Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, sport draait om fitheid en gezondheid, zowel lichamelijk als geestelijk, maar sport heeft ook een belangrijke maatschappelijke rol. Het bevordert het algemeen welbevinden en de sociale samenhang. Sport is een van dé wegen richting inclusie van kansengroepen in onze samenleving. Daar bent u ook van overtuigd.
Sinds ongeveer een jaar worden ons continent en ons land geconfronteerd met een grote instroom van oorlogsvluchtelingen, vooral uit Syrië, Irak en Afghanistan. Zo had Fedasil op 25 februari een opvangcapaciteit voor 35.043 mensen, verspreid over 91 centra in het hele land. Het betreft tijdelijke opvang, tot er duidelijkheid is over de ontvankelijkheid of onontvankelijkheid van de asielaanvraag en de toekenning van het statuut van vluchteling of subsidiair beschermde.
In een opiniestuk op deredactie.be zei professor emeritus in de sportpsychologie Vanden Auweele dat er een rol was voor sport: “Sport wordt door de Verenigde Naties nog altijd aangeprezen als een uniek middel om samenwerking en integratie te bevorderen. Sport kan in vluchtelingenkampen een moment van normaliteit creëren in een wereld van chaos. Kinderen worden even uit de miserie van elke dag getrokken.”
Binnen de jeugd- en cultuursector worden specifieke initiatieven uitgewerkt, die op de steun van de minister van Cultuur, Jeugd, Brussel en Media kunnen rekenen. Hij zat samen met de overkoepelende organisaties uit de culturele wereld en de jeugdsector om te bekijken hoe ze samen een cultureel programma kunnen aanbieden aan de asielzoekers in ons land.
Minister, welke initiatieven binnen uw beleidsdomein Sport ontwikkelt u ten aanzien van de 91 opvangcentra? Worden de sportdiensten van de gemeenten met een opvangcentrum ondersteund of gestimuleerd om sportactiviteiten te ontwikkelen voor en met asielzoekers? Hoe staat het met de kansen van vluchtelingen om aan te sluiten bij clubs van erkende of gesubsidieerde sportfederaties en om aan te treden in de bestaande competities?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ben blij met uw vraag. Wat er gebeurt in een opvangcentrum is de verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke van de centra zelf. Wat er wordt aangeboden aan activiteiten moet daar worden beslist. Als ik kijk naar het sportaanbod, zie ik dat de asielcentra dat vandaag veelal doen met vrijwilligers, zoals dat in sport bijna altijd het geval is. Dat zijn dan vrijwilligers uit de plaatselijke sportclubs en de scholen. Het gebeurt ook vaak in samenwerking met de lokale sportdiensten van de gemeenten die daarbij betrokken zijn. Mijn rol daarin kan zijn dat we vanuit ons sportbeleid daarop inspelen.
Wij hebben natuurlijk het schitterende Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB). Dat heeft de taak om de gemeenten daarbij te begeleiden. Vorige week nog heeft het daarover een artikel gepubliceerd in het Vlaams Tijdschrift Voor Sportbeheer, over de praktijkverhalen, de voorbeelden en de tips voor het organiseren van sportactiviteiten voor vluchtelingen. Ik vind dat een heel goede manier van werken.
Uit de gesprekken die mijn administratie heeft met sportfederaties blijkt heel duidelijk dat de federaties daarmee bezig zijn. Veel federaties vragen welke rol ze samen met hun clubs kunnen opnemen.
U zei al dat sport een rol kan spelen als hefboom voor integratie. Ik ben heel blij dat wij daar heel vroeg op hebben ingespeeld. Zo ondersteun ik al van september 2015 het pilootproject The Vertical Club. Daar krijgen jonge vluchtelingen de kans om de klimsport te beoefenen. Dat is niet enkel een sport maar ook een hefboom naar integratie, opleiding en tewerkstelling. Wie daar zin in zou krijgen, kan daarna als hoogtewerker allicht aan de slag. Ik ondersteun dat project tot eind 2017, om een professionele, kwaliteitsvolle, sporttechnische en pedagogische omkadering te kunnen garanderen bij die werking.
Daarnaast is er nog een laagdrempelig sportschoolaanbod waarbij de samenwerking tussen de UiTPAS en de Sport na School-pas wordt gerealiseerd. En ook voor Multimove voor kinderen zijn er initiatieven om gezinnen en kansengroepen te stimuleren en te ondersteunen.
Ik moet u niet zeggen dat we met een nieuw federatiedecreet bezig zijn. Daar spreken we van een aanbod van A tot Z. Ik wil daar zeker ook de beleidsfocus meegeven om een laagdrempelig sportaanbod te ontwikkelen. De sportfederaties zijn vragende partij om daarin mee te werken, zodat wij hen daar verder in kunnen ondersteunen vanuit een nieuw decreet.
Mijn administratie heeft ook contact met het Agentschap Integratie en Inburgering. Wat kan sport betekenen voor initiatieven tot integratie en inburgering? Binnen welk kader kan er dan worden samengewerkt en kan de interculturaliteit verder uitgebouwd worden? Mijn administratie heeft op 17 februari 2016 een werkoverleg gehad met de Vlaamse sportfederaties, met het ISB, met Demos en met het Agentschap Integratie en Inburgering, specifiek over de problematiek van de vluchtelingen en sport. Uit het overleg blijkt ook daar dat de juiste informatie bezorgen aan de opvangcentra en de integratiesector enerzijds en de sportsector anderzijds een grote uitdaging is. Als iedereen weet wat hij kan betekenen voor een ander, is dat blijkbaar nog altijd een grote uitdaging.
De werkgroep besloot daarom een overzicht te maken van de veel gestelde vragen en van de antwoorden over wat er juridisch, praktisch en verzekeringstechnisch van belang is als vluchtelingen morgen sport doen. Ze hebben daarover een brochure gemaakt. Ik lees daarin: “de aansluiting van niet-Belgen als niet-professionele sportbeoefenaars; mag de sportclub een niet-Belg aansluiten? Wat met de terugbetaling van medische kosten?” Dat is zeer praktische informatie. De situatie is dat de federatie en de clubs weten wat er kan, terwijl de mensen van Inburgering en Integratie de wisselwerking bekijken.
De vele voorbeelden die ik net naar voren heb gebracht, tonen dat de sportsector zelf betrokken partij is en zich ook betrokken voelt. Lokale besturen kunnen daarin zeker een rol spelen. Het ISB heeft daar volgens mij de juiste rol gespeeld om dat te stimuleren.
De beheerders van de opvangcentra hebben de eerste verantwoordelijkheid daarin.
Over het aansluiten van vluchtelingen bij sportclubs kreeg ik van de heer Annouri in februari een schriftelijke vraag. Er is immers al een overzichtelijke informatiefiche met betrekking tot wat de sportfederaties kunnen doen. Eind 2015 werd die informatiefiche geactualiseerd. Die is nu uitgebreid tot een uitgebreide lijst met veel gestelde vragen, tips en antwoorden.
Samengevat denk ik dat de sportsector – en ik denk dat dat van nature zo is – inspeelt op de mogelijkheden of mee wil werken aan de integratie van die mensen op de een of andere manier. Wij ondersteunen dat op de juiste manier met de juiste instellingen.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, dank u voor uw uitgebreide antwoord. De manier waarop wordt gewerkt, is de goede manier. We vertrekken van de basis en van het lokale initiatief. De mensen weten wat er voorhanden is aan infrastructuur en welke verenigingen er actief zijn. De sportdienst kent ook de gemeente goed en kan aanvoelen waar er mogelijkheden tot samenwerking zijn. Het is positief dat het ISB hier de nodige initiatieven ontwikkelt. Het feit dat de voorzitter uit Leopoldsburg komt, dat zelf een groot ontvangcentrum heeft, zal daar niet vreemd aan zijn. (Opmerkingen van de voorzitter)
Veel voorzitters komen uit Leopoldsburg, maar niet de edelachtbare voorzitter van deze commissie. Ik heb het over de voorzitter van het ISB.
Ik herinner mij nog, minister, dat ik u – alweer! – een pluim heb gegeven voor het initiatief The Vertical Club. Ik heb toen ook gevraagd of het de bedoeling was om dat initiatief uit te breiden naar andere sporttakken. Ik weet niet of daar mogelijkheden zijn.
Over het laagdrempelige schoolaanbod zei u dat er binnen Multimove en Sport na School specifiek wordt gekeken naar kansengroepen. Wordt daar ook uitdrukkelijk naar erkende oorlogsvluchtelingen gekeken, of worden die opgevangen in andere, meer reguliere groepen?
Het van A tot Z-aanbod deed mij denken aan ‘van Asiel tot Zoeker’.
Het nieuwe decreet zal voor de sportfederaties inderdaad een aandachtspunt zijn.
We moeten inderdaad kijken naar de best practices die al bestaan. We zien op het terrein verschillende zaken gebeuren zoals een fitnesscentrum in Heusden-Zolder dat wordt opengesteld en een voetbalclub zoals SK Grembergen die met vluchtelingen werkt. Het komt er vooral op aan om die praktische informatie te bundelen en die informatiefiches voldoende te verspreiden. Ik kan u daar alleen maar bij aanmoedigen.
De heer Annouri heeft het woord.
Toen ik 17 jaar oud was, moest ik voor school drie dagen meedraaien in een vluchtelingencentrum in Lint. Ik zal nooit vergeten hoe mensen uit alle hoeken van de wereld samen op een volleybalplein stonden en zich keihard amuseerden. Dat is de kracht van sport. Mensen uit Syrië die een zwaar traject hebben afgelegd en hier in Vlaanderen terechtkomen, willen gewoon tegen om het even wie een balletje trappen tegen en ervoor zorgen dat de bal in de goal verdwijnt, en op een mooie manier Lionel Messi of Cristiano Ronaldo nadoen.
Deze Vlaamse Regering heeft een enorme opdracht om er op het vlak van huisvesting, onderwijs en werk voor te zorgen dat de mensen die worden erkend, een plek krijgen. Ook sport is daarbij ontzettend belangrijk. Wij moeten ervoor zorgen dat die mensen hier een toekomst kunnen uitbouwen. Wij hebben nood aan positieve verhalen en verbondenheid en daar kan sport een grote katalysator in zijn. Als u daar dus nog verdere stappen in zet, minister, hebt u ook aan ons een bondgenoot. We zullen er samen met u over waken dat dit de goede richting uitgaat.
De heer Wouters heeft het woord.
Mijnheer Poschet, ik vind het fijn dat met uw vraag de sportwereld nog eens in een positief daglicht wordt gezet. We vergeten nogal vaak dat sport, zoals ook de heer Annouri heeft gezegd, de beste manier is om te verbinden en samen te werken. Integratie lukt in die kleine clubs waar iedereen hetzelfde doel heeft, op eender welk niveau. Zij gaan namelijk voor de overwinning en die samenhorigheid is van enorm belang.
Bij de grote clubs wordt vaak gesproken over communitywerking. Antwerp heeft een project met Homeless en dat is fantastisch. In de marge van die organisaties is er ook nog heel veel mogelijk voor vluchtelingen, maar dat moet ook in dezen van onderuit komen. Het is fijn dat de overheid kan stimuleren, maar de kracht moet komen van de basis.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ben blij met wat ik hoor en met het feit dat sport inderdaad positief in beeld kan worden gebracht. Het is ook goed wanneer initiatieven spontaan zijn gegroeid.
Ik wil er ook op wijzen dat die Homelessactiviteiten een andere finaliteit hebben. Bij Homeless gaat het over mensen die opnieuw nood hebben aan structuur en die voor een deel opnieuw talent en competentie moeten opbouwen. Bij deze mensen is het vaak de inburgering die belangrijk is. Sport mag worden aangeboden als een positieve zaak in het asielcentrum, maar het wordt nog sterker wanneer die mensen dankzij sport gemakkelijker kunnen inburgeren in Vlaanderen en een stap naar werk kunnen zetten. Het gaat niet om kritiek, maar de filosofie achter de Homeless cup is een andere filosofie.
Ik ben blij dat ik de steun van de commissie voel om de weg verder te bewandelen van sport als sociale inclusie, als een middel om sociale competenties te vergaren en als een element van inburgering.
De vraag om uitleg is afgehandeld.