Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Voorzitter, we kennen allemaal de campagne ‘Geef de wereld een thuis’. Daarmee worden gezinnen die zich spontaan openstelden om vluchtelingen met een verblijfsstatuut tijdelijk op te vangen, als pleeggezin omkaderd. Er wordt in opvang voorzien voor drie doelgroepen: niet-begeleide minderjarige vluchtelingen, volwassenen met een beperking of psychiatrische problematiek, en gezinnen met minstens één minderjarig kind. Mijn vraag gaat specifiek over die laatste doelgroep.
De opvang van vluchtelingengezinnen is nieuw binnen de pleegzorg. Het gaat om een tijdelijke oplossing, want de duur van een verblijf van een vluchtelingengezin in een pleeggezin is drie maanden en kan eenmalig worden verlengd met nogmaals drie maanden. Dat geeft vluchtelingen meer tijd om een geschikte woning te vinden en het geeft hun meer mogelijkheden om de integratie in gang te zetten. Het pleeggezin ondersteunt hen daarbij, ook met het wegwijs maken in de samenleving en het uitbouwen van een lokaal netwerk.
Voor de opvang van vluchtelingengezinnen werkt Pleegzorg Vlaanderen samen met Vluchtelingenwerk Vlaanderen. Zij doen de screeningsgesprekken met de kandidaat-vluchtelingengezinnen en staan in contact met Fedasil, de opvangcentra en de lokale opvanginitiatieven.
De doorstroming van de opvangstructuur naar het pleeggezin verloopt blijkbaar niet vlot. Er zijn obstakels, en die moeten we kunnen oplossen. Dit is een maatregel waar iedereen achter staat en waar een politiek draagvlak voor is, maar bepaalde obstakels maken het moeilijk. Zo zijn sommige pleeggezinnen afhankelijk van de goodwill van de betrokken OCMW’s. Het OCMW oordeelt over de toekenning van een referentieadres. Als dit niet kan, wordt aan de pleeggezinnen gevraagd om ze bij hen te domiciliëren. Dat is een grote vraag, en soms haken mensen dan af. Ook op het vlak van ruimtelijke ordening is er een vergunnings- of meldingsplicht voor het opsplitsen van een eengezinswoning naar een meergezinswoning. Die regel is er niet bij andere vormen van pleegzorg. Dat kan leiden tot een opsplitsing en/of verhoging van het kadastraal inkomen, waardoor pleeggezinnen weer afhaken. Verder hanteren lokale besturen de wooncodes op uiteenlopende manieren. Er zijn dus praktische obstakels, en dat is zonde. Sommige gemeenten willen het ook enkel doen met die gezinnen die in de eigen lokale opvanginitiatieven zitten. Aangezien er een match moet zijn tussen het vluchtelingen- en pleeggezin, is het niet evident om het altijd in dezelfde gemeente te doen. Het gaat dus ook over sensibilisering van de lokale besturen.
De tijdelijke opvang van een vluchtelinggezin verschilt van de twee andere doelgroepen. Tijdens de gedachtewisseling in december werd uitgebreid stilgestaan bij de organisatie van de pleegzorg van niet-begeleide minderjarige vluchtelingen. Waarin verschilt het voorbereidingstraject voor kandidaat-pleegezinnen voor vluchtelingengezinnen? Werden er ondertussen effectief vluchtelingengezinnen gekoppeld aan een pleeggezin? Zo niet, wat is de reden hiervoor? Zo ja, komt het op gang of gebeurt het met mondjesmaat? Er hebben zich een vijftigtal gezinnen kandidaat gesteld. Kunt u de obstakels in beeld brengen die de effectieve plaatsing van vluchtelingengezinnen belemmeren? Hoe zult u dit oplossen en binnen welke termijn? Kunt u ervoor zorgen dat de administratieve en financiële gevolgen voor pleeggezinnen op korte termijn geminimaliseerd worden? Hoe zult u ervoor zorgen dat een mooi initiatief waar u zelf achter staat, niet blijft hangen in dergelijke problemen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De hulpverlening en ondersteuning die geboden wordt bij pleegzorg voor gezinnen, is toch wel iets anders dan de hulpverlening aan niet-begeleide minderjarigen. Pleegzorg voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen is meestal voor een langere termijn: de zogenaamde perspectiefbiedende pleegzorg waarbij het pleeggezin de dagelijkse zorg van en de opvoedingsverantwoordelijkheid over het kind overneemt.
Bij pleegzorg voor vluchtelingengezinnen stellen pleegzorgers tijdelijk een deel van hun huis ter beschikking van een gezin. We benadrukken ook expliciet het tijdelijke karakter: het vluchtelingengezin woont in afwachting van het vinden van een eigen en stabiele woonst bij het pleeggezin in. In dat opzicht sluit deze vorm van pleegzorg eerder aan bij een soort concept van ‘kamers met aandacht’. Dit betekent ook dat de opvoedingsverantwoordelijkheid bij de ouders van het vluchtelingenkind blijft liggen.
Dat betekent uiteraard dat de opdracht en de verwachtingen ten aanzien van pleegzorgers die een vluchtelingengezin opvangen, anders zijn. Dat vertaalt zich, dat is evident, ook in een andere voorbereiding en vorming.
Zowel aan de kant van de vraag, de vluchtelingengezinnen, als van het aanbod, de kandidaat-opvanggezinnen, zijn selecties en voorbereidingen lopende. Op dit moment zijn er nog geen pleegzorgsituaties voor gezinnen opgestart. We kiezen ervoor om eerst een duidelijk kader uit te werken en de bestaande knelpunten weg te werken.
Het initiatief om pleegzorg expliciet naar voren te schuiven als maatregel in de vluchtelingencrisis, werd steeds als pilootproject geprofileerd, niet het minst omdat de opvang van gezinnen, en zeker die van vluchtelingengezinnen, in pleegzorg onontgonnen gebied is.
Het is eigen aan een proefproject dat een aantal zaken in een eerste fase uitgewerkt moeten worden en dat mogelijke knelpunten uitgeklaard moeten worden. Wat die aandachtspunten betreft, zitten er een aantal op het meer inhoudelijke vlak en een aantal op meer administratief, regelgevend vlak.
Een eerste aandachtspunt was het uitwerken van een raamwerk om samenleven mogelijk te maken, met respect voor privacy en evenwicht tussen baten en lasten, tussen het pleeggezin en het vluchtelingengezin. Ten tweede is er, zoals gesteld, het uitwerken en expliciteren van een begeleidingsaanbod, of misschien beter een gepast ondersteuningsaanbod door de diensten voor pleegzorg.
Ten derde, en dat is niet onbelangrijk, is het in beeld krijgen van de sociale, administratieve en fiscale implicaties, bijvoorbeeld het vermijden van mogelijke implicaties inzake het kadastraal inkomen, zeker gelet op het feit dat we benadrukken dat het om een tijdelijke opvangvorm gaat. Ik kom hierop terug.
Ten vierde zien we ook specifieke aandachtspunten inzake het aspect ‘wonen’, met name het vastleggen van regels met betrekking tot het wonen, in het bijzonder de wooncode en ruimtelijke ordening.
Op dit moment wordt met de bevoegde instanties nog voor drie knelpunten een oplossing gezocht. Een eerste is creëren van duidelijkheid inzake het referentieadres. We rekenen daarbij op de medewerking van de betrokken OCMW’s. Een tweede is de vergunningsplicht voor het tijdelijk opsplitsen van een eengezinswoning in een meergezinswoning. En tot slot merken we dat de bestaande wooncodes divers gehanteerd worden door de lokale besturen.
Op het terrein blijft iedereen overtuigd van de meerwaarde van het pilootproject. Daarom wordt gewerkt aan verschillende mogelijke oplossingspistes. De meest omvattende oplossing die wordt voorgesteld zou zijn om ‘pleegzorg voor vluchtelingengezinnen’ te beschouwen als een vorm van zorgwonen, gelet dat hier speciale afspraken gelden inzake de inschrijving in het Rijksregister en het opsplitsen van de woning in meerdere wooneenheden.
Voor zorgwonen geldt de meldingsplicht, geen vergunningsplicht, op voorwaarde dat er geen uitbreidingswerken uitgevoerd worden om de zorg mogelijk te maken. Men erkent dus dat de woning tijdelijk anders kan worden ingericht, bijvoorbeeld opgesplitst, om zorg mogelijk te maken, zonder de intentie er blijvend meerdere aparte wooneenheden van te maken. Er is dus ook geen impact op bijvoorbeeld het kadastraal inkomen. Daarom bekijken we momenteel met de collega bevoegd voor de ruimtelijke ordening en met Ruimte Vlaanderen of dit scenario haalbaar en effectief wenselijk is.
Daarnaast is er een besluitwijziging in voorbereiding die de vergunningsplicht vervangt door een verplichte melding wanneer de woning tijdelijk opgesplitst wordt voor het huisvesten van vluchtelingen en hun gezinnen.
Daarnaast vinden we het belangrijk om te blijven investeren in de gedragenheid voor dit initiatief binnen de verschillende beleidsdomeinen en op de verschillende beleidsniveaus. Er wordt dan op het terrein ook geïnvesteerd om met alle partners dit pilootproject bij de lokale besturen en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) bekend te maken en er draagvlak voor te creëren.
Ik laat me vertellen dat de voorbereiding om de besluitvoering door te voeren, op administratief niveau bezig is. Het besluit kan dan naar de regering gaan.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat nieuwe dingen soms tijd nodig hebben. Maar als het te lang duurt, missen we kansen. Er is een acute nood, we moeten een antwoord bieden. De teller mag niet op nul blijven staan, maar moet beginnen te lopen.
Ik wil bewust geen uitspraak doen over welke formule het moet worden. Er moet gewoon een oplossing komen. We moeten gewoon even pragmatisch rond de tafel gaan zitten. De regering heeft beslist hierop te willen inzetten. Ik ga ervan uit dat het niet alleen om u gaat, maar dat ook uw collega’s hierachter staan. Het lijkt me dan een kwestie van rond de tafel gaan zitten. De VVSG heeft een brief rondgestuurd. Iedereen zet er zijn schouders onder. Laten we alstublieft op heel korte termijn de obstakels wegwerken zodat dit mooie principe van start kan gaan. Het gaat om mensen die maximaal zes maanden bij iemand verblijven. Als we daar administratieve remmen op zetten, tonen we ons niet als het warme, gastvrije Vlaanderen. Veertig à vijftig gezinnen zijn bereid om dit te doen. Ze moeten nu één voor één afhaken. Dat is het omgekeerde van wat we met zijn allen willen bereiken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.