Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, op 24 februari 2016 werd op het Overlegcomité akte genomen van het ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de methodologie voor de raming van de gewestelijke ontvangsten uit de personenbelasting in uitvoering van artikel 54/1, paragraaf 3, tweede lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten. Dit belangrijke ontwerp van KB bevat een kader voor de ramingen en derhalve ook voor de doorstortingen van de voorschotten op de ontvangsten uit de personenbelasting. Het ontwerp beschrijft het definitieve systeem van ramen vanaf het begrotingsjaar 2018, en de afwijkende regeling voor de begrotingsjaren 2015, 2016 en 2017. Dat is dus belangrijk voor onze begroting 2016.
Het Overlegcomité nam akte van het ontwerp van KB van federaal minister van Financiën Van Overtveldt, maar tegelijkertijd was er de vraag naar verdere details over de wijze van ramen.
We hebben sinds begin deze week kunnen meemaken dat dit geen zinloze discussie is. U hebt waarschijnlijk ook al kennis genomen van het verslag of minstens een deel van het verslag van het monitoringcomité van de federale ambtenarengroep, waarin staat dat de federale overheid zich nog maar eens heeft vergist, en dat er 500 miljoen euro meer overdracht moet gebeuren naar de deelgebieden. Dat is toch geen onbelangrijk bedrag. Vlaanderen kreeg vorig jaar al eens het verhaaltje van de 400 miljoen euro, nu is er 500 miljoen euro voor de deelgebieden. Het lijkt erop dat er bij de federale overheid een traditie groeit om verkeerd in te schatten. Misschien doen ze dat om hun eigen cijfers wat beter voor te stellen, dat weet ik niet. Maar dat heeft natuurlijk wel een effect op de voorschotten die worden doorgestort naar Vlaanderen.
Minister, zijn er al meer details omtrent de berekeningswijze van de ramingen die de federale overheid gebruikt en zal gebruiken? Wordt de 500 miljoen euro overdracht, en het deel personenbelasting daarin, bevestigd? Zijn er, tezamen met de detailberekening, nieuwe ramingen overgemaakt? Zijn deze conform de cijfers van de initiële begroting 2016 en conform de huidige meerjarenraming van de Vlaamse Regering? Op basis van het verslag van het federale monitoringcomité denk ik het antwoord daarop al te kennen, de cijfers zijn veranderd.
De finalisering van de ramingen van de voorschotten van de gewestelijke personenbelasting, belangrijk voor uw begroting, wordt voorafgegaan door een overleg met de gewestelijke administraties. Hoe ziet u dit overleg en wat gaat u doen indien – en dit is hypothetisch – de federale en gewestelijke administraties tot verschillende ramingen besluiten? Deze hypothese is echter niet zo hypothetisch want we hadden nu al in onze begroting een verschil van 125 miljoen euro ingeschreven tussen de opbrengsten van de Vlaamse begroting en die van de federale begroting.
Is er ter zake in een procedure voorzien indien er een verschil is in ramingen, of gaan we, zoals nu, gewoon verschillende bedragen inschrijven in de respectieve begrotingen?
Minister Turtelboom heeft het woord.
Op het Overlegcomité van 24 februari 2016 werd inderdaad akte genomen van het ontwerp van besluit over de methodologie voor de raming van de gewestelijke ontvangsten uit de personenbelasting. Op vraag van de gewesten is in artikel 4 van dit besluit opgenomen dat de FOD Financiën over de ramingen een overleg zal organiseren met de gewestelijke administraties.
In uitvoering hiervan, en in navolging van het akkoord binnen de interministeriële conferentie Financiën en Begroting van 17 februari 2016 met betrekking tot de procedure en de kalender aangaande de berekening van de belasting Staat en de communicatie met de deelgebieden omtrent de transfers bedoeld in de Bijzondere Financieringswet, vond op vrijdag 4 maart 2016 een overleg plaats op administratief vlak. Dit overleg had voornamelijk tot doel om de gewesten toe te laten om eventuele opmerkingen te formuleren en vragen ter verduidelijking te stellen. De mate waarin hiermee rekening gehouden wordt in de aangepaste raming van de federale overheid wordt bepaald door de federale overheid zelf.
Conform de tijdens het Overlegcomité van 24 februari 2016 opgestelde timing heeft de minister van Financiën aan de gewestministers van Begroting en Financiën op vrijdag 4 maart 2016 een nota overgemaakt met betrekking tot de raming van de ontvangsten van de gewestelijke personenbelasting. Die vermeldt de volgende werkwijze. Er wordt uitgegaan van de gegevens verkregen via het SIRe-model inkomsten 2013, wetgeving 2015. De methode werd op dit vlak verfijnd in vergelijking met de raming voor de initiële begroting 2016. We vertrekken voor de belastbare inkomsten van een recenter jaar aangezien de nieuwe versie van het SIRe-model beschikbaar is.
Bovendien werden de maatregelen voor de jaren 2014 en 2015 rechtstreeks geïntegreerd in de simulatie. Dat voorkomt dat de ramingen van de globale impact voor België per gewest moeten worden verdeeld. De verdeling gebeurt rechtstreeks tijdens de simulatie. We merken op dat, om een betere representativiteit te verkrijgen, in de versie 2013 van het model een hogere selectiegraad werd gehanteerd voor Brussel dan voor de twee andere gewesten. Voor Brussel was dat 1 op 50, voor de andere gewesten was dat 1 op 200.
Verdere details inzake werkwijze en verkregen resultaten van deze nieuwe oefening maken deel uit van verdere bespreking in een federale interkabinettenwerkgroep (IKW) en zullen binnen de schoot van de Vlaamse Regering worden besproken. Conform de voorziene kalender die werd besproken tijdens de interministeriële conferentie van 17 februari 2016 zal deze IKW nu donderdag plaatsvinden. Tegelijk met de bespreking van de effecten inzake raming van de bruto opcentiemen en fiscale uitgaven zullen dan ook de effecten van de andere parameterwijzigingen op de betoelaging door de overheid worden geanalyseerd. Sowieso zullen deze nieuwe ramingen ook gebruikt worden als input voor de begrotingsaanpassing 2016, die in april zal worden neergelegd in het parlement. Naast deze ramingen moeten dan ook andere elementen zoals bijstelling, indexering, herraming, gewestbelasting en andere elementen mee in kaart worden gebracht.
Het is van belang te duiden dat we binnen de Financieringswet momenteel in een bijzonder volatiele omgeving zitten, waarbij nog steeds met ramingen wordt gewerkt die zijn gebaseerd op het SIRe-model. Pas naar aanleiding van het definitieve resultaat van het inkohieren van het aanslagjaar 2015 zal er een zekere stabilisatie van de cijfers kunnen worden verwacht. Dit is ten vroegste te verwachten bij de begrotingsaanpassing 2017. De definitieve afrekening van deze transitiefase kan nadien pas worden vastgesteld. Alle huidige berekeningen blijven in elk geval, zelfs in het licht van verfijning van methodes, nog altijd ramingen.
De heer Bertels heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ramingen van begrotingen blijven ramingen.
Maar hier is het nog een raming omwille van de Financieringswet. Het is niet zozeer een raming omdat je probeert te bedenken wat een bepaalde maatregel is. Hier wordt gewoon nog altijd aan de verfijning van de zesde staatshervorming, het SIRe-model, gewerkt. We zullen pas bij de begrotingsaanpassing 2017 een model hebben dat op echte kohiering kan werken en waarbij we echt juiste cijfers uit het model kunnen hebben, die het jaar erna niet meer kunnen worden aangepast. Dit ter verduidelijking.
Dat begrijp ik goed. Vandaar ook de afrekening in 2018 en dergelijke. We hebben een beetje te veel gekregen in de huidige stand van zaken en tot en met 2017.
Ramingen blijven ramingen, dat betwist ik niet. Dat het SIRe-model zo goed mogelijk wordt uitgewerkt, betwist ik ook niet. Maar dit moet me toch van het hart: 500 miljoen euro ernaast zitten op een omvang van 12 miljard euro met betrekking tot de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting, is niet niks.
Ik wil u vragen – ik praat nu niet over 2018 – om toch even te kijken naar hoe de belasting Staat berekend is. Volgens het laatste monitoringcomité wordt de belasting Staat verhoogd. Men moet toch even kijken waar die verhoging vandaan komt omdat de federale belastinginkomsten dalen maar de belasting Staat voor de deelgebieden verhoogt. We mogen niet dezelfde situatie als vorig jaar krijgen bij de begrotingscontrole waarbij blijkt dat het simulatiemodel waar de federale overheid tijdens de overgangsperiode een beroep op moet doen, niet representatief is en niet is zoals het was bij de begrotingscontrole. Men moet daar op zijn minst toch even naar kijken zodat we niet komen met cijfers die krakkemikkig aan elkaar hangen.
De heer Schiltz heeft het woord.
Collega’s, we kunnen er natuurlijk begrip voor opbrengen dat er gedurende een aantal jaren een overgangssituatie is. Dat is de hele transformatie die de staatshervorming teweeg heeft gebracht. Maar dat kan natuurlijk niet blijven duren. Ik heb daarjuist in uw antwoord gemist of er al meer nieuws is van de nota die u zou ontvangen van federaal minister Van Overtveldt over deze problematiek.
Mijn punt is dat de Vlaamse overheid voor haar inkomsten voor een groot stuk afhankelijk is van deze opcentiemen. Op een bepaald moment moet er wel een beetje stabiliteit komen in de berekening van deze cijfers, anders wordt het onmogelijk voor ons om tijdig een degelijk budget op te stellen. De vragen van de oppositie en de meerderheid over de ramingen, herramingen en inschattingen zijn talrijk. We moeten werken met een soort van jojo in de cijfers en dat is niet bevorderlijk voor het op orde krijgen van een begroting. Minister, daarom wil ik er toch op aandringen om met uw federale collega minister Van Overtveldt te kijken hoe u zo snel mogelijk kunt komen tot een stabilisering van dat berekeningsmodel.
De heer Diependaele heeft het woord.
Ik wil me toch nog even moeien. Ofwel zit ik er totaal naast en begrijp ik er niets meer van, maar hier zitten allemaal partijen die de zesde staatshervorming mee hebben goedgekeurd en die er nu voor pleiten om in overleg te treden met de federale minister van Financiën. Op zich is er tot daar geen probleem. Maar initieel was er in die zesde staatshervorming, in die nieuwe Financieringswet meegenomen dat men een herrekening zou doen, een punt waarop men alles eens zou bekijken in 2018. Dat is initieel opgenomen. Dat was van in het begin de bedoeling. Nu hoor ik iedereen ervoor pleiten om dat toch vroeger te doen. Ik begrijp het niet. Het zit zeer duidelijk in die meerjarenramingen, het zit in dat pad. De minister heeft dat ook geantwoord. In 2018 komt die afrekening.
De heer Schiltz heeft het woord.
Collega Diependaele, het is natuurlijk niet omdat het er een soort ijkpunt komt waarop we bekijken hoe het loopt, dat we ondertussen niets moeten doen en zeggen: we zien wel, het ene jaar is er 500 miljoen euro meer, het andere is er 500 miljoen minder. De bedoeling is dat wij onze meerjarenplanning naar 2018 en verder wel op het goede traject kunnen houden. Als daar grote deviaties op zitten, wordt het wel bijzonder moeilijk om te bekijken of we moeten besparen of meer kunnen uitgeven, los van het feit dat er in 2108 een ijkpunt komt. Mijn opmerking is om onderweg naar dat ijkpunt al eens controle uit te voeren, om dan niet ineens uit de lucht te vallen en er links of rechts een miljard euro naast te zitten.
De heer Bertels heeft het woord.
Mijnheer Diependaele, het ijkpunt van 2018 zal er blijven. Er is net opgenomen in het ontwerp-KB dat er in 2018 een afrekening gebeurt voor de jaren 2015, 2016 en 2017. Dat zal dus gebeuren en dat wordt door niemand betwist. Wat ik wel vraag aan u, minister, is om op zijn minst even te kijken naar de berekening van de voorschotten op basis van het afwijkend systeem, met de huidige middelen die we hebben, los van de autonomiefactor en dergelijke want dat wordt in 2018 gedaan, en naar de belasting Staat. Het kan toch niet zijn dat we weer een jojo gaan krijgen waarbij de federale overheid bewust of onbewust geld inhoudt waardoor de Vlaamse Regering zich geroepen voelt om – ik ga het heel politiek zeggen – facturen door te schuiven naar de gezinnen om in de buurt te komen. (Opmerkingen van Willem-Frederik Schiltz)
Mijnheer Schiltz, u hebt hetzelfde gezegd: we moeten een beleid kunnen voeren op basis van de juiste cijfers. Laat ons op zijn minst daarnaar kijken en naar het simulatiemodel en naar de parameters. Betekent dat dat het systeem in vraag wordt gesteld? Neen, het systeem ligt vast in de staatshervorming en in het ontwerp-KB waarvan akte is genomen. Maar laten we op zijn minst zorgen dat de huidige berekeningen zo goed mogelijk gebeuren. Daar is niets mis mee.
De heer Diependaele heeft het woord.
Al die bezorgdheden begrijp ik wel, maar al wat jullie vragen, gebeurt al. Om u daar een voorbeeld van te geven: vanmiddag komt het federale monitoringrapport uit. Daaruit blijkt dat men miljarden mist, onder meer door het gebruiken van andere parameters wat betreft de inflatie. Dat betekent dat men uiteindelijk meer zal moeten doorstorten aan de gewesten. Wel, Vlaanderen heeft bij het opstellen van de vorige begroting, die van 2016, al de juistere parameters opgenomen. Bij ons was dat al verrekend. De minister had het al meegenomen. Dus alles wat jullie vragen, gebeurt op dit moment al. Het is een paniekzaaierij die helemaal niet nodig is.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Ik geef een aantal verduidelijkingen. Ik heb het monitoringrapport er nu bijgenomen. De 500 miljoen euro waar collega Bertels naar verwijst, is voor gewesten en gemeenschappen, maar het zijn zowel gewestelijke belastingen als gewestelijke aanvullende belastingen op de personenbelasting. De 400 miljoen euro waarnaar verwezen wordt, is in het federale monitoringrapport 242 miljoen euro voor heel België. De federale overheid heeft hard gewerkt om het SIRe-model te verfijnen. Vandaag zijn we er nog niet, omdat we nog niet de juiste cijfers hebben. Zoals collega Diependaele zegt, komt er pas in 2018 een definitieve afrekening omdat je pas dan alles kunt berekenen.
Rond dit dossier is er de voorbije maanden hard gewerkt. De federale IKW zijn er net om te voorkomen dat er nog onduidelijkheden zouden zijn of om ze zoveel mogelijk op voorhand weg te werken. Nogmaals, de federale overheid heeft daar hard aan gewerkt en dat apprecieer ik enorm. We zijn er ons wel van bewust dat het nog beter kan tegen 2018.
De heer Bertels heeft het woord.
De afrekening in 2018 heeft hier niemand in vraag gesteld, dat is evident. Mijn enige vraag is: als Vlaamse overheid moeten we zo goed mogelijk proberen te ramen. Mijnheer Diependaele, dan mogen we toch eens kijken naar de cijfers die de federale overheid ons overmaakt, want de geschiedenis leert ons dat die cijfers niet altijd kloppen. Ze kunnen ook niet 100 procent juist zijn, maar ze moeten zo goed mogelijk geraamd worden op basis van parameters die ook zo goed mogelijk moeten zijn, bijvoorbeeld de belasting Staat of de simulatie voor de verschillende deelgebieden.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Over de staatshervorming wil ik nog het volgende zeggen dat voor de begroting van belang is. De zesde staatshervorming is groter dan die van 1989, met een financieringswet die een totaal ander financieringsmodel vastlegt, en dat in een bijzonder volatiel economisch klimaat. Op het ene moment hebben we een economische groei van 1,7 procent, die dan weer wordt bijgesteld naar 1,2 procent en dan gaat het weer wat omhoog. Het heeft ook lang geduurd vooraleer de staatshervorming van 1989 volledig geabsorbeerd was, zowel op het federale niveau als op het Vlaamse niveau, zonder financieringswet en in een heel stabiel politiek klimaat. Met de huidige volatiliteit zullen we moeten leren omgaan. In onze Vlaamse begroting hebben we meer openendrekeningen, we hebben meer fiscale autonomie. Onze begroting heeft een andere typologie dan tien jaar geleden. Het zal twee tot drie jaar duren vooraleer de zesde staatshervorming zich overal heeft ‘gezet’.
De heer Diependaele heeft het woord.
Ook het effect van de hervormingen die we doorvoeren, moet worden nagekeken, ik denk bijvoorbeeld aan de woonbonus die twee keer is aangepast, of aan de schenkingsrechten.
De heer Bertels heeft het woord.
De heer Diependaele haalt het juiste argument aan. Alle opbrengsten van de personenbelasting kun je op basis van een aantal parameters berekenen, volatiele economie of niet. Daarna komt er een volgende fase van de belastingverminderingen en/of -vermeerderingen die toegepast worden. Daar moeten we wel even naar kijken en niet zomaar het cijfer slikken van de FOD Financiën.
De vraag om uitleg is afgehandeld.