Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Vandaag is het 26 april. Eind april moet de entiteit België, met haar deelgebieden, een Stabiliteitsprogramma 2016-2019 indienen bij Europa. Daarvoor baseren zowel het land als de deelentiteiten zich meestal op het advies van de Hoge Raad van Financiën (HRF), dat op 12 april gepubliceerd is. De Hoge Raad van Financiën heeft toen een advies overgemaakt met betrekking tot de te leveren begrotingsinspanningen in het kader van het Europese Stabiliteits- en Groeipact. Zoals het reglementair is bepaald, stond in dat advies ook hoe die inspanningen zouden kunnen worden verdeeld over Entiteit I en Entiteit II.
De Hoge Raad van Financiën is vertrokken van de gegevens van het federaal Planbureau van 14 maart 2016, dus vóór de begrotingscontrole. Ik kom daar straks op terug. De federale minister van Financiën heeft niet lang na het bekendmaken van het advies van de Hoge Raad van Financiën aangekondigd dat hij dit thema ter sprake zou brengen op het Overlegcomité van 18 april 2016 en dat er daar zou worden gesproken over de verdeling van de inspanningen tussen België en zijn deelstaten.
We weten ondertussen dat het Overlegcomité heeft besloten om nog geen beslissing te nemen. Op 18 april is de discussie doorverwezen naar werkgroepen. Maar gelet op het nakende einde van de maand en aangezien we het Stabiliteitsprogramma moeten indienen bij Europa, zijn ze waarschijnlijk, en hopelijk, al tot conclusies gekomen.
Minister, is er op het Overlegcomité en in de werkgroepen die op 18 april zijn geïnstalleerd een consensus gevonden over de verdeling van de begrotingsinspanningen van 2016 tot 2019 tussen de verschillende regeringen? Als die consensus er is, wat zijn dan de implicaties voor de te leveren begrotingsinspanningen van de Vlaamse Regering? De Hoge Raad van Financiën heeft zich gebaseerd op het Federaal Planbureau, met gegevens tot 14 maart 2016, dus vóór de begrotingscontrole die de Vlaamse Regering zal indienen bij dit Vlaams Parlement.
Minister, u weet ongetwijfeld dat de Hoge Raad van Financiën twee scenario’s had voorgesteld met betrekking tot het structureel evenwicht in 2019 voor de entiteit België. Welke scenario’s zijn geselecteerd in de consensus die werd bepaald op het Overlegcomité of in die werkgroepen? Welk standpunt heeft de Vlaamse Regering ter zake ingenomen bij de discussie over de verdeling van de inspanningen?
Minister Turtelboom heeft het woord.
Op het Overlegcomité van 18 april is er nog geen consensus gevonden over de verdeling van de begrotingsinspanningen tussen de verschillende regeringen voor de periode 2016-2019. Het Overlegcomité heeft de ministers van Begroting belast met het voortzetten van de analyse van het HRF-advies en het formuleren van een voorstel van de te volgen weg, met als vertrekhypothese een terugkeer naar het evenwicht in 2018. Daarbij zal er worden gewaakt over de eisen van het Stabiliteitsprogramma, van de groei en van de Europese begrotingsregels.
Het klopt dat er tegen eind deze week een document moet worden overgemaakt aan Europa. Het overleg daarover is momenteel nog lopende.
U weet uit de begrotingscijfers dat we de begrotingsaanpassing 2016 hebben afgerond met een tekort van 171 miljoen euro, maar wel rekening houdend met een eenmalig negatief effect van 137 miljoen euro en deels door de uitgaven gekoppeld aan de reeds gerealiseerde investeringen A1 en A3 ziekenhuisinfrastructuur overgedragen ten gevolge van de zesde staatshervorming.
Bovendien hebben we voor die 171 miljoen euro geen rekening gehouden met de 94 miljoen euro asieluitgaven die, in overeenstemming met de Europese regelgeving, als uitzonderlijk kunnen worden beschouwd. Daarvan hebben we dus ook een aparte lijn gemaakt.
We hebben onze begrotingscontrole afgerond vooraleer het rapport van de Hoge Raad van Financiën klaar was. We hebben al een aantal keren het debat gevoerd over de timing. Ik denk dat we daaruit merken dat het goed zou zijn indien de timing van de verschillende rapporten beter op elkaar wordt afgestemd. Nu worden begrotingscontroles zowel op Vlaams als op federaal niveau afgerond vooraleer het rapport van de Hoge Raad van Financiën klaar is.
We beogen in 2017 een begroting nominaal in evenwicht te hebben. We maken echter een aparte lijn voor de bouwkost van de Oosterweelverbinding. We willen de begroting in evenwicht hebben voor de bouw van zo’n groot infrastructuurwerk. Voor alle duidelijkheid: het is het derde grootste infrastructuurwerk van heel Europa in een van de kleinste begrotingen die er in Europa zijn. Uiteraard zal er daarover verder overleg moeten gebeuren en zullen we zeer kort op de bal moeten spelen in verhouding met de timing die begint. Bij zulke projecten kan het natuurlijk een zeer groot effect hebben op de begroting wanneer het een maand vroeger of een maand later start.
De onderhandelingen over het traject dat zal worden ingediend, lopen op dit moment nog tussen de verschillende entiteiten. U weet dat het al een heel aantal jaren geleden is. Het kan een tijdje duren vooraleer alle entiteiten zich akkoord hebben verklaard met het traject dat wordt ingediend bij Europa. Dit moet natuurlijk wel onze bedoeling zijn. Als je onze tekorten uitzet in percentages, merk je dat de Vlaamse Regering die altijd bijzonder klein heeft kunnen houden tegenover het bbp.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, ik ben wat verbaasd. U blijft zeggen dat u na de begrotingscontrole op het niveau blijft van het tekort van 171 miljoen euro. De tabellen die we vrijdag hebben gekregen, komen uit op een tekort dat op zijn minst groter is dan 171 miljoen euro. U kunt dat dus blijven verkondigen aan de buitenwereld, maar u kunt me niet wijsmaken dat u twee maanden index van iets meer dan 60 miljoen euro ook buiten de begroting zult houden en niet zult meetellen in uw tekort. Heel de regering en u blijven het maar hebben over dat bedrag, maar de cijfers geven iets anders aan. Het tekort ligt hoger dan 171 miljoen euro. (Opmerkingen van minister Annemie Turtelboom)
U zegt dat het tekort 171 miljoen euro bedraagt. En daarnaast houdt u nog andere zaken buiten de begroting. Die discussie zullen we dan voeren bij de begrotingscontrole. U moet op zijn minst correcte informatie geven aan dit parlement. Volgens de cijfers die u vrijdagavond aan ons hebt overgemaakt, ligt het tekort hoger dan 171 miljoen euro. U kunt dat nu wel blijven zeggen, maar dan moet u de cijfers aanpassen.
We weten allemaal dat de Hoge Raad van Financiën in Entiteit II een structureel evenwicht voorstelt in 2018 en een nominaal evenwicht in 2018 voor de gemeenschappen en de gewesten. U zegt dat we in 2017 naar een nominaal evenwicht zullen gaan, met uitzondering van de Oosterweelverbinding. Die discussie zullen we dan voeren met betrekking tot de begroting 2017.
Minister, ik heb nog een specifieke vraag, die terugkomt in de discussie over het buiten de begroting houden van de horizontale solidariteit in de begrotingscontrole. De Hoge Raad van Financiën heeft iets anders gezegd. Zij houden geen rekening met de positieve ESR-impact op het vorderingensaldo van de herziening van de autonomiefactor: het begrote negatieve bedrag in 2018 en de bedragen in positief voor de deelgebieden in 2015, 2016 en 2017.
De Hoge Raad zegt dat hij daar geen rekening mee houdt en ook niet met de negatieve ESR-impact op het saldo voorzien in 2018 ingevolge de afrekening. Wat gaat Vlaanderen doen? Ik zie nu dat u bij de begrotingscontrole zegt: we nemen de plussen in, om te bewijzen dat we een goed vorderingssaldo hebben of een klein tekort, en de minnen nemen we niet mee en zetten we buiten de begroting. Wat gaat Vlaanderen specifiek doen met betrekking tot die aanbeveling van de Hoge Raad van Financiën? Dat was eigenlijk mijn vierde vraag.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Het is een begrotingscontrole. Conform het Rekendecreet zullen wij op een bepaald moment opnieuw een meerjarentraject maken. Dat is op dit ogenblik nog niet volledig gemaakt omdat ons traject voor de Hoge Raad van Financiën op een totaal andere manier verlegd is. Bij het advies van de Hoge Raad van Financiën waar wij nog rekening mee hielden bij de begrotingsopmaak en de begrotingscontrole, mochten wij driemaal een tekort hebben, in 2015, 2016 en 2017, van 746 miljoen euro en moesten we nominaal in evenwicht zijn in 2018. Vanuit die filosofie hebben we de begrotingscontrole voor 2016 gedaan en afgerond. Dan is het traject verlegd omdat wij in 2015 een veel beter resultaat hebben gehaald dan de 746 miljoen euro. Waar het de verwachting was – maar het was duidelijk een foute verwachting – dat men zou voortgaan op het vorige traject van drie keer 746 miljoen euro en dan 0 euro in 2018, is het traject voor alle entiteiten, niet alleen voor Vlaanderen maar ook voor Brussel en Wallonië, volledig opnieuw gelegd, vertrekkende van het cijfer van 2015. Dat is de reden waarom er tussen de begrotingscontrole en het rapport van de Hoge Raad van Financiën, dat na de paasvakantie verschenen is, een verschil zit. Als je de begrotingscontrole aftoetst aan de kennis die we op dat moment hadden van het rapport van de Hoge Raad van Financiën, dan zie je dat we ruim beter deden dan de Hoge Raad van Financiën vroeg. Dat traject is nu verlegd. Dat betekent dat wij dat debat zullen moeten voeren als we ons nieuw meerjarentraject uitwerken voor 2017, 2018 en 2019, omdat we op dat moment die kennis nog niet hadden.
Uw opmerking in verband met de indexering klopt helemaal. In mijn tekst stond het helemaal juist. We hebben het er vorige week in de commissie al over gehad. Ik heb toen gezegd dat de spilindex vroeger is overschreden en dat het informatie was die dateert van na de begrotingscontrole. Vooral op het interministeriële overleg heb ik opnieuw gepleit voor de ‘timingen’. Het zou veel comfortabeler zijn die rapporten te hebben voor je aan de begrotingscontrole en begrotingsopmaak begint, dan wanneer je ze kort van tevoren krijgt. Ons traject is door de Hoge Raad van Financiën, tussen 2015 en 2016, substantieel verlegd in onze doelstelling. Dat betekent dat we dat debat terug zullen moeten voeren in ons meerjarenperspectief.
De heer Bertels heeft het woord.
Dat het traject door de Hoge Raad van Financiën veranderd is op basis van de realisatie van het cijfer van 2015, is correct. Mijn vraag ging specifiek over de autonomiefactor, de plussen die u nu meetelt en die de Hoge Raad niet meetelt. Die discussie zullen we dan voeren bij de begrotingscontrole of de begrotingsopmaak 2017. We moeten die discussie wel voeren, zodat er op zijn minst een duidelijke lijn is en we niet alleen de plussen meetellen en de minnen achteraf buiten de begroting zetten.
Ik begrijp het goed dat de communicatie van de minister-president met betrekking tot het feit dat Vlaanderen 1,3 miljard euro extra moet inleveren op basis van het advies van de Hoge Raad van Financiën – wat trouwens nergens in het advies van de Hoge Raad van Financiën staat als hypothese – geen standpunt was van de Vlaamse Regering en niet verdedigd is op het Overlegcomité, neem ik aan. Het was dus eigenlijk een antwoord van de minister-president op een vraagstelling die hij zelf gecreëerd had, maar die niet in het advies van de Hoge Raad van Financiën stond. Hij slaat daar twee hypothesen door elkaar. Dat was, denk ik, om niet aan te tonen dat we ervan uitgaan dat de Vlamingen boven hun stand leven en dat hij aan het voorbereiden was dat de Vlaamse Regering nog veel bijkomende inspanningen en minder investeringen moet doen voor de begroting 2017, zoals een vicepremier van de Federale Regering lijkt te suggereren. Ik neem aan dat de minister-president alles bij elkaar heeft geteld en dat dat meer een boodschap aan zichzelf was dan aan de buitenwereld.
De vraag om uitleg is afgehandeld.