Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ik zal mijn vraag afstellen op de gebeurtenissen op federaal niveau van afgelopen weekend. De Federale Regering heeft in het kader van de begrotingscontrole een pakket maatregelen inzake werk- en wendbaar werk voorgesteld. Dit is er onder meer gekomen na de rondetafels ‘werkbaar werk’. De voorstellen bevatten enkele interessante denksporen om te komen tot meer werk- en wendbaar werk, zoals de annualisering van de arbeidsduur, de flexibilisering van overuren, een nieuw kader voor thuiswerk, het tijdssparen enzovoort.
In het verleden deelde u in deze commissie mee dat ook u hebt deelgenomen aan de rondetafels ‘werkbaar werk’. In dit verband heb ik in deze commissie reeds benadrukt dat het belangrijk is dat de Federale en Vlaamse Regering op dezelfde lijn zitten met betrekking tot dit thema en elkaar versterken.
Minister, welke input hebt u gegeven tijdens de rondetafels ‘werkbaar werk’? Werden het Vlaamse en het federale beleid op elkaar afgestemd? Welke concrete afspraken werden er gemaakt met uw federale collega? Zult u betrokken worden bij de concrete uitwerking van het pakket maatregelen inzake werk- en wendbaar werk van de Federale Regering? Plant u naar aanleiding van de rondetafels concrete initiatieven op Vlaams niveau? Zult u met aparte voorstellen komen? Kunt u ons berichten over het verloop van de projecten inzake werkbaar werk van het Europees Sociaal Fonds (ESF) Vlaanderen? Zijn er reeds elementen bovengekomen die u zou willen meenemen in uw beleid?
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Talpe, als kabinet hebben we inderdaad deelgenomen aan de rondetafels.
U stelt het een beetje voor alsof daar wordt afgesproken hoe we het allemaal samen zullen aanpakken. Ook Wallonië en Brussel zitten mee aan tafel. Het is geen gezellige boel waarbij wordt gezegd: ‘Doen jullie dat en dan doen wij dat’. Zo werkt het niet. Het is een federale rondetafel en ze gaan over de federale bevoegdheden. Wij kijken dan hoe Vlaanderen al dan niet kan inpikken op de ideeën die daar worden geformuleerd. Of nog erger, stel dat er voorstellen worden geformuleerd die in tegenstrijd zijn met wat wij in Vlaanderen willen doen, dan zullen we dat daar aan bod brengen. Zo werkt het. Ik wil u hiermee een juister beeld geven. Nadat het federale niveau heeft gezegd wat zij doen en als dat niet in tegenstrijd is met wat wij doen, dan zullen wij ons beleid voeren en dat kan anders zijn dan in Brussel of Wallonië.
De tien geformuleerde denksporen waarover u het had in de schriftelijke voorbereiding van deze vraag, zijn effectief federale bevoegdheden en verstoren niet rechtstreeks het Vlaamse beleid. De rondetafels waren een startpunt voor de verdere discussie tussen sociale partners en de Federale Regering. De voorstellen die in het weekend zijn geformuleerd, wil ik in dezelfde filosofie naar voren brengen. We zullen verder afstemmen tussen het Vlaamse en federale beleid door overleg tussen de twee kabinetten. Over wat in het weekend is beslist hebben we nog geen overleg gehad.
In Vlaanderen lopen er reeds een aantal initiatieven inzake werkbaar werk. Ik geef u enkele voorbeelden. In juli 2015 – dus voor de rondetafels ‘werkbaar werk’ – heeft de Vlaamse Regering mijn conceptnota ‘Focus op talent en competentie’ goedgekeurd. Onderdeel van de conceptnota is een mobiliserende strategie ontwikkelen. Doelstelling is om zoveel mogelijk van onderuit te werken. Het is aan de sociale partners en stakeholders om werkbaar werk op de agenda te zetten en daar een mobiliserende strategie van acties op te ondernemen. De bevraging van de sociale partners en stakeholders is volop bezig.
Verder heeft werkbaar en wendbaar werk als thema ingang gevonden in de nieuwe sectorconvenanten. Ik ben daar heel blij mee. Werknemers kunnen nog altijd gebruikmaken van loopbaancheques, wat een heel belangrijk instrument is. Nadenken over waar je bent in je carrière en waar je naartoe wilt, is een van de meest fundamentele elementen. Dankzij de loopbaancheque ben ik er zeker van dat meer mensen elke dag fluitend naar hun werk gaan.
Zoals afgesproken in het regeerakkoord is het de doelstelling om de opleidingsincentives te hervormen naar één geïntegreerd systeem. De sociale partners hebben wat tijd gevraagd om dat verder te bespreken in het sociaal overleg van dit voorjaar. Dat zijn allemaal elementen in werk- en wendbaar werk die voor 100 procent aansluiten bij de Vlaamse bevoegdheden. Ik denk niet dat het nodig is om daar nieuwe initiatieven aan toe te voegen. Met de sectorconvenanten hebben we een grote stap vooruit gezet.
Het ESF ondersteunt al sinds het programma 2007-2013 projecten die inzetten op een hogere werkbaarheid van jobs. Dit gebeurde met name via 15 oproepen ‘Mensgericht Ondernemen’, waarbij 365 projecten werden goedgekeurd. De doelstelling van de projecten mensgericht ondernemen was het verhogen van de kwaliteit van de arbeid door te werken aan arbeidsinhoud en daarbij rekening te houden met de werkbaarheid van de jobs.
In de loop van het programma stelden we een stijgende belangstelling vast voor die oproepen. Dat is vaak zo. Dat moet wat groeien. Voor de eerste oproep waren er 36 projecten ingediend. Voor de laatste oproep was dat bijna verdubbeld, tot 70 ingediende projecten. Ik denk dat dit ook te maken heeft met een groter besef van de noodzaak van een modernisering van het humanresources- en organisatiebeleid om langere loopbanen mogelijk te maken en er uiteraard voor te zorgen dat men geschikt personeel heeft en blijft hebben.
Het ESF heeft ook een oproep gelanceerd om werkbaar werk in de sectoren ingang te doen vinden, via die addenda op de sectorconvenants. Zoals ik al zei, werd het thema van de werkbaarheid na de ESF-projectfinanciering nu opgenomen en geconsolideerd als thema in de sectorconvenants 2016-2017. Het ESF heeft eveneens via de innovatieoproep meerdere projecten gesteund die met betrekking tot werkbaar werk worden ontwikkeld en ingang moeten vinden bij de Vlaamse ondernemingen en organisaties. Een goed voorbeeld is het innovatieproject ‘Werken aan werkbaar werk’ van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en de Stichting Innovatie & Arbeid (STV). Dit project speelde in op de nood om alle beschikbare kennis en methodieken inzake werkbaar werk te bundelen en een aantal nog ontbrekende praktische tools te ontwikkelen. Dat heeft ook geresulteerd in een mooie en zeer toegankelijke website, die vrij ter beschikking is van het grote publiek. Het ESF informeert alle organisaties die projecten hebben ingediend, of van plan zijn in te dienen, over wat er al is ontwikkeld aan instrumenten. Volgens mij zorgt dat er ook zo voor dat dit omstandig wordt geraadpleegd. Als dat dan nog vrij kan gebeuren, dan is dat een extra troef.
In het ESF-programma dat nu loopt, het programma 2014-2020, wordt de prioriteit van het mensgericht ondernemen voortgezet. Op die manier blijft werkbaarheid voor ons ook een belangrijk thema. Anders dan bij de vorige oproep doen we nu twee types van oproepen. Door die opdeling is er een duidelijkere focus voor organisaties en wordt beter ingespeeld op de groei die een onderneming qua humanresourcesbeleid doormaakt en de bijhorende noden. We hebben dat gedaan omdat we hebben vastgesteld dat organisaties die al een aantal beperkte humanresourcesacties hadden opgezet, zoals functieprofielen maken en zo, vaak ervaren dat dit onvoldoende is. Ze hebben wel al een basis, maar ze moeten verder strategisch nadenken over een langere termijn en moeten humanresourcestools en strategie aan elkaar koppelen. Om dat aan te pakken, hebben we nu een oproep ‘Geïntegreerd strategisch loopbaanbeleid’ gelanceerd. Met die oproep willen we de werkbaarheid van jobs verbeteren door het uitwerken van systemen en processen die het strategisch loopbaanbeleid binnen ondernemingen ondersteunen.
Daarnaast zijn er de grotere of meer mature organisaties, die meestal wel al een uitgewerkt humanresourcesbeleid hebben, maar worden geconfronteerd met moeilijkheden om zich aan te passen aan de veranderende noden. Dat lijkt me ook belangrijk. Heel vaak zijn die grotere bedrijven gebonden door allerlei afspraken uit het verleden en dergelijke meer. Ze zijn niet altijd even flexibel ten overstaan van noden die naar voren komen. We hebben een oproep gelanceerd, de oproep ‘Anders organiseren’, waarbij zij kunnen nadenken over aanpassingen aan de structuur van de onderneming of een nieuwe structuur kunnen invoeren. Tot nu zijn in de 2 oproeprondes al 30 projecten goedgekeurd voor de oproep ‘Geïntegreerd strategisch loopbaanbeleid’ en 31 projecten voor de oproep ‘Anders organiseren’. Dat is toch goed, want uiteindelijk is dat programma nog niet zo lang geleden goedgekeurd. We hebben dus aanpassingen gedaan met betrekking tot werkbaar werk na de 365 projecten in de vorige periode. We proberen op dat elan voort te gaan, maar gaan nu ook wat dieper voor die bedrijven die daar al klaar voor zijn.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en zeker ook voor de duiding bij de diverse projecten. Het lijkt me goed dat we daar eens wat feedback van krijgen. Nu, wat die rondetafels over werkbaar werk betreft, het accent ligt inderdaad uiteraard op de impact van de federale beslissingen op Vlaanderen, en ook op de begroting. Voor mij en mijn partij is het cruciaal dat er complementair kan worden gewerkt. Ik verduidelijk even met een concreet voorbeeld. Het federale pakket voor werkbaar en wendbaar werk voorziet in een uitbreiding van het tijdskrediet. Dat wordt uitgebreid met drie maanden voor het motief zorg en met een maand voor het motief van het palliatief verlof. Zal dat een impact hebben op de concrete invulling van het nieuwe systeem van aanmoedigingspremies dat nu in de steigers staat? Die twee kunnen toch niet los van elkaar worden gezien. Vandaag het belang van de vraag.
Ik verwijs ook even naar mijn schriftelijke vraag van eind februari over het rapport van de Stichting Innovatie & Arbeid. Zoals u ook hebt aangehaald, is het van groot belang dat de sectoren dat concept van werkbaar werk mee ondersteunen en uitdragen. Nu leert het rapport ons dat de helft van het beschikbare ESF-budget onbenut is gebleven. Uit uw antwoord blijkt dat veel te maken heeft met het feit dat sectorconsulenten niet konden worden ingezet op de projecten en dat de sectoren ook niet geneigd waren om extra mensen aan te werven voor die projecten inzake werkbaar werk. Een andere vaststelling is dat de spitsuurgeneratie, de generatie tussen 25 en 50 jaar, eigenlijk tussen de mazen van het net viel bij diverse van die projecten. Ik heb ook begrepen dat u wacht op en ook heel veel verwacht van die mobiliserende strategie die moet worden uitgewerkt, ook met de sociale partners en de stakeholders, die van onderuit moet worden ondersteund. U hebt dat hier net ook aangehaald. Zij werken momenteel concrete voorstellen uit. Hebt u al een zicht op een timing ter zake, op het verloop van die besprekingen? Is er daarbij ook expliciet aandacht voor die spitsuurgeneratie?
De heer Hofkens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw inderdaad uitgebreide, gedetailleerde antwoord. Ik weet niet of het nu nog werkbaar werk of wendbaar werk is. Ik denk dat minister Peeters het ook niet meer weet, want die noemt het nu het WWW-plan: ‘Wendbaar Werkbaar Werk’ is het nu dan blijkbaar ondertussen geworden. We nemen dus alle termen maar ineens mee. Laat dat geen voorbode zijn van een complexiteit die men zou creëren in heel die kwestie.
Ik herhaal wat onze fractie al meermaals heeft gezegd: laat werkbaar en wendbaar werk geen alibi zijn voor overregulering, nieuwe regeltjes, complexiteit. Het moet van onderuit komen, bij diegenen die dat werk wendbaar moeten maken. Dat zijn de werkgevers en de werknemers, dus de sociale partners.
Ik steun uw insteek met alle instrumenten die u inzet om flankerend, van onderuit, initiatieven te laten opborrelen en te ondersteunen zoals de sectorconvenanten, de ESF-oproepen enzovoort.
Minister, de maatregelen die dit weekend werden aangekondigd, bevatten een belangrijk punt namelijk vorming. In Vlaanderen is levenslang leren een heel belangrijk instrument dat bijdraagt tot een carrière van mensen die langer moeten werken en die misschien in plaats van luchtverkeersleider een andere job moeten gaan doen omdat het hen te veel wordt – ik geef maar een fictief voorbeeld – en daarop moeten worden voorbereid. Ik verneem dat de federale overheid een aantal initiatieven neemt die op zich zeer verdedigbaar zijn maar waarbij het ook belangrijk is dat u, vanuit Vlaanderen, de vinger aan de pols houdt. Ik weet dat u wacht op de sociale partners voor het opleidingsinstrument. Maar laten we vermijden dat er twee instrumenten komen op het ene en het andere niveau. Ik hoop echt dat de zaken weer niet worden bemoeilijkt. Er ligt een belangrijke taak bij u, maar ik weet dat u die ook ter harte neemt, om op te volgen en ervoor te zorgen dat de Vlaamse insteken voor die opleidingsinstrumenten worden opgenomen.
Mevrouw Remen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de discussie over werkbaar en wendbaar werk mag niet worden herleid tot minder werken. Ze moet gaan over hoe de arbeidstijd zinvol en tot tevredenheid kan worden ingevuld. De manier waarop arbeidsuren worden ingevuld, is van belang en het resultaat dat wordt bereikt. De kwaliteit van het werk is belangrijk, zeker als we met z’n allen langer aan het werk moeten. Ieder jaar gaan er 140.000 mensen met pensioen. De vergrijzingskosten lopen op. Willen we de welvaart, de economie, maar ook het welzijn – heel belangrijk – betaalbaar houden, dan hebben we geen andere keuze.
Het doel heiligt ook de middelen niet. De werknemers moeten zich goed voelen, moeten de mogelijkheid hebben om werk en privé te kunnen combineren, moeten aanspraak kunnen maken op flexibele werkuren als de jobinhoud het toelaat, maar het mag niet gaan ten koste van de werkgever. We moeten erop toezien dat de federale rondetafelmaatregelen niet enkel gericht zijn op verplichtingen voor de werkgever. De werkgever moet nu al een hele waslijst afwerken – ik heb het hier al een paar keer aangehaald – gaande van voorzorgsmaatregelen tegen burn-out, tot gezondheid en bewegingspreventie. Het welzijn van de werknemers is van groot belang. De werkgevers beseffen dat en delen die mening. Ze hebben er ook alle belang bij dat hun werknemers zich goed voelen op de werkvloer. Om dat te bekomen, doen die werkgevers al heel wat zonder al die wettelijke betutteling.
Dus liefst geen hogere werkbaarheid voor de werknemer door een dalende werkbaarheid voor de werkgever. Een sterke reductie en vereenvoudiging van het regelgevend kader is meer dan gewenst. Er is nood aan flexibele arbeidsorganisatie waar de werkgever op maat doenbaar werk kan aanbieden aan hun werknemers. Dat verkrijgt men niet met regels alleen.
Minister, zijn er concrete maatregelen voor de werkgever getroffen op die rondetafelconferentie?
Minister Muyters heeft het woord.
Wat u aanhaalt, is natuurlijk een federale bevoegdheid. Ik ben het wel met u eens. Werkbaar werk moet een win-winsituatie zijn voor iedereen. Dat is de basisfilosofie van werkbaar werk. Men heeft niets aan goede mensen die niet de job doen die moet gebeuren. Dat lijkt mij de logica zelve.
Ik kan dus niet antwoorden op uw vraag over maatregelen voor de werkgever. Het is een federale bevoegdheid. Met wat wij doen, helpen we de werkgever. Het zijn de werkgevers die projecten indienen op de ESF-oproepen, niet de werknemers. De loopbaancheque is eerder een instrument voor de werknemer. We hebben zowel instrumenten voor werknemers als voor werkgevers.
Mevrouw Talpe, ik kan u geen timing geven. De gesprekken zijn bezig. Ik ben het wel eens met de heer Hofkens: met wat er in het weekend is beslist, zullen we opnieuw moeten nagaan hoe het ene op het andere kan aansluiten. Het was voor mij, zoals voor de meesten, nieuw. We moeten nagaan hoe dit invloed kan hebben op wat we in Vlaanderen doen. Stel dat er meer opleidingsdagen komen, betekent dat dan er meer een beroep zal worden gedaan op steunmaatregelen, waar ik niet meer geld voor heb? Dan zal ik de steunmaatregelen moeten aanpassen.
Ik ben wel heel tevreden dat in de sectorconvenanten – en u weet dat voor de eerste keer 10 procent van de betaling van de sectorconvenant afhangt van de resultaten – het element van werkbaar of wendbaar werk is opgenomen en dat sectoren er echt aan werken. De instrumenten die ontwikkeld werden door de Stichting Technologie Vlaanderen, zijn een positief gegeven. Iedereen kan er een beroep op doen. Sectoren kunnen nagaan op welke manier ze die kunnen inzetten. Het zijn de bedrijven zelf die deze kunnen gebruiken.
Het is in elk geval mijn bedoeling om weinig verplichtend op te leggen, zeer sensibiliserend te werken en bedrijven te helpen om de drempel te verlagen zodat men initiatieven rond wendbaar werk kan nemen waarbij iedereen wint.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, het is cruciaal om een eenduidig en drempelverlagend beleid inzake wendbaar en werkbaar werk uit te rollen. Vlaanderen moet complementair en flankerend zijn voor het federale beleid. De impact moet worden onderzocht. We leven in tijden waarin we efficiënt met overheidsmiddelen moeten omgaan. Er moet voldoende overleg zijn zodat we op hetzelfde spoor zitten.
Wat de operationalisering betreft, hoop ik van harte dat u de spitsuurgeneratie ook een volwaardige plaats wilt geven in de mobiliserende strategie, waarvoor de sociale partners en de stakeholders nu voorstellen uitwerken. Het is immers die generatie die langer zal moeten werken en die we ervan moeten overtuigen dat een loopbaan geen citroenloopbaan is, maar een druivenloopbaan wordt: hoe langer de druiven kunnen rijpen, hoe beter de wijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.