Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, op 26 februari hebt u op uitnodiging van federaal minister van Mobiliteit Galant een startvergadering bijgewoond van haar nieuwe mobiliteitsplatform waarop zij ook alle regionale ministers uitnodigt. Het eerste doel van dat platform is het beter op elkaar afstemmen van het spooraanbod op de andere vormen van vervoer, met het oog op het nieuwe transportplan dat de NMBS in 2017 wil invoeren. Volgens minister Galant is dat nieuwe platform noodzakelijk als gevolg van de zesde staatshervorming.
In de Senaat zijn wij bezig met het opstellen van een rapport waarin we nagaan wat er allemaal bestaat aan interministeriële, interambtelijke en andere overlegstructuren die al dan niet samenkomen. We hebben daar een mooie tabel van gemaakt die u zeker nog in handen zult krijgen. Blijkbaar zijn er interministeriële comités die niet samenkomen en nu komt daar nog dit nieuwe mobiliteitsplatform bij.
U bent naar die vergadering geweest. Op de agenda zou ook het dossier van het Gewestelijk Expresnet (GEN) hebben gestaan en wellicht ook nog andere punten. Welke punten zijn er behandeld tijdens dat eerste mobiliteitsplatform? En welk standpunt hebt u daar ingenomen?
Zijn daar al conclusies getrokken als resultaat van het overleg en wat betekenen die concreet voor Vlaanderen? Welke initiatieven zult u in opvolging daarvan nemen?
Is er al een nieuwe samenkomst gepland? Ik denk dat u die vraag al hebt beantwoord op een vergadering van de commissie Brussel waar u de hele mobiliteitsproblematiek van Brussel en de Vlaamse Rand hebt toegelicht. U zei toen dat het de bedoeling is om driemaandelijks bijeen te komen. U hebt daar gezegd dat men het zou hebben over mogelijke locaties voor parkeerplaatsen en transitparkings aan NMBS-stations in de Vlaamse ruit. Dat zijn ook voor ons interessante zaken. U hebt zelf aangegeven dat in het kader van de evolutie naar de basisbereikbaarheid het spoor hoe dan ook de ruggengraat is voor ons openbaarvervoersbeleid in Vlaanderen. We hebben daar niet alles over te zeggen en daarom is het belangrijk te weten wat er uit dit soort overleg komt.
Wanneer zal de volgende vergadering van het mobiliteitsplatform plaatsvinden? Wat zullen de agendapunten zijn?
Minister Weyts heeft het woord.
Op de vergadering van 26 februari van het Executief Comité van Ministers van Mobiliteit (ECMM) stonden twee dossiers op de agenda: enerzijds de heractivering van het ECMM en de opstart van het intermodaliteitenplatform en anderzijds het GEN-Brussel.
Het GEN-Brussel hadden we tijdens een vorige vergadering al uitvoerig besproken op het kabinet van Brussels minister van Mobiliteit Smet.
Wat de heropstart van het ECMM betreft, werd voorgesteld om negen werkgroepen op te richten. Deze negen werkgroepen zijn: sturing GEN, vervoersplan NMBS 2017/2030, langetermijnvisie inzake ’s lands multimodale en duurzame mobiliteit, trein-parking, trein-tram-metro, trein-bus, trein-fiets, trein-carpooling en intermodaliteit goederenvervoer.
Mijn standpunt hierover is dat er een inflatie is van diverse comités wat niet bepaald bevorderlijk is voor de vooruitgang van een en ander. Tijdens de zitting bleek trouwens dat er nog een overlegorgaan bestaat dat is opgericht bij besluit en dat op regelmatige basis zou moeten samenkomen. We zijn dan ook tot de conclusie gekomen dat het misschien niet zo’n goed idee is om nog negen werkgroepen op te richten. We moeten veel meer een benadering bottom-up volgen. De andere gewesten zijn het daarmee eens.
Uiteindelijk hebben we beslist een vereenvoudiging door te voeren van de structuur van het ECMM en drie niveaus te behouden. Het eerste niveau is het ECMM zelf op het niveau van de ministers. Het tweede is een interfederale werkgroep met vertegenwoordigers van de kabinetten van de mobiliteitsministers die het politieke niveau voorbereiden.
Het derde is een technisch niveau, het operationele niveau dat belast is met het vastleggen van de hoofdlijnen van het transportplan 2017 van de NMBS en met de langetermijnvisie over duurzaam vervoer, combimobiliteit en intermodaal vervoer met het spoor als ruggengraat van het hele mobiliteitssysteem. Dat technisch niveau komt dan in de plaats van die negen werkgroepen.
Ik heb ook de problematiek van het GEN-Antwerpen en het GEN-Gent aangebracht. Ik had dat eerder al gedaan in de schoot van het Overlegcomité. Daar heb ik aan de premier gevraagd wat zijn houding ter zake was en of hij kon bevestigen dat er geen koppeling bestaat tussen enerzijds GEN-Antwerpen en GEN-Gent en anderzijds GEN-Brussel. De premier heeft dan bevestigd dat er in zijn hoofde geen koppeling bestaat. Daar is geen notulering van want het was ook geen agendapunt, ik heb dat gewoon terzijde aangebracht in het kader van een andere discussie. Het werd ter tafel ook niet tegengesproken.
Vervolgens heeft minister Galant op de vergadering waar we het nu over hebben, dat standpunt herbevestigd, maar omdat ik dat genotuleerd wilde zien, kwam er plots vanuit het Brusselse en vanuit het Waalse Gewest protest want ze wilden dat niet als dusdanig genotuleerd zien in de verslaggeving van deze vergadering. Ik dacht dat ik daar een stap vooruit zou kunnen zetten, maar alleszins in hoofde van de Federale Regering is het duidelijk. Ik heb ook gevraagd om de dossiers GEN-Antwerpen en GEN-Gent te agenderen op de raad van bestuur van de NMBS. U weet dat voor het GEN-Gent er nog wat onderzoek moest gebeuren, dat was nog niet helemaal rond, dus kon het niet worden geagendeerd. De NMBS zou de studies van GEN-Antwerpen en GEN-Gent wel agenderen op de vergadering van de raad van bestuur van eind april.
Ik heb ook de multicriteria-analyse (MCA) aangebracht. Ik heb al eens gezegd dat bij de vastlegging van de prioriteiten op het vlak van investeringen, er vanuit de FOD Mobiliteit en Vervoer een MCA op tafel werd gelegd als methodiek om de prioritaire investeringen te gaan rangschikken maar dat die methodologie er ook wel voor zorgt dat de facto de investeringen op het vlak van goederenvervoer worden benadeeld door verschillende parameters die in die methodiek zitten. Daar heb ik de toezegging gekregen dat er een aparte rangorde zal worden gehanteerd voor enerzijds goederenvervoer en anderzijds personenvervoer. Dat heeft minister Galant bevestigd.
Het volgende overleg van het ECMM is vastgelegd op 27 mei van dit jaar.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik ben blij dat u de vis niet hebt laten verdrinken in negen werkgroepen en samen met uw collega’s naar een vereenvoudigde werking bent gegaan om het ECMM opnieuw wat zuurstof te geven. Het is me niet helemaal duidelijk wie juist in die technische werkgroep gaat zitten. Ik neem aan dat dat zowel de FOD Mobiliteit en Vervoer, als de NMBS, als ons departement Mobiliteit en Openbare Werken zijn. Zitten zij daar ook in of gaat het alleen over De Lijn? Ik ga ervan uit dat zij voorstellen zullen doen die dan naar die interfederale werkgroep gaan waar de kabinetsmensen in zitten en dat het een beetje een getrapt systeem wordt tot jullie bepaalde beslissingen kunnen nemen. Het is wel heel belangrijk wie in dat technisch, operationeel niveau de zaak gaat trekken.
Zoals u zelf aangeeft, mag een langetermijnvisie op de mobiliteit voor heel het land er wel eens gaan komen. We hebben het er genoeg over gehad. Of dat nu specifiek voor Brussel en de Vlaamse Rand is, waar ik u onlangs in de plenaire vergadering over heb ondervraagd, of niet, ik denk dat hetzelfde geldt voor andere gebieden waar je grensoverschrijdend openbaar vervoer hebt binnen ons land. Het is zeer interessant dat die mensen met een goede visie en een planning komen. U hebt zelf niets meer gezegd over de parkings, maar het is belangrijk dat die op de juiste plaatsen komen. Vlaanderen moet ook zijn zegje hebben over waar er precies prioritair zal worden geïnvesteerd en in welke stations. Het is zeer belangrijk dat dat op een goede manier gebeurt. Daarom vroeg ik me af wie daar nu precies in die werkgroep zit.
Eergisteren hebben we hier de grote baas van Toerisme Vlaanderen, Peter De Wilde, in de commissie Toerisme gehoord over zijn marketingplan. Daar is door ongeveer elke fractie gepleit voor een soort toeristisch ticket voor mensen die toekomen in Zaventem, zodat zij een treintje kunnen nemen, daarna een metro of eventueel in Gent een bus enzovoort. Dergelijke dingen bestaan te weinig in ons land. Dat zou je moeten kunnen afspreken met de collega’s van zowel het federale niveau als de gewesten om naar een soort toeristisch combiticket te gaan. Laten we daar misschien eens mee beginnen.
Voor de eigen bevolking is het natuurlijk ook interessant om dat allemaal meer naar elkaar te laten toegroeien. Daar zijn zeker ideeën rond. Maar dat het zelfs voor toeristen nog niet kan! Terwijl je in gelijk welk land waar je op reis gaat dat soort formules hebt, is dat hier nog te weinig aanwezig. Dat kan misschien al een concreet zaakje zijn waar jullie zich ook mee kunnen bezighouden op dit platform. Of valt dat er totaal buiten?
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord. Wat mij bijzonder bekoort, is dat er wel degelijk is gesproken over het apart houden van de trajecten Antwerpen en Gent, los van Brussel. Het belangrijkste vind ik dat de premier dat heeft bevestigd, als ‘andere kanten’ problemen maken over het al dan niet opschrijven in het verslag. Het standpunt van de Federale Regering is duidelijk. Belangrijk voor Antwerpen is ook het GEN-dossier van Gent en Vlaams-Brabant.
U sprak over een methode goedgekeurd om de prioriteiten in de investeringen voor goederen en reizigers te bepalen. We weten allemaal dat er in het GEN-fonds budgettaire tekorten zijn en dat men ermee worstelt. De MR-minister zegt eerst dat men de uitbreiding naar vier sporen laat vallen en wordt meteen teruggefloten door de eigen partij die de lijnen 124 en 161 wel onmiddellijk wil realiseren.
In Brussel denkt men momenteel aan de aanwending van Belirisfondsmiddelen. We moeten er wel waakzaam voor zijn dat men federale middelen niet gaat gebruiken om Waalse spoorprojecten te financieren. Men spreekt ook over een prefinanciering vanuit het Waalse Gewest. In de wandelgangen doet het idee de ronde van het hanteren en handhaven van de 60/40 percentages maar tegelijk het naar voren schuiven van de Waalse of Brusselse projecten en het achteruitschuiven van de Vlaamse investeringen. Is dat een piste die is geopperd en die u ook hebt vernomen? Uiteraard zou ik graag uw mening daarover kennen.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Ik heb echt niet veel toe te voegen aan wat de geachte dames-senatoren hier al hebben gezegd.
Collega Vandenbroucke, ik spreek hier als Vlaams parlementslid en niet als senator.
Er wordt blijkbaar in de Senaat aan een belangwekkend rapport gewerkt. Misschien kunnen we daar hier ook nog een gedachtewisseling over houden als u dat voorstelt.
Minister, ik dank u voor de toelichting die u hebt gegeven. Wat mij zorgen baart, is het dossier van de NMBS. Er is een discussie over de multicriteria-analyse waarbij het Vlaamse Gewest zegt dat men het goederenvervoer niet mag vergeten. Minister Galant heeft op 2 maart in de Kamercommissie verklaard dat ze de werkzaamheden, het vastleggen van een lijst van te bespreken prioritaire spoorprojecten, nog altijd wil afronden in de loop van het eerste trimester van 2016. Dat lijkt me bijzonder straf, vooral in het licht van het feit dat bij mijn weten de definitieve bedragen voor de dotaties voor investeringen en exploitatie door de NMBS en Infrabel, nog altijd niet zijn vastgelegd. Goed dat u verder discussieert, goed dat er prioriteiten op tafel worden gelegd en dat er criteria worden afgepunt, maar zolang de Federale Regering geen beslissing neemt over welke middelen er te verdelen zijn, gaan we geen stap vooruit. Het lijkt mij bijzonder, bijzonder sterk dat minister Galant haar statement zal kunnen hard maken, namelijk dat ze de werkzaamheden zal afronden in het eerste trimester van 2016.
Minister Weyts heeft het woord.
Dat laatste was geen vraag, dacht ik.
Wie er op het technische niveau meewerkt, is een beetje afhankelijk van de agenda. Als je de vertegenwoordigers van de gewesten neemt, dan heb je aan Vlaamse kant al vertegenwoordigers van Waterwegen en Zeekanaal, van De Scheepvaart, van het Agentschap Wegen en Verkeer, van De Lijn, van het departement. Ik vergeet er ongetwijfeld nog enkele. Je moet dit dus maal drie doen en dan heb je al een grote groep.
U verwijst naar één tarief. Dat wordt al besproken in het kader van de Belgian Mobility Card en de implementatie van MOBIB. Zowel de MIVB, TEC als De Lijn zitten hiervoor samen. De volgende stap is dat de NMBS kan aansluiten. Die ratio zit ook wel vervat in het GEN-Antwerpen en het GEN-Gent. We trachten alvast om op het niveau van de vervoersregio bijvoorbeeld te komen tot een tariefintegratie waarbij men op termijn idealiter zou kunnen komen tot één tarief voor openbaar vervoer, of zelfs voor collectief vervoer, voor de hele vervoersregio. Dat is de ideale situatie.
De piste van de 60/40-verdeling is al een paar keer in de schoot van de Federale Regering ter sprake gekomen. Het is niet duidelijk wat het statuut daarvan is. Is het een beslissing of niet? Ook bij begrotingsbesprekingen en in het kader van het investeringsplan is dat al wel eens ter sprake gekomen. Principieel heb ik daar geen problemen mee, tenzij het wordt gebruikt ten voordele van één gewest of als er geen garanties kunnen worden geboden met betrekking tot de besteding van de totaliteit van de middelen. In de praktijk is het GEN-Brussel, of het s-plan, daarvan de beste illustratie. Projecten worden doorgeschoven en wijken af van hun oorspronkelijke planning. Als je in zo’n situatie terechtkomt, is dat een piste die je niet kunt bewandelen, maar ik zou in concreto moeten weten wat er wordt voorgesteld.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, ik vond het nogal opmerkelijk dat u zei dat uw twee gewestelijke collega’s niet wilden dat iets werd genotuleerd toen u het had over Antwerpen en Gent. Ik vind dat eerlijk gezegd een beetje klein. Ik hoop dat dit niet de mentaliteit is waarmee het platform van start is gegaan. Ik hoop dat u op 27 mei stappen vooruit kunt zetten en we niet in discussies zullen vervallen over of iets al dan niet in het verslag mag komen, want dan zullen we nog lang stilstaan in dit land.
De vraag om uitleg is afgehandeld.