Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, in de Mobiliteitsvisie 2020 van De Lijn formuleert de vervoersmaatschappij een langeretermijnvisie op het openbaar vervoer in Vlaanderen. Verschillende projecten in dat grote plan kregen ondertussen een concrete timing opgeplakt.
Zo vormt het Neptunusplan uit 2007 een eerste aanzet voor het openbaarvervoersbeleid in West-Vlaanderen. Daarin zit onder meer de uitbouw van de kusttram. We volgen dat project van dichtbij.
Ook voor Antwerpen werd er een mobiliteitsvisie tot 2020 uitgewerkt, die zich vertaalt in het project ‘Antwerpen Foorplein’ en het project ‘Noorderlijn’, dat op 1 maart 2016 van start ging.
In Oost-Vlaanderen wordt voortgebouwd op het Pegasusplan uit 2003. Daarin is de uitbouw van een tramnet van zes nieuwe of versterkte lijnen en de uitbreiding van het busnetwerk opgenomen.
Voor Limburg is er het Spartacusplan, waarvan de verschillende tramlijnen het speerpunt vormen.
Regelmatig worden er uitspraken gedaan over de concrete timing van deze verschillende projecten. Zo zei De Lijn in november nog in Het Laatste Nieuws het volgende over tramlijn 7 in Gent: “Er moet nog heel wat gebeuren, maar als het van De Lijn afhangt, starten de werken al in 2018. Dat is geen onhaalbare deadline,” zegt Isabelle Colbrandt van De Lijn. “Een studietermijn van twee jaar moet ruim volstaan. Het is alleen nog onzeker wanneer de Vlaamse regering geld uitrekt voor de werken. We hopen zo snel mogelijk.” Ook uit de informatie die De Lijn zelf op haar website verspreidt, kan worden afgeleid dat de werken voor tramlijn 7 al in 2018 zouden starten. Volgens die website moet het project zelfs worden afgerond in december 2020. Ook uit alle formele stappen die De Lijn tot hiertoe heeft gezet – de MER-procedure, maatschappelijke kosten-batenanalyse en trajectkeuze – kan worden afgeleid dat ze de intentie hebben om dit project binnen afzienbare tijd te realiseren.
Vandaag krijgen steden echter van De Lijn te horen dat de realisatie van de projecten en de vooropgezette timing niet zeker zijn. De Lijn verschuilt zich achter het budgettaire plaatje van de projecten. Steden als Gent krijgen dan ook de vraag om niet over de realisatie van bijvoorbeeld tram 7 te communiceren, terwijl De Lijn zelf op verschillende momenten de vooropgestelde timing naar buiten brengt.
Mijn vragen hierover liggen dan ook voor de hand. Heeft De Lijn nog steeds de intentie om haar eigen Mobiliteitsvisie 2020 en de daarin opgenomen projecten binnen de voorziene termijn te realiseren? Welke projecten van Mobiliteitsvisie 2020 zijn vandaag onzeker wat betreft timing en realisatie? Kunt u voor elk van deze projecten toelichten wat de redenen zijn voor de achterstand of onzekerheid? Is De Lijn van plan om bepaalde projecten van Mobiliteitsvisie 2020 terug te draaien? Zo ja, om welke projecten gaat het?
Minister Weyts heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik merk op dat in het regeerakkoord een heel duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen te realiseren investeringen en te onderzoeken investeringen. Alles op één hoop gooien, creëert een vertekend beeld. Deze oplijsting is trouwens grotendeels gebaseerd op Mobiliteitsvisie 2020 van De Lijn. We geven die visie niet op.
Ik ben dan ook van mening dat we best aan dit regeerakkoord vasthouden, want goede projecten worden opgebouwd dankzij goed en volledig onderzoek. Onderzoek is meer dan een MKBA en een MER. Ik kon bijvoorbeeld vaststellen dat het onderzoek van een van de projecten dat als te realiseren in het regeerakkoord staat, niet optimaal is gebeurd. Ik denk dan aan het Spartacusproject. Alles was naar men zei goed bestudeerd, maar dan blijkt dat Nederland, ondanks zijn goede reputatie op het vlak van langetermijnplanning, niet over voldoende middelen beschikt en de timing niet kan aanhouden.
Laat ook net die technische en budgettaire haalbaarheid een belangrijk aspect zijn bij dergelijke investeringen of het onderzoek ernaar. Zoals u weet, bespaar ik niet op investeringsmiddelen van De Lijn en trek ik deze zelfs op, maar dat wil niet zeggen dat we de te onderzoeken projecten zomaar zullen realiseren.
Ik denk dat we met de start van de werken van BRABO II begin maart en de opening van de tramverlenging tot het UZ Gent afgelopen zondag de deugdelijkheid van deze werkwijze en onze ambities alleen maar hebben onderstreept. Ik hoop dat we daar met z’n allen op focussen, want met die investeringen maken we het openbaar vervoer aantrekkelijker, eerder dan te focussen op die te onderzoeken toekomstige projecten die niet onmiddellijk zullen worden gerealiseerd.
In Gent kunnen we dit jaar twee grote investeringen openen: lijn 21-22 richting Zwijnaarde en de lijn naar het UZ Gent. Dat zijn gigantische stappen vooruit voor de kwaliteit van het openbaar vervoer in heel Vlaanderen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik kan me vinden in het grootste deel van uw antwoord maar ik vind het toch wat merkwaardig, als ik even mag focussen op Gent, dat aan het stadsbestuur wordt gevraagd om terughoudend te zijn over tramlijn 7 terwijl De Lijn zelf, op de website maar ook in Het Laatste Nieuws, aangeeft dat men dit wil realiseren, op voorwaarde dat er budgetten zijn.
Ik vind dat natuurlijk jammer want iedereen die de projecten wat opvolgt, weet dat tramlijn 7 zeer essentieel is. U hebt gelijk, en u verwijst er ook naar dat lijn 7 naar UZ Gent een belangrijke lijn is. U weet dat de opening van dat deeltje, zorgt voor een verminderde exploitatie op andere lijnen.
Ik dring erop aan dat De Lijn, als ze zelf zo’n communicatie doet, en ik weet natuurlijk wel dat er een Vlaams regeerakkoord is en dat de middelen niet tot in de lucht groeien, aandacht heeft voor de lijnen waarvan heel wat mensen, ook experten, overtuigd zijn en waarvan onderzoek heeft aangetoond, dat het essentiële schakels zijn in de ontwikkeling van het stedelijk openbaar vervoer.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, ik zou het pleidooi van de heer Rzoska willen onderschrijven, zeker wat betreft tramlijn 7. Ik weet ook wel dat tramlijn 7 in het lijstje van te onderzoeken tramprojecten van het regeerakkoord staat. Men zou toch kunnen verwachten dat aan elk onderzoek op een bepaald moment een einde komt, dat er een conclusie wordt getrokken en dat er een beslissing wordt genomen. Als u vandaag lintjes kunt knippen om goedgemutst trams over nieuwe sporen te laten rijden, dan is dat omdat uw voorgangers op een bepaald moment een beslissing hebben genomen en middelen hebben vastgelegd. Ik vind het toch niet onredelijk om te verwachten dat over tramprojecten die al een tijdje in zo’n lijstje figureren en ook in een regeerakkoord worden vernoemd, men zou durven te veronderstellen dat er op z’n minst een beslissing zou kunnen volgen. Daarmee is die tram er nog niet, daar ben ik het uiteraard mee eens.
In het verleden heb ik mij altijd verzet tegen de karikatuur die soms werd gemaakt van De Lijn als zijnde een soort van bijhuis van een politieke familie. Ik denk dat dat niet klopt. Mensen proberen in alle objectiviteit zo goed mogelijk hun job te doen. Ik moest mijn wenkbrauwen toch even fronsen toen, net op het moment dat er een politiek debat op het scherp van de snee werd gevoerd in de stad Gent over het mobiliteitsplan, waarbij de stad Gent zei erop te rekenen dat De Lijn een goede partner wordt en dat tramlijn 7 er komt, er een brief uit de lucht kwam gevallen van de voorzitter van de raad van bestuur van De Lijn.
Dan frons ik eerlijk gezegd wel mijn wenkbrauwen. Dan begint het er inderdaad op te lijken dat zo’n bedrijf als een soort bijhuis wordt behandeld. Ik wil u daar niet van beschuldigen, maar wanneer men enige terughoudendheid vraagt in de communicatie van lokale besturen, dan vind ik dat De Lijn zich toch ook zelf op een glibberig spoor begeeft om uitgerekend op een dergelijk moment zo’n brief met die tonaliteit te sturen.
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, het zou goed zijn een globale voortgangsrapportage te krijgen over de vertrammingsprojecten. De laatste dateert van 22 januari 2015.
De website van De Lijn is voor sommige tramprojecten niet meer up-to-date, wat meer aanleiding geeft tot vragen dan tot duidelijkheid.
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer Vandenbroucke, u hebt het over de lijn UZ Gent en Zwijnaarde. Het gaat over middelen die ik heb vastgelegd met mijn budgetten. Ik knip dus geen lintjes op basis van geld dat is uitgegeven door anderen. Het is prima dat mijn voorgangster op dat vlak het voorbereidende werk heeft gedaan, maar ik kan geen beloftes breken die ik niet heb gedaan. De lijnen 3 en 7 zullen er komen, we leggen nu al sporen aan voor lijn 3 omdat we de weg dan geen twee keer op dezelfde plaats moeten openbreken. Dat was ook een vraag van het stadbestuur.
Ik wil de mensen geen zand in de ogen strooien en zeggen dat die er deze regeerperiode nog komen. Dat is de reden waarom we in het regeerakkoord het onderscheid hebben gemaakt tussen wat we willen realiseren en datgene wat nog in onderzoek is. Het technisch onderzoek van lijn 7 is trouwens nog niet klaar. Ik begrijp echter wel dat de mensen duidelijkheid willen, ik wil daar geen twijfel over laten bestaan. We blijven verder werken. Wat lijn 7 betreft, gaat het over een vertramming, daar rijden nu heel wat bussen, want het is een heel populaire lijn.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, u bent natuurlijk politiek verantwoordelijk voor De Lijn, maar op de website van De Lijn staat onder lijn 7 als datum voor realisatie: 31 januari 2016 – 2020. Dan verwacht ik – en op dat vlak sluit ik me aan bij de heer Keulen – dat die informatie correct is.
Verder vind ik het merkwaardig – en op dat vlak sluit ik me aan bij de heer Vandenbroucke – dat in een volle gemeenteraad een fractieleider van een oppositiepartij zwaait met een brief van De Lijn die het stadbestuur nog niet heeft ontvangen. Dat is geen beschuldiging aan u, maar u bent natuurlijk wel politiek verantwoordelijk. U bent de bevoegde minister, en ik wil u ook vragen dat de raad van bestuur van De Lijn ervoor zorgt dat de geijkte kanalen worden gebruikt en de informatie niet eerst terechtkomt bij een fractieleider van de oppositie nog voor het stadbestuur die heeft gekregen.
Daarbij komt dan nog de tonaliteit van de brief waarin wordt gevraagd om te dimmen met de communicatie over de vertramming van lijn 7. Ik hoop dat u het met me eens bent en aan De Lijn laat weten dat dit geen correcte manier is om met een lokaal bestuur om te gaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.