Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, seksualiteit en intimiteit zijn ook op latere leeftijd belangrijke thema’s in ons leven. Seksualiteit en intimiteit horen bij het leven en horen dus ook bij ouderen in een woonzorgcentrum. Er bestaat hierover nog veel stereotiep denken. Het gaat dan van ‘het hoort niet’ tot ‘het hoort niet meer’. Dit taboe moeten we mijns inziens doorbreken.
In het tijdschrift Knack raakte bekend dat ouderen in Vlaamse woonzorgcentra meer en meer hun recht op privacy en intimiteit terecht opeisen, en hierbij nog vaak geconfronteerd worden met personeel dat het hen daarbij soms niet zo gemakkelijk maakt. U weet ongetwijfeld ook dat Zorgnet Vlaanderen een ethisch advies heeft gepubliceerd. Zorgnet Vlaanderen stelt, mijns inziens ook terecht, dat het niet is omdat het personeel een negatieve attitude heeft ten aanzien van senioren en seksualiteit, men die seksualiteit belemmert, maar wel omdat ze hierover heel vaak onvoldoende gevormd zijn en het beeld van aseksuele ouderen nog dominant in de samenleving aanwezig is. En dat is jammer.
De notie dat ouderen immers geen behoefte of verlangen meer zouden hebben naar intimiteit, berust immers op misvattingen en een gebrek aan informatie. Het is dan ook belangrijk dat dit thema een plaats heeft, zo niet een plaats krijgt, binnen onze woonzorgcentra. Een onvoldoende empathische reactie of een verbod vanuit het personeel voor de bewoners raakt hen immers in hun waardigheid en zelfbeschikkingsrecht. Er is ook een andere kant aan de medaille, waarbij woonzorgcentra zich geconfronteerd weten met bewoners die zich in een stadium van dementie bevinden en ongepast seksueel gedrag vertonen. Volgens Zorgnet Vlaanderen komt dit ongeveer bij een op de acht bewoners met dementie voor. Ook daar is er met andere woorden een behoefte aan sensibilisering en vorming, maar daar hebben we al richtlijnen voor ontwikkeld.
Minister, beaamt u de analyse die op 10 maart in Knack gemaakt werd die stelt dat er een behoefte is aan een kader en meer vorming over senioren en seksualiteit? Zijn er op dit moment vanuit Vlaanderen initiatieven die bijdragen aan de vorming of sensibilisering van familieleden en het personeel in de woonzorgcentra over dit thema? Een ander heikel punt dat hierbij werd aangeraakt, is het beroep dat rusthuisbewoners soms doen op sekswerkers. Er is hierover op dit moment geen uniform beleid in de Vlaamse rusthuizen en het hangt af van het woonzorgcentrum waar je als oudere in opgenomen wordt of je al dan niet een sekswerker kan inhuren. Ook dit is een onduidelijke situatie die zowel voor de bewoners als het personeel vervelend is. Zult u vanuit uw bevoegdheid over de woonzorgcentra werk maken van een kader voor dit probleem?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, laat mij starten met te bevestigen dat over ouderen en seksuele behoeften nog veel taboes en vooroordelen bestaan, zowel in een thuissituatie als bij een verblijf in een woonzorgcentrum. De beeldvorming over ouderen en de ouderdom wordt nog te vaak gekoppeld aan stereotypen en vooroordelen: zij worden afgebeeld of omschreven als zorgbehoevend, weinig sportief, passief, onaantrekkelijk, aseksueel enzovoort, wat haaks staat op jeugdigheid, schoonheid en seksuele aantrekkelijkheid.
Maar niet alleen de beeldvorming speelt een rol, ook de leeftijd zelf speelt mee. Bij ouder worden hoort een veranderend lichaam. Het lichaam werkt trager, mensen worden minder snel opgewonden. Ouderen die eerst alleen geliefden waren, moeten nu soms voor elkaar zorgen en dat kan seks van ondergeschikt belang maken. Dat in combinatie met de beeldvorming maakt dat ouderen zelf ook gaan geloven dat seks niet meer voor hen is weggelegd.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat ouderen en seksualiteit maar weinig met elkaar in verband worden gebracht. Toch hebben veel ouderen nog gewoon behoefte aan seks en intimiteit. Maar, oude mensen en seks vindt men al snel vies klinken. Dat seksualiteit en seksuele gevoelens voor veel mensen niet samen lijken te gaan met ouderdom zegt wellicht ook meer over nog heersende vooroordelen in onze maatschappij dan over de praktijk. Een film als ‘Achter de wolken’ van regisseur Cecilia Verheyden met een meer dan schitterende Chris Lomme en Jo De Meyere, beiden in de rol van een verliefd koppel op oudere leeftijd, kan het maatschappelijk debat op gang brengen en mogelijks het taboe dat er bestaat over ouderen en seksualiteit doorbreken.
Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie maakt seksualiteit – door de gehele levensloop heen – intrinsiek deel uit van het menselijke bestaan. Seksualiteit is van belang gedurende het hele leven van een mens. Maar hoe men die uitdrukt, verandert doorheen de jaren en is ook voor elk individu anders. Met andere woorden, lust vergrijst niet. De beleving en inkleuring ervan verschilt naarmate we ouder worden.
Ontegensprekelijk brengt de vergrijzing – ook binnen de gezondheidszorg – heel wat nieuwe uitdagingen met zich mee. In de zorg voor ouderen in het algemeen en voor oudere personen met dementie in het bijzonder, stellen zich specifieke problemen die de voorbije jaren steeds nadrukkelijker om aandacht vragen.
Een onderwerp waaraan tot nog toe nog te weinig reflectie werd gewijd, betreft ongetwijfeld de zorg voor de intimiteits- en seksualiteitsbeleving van ouderen, in het bijzonder van ouderen die in zorgvoorzieningen verblijven en/of aan dementie lijden. De intimiteits- en seksualiteitsbeleving van geriatrische patiënten/bewoners is een onderwerp van zorg voor veel directieleden van zorgvoorzieningen, hulpverleners en familieleden, en niet minder voor de ouderen zelf. De grens tussen toelaatbaar seksueel gedrag en seksueel misbruik lijkt soms erg dun te zijn, vooral wanneer het om personen met dementie gaat.
We stellen vast dat in een toenemende mate over het thema ouderen en seksualiteit informatiedagen, studiedagen en symposia worden georganiseerd, zowel voor de ouderen zelf als voor professionelen. Zo heeft de provincie Limburg in 2011 een symposium gehouden. Ter gelegenheid van dit symposium werd een brochure uitgegeven rond dit thema onder de titel ‘De Liefde maakt een klein bed groot. Intimiteit en seksualiteit bij ouderen’ geschreven door Luc Van de Ven en Lies Van Assche en Lara Vesentini. Het schaarse wetenschappelijk onderzoek rond dit thema bevestigt dat in woonzorgcentra nog een hele weg te gaan is. Wanneer iemand naar een zorgvoorziening verhuist, betekent het niet noodzakelijk dat er een einde komt aan de seksuele interesse van de zorgbehoevende oudere. Toch kunnen specifieke omgevingsfactoren het heel moeilijk maken om die interesses ook daadwerkelijk uit te drukken.
Intimiteit en seksualiteit bij geriatrische patiënten/bewoners is en blijft een gevoelig onderwerp voor veel familieleden, hulpverleners en zorgvoorzieningen. De doctoraatsstudente Lieslot Mahieu bevroeg 1166 zorgverleners uit 43 Vlaamse woonzorgcentra, over intimiteit en seksualiteit. Haar conclusie was dat de kennis over intimiteit en seksualiteit ontoereikend is en dat er nood is aan meer visie.
In navolging van dit onderzoek heeft Zorgnet-Icuro, de grootste koepelorganisatie van ziekenhuizen, woonzorgvoorzieningen en voorzieningen binnen de geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen, een ethisch advies geformuleerd rond ‘Intimiteit en seksualiteit in de zorg voor ouderen’. Met dit ethisch advies beoogt men het bestaande taboe binnen de zorgsector omtrent seksualiteit van ouderen te doorbreken op een wijze die het sereen bespreken van hun vragen, noden, wensen en gedrag met betrekking tot het beleven van intimiteit en seksualiteit op voorzieningsniveau mogelijk maakt. Tevens beoogt het document handvatten aan te reiken om binnen een zorgvoorziening op een ethisch verantwoorde wijze vragen rond de intimiteits- en seksualiteitsbeleving van ouderen te bespreken en te behandelen. Het advies richt zich tot directieleden en leidinggevenden van alle zorgvoorzieningen voor ouderen.
Ook in het door Zorgnet-Icuro specifiek voor de woonzorgcentra ontwikkelde kwaliteitssysteem PREZO Woonzorg wordt een aandachtsdomein ‘Partner-relaties, intimiteit en seksualiteit’ benoemd. In dit domein wordt beschreven wat men van de woonzorgcentra verwacht, met name te zorgen voor voldoende en deskundige medewerkers met een correcte attitude; te zorgen voor een geïmplementeerde visie en beleid en beleidsafspraken inzake relaties, seksualiteitsbeleving van cliënten; te zorgen dat deze visie kenbaar wordt gemaakt aan bewoners en potentiële bewoners en hun naasten; te voorzien in vorming van de medewerkers rond de ontwikkeling van relaties, intimiteit en seksualiteit op hoge leeftijd – deze vorming betrekt alle medewerkers op de visie rond relationele ontplooiing en seksualiteit –; te zorgen voor een sfeer van sereniteit, respect, aanvaarding en nabijheid in de benadering van de relationele en seksuele behoeften van de cliënt; te zorgen voor een cultuur en een klimaat waarin medewerkers sereen over relationele ontwikkeling in overleg kunnen treden, op zoek naar menswaardige ondersteuning van ontwikkelingsmogelijkheden; te zorgen voor een organisatie, architectuur en inrichting die ruimte biedt voor de noodzakelijke privacy en intimiteit. U kunt vaststellen dat in het kader van het thema ‘ouderen en seksualiteit’ zowel op vlak van beleid, als op vlak van vorming, infrastructuur – vrijwaren van privacy – en attitude de nodige aandacht dient te worden gegeven.
Momenteel is er vanuit mijn kabinet een studiedag in voorbereiding om het woonklimaat binnen een woonzorgcentrum meer ‘holebi- en transgender-sensitief’ te maken. Uiteraard zal ook de beleving van de meer normatieve seksuele gevoelens daarbij aan bod komen. Het is de bedoeling om het taboe rond seksualiteit in het woonzorgcentrum te doorbreken. We willen de visie van de beleidsmensen en het zorgpersoneel verruimen en hen oproepen om binnen de werking en de zorgverlening van het woonzorgcentrum meer gendersensitief te handelen. Vanuit deze denkoefening zal onder andere een instrument worden ontwikkeld om een gendersensitieve benadering van de bewoners in het woonzorgcentrum te implementeren.
De organisatie en de coördinatie van deze studiedag en de ontwikkeling van de tool bestaat uit bevoorrechte getuigen en betrokkenen uit het werkveld. Ze worden begeleid door wetenschappelijke en ethisch-filosofische deskundigen en het team ouderenzorg van de Vlaamse administratie. Ik wil de woonzorgcentra informeren en stimuleren om te zorgen voor een organisatiecultuur, architectuur en inrichting die voldoende ruimte biedt voor privacy en intimiteit.
De zorgverleners moeten in hun opleiding of bijscholing voorbereid worden op heftige reacties van medebewoners en bezoekers die worden geconfronteerd met ongecontroleerd seksueel gedrag van de ouderen. Er moeten strategieën worden aangeboden om hiermee om te kunnen gaan.
Het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, artikel 4, paragraaf 5, vermeldt het volgende: “Erkende voorzieningen, woonzorgnetwerken en verenigingen nemen de volgende werkingsprincipes in acht: de persoonlijke levenssfeer van de gebruiker en zijn mantelzorgers eerbiedigen zonder discriminatie op grond van ideologische, godsdienstige en filosofische overtuiging of lidmaatschap of enig ander criterium op grond waarvan kan worden gediscrimineerd.” En artikel 4, paragraaf 6, zegt: “De persoonlijke autonomie en zelfverantwoordelijkheid van de gebruiker en zijn mantelzorgers vrijwaren, ondersteunen en stimuleren.”
In dit kader kunnen afspraken worden geregeld met het beleid van het woonzorgcentrum over de mogelijkheden om een sekswerker uit te nodigen binnen het woonzorgcentrum. De regelgeving biedt alle kansen om aan de vrijheid van mening en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de bewoner tegemoet te komen. Een open communicatie hierover met de zorgverleners is een cruciale voorwaarde om aan deze behoefte tegemoet te komen. Als een bewoner behoefte heeft aan het bezoek van een sekswerker in zijn kamer binnen de voorziening, dan moet over deze vraag verder worden nagedacht en moet worden geluisterd naar de diverse meningen en standpunten. Als een woonzorgcentrum op een ethische manier met ouderenseksualiteit wil omgaan, is het aangewezen om een eigen weldoordachte visie te ontwikkelen en openlijk te communiceren over de mogelijkheden en de grenzen.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en vooral voor uw erkenning van deze maatschappelijke nood. Ik ben blij dat u wilt meewerken aan het doorbreken van het taboe, zoals u het zelf hebt genoemd.
Wetenschappelijk onderzoek toont effectief aan dat het overgrote deel van de medewerkers van de woonzorgcentra over het algemeen wel positief staan tegenover de seksualiteitsbeleving van hun bewoners, maar ook dat ze samen met ons vaststellen dat er in de praktijk nog heel wat moet gebeuren om die beleving van de ouderen te optimaliseren. Het doet me dan ook plezier dat u wilt informeren en stimuleren dat woonzorgcentra een duidelijk en positief beleid zouden moeten kunnen formuleren met betrekking tot de seksualiteit en intimiteit van hun bewoners. Verder vind ik het ook goed dat u mee uw schouders wil zetten – of zo heb ik het althans begrepen – onder de vorming en training van het personeel om meer bewust met die thematiek te kunnen omgaan. Er is nood aan vorming. Al zijn studiedagen een goed begin, we moeten iets meer doen dan dat.
Minister, ik heb een bijkomende vraag. Zou u, in uw enthousiasme om het taboe te doorbreken – u hebt de woorden ‘informeren, sensibiliseren en stimuleren’ gebruikt – even ver willen gaan als in het Verenigd Koninkrijk? Daar heeft de overheid ingespeeld op die nood aan handvatten met betrekking tot seksualiteit – die handvatten staan ook in het advies van Zorgnet – en heeft ze een soort van richtlijnen ontwikkeld die verpleegkundigen en verzorgenden kunnen helpen om te gaan met de thematiek en het taboe te doorbreken, zodat ze weten hoe ze er praktisch mee moeten omgaan.
Het is goed dat er een ethisch advies is van onder meer Zorgnet Icuro, de grootste aanbieder in Vlaanderen, maar het zou toch mogelijk moeten zijn dat alle woonzorgcentra die onder de erkenningsnormen van Vlaanderen vallen, een positief en duidelijk beleid ontwikkelen met betrekking tot de seksualiteitsbeleving van hun ouderen. Zoals u zelf zegt en zoals het in verschillende teksten staat, is, in het kader van een waardigheidsbevorderende zorg voor iedereen, onder meer een seksualiteitsbeleving van ouderen in hun woonzorgcentra ook een must. Zou u zover willen gaan om ‘richtlijnen’ uit te vaardigen?
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Het is inderdaad heel goed om te horen dat er een beleid komt rond de seksualiteit, dat dat taboe inderdaad wordt verminderd, zoals de heer Bertels zegt, en dat het niet meer afhangt van elk rusthuis of elke voorziening op zich.
Ik heb twee bijkomende vragen. Op een schriftelijke vraag van mevrouw Brusseel antwoordde u ongeveer een jaar geleden dat u in de loop van de legislatuur ondersteuning wenste te geven aan een of meerdere initiatieven die de nodige sensitiviteit voor de behoefte van ouderen op het vlak van seksualiteit en intimiteit bij ouderen moeten bewerkstellingen. Aditi vzw werd al vernoemd in het artikel van Knack. Hebt u nog andere initiatieven voor ogen? Of gaat het enkel om Aditi, die het werk ter plaatse uitvoert en de vormingen geeft?
Minister, is het volgens u nodig om de grijze zone waarin de sekswerker nu zit en de angst van de voorzieningen om van pooierschap te worden beticht, weg te werken? Staat u erachter om een kader uit te werken om dit probleem op te lossen?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Mevrouw van der Vloet was mij voor: mijn collega Brusseel heeft daarover inderdaad al een schriftelijke vraag gesteld. Minister, u verwees toen ook naar de verhoogde aandacht voor de problematiek. U hebt toen gesteld dat u hierover in deze legislatuur een of meerdere initiatieven zou nemen, niet alleen bij ouderen in het algemeen, maar ook bij holebi’s en transgenders.
Eén zaak is hier volgens mij onvoldoende aan bod gekomen, namelijk de seksuele ontremming bij ouderen. Zeer veel zorgkundigen en verpleegkundigen komen daarmee in contact en weten vaak niet hoe ze daarmee moeten omgegaan. Vaak worden artsen dan aangesproken om medicatie te geven, omdat ze zelf niet goed weten hoe ze daarmee moeten omgaan. Daarop wilde ik hier graag de aandacht vestigen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik heb al aangegeven dat we wel degelijk een aantal initiatieven nemen. Ik hoop dat u dat antwoord aan uw collega zult overdragen.
Het is de bedoeling dat de activiteiten van Aditi aansluiten op Sensoa. Het zou op een geïntegreerde en duurzame manier moeten kunnen verlopen.
Het thema is een soort teken aan de wand dat er bij de woonzorgcentra een hele emancipatorische beweging bezig is in verband met de verwachtingen rond autonomie, zelfbeschikking, respect. Dit is een thema dat je evengoed naast andere thema’s kunt plaatsen die ook gaan over hoe we omgaan met zelfbeschikking, met respect voor de eigen mening, vertaald in andere thema’s als vroegtijdige zorgplanning, duidelijk maken dat we weten wat de mensen verwachten van kwaliteitsvolle zorg enzovoort. Er is dus een bredere beweging die volop opgang maakt rond dat kwaliteitsdenken in onze residentiële ouderenzorg. Dat past uiteraard ook in een bredere Vlaamse visie, die van ‘dit is een medische aangelegenheid puur en sec’ breder gaat naar hoe we hier de kwaliteit van leven kunnen ondersteunen en wat de elementen zijn die te maken hebben met zelfrealisatie, ook als mensen kwetsbaar tot zeer kwetsbaar zijn.
In die zin vind ik het al een hele prestatie dat er luidop wordt nagedacht en dat Zorgnet Icuro daarover al ethisch reflecteert. Persoonlijk vind ik dat we dat moeten plaatsen binnen het kwaliteitsbeleid dat de Vlaamse overheid promoot en ondersteunt. Daarom vind ik het een beetje te vroeg om een richtlijn op te stellen voor een stuk van het verhaal. Wat moet er gebeuren? Het thema moet op de agenda komen, het voorwerp uitmaken van reflectie, gesprek, vorming en discussie. Het moet een onderdeel worden van de manier waarop Vlaanderen omgaat met het handhaven van de kwaliteit in de woonzorgcentra.
Tot nu toe is de beste manier van handelen nog altijd bottom-up het overleg stimuleren om tot goede praktijken te komen. Zolang de sectoren en de voorzieningen duidelijke signalen geven dat ze daarmee proactief en op een onbevangen manier willen omgaan, vind ik dat nog altijd de beste manier van werken. Het alternatief, extreem geformuleerd – maar zo hebt u het waarschijnlijk niet bedoeld –, is gaan naar regeltjes en allerlei checklists. Dan wordt het weer een bureaucratisch verhaal, wat het volgens mij best niet is.
Persoonlijk ben ik eerder optimistisch of positief gestemd. Die film, het maatschappelijke debat dat het heeft veroorzaakt en de manier waarop de actoren dat opnemen en daarmee omgaan, is een voorbeeld van hoe er op een goede manier wordt nagedacht over dit soort zaken. Het past voor mij in een breder verhaal rond zorgcultuur in woonzorgcentra. Ik hoop uiteraard dat de sector dat thema niet zal loslaten en dat we er gaandeweg inderdaad een soort van gedreven beleid vanuit best practices uit kunnen destilleren.
De heer Bertels heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid: ik had gezegd ‘richtlijnen’, tussen aanhalingstekens dus. Je kunt dit immers niet oplossen door het uitschrijven van een aantal regeltjes. Ik ben het met u eens dat het het best bottom-up en proactief gebeurt door de zorginstellingen, in het kader van een bredere oefening over het kwaliteitsdenken.
Dat betekent voor mij echter ook dat onze Zorginspectie – en zo kom ik toch weer uit bij de ‘richtlijnen’ – erover moet waken dat, indien ze klachten krijgt van bepaalde woonzorgcentra en indien die proactiviteit, de openheid of het serene karakter van de seksualiteitsbeleving van die ouderen niet wordt gegarandeerd, wel moet kunnen optreden en zeggen dat het niet meer beantwoordt aan een waardigheidsbevorderende zorg zoals we die vandaag de dag begrijpen, met onder meer ook seksualiteitsbeleving of intimiteit voor ouderen. Die oefening moeten we dan wel doen. We moeten niet alleen zeggen dat het bottom-up moet gebeuren, maar we moeten het ook corrigeren indien het bottom-up niet correct gebeurt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.