggen ook de nadruk dat door de veranderende organisatie van de samenleving, er meer moet worden gekeken naar een goede combinatie werk-gezin. Een van de maatregelen betreft de betere uitbouw van flexibele kinderopvang. Kind en Gezin reageerde in de krant op dit voorstel door te stellen dat hierover net een onderzoek is gestart bij de betrokkenen. Ik weet niet welk onderzoek dat is, maar misschien kunt u daar meer over zeggen.
Staat u achter de visie van het VBO? Hoe ver staat het met de stappen die worden gezet in het kader van de flexibele kinderopvang? Welke concrete acties zijn er ondertussen ondernomen? Daar hebben we sinds de voortgangsrapportage weinig over vernomen. Het persartikel sprak over een onderzoek van Kind en Gezin. Wat houdt dit onderzoek in? Welke conclusies zullen eraan verbonden worden?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dames en heren, zoals bepaald in de beleidsnota 2014-2019 willen we verder bouwen aan een kwaliteitsvolle kinderopvang voor baby’s en peuters, en willen we ook de buitenschoolse opvang in samenwerking met alle partners beter afstemmen op de leefwereld van kinderen en ook met het oog op een goede combinatie arbeid-gezin voor de ouders.
Het inzetten op flexibele kinderopvang maakt daar deel van uit. Om te komen tot een kwaliteitsvolle flexibele kinderopvang blijven we wel uitgaan van de drie functies van de kinderopvang: de economische functie waarbij beschikbaarheid, bereikbaarheid en betaalbaarheid een rol spelen, de pedagogische functie waarbij spel- en ontplooiingskansen, veiligheid, uitdaging en plezier een rol spelen, en de sociale functie waarbij gelijke kansen en toegankelijkheid een rol spelen.
Dat betekent dat het woord ‘flexibel’ een ruimere invulling moet krijgen met betrekking tot kinderopvang dan vandaag gebeurt, met de huidige loutere klemtoon op ruimere openingsuren. Hoe flexibele kinderopvang dan wel ruimer moet worden opgevat en uitgebouwd, wordt momenteel onderzocht via een brede bevraging van allerlei stakeholders zoals de gebruikers, de voorzieningen en de betrokken organisaties. Hierbij is de steeds veranderende samenleving een belangrijke invalshoek, maar het ontwarren van de mobiliteitsknoop in ons land is geen doelstelling op zich die we als kerntaak met kinderopvang in het algemeen en met flexibele opvang in het bijzonder willen nastreven. Echter, net omdat rekening wordt gehouden met de veranderende samenleving om te bepalen hoe flexibele kinderopvang in de toekomst kan worden uitgebouwd, zou dit type opvang onrechtstreeks natuurlijk wel een bijkomend voordeel kunnen zijn op het vlak van mobiliteit.
De oefening om flexibele opvang ruimer te gaan bekijken dan tot nu toe in de regelgeving is opgenomen met een focus op ruimere openingsuren, werd gestart in het najaar van 2015. Deze oefening baseert zich op de methodiek van service design. Service design wordt gebruikt om de kwaliteit van een dienstverlening te verbeteren en verloopt in verschillende fases: desk research, luisteren, ontwerpen en testen.
Een belangrijk onderdeel is het luisteren naar de gebruikers van kinderopvang. Die fase was bij ons drieledig. Ten eerste werd een workshop opgezet met organisatoren in de kinderopvang, lokale besturen, vertegenwoordigers van ouders, minderhedengroepen, opleidingsorganisaties, werkgevers in de sectoren met onregelmatige werkuren zoals Horeca Vlaanderen, UNIZO enzovoort. Deze workshop vond plaats in oktober 2015 en had tot doel om samen met de uiteenlopende groep van deelnemers de gezinssituaties van mogelijke gebruikers van flexibele kinderopvang, in beeld te brengen en om specifieke kenmerken en karakteristieken van deze mogelijke gebruikers te onderscheiden.
Ten tweede werden op basis van deze gezinssituaties en hun kenmerken, karakteristieken en vervolgens potentiële gebruikers van kinderopvang geselecteerd. Met deze reële gebruikers werden in november en december 2015 diepte-interviews uitgevoerd om een duidelijk beeld te krijgen van hun noden en behoeften met betrekking tot flexibele kinderopvang. Uit die fase werden acht persona’s of gezinstypes onderscheiden, elk met hun eigenheden, noden en verwachtingen.
Ten derde vond in maart 2016 een tweede workshop plaats met een selectie van voornoemde vertegenwoordigers om op basis van de gebruikersinzichten die werden verzameld tijdens de diepte-interviews, na te gaan welke concepten een mogelijk antwoord kunnen geven op de in beeld gebrachte noden en behoeften van elk van die situaties of gezinstypes.
Na de zomer van 2016 zullen de resultaten van deze drieledige oefening tijdens de laatste fases, namelijk het ontwerpen en testen, gebruikt worden om de mogelijkheden die gezien worden aan aanbodszijde als antwoord op de noden en behoeften van gebruikers, verder uit te werken in realistische concepten en concrete acties. De vraag op welke wijze het huidige flexibele opvangaanbod en de vandaag bestaande regelgeving ter zake nog kan worden geoptimaliseerd, maakt hier ook deel van uit.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u. Het is duidelijk een ‘work in progress’. Het is inderdaad een knelpunt dat moet worden onderzocht. U onderzoekt het nu heel ruim. Het is goed dat u bekijkt wat nu effectief de vraag is, welk soort flexibele kinderopvang er nodig is. Ik treed u volledig bij dat het over meer gaat dan enkel wat langer open blijven. Er is ook een pedagogisch aspect aan verbonden. Als het kind er overnacht, moet de opvang anders worden georganiseerd dan bij opvang van 9 tot 5. Dit is zeker belangrijk.
Maar, minister, naar mijn gevoel gebeurt alles vrij traag. Ik heb heel lang zitten zoeken en ik heb gezien dat ook mevrouw Schryvers via een schriftelijke vraag heeft geprobeerd om een zicht te krijgen op wat flexibele kinderopvang nu eigenlijk inhoudt. Welke concrete vraag er is en welk aanbod daar tegenover staat, dat is heel moeilijk te definiëren.
U bent nu een theoretische invulling aan het geven van heel het aspect van flexibele kinderopvang, maar ik ben eigenlijk aan het wachten op de praktische uitvoering ervan. We moeten ervoor zorgen dat het aanbod wordt afgestemd op de vraag. Dat mis ik nu nog.
U zegt dat na de zomer van 2016 wordt voortgedaan met ontwerpen en testen. En dat daarna wordt gekeken naar het mogelijk optimaliseren van de regelgeving. Dat is een heel proces. Het moet gebeuren, maar wat mij betreft mag het wat sneller.
Ik heb de juiste cijfers niet, misschien hebt u ze wel bij u, maar in mijn stad hoor ik dat een aantal plaatsen met flexibele kinderopvang gestopt zijn omdat het financieel niet langer haalbaar was. Ik zou absoluut willen vermijden dat we lang onderzoeken en nadenken terwijl er ondertussen flexibele kinderopvang verdwijnt.
Minister, een theoretische invulling moet gebeuren, maar ik roep u op om een tandje bij te steken bij de praktische uitwerking van de flexibele kinderopvang.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik zou ook wel willen weten hoe het staat met de impact op de flexibiliteit in de vroegere zelfstandige kinderopvang. Zoals u al aangaf, werd met de invoering van het decreet plotseling beslist dat het IKG-tarief (inkomensgerelateerd) niet langer kon worden aangerekend indien de opvang langer duurde dan 11 uur. Daarbij werd gezegd dat de regeling altijd zo was geweest. Ook voor de opvanginitiatieven moesten de ouders dan maar de volle pot betalen.
De subsidies voor flexibele kinderopvang voor de vroegere erkende en gesubsidieerde kinderopvang, kon zonder probleem worden voortgezet door de organisatoren die nu in trap 2A zitten. Ik sluit me dan ook volledig aan bij mevrouw Jans, ook ik pleit voor een zo snel mogelijke praktische uitvoering ervan. Wat betreft de organisatoren in trap 1B moeten we vooral kijken naar de flexibiliteit.
Minister, namens mijn fractie wil ik het pleidooi van de voorgaande sprekers onderschrijven. Het is samen te vatten onder de noemer ‘first things first’. U hebt een heel omstandig theoretisch conceptueel antwoord gegeven. Als het u menens is met het regeerakkoord – daar ga ik van uit – gaat het in de eerste plaats toch over de vraag naar capaciteit. U kunt veel beweren, maar we zijn nog een heel eind af van uw eigen doelstelling om betaalbare en kwaliteitsvolle kinderopvang te realiseren voor iedereen die er nood aan heeft. Die nood bestaat vandaag al, regulier, maar ook niet-regulier. Ook mensen die een opleiding volgen en mensen die een sollicitatiegesprek gaan doen, hebben nood aan kinderopvang.
Net op dat moment komt die functie van kinderopvang, los van alle pedagogische voordelen, als verlager van de drempel naar de arbeidsmarkt, naar voren. Vandaag is dat aanbod er niet.
U kunt heel grote studies maken, maar het zal pas een netto-effect hebben als we ook een netto-capaciteitsuitbreiding hebben. In het andere geval is het een verschuiving en vergroot je de nood op een ander vlak. Niet alleen tikt de klok van de legislatuur en het regeerakkoord, maar ook andere regeringen zijn aan de slag. Uw partijgenoot minister Peeters wil werk maken van een meer flexibelere arbeidsmarkt: werknemers die soms langere dagen met meer uren presteren en soms kortere dagen met minder uren. Dat heeft ook effect op de kinderopvang. Als u daarop een antwoord wilt geven en werkbaar werk niet enkel een slogan wilt laten, zult u in de praktijk toch ook op korte termijn een aantal regels die vandaag eerder stringent zijn, moeten aanpassen aan die veranderde arbeidsmarkt die door het beleid wordt gecreëerd.
Minister, welk uitbreidingspad plant u heel concreet? Er is daarvoor geen grote theoretische studie nodig. Het antwoord kan een cijfer zijn.
Welke aanpassingen aan de regelgeving zijn er nodig om de flexibilisering die door de federale overheid is aangevat, op te vangen?
De heer Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, het is niet de bedoeling om het hele debat over kinderopvang over te doen. De begroting en de budgettaire trajecten worden inderdaad op dit moment jaar na jaar aangepast in functie van de budgettaire mogelijkheden. De eerste vervaldag die in het decreet is ingeschreven, was 2016. We hebben die vervaldag gehaald.
Ik begrijp het ongeduld van de vraagstellers. Ik denk eerlijkheidshalve wel dat het traject dat werd afgelegd, aantoont dat Kind en Gezin wel degelijk werkt aan dat thema. Het thema is trouwens een onderdeel van het decreet. In het decreet en ook in de uitvoeringsbesluiten zijn daarover een aantal zaken opgenomen.
Ik wil wat nuance aanbrengen in de bedenking dat het een theoretische oefening zou zijn. Als er iets is dat we het best niet doen, is het volgens mij een theoretische benadering. We moeten heel duidelijk bottom-up, vanuit een goed begrip van de echte, pragmatische noden van de mensen die een beroep willen doen op flexibele kinderopvang, testen wat we het best doen met de regelgeving en de budgettaire consequenties die daaraan verbonden zijn. In die zin is het duidelijk dat er beter niet wordt gewacht op een heel brede intellectuele conceptnota over dit thema, maar dat er eerder wordt gevraagd welke praktische consequenties er zijn als je wilt inspelen op de reële noden van mensen die een beroep willen doen op die flexibiliteit. Ik denk dat dat hier al vaker het pleidooi is geweest. In die zin is de gevolgde methodologie van dien aard dat het ons iets meer moet kunnen geruststellen dat men met de voeten op de grond naar oplossingen zoekt.
Het zal uiteindelijk moeten resulteren in de aanpassing van de regelgeving. Wellicht zullen ook een aantal budgettaire aspecten moeten worden meegenomen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik begrijp ten volle dat het kaderdecreet van 2012, dat in 2014 in werking is getreden, een hele omwenteling was, dat het heel wat werk betekende voor alle betrokken actoren en dat er nog bijsturingen nodig zijn. Ik blijf de nadruk leggen op de flexibele kinderopvang. Ik hoop alleszins dat de werkwijze die u nu hanteert, inderdaad geen theoretische oefening is. In de manier waarop u het vertelt, klinkt het wel als een theoretische oefening. Er wordt een interview gehouden met een aantal mensen. Ik hoop dat dit hele verhaal uitmondt in een extra aanbod aan flexibele kinderopvang. Het is goed mogelijk dat er budgettaire consequenties aan verbonden zijn. Het is een van de belangrijke onderdelen van uw beleidsbrief dat we daarop inzetten. Daarom doe ik nogmaals deze oproep: rond het theoretische gedeelte af en kijk naar de praktische oplossingen, naar het aanbod van flexibele kinderopvang en het maximaliseren van die flexibele kinderopvang.
Het Verbond van Belgische Ondernemingen heeft laten weten dat zijn studie terecht werd geciteerd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.