Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het Actieplan Ondernemend Onderwijs
Verslag
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, na afloop van het actieplan 2011-2014 stelde de Vlaamse Regering eind 2015 een geactualiseerd Actieplan Ondernemend Onderwijs voor. Het plan moet ondernemend onderwijs stimuleren in alle onderwijsinstellingen. Het Actieplan Ondernemend Onderwijs draagt bij tot de realisatie van Pact 2020, waarin werd vooropgesteld dat Vlaanderen tegen 2020 een sterke ondernemerscultuur moet kennen en het ondernemerschap en de waardering ervoor aanzienlijk moeten stijgen. Minister, naar aanleiding van deze publicatie hebt u advies gevraagd aan de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). Op het moment dat ik mijn vraag indiende, was het advies van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) er nog niet. Dat is later gekomen, maar ik zie toch wel een aantal gelijkaardige opmerkingen of kritiekpunten.
Het advies benadrukt dat het positief is dat er een nieuw actieplan voor ondernemend onderwijs is opgemaakt. Tegelijk worden er ook enkele bemerkingen en aanbevelingen geformuleerd in het advies van de SERV. De grootste bekommernis van de SERV is het feit dat er nog geen evaluatie van het actieplan 2011-2014 is geweest, terwijl de structuur, het kader en de definities van het vorige actieplan wel grotendeels zijn overgenomen. Men vraagt alsnog een gedeeltelijke evaluatie, om te zorgen voor concrete input voor het vernieuwde plan.
Bij de strategische doelstellingen van het actieplan worden er eveneens een aantal bemerkingen meegegeven. Zo raadt men voldoende begeleiding aan bij strategische doelstelling 1, waarin wordt gesteld dat onderwijsinstellingen een visie op ondernemen moeten uitwerken. Daarnaast vraagt men ook voldoende aandacht voor inclusief ondernemerschap, zodat iedereen voldoende kansen krijgt. Daarnaast is een van de grote bekommernissen het onderdeel communicatie en transparantie. Volgens de SERV is er nood aan een centraal portaal waar alle informatie over ondernemend onderwijs terug te vinden is. Ten slotte vraagt men ook een meer intense en concrete link tussen ondernemend onderwijs en het duaal leren.
Minister, hoe staat u tegenover de geformuleerde aanbevelingen en kritieken van het advies van de SERV? In hoeverre wenst u in te gaan op die adviezen? Is er alsnog een evaluatie gepland van het voorgaande actieplan 2011-2014? Zo ja, op welke manier kan die nog worden geïntegreerd in het geactualiseerde actieplan? Welke concrete acties uit het vernieuwde actieplan zijn reeds van start gegaan, en hoe verloopt die startfase?
Mevrouw Turan heeft het woord.
Collega Van Eetvelde, hartelijk dank voor de vragen. De bekommernissen van de SERV zijn duidelijk ook de uwe, en ook de mijne. Ik zal dus niet in herhaling vallen. Ik zou de vragen die u hebt gesteld, hier integraal willen bevestigen.
Minister, sta me toe, om te beginnen, om u te feliciteren. Ik heb het Actieplan Ondernemend Onderwijs bekeken en ik vind het eigenlijk een heel goed en volledig opgesteld document. Ik heb in mijn universiteitsjaren ook veel werkstukken moeten maken, en ook als advocaat. Ik weet niet of dit van uw diensten komt. Uw kabinet zal er ook wel deels de hand in hebben gehad. Het plan is echter zo duidelijk en zo compleet dat men natuurlijk ook heel gemakkelijk heel veel kritiek kan hebben en heel veel vragen erover kan stellen. Ik dank u dus voor dit evenwichtige document.
Ik ben erdoor gegaan zonder de twee grote kritieken of aanbevelingen van de Vlor en de SERV te lezen. De eerste vraag die ik me stelde, is ook daarnet aangehaald. Ik dacht dat men bezig was met de evaluatie van het vorige plan. Ik heb u die vraag al een paar keer gesteld. Ik heb Jules, mijn medewerker, gevraagd om die evaluatie te zoeken. Ik kan immers moeilijk met een nieuw plan beginnen als ik niet zie wat de vorige evaluatie was. Minister, dat zijn vragen die ook door uw adviesorganen worden gesteld.
We kunnen maar een nieuw plan maken als we het vorige evalueren en zien welke punten goed werken en welke niet goed werken. U verwijst er uitdrukkelijk naar dat dit plan een opvolging is van het vorige. Minister, waar vind ik die evaluatie? Waar kunnen wij die inkijken? Waar kunnen we zien wat goed werkte en wat niet goed werkte?
Dit actieplan – ik kan het vorige niet evalueren, het is aan u en uw diensten om mij dat te zeggen – is nog zeer actueel. Twee dagen geleden hebben wij hier Voka-ondernemers gehad in het kader van de peter- en meterschapsprojecten. Enkele ondernemers waar ik mee heb gesproken, zeiden dat er nog te veel negativiteit is wat betreft het ondernemerschap. Het imago van de ondernemer moet beter worden. Uw plan komt zeker niets te vroeg en is nog zeer actueel. U moet niet alleen antwoorden op de vragen die mijn collega heeft gesteld naar aanleiding van de kritieken van de SERV. In mijn vragen zitten ook de kritieken van de Vlor. Ik denk dat u dat heel ernstig moet nemen.
Toen ik uw plan las, dacht ik: dit is een goed uitgewerkt plan. U zegt dat het huidige actieplan mee is geïnspireerd door het brede werkveld. U verwijst in voetnoot 5 naar een workshop op de VisiOO-dag van 21 november 2014. Ik dacht: wie was daar allemaal op aanwezig? Is er één workshop? Wil dat dan zeggen dat er een bevraging van het middenveld is gebeurd en dat alle stakeholders zijn geraadpleegd? Dit was mijn bemerking, minister. En wat zie ik? De Vlor zegt juist hetzelfde. Ik ken het onderwijsveld uiteraard niet zo goed als de Vlor en als uzelf, maar de Vlor zegt dat het brede middenveld en de stakeholders in dezen niet zijn geraadpleegd. Daar had ik van u graag een antwoord op gekregen.
Minister, wat ik heel positief vind in uw plan is dat u definities geeft om het te verduidelijken. Een daarvan gaat over het ondernemerschap. U zegt: ondernemerschap heeft een maatschappelijke meerwaarde die ruimer is dan enkel een financiële meerwaarde. Dat vind ik een zeer terechte aanvulling. U zegt: we streven naar een maatschappelijk verantwoord ondernemerschap waarbij er sprake is van een continu verbeteringsproces, waarbij ondernemingen vrijwillig op systematische wijze economische, milieu- en sociale overwegingen op een geïntegreerde manier in de gehele bedrijfsvoering opnemen. Voor die zin wil ik u bedanken. Maar van het ontbrekende woord, namelijk ‘duurzaamheid’, dat ook onze toekomst is, wil ik vragen waarom dat er niet in voorkomt. Het kan een vergetelheid zijn. U kunt dat inderdaad ook bij milieu en bij sociale aspecten zetten, maar ik denk dat inzake duurzaamheid, zeker gelet op het feit dat wij in de commissie Economie een hele hoorzitting gaan wijden aan circulaire economie, het nooit te vroeg is om te beginnen met die terminologie.
Ik ben door uw plan gegaan en ik zie op pagina 14: “Het ontwikkelen en expliciteren van een eigen ondernemende cultuur door de onderwijsinstellingen zelf.” Ik dacht: oei! Mijn medewerker, Jules weeral, heeft vanochtend naar de interpellatie geluisterd en hij zei dat u bij het beantwoorden van de interpellatie, gezegd hebt: 'we moeten opletten voor planlast voor onderwijsinstellingen, ik wil niet te veel planlast bij geven.' En u vraagt aan de onderwijsinstellingen zelf om een ondernemende cultuur en visie te ontwikkelen en om die uit te dragen. Dat lijkt mij minstens inconsequent. Ik begrijp dat u de scholen, de directies en de leraars niet te veel wilt belasten met planlast en allerlei administratieve en bijkomende taken, maar in het Actieplan Ondernemend Onderwijs laat u het ontwikkelen van een visie en een cultuur over aan de onderwijsinstellingen. En wat merk ik? De Vlor bevestigt dat en zegt dat hierdoor meer planlast komt, dat de scholen en de directies hier meer door worden belast, en ziet niet met welke middelen dat moet gebeuren. U kunt veel vragen, maar daar moeten ook middelen tegenover staan, minister.
U zegt in uw plan ook dat de eerste betrokkenen de leraren zijn. U noemt hen spilfiguren en zegt dat ze in staat moeten worden gesteld om een rol op zich te nemen. Dan denk ik: het gaat uiteraard niet om competenties, maar om tijd, geld, middelen en mogelijkheden. Dat zie ik ook niet.
In uw volgende doelstelling spreekt u over het ontwikkelen van ondersteunende activiteiten. U wilt vraag en aanbod op elkaar afstemmen, in het kader van de noden van de onderwijsinstellingen, maar ik vraag mij af over welk aanbod we het dan hebben. Ook de SERV wijst erop dat er verschillende acties en mogelijkheden zijn voor scholen om op in te springen, maar dat het niet duidelijk is. Het is misschien een goed idee om dat in één brochure op te nemen. Zij vragen zelfs om één portaal te maken. Dat zijn vragen van de Vlor en de SERV waar u heel gemakkelijk op kunt ingaan.
Wat ik ook heel interessant vond in uw plan, minister, is de beroepskwalificatie ondernemer. Hoe verhoudt die zich tot wat minister Muyters nu aan het uitwerken is, namelijk de mogelijkheid van toegang tot het beroep? Wil dat zeggen dat de beroepskwalificatie ondernemer wordt behaald in het secundair onderwijs? Kunt u daar wat meer informatie over geven?
Punt 5.10 van het plan handelt over experimenten voor niet-economische studierichtingen. Wij zijn vragende partij om ondernemerschap te stimuleren. Uw doelgroep is inderdaad vanaf de kleuterklas tot de laatste dag op school, van laaggeschoold tot hooggeschoold. U maakt daar geen onderscheid in. U stelt dat u wilt voorkomen dat leerlingen en studenten uit niet-economische studierichtingen te vaak verstoken blijven van ondernemende initiatieven. Tja, dat is net de bedoeling van heel uw plan.
En vervolgens zegt u: “Agentschap Ondernemen gaat na of er steun kan worden vrijgemaakt voor experimentele projecten.” Dit is dus een plan dat aankondigt dat het Agentschap Ondernemen nog gaat bestuderen en bekijken hoe het projecten kan ondersteunen. Het is dus een plan om te plannen. Deze paragraaf vind ik eigenlijk overbodig, want ik ga ervan uit dat dit juist een van uw grote speerpunten had moeten zijn.
Dan zijn er nog enkele opmerkingen van de SERV en de Vlor, die enkele gelijkaardige fundamentele kritieken geformuleerd hebben. Zo hekelen ze de gebrekkige monitoring en evaluatie, zowel van het vorige actieplan – dat ik niet gezien heb – als van uw huidige actieplan. Ze stellen dat de indicatoren niet duidelijk zijn voor hoe de opmeting in de toekomst. Beide adviesorganen vragen dat er duidelijkheid komt over de middelen die ingezet zullen worden. Het ziet er inderdaad naar uit dat de middelen vooral naar de externe aanbieders zullen gaan, terwijl de kosten die eraan verbonden zijn, door de onderwijsinstellingen zelf moeten worden gedragen. De SERV vraagt om een actueel overzicht van directe partners en projecten met bijhorende budgetten per actie.
Een derde gemeenschappelijk punt waar de SERV en de Vlor de aandacht op vestigen, betreft de gebrekkige afstemming en samenwerking met de pedagogische begeleidingsdiensten. Vanuit mijn economisch oogpunt bekeken, kan ik dat niet goed beoordelen, maar als zij zeggen dat de pedagogische begeleidingsdiensten hier buiten zijn gelaten, neem ik aan dat u dat niet graag hoort, minister. Ze zijn niet opgenomen als doelgroep en worden slechts zeer sporadisch betrokken bij de uitwerking van de verschillende acties.
Er wordt gezegd dat de stakeholders niet betrokken werden. Verder heeft de Vlor twijfels bij een aantal initiatieven van het actieplan, zoals de leerlijn ondernemend onderwijs, de gezamenlijke informatiebrochure, de vooropgestelde stakeholdersdag, de leernetwerken en het nut van Competento. Dat laat ik aan uw beoordeling over, minister.
Ik heb twee vragen. Met welke aandachtspunten uit de adviezen van de SERV en de Vlor zult u rekening houden en met welke niet? Waarom wel en waarom niet?
Kunt u een stand van zaken geven van het actieplan en het verdere verloop, de timing en de implementatie ervan?
Minister Crevits heeft het woord.
Als u kritiek hebt op het vorige actieplan, beschouw ik dat uiteraard ook als zelfkritiek. Dat vorige actieplan heb ik immers niet in de steigers gezet.
Het Actieplan Ondernemend Onderwijs dat hier veel complimenten heeft gekregen maar tegelijk ook veel kritiek, is een plan dat samen met de ministers Muyters en Schauvliege aan de Vlaamse Regering is meegedeeld. Het is een plan waarover vervolgens advies wordt ingewonnen bij de Vlor en de SERV. Die adviezen zijn in de loop van de maand februari afgeleverd. Vraag is nu hoe we al dan niet rekening kunnen houden met die adviezen.
Er is een beleidsdomeinoverschrijdende werkgroep waarin vertegenwoordigers vanuit onderwijs, economie en landbouw zitten die momenteel bezig zijn met het verwerken van de adviezen met het oog op een definitief actieplan dat nog aan de Vlaamse Regering moet worden meegedeeld.
Van belang daarbij is alles wat de doelstellingen van het actieplan versterkt, alles wat niet tegenstrijdig is met de vragen uit de andere adviezen en alles wat binnen het budgettaire kader past. Een aantal onderdelen van de adviezen hebben niet zozeer impact op de tekst van het actieplan zelf, maar worden wel in de verdere uitvoering opgenomen.
Al wie een advies formuleerde, zal ook een antwoord ontvangen waarbij op de verschillende voorstellen zal worden ingegaan. Mevrouw Turan, praktisch gezien is het voor mij onmogelijk om vandaag op alle kritieken een antwoord te formuleren. Maar sowieso krijgt iedereen een antwoord. U zult daar ook inzage in krijgen.
Het voorgaande actieplan is globaal kwalitatief geëvalueerd met aanbieders en onderwijsactoren in het kader van een workshop ‘ondernemend onderwijs’ op de VisiOO-dag van 21 november 2014. Ik heb hier een lijstje van de partners die daar aanwezig waren. Daarbij werd ook meteen de vertaling gemaakt naar de insteken voor een nieuw actieplan.
Naast deze globale evaluatie zijn sommige acties van het actieplan ook afzonderlijk aan een diepgaande evaluatie onderworpen. Dit geldt met name voor de werking van Vlajo en de Stichting Onderwijs en Ondernemen waar jaarlijks belangrijke overheidsmiddelen voor ter beschikking gesteld worden. Budgettair gaat het hier over ongeveer 1,4 miljoen euro subsidies die jaarlijks worden toegekend vanuit het Hermesfonds en middelen die gedetacheerde leerkrachten vanuit het departement Onderwijs opleveren. Het is dus wel van belang dat we dat diepgaander evalueren en nagaan of die middelen optimaal worden ingezet en of er wijzigingen nodig zijn.
Voor alle informatie over die evaluatie verwijs ik naar de website van het departement EWI. Ook met de conclusies van de doorlichtingen die daar te vinden zijn werd rekening gehouden bij de opmaak van het nieuwe actieplan.
Tevens loopt op dit moment het maatschappelijke debat over de eindtermen. Hierin wordt in feite ook de aanpak van de leerlijn 'ondernemend onderwijs’, zoals ze in het voorgaande actieplan was uitgetekend, meegenomen en geëvalueerd in het ruimere kader van vakoverschrijdende eindtermen.
Ik heb trouwens met de voorzitter van Vlaamse Jonge Ondernemingen (Vlajo) onlangs een gesprek gehad over de eindtermen. Men is daar natuurlijk heel fel aan het pleiten voor een vakgebonden eindterm of zeker voor een versterking van het ondernemerschap in het secundair onderwijs. Dat luik zit mee in het debat over de eindtermen, dat nu door de parlementsleden wordt gevoerd en dat hopelijk zijn weg zal vinden naar de resultaten. Ik kon dus onmogelijk een voorafname doen in het nieuwe Actieplan Ondernemend Onderwijs omdat je dat daar moet bekijken.
Ik steun trouwens het principe van evidencebased beleid. Maar elke vraag naar beleidsevaluatie en cijfergegevens over gebruik en impact moet afgewogen worden tegenover de ingezette middelen en de noodzaak om de plan- en rapporteringslast in de scholen niet te verhogen. Betere monitoring en evaluatie, maar zonder de planlast te verhogen, is een belangrijke bekommernis waarbij de beleidsdomeinoverschrijdende werkgroep bekijkt hoe dit ingevuld en geïmplementeerd kan worden. De keuze die we zullen maken met betrekking tot de eindtermen zal meteen ook vastleggen hoe scholen ermee aan de slag moeten. Dat zit nu net in het hele traject dat we hebben uitgestippeld met betrekking tot hoe we de eindtermen beter moeten maken, minder maken, helderder formuleren.
Mevrouw Van Eetvelde, het feit dat we werken aan een nieuw actieplan betekent zeker niet dat de acties stilvallen. Heel wat acties lopen al of lopen door met nieuwe accenten. Het eindtermendebat is op gang getrokken. Voor de beroepskwalificatie ondernemer werd een dossier ingediend bij het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen (AHOVOKS). Dat dossier volgt nu de afgesproken procedure en er mag verwacht worden dat dit voor volgend schooljaar tot een erkende beroepskwalificatie zal leiden.
Scholen worden ondersteund door organisaties die concepten en activiteiten aanreiken om rond ondernemingszin en/of ondernemerschap te werken. De vzw Vlajo en de Stichting Onderwijs en Ondernemen zijn hierbij vaste partners en ontvangen hiervoor jaarlijks middelen en gedetacheerde leerkrachten.
Scholen kunnen hun leraren ook dit schooljaar op bedrijfsstage laten gaan, terwijl een externe organisatie tijdens hun afwezigheid instaat voor vervangende activiteiten die ondernemingszin en/of ondernemerschap stimuleren bij de leerlingen. Scholen worden zo aangemoedigd om bedrijfsstages in te zetten als een van de mogelijke middelen voor professionalisering van hun leraren. Dat is natuurlijk zeer cruciaal.
Ook het informatieplatform Competento is operationeel. Dit kenniscentrum voor ondernemersvorming biedt jaarlijks de inspiratiegids voor ondernemende klasprojecten aan.
Afstemming, uitwisseling en verrijking van initiatieven in het hoger onderwijs is de doelstelling van het Forum Ondernemend Hoger Onderwijs.
We hebben een oplossing uitgewerkt voor bachelorstudenten die al tijdens hun studies een onderneming willen opstarten. Hogescholen kunnen voortaan het getuigschrift over de basiskennis van het bedrijfsbeheer uitreiken, waardoor die drempel weggewerkt is.
Dit schooljaar wordt de ondernemingsplanwedstrijd Plankgas opnieuw georganiseerd.
Het Agentschap Ondernemen ondersteunt een project waarin enerzijds een studentencoöperatie en anderzijds een coöperatie in de schoot van jeugdhuizen wordt uitgewerkt.
Er zit nog een project in de laatste voorbereidingsfase. Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) schreef een oproep uit ter ondersteuning van lokale partnerschappen in studentensteden, die zich richten op ondernemende jongeren. De beoordeling van deze projectvoorstellen loopt op dit moment en het resultaat daarvan zal binnenkort beschikbaar zijn. Dit betekent dat deze projecten nog dit jaar kunnen starten.
De andere acties worden verder voorbereid en gaandeweg zouden die er ook kunnen bijkomen. Ik vind het wel belangrijk dat het actieplan niet wordt beschouwd als een vastgelegde reeks acties voor deze legislatuur. Het is eerder een gezamenlijk gedragen beleidskader, dat de contouren vastlegt voor het ontwikkelen van acties waarbij we de handen in elkaar willen slaan met drie beleidsdomeinen: Werk, Economie en Onderwijs. Het zorgt ook voor een gezamenlijk kader.
Het onderdeel duurzaamheid is wat mij betreft inherent aan alles wat je doet. U suggereert om dat iets explicieter op te nemen in de tekst. Ik vind dat een zeer waardevolle suggestie. Ik denk dat dat ook breed zal worden gedragen.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoorden. Ik heb op de meeste van mijn vragen antwoorden gekregen. Ik zal dus misschien wat minder kritisch zijn.
Ik wil even terugkomen op die evaluatie. Die komt later. Dan vraag ik mij af of er nog mogelijkheden zijn om ze te kunnen verwerken in dat actieplan.
Mevrouw Turan verwees naar de ondernemers. Ik las gisteren nog een kort opiniestuk van een manager. Hij stelde dat de jongeren in het onderwijs onvoldoende triggers krijgen om te ondernemen. De jeugd zou meer gestimuleerd moeten worden om te ondernemen. Dat zijn ook de woorden die Herman Van de Velde van Vlajo vaak benadrukt. Hij hamert erop dat het onderwijs meer moet inzetten op de ondernemersattitudes. Minister, hoe ervaart u de reacties van de ondernemers zelf?
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister, hartelijk dank voor uw antwoorden en voor het feit dat u constructief rekening wilt houden met een aantal van mijn voorstellen. Ik noteer vooral dat u, hoop ik toch, veel van de kritieken van de Vlor en de SERV zult meenemen, of dat u anders toch een volledig antwoord zult formuleren. Praktisch wil ik wel met u afspreken hoe ik dat te zien zal krijgen.
Wat betreft de evaluatie zegt u dat dat een beetje zelfkritiek is. Minister, ik ben zeer kritisch, ook op dingen die ik zelf doe. Maar ik moet het wel kunnen evalueren. Ik moet de evaluatie die nu in uw handen ligt, kunnen inkijken.
Ik volg de vraag van mevrouw Van Eetvelde. U zegt dat niet alle acties zijn afgelopen. Sommige ervan hebt u geëvalueerd op één forum. Ik vind dat wel chapeau. Ik weet niet hoe dat praktisch in zijn werk gaat. Op één forum wordt een heel actieplan geëvalueerd en wordt er een stakeholdersinsteek gegeven voor een volgend actieplan. Dat lijkt mij wel een beetje te veel voor een en hetzelfde moment. Maar misschien is dat praktisch haalbaar. Ik kan mij dat niet voorstellen. U hebt gezegd dat dit voor sommigen op dat ene moment is gebeurd. Ik heb er zelf naar verwezen: de workshop van 21 november 2014. Ik zou daar graag een rapport of een verslag van zien. Ik heb u drie of vier maanden geleden gevraagd naar uw actieplan ‘Onderwijs en ondernemen’. U zei toen dat u bezig was met een evaluatie. U had mij toen al naar het verslag van die workshop kunnen verwijzen.
U zegt dat sommige evaluaties diepgaander gebeuren omdat het over veel geld gaat. Minister, u hebt daar gelijk in. Het zou eraan ontbreken dat u dat niet ernstig en diepgaand zou doen. Maar ik zou daar graag meer inzage in krijgen.
U verwijst naar de website van EWI. Ik zal dat eens grondig nakijken. Maar ik zou het waarderen indien u de deelaspecten van dat uitvoerig plan per mail zou kunnen doorsturen naar de voorzitter van de commissie, die het dan aan de commissieleden kan overmaken. Ik vind het heel belangrijk om te weten wat er heeft gewerkt en wat niet.
U zegt dat het normaal is dat niemand dat heeft gezien. Het plan wordt opgemaakt en goedgekeurd op regeringsniveau, en dan wordt het doorgestuurd voor advies. Maar de twee adviesgevende organen zeggen niet dat ze eerder advies hadden moeten geven. Die zeggen dat de stakeholders niet zijn geraadpleegd. Minister, u moet daarmee werken en wij moeten dat ondergaan. Ik hoop dat we het allemaal goed doen. Wij willen allemaal hetzelfde bereiken: ondernemerschap is heel belangrijk, het is de economische en nog veel meer de maatschappelijke motor van onze maatschappij.
We moeten dat stimuleren bij jongeren. We moeten dat niet opleggen via een plan, maar via de mensen die werken op het veld. U verwijst daarnaar. U zegt dat de partners de leerkrachten zijn, de directeurs en de ouders. Ik durf de vraag dus bijna niet te stellen: hoe zijn de ouders meegenomen bij het opstellen van dit plan? Dat zijn toch wel een aantal vragen, minister, waarmee u, minstens bij de implementatie van uw plan, rekening zult moeten houden en effectief mee zult moeten opnemen.
Ik ben en blijf vragende partij om die evaluatie en de deelaspecten van de evaluatie die u hebt gedaan in te kijken. Eventueel kan ik daar zelf ook kritiek uithalen, mij niet gelaten, minister.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Turan, misschien moet u gedurende een aantal maanden vast lid van deze commissie worden. We hebben het nu over ondernemend onderwijs. Ik word tijdens elke commissievergadering om de oren geslagen met wat onderwijs nu allemaal doelmatig moet realiseren. Ik ben echt niet van plan om rond ondernemend onderwijs nog eens een bevraging te doen van de hele maatschappij, naast het eindtermendebat dat nu loopt en de zaken die binnen economie lopen. Ik zal dat niet doen. U mag dat eisen, maar ik zal dat niet doen.
Ik heb u gemeld op welke manier de evaluatie is verlopen. Een aantal zaken werden meegenomen in een actieplan. Als de stakeholders ontevreden is, dan moeten ze mij dat laten weten. Ze hebben mij dat niet laten weten. De Vlor is nu ook geraadpleegd. We zullen zo goed mogelijk rekening houden met wat ze willen.
Nogmaals: ik heb een vrij uitgebreid gesprek gehad met het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen (VLAIO). Voor mij zou het zeer interessant zijn indien elke ondernemer in Vlaanderen in een klas zou willen langsgaan om zijn of haar bevindingen te delen en om het ondernemerschap as such te stimuleren in scholen. Dat is een goede zaak. Het is voldoende verankerd in het actieplan zoals het op dit ogenblik voorligt. Ik kijk vooral uit naar de zeer interessante discussies die we de komende maanden ongetwijfeld zullen hebben en waarin u als parlementslid ook een belangrijke rol kunt spelen om vast te klikken wat er precies wordt verwacht van onderwijs als het gaat over ondernemerschap. Hierbij heb ik het dan over de exacte formulering, hetzij vakgebonden, hetzij vakoverschrijdend, van de eindtermen.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
We zijn er allemaal van overtuigd dat we het ondernemerschap en de ondernemerszin van onze jongeren moeten aanwakkeren en stimuleren. De leerlijn van het kleuteronderwijs tot het hoger onderwijs is voor ons enorm van belang.
Mevrouw Turan, er gebeurt al heel wat op het terrein. We zullen het zeker en vast verder opvolgen. Het is een interessante discussie.
Mevrouw Turan heeft het word.
Minister, ik ben een vast lid van een aantal commissies. Als dit een uitnodiging is om ook naar de commissie Onderwijs te komen, zou ik daarvoor graag tijd maken. Ik heb het volste vertrouwen in de capaciteiten van mijn achtbare en liefdevolle collega’s die deze commissie vast ‘bevrouwen’, als ik dat zo mag zeggen. (Opmerkingen)
Zit Steve Vandenberghe ook in deze commissie? Ik had vandaag alleen de twee dames gezien, Steve zal me dat vast niet kwalijk nemen.
Ik zeg niet dat er niets gebeurt. U zegt dat de stakeholders het maar moeten weten indien ze ontevreden zijn.
Minister, ik zeg niet dat uw stakeholders kwaad zijn. Het zijn uw adviesorganen die u dat zeggen. U zegt dat u met VLAIO hebt gepraat. Maar ik ben vooral benieuwd wat u zult antwoorden aan de Vlor en de SERV. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Ja, maar ik zal dat ook lezen. U zegt dat ze bij u moeten komen als ze klachten hebben. Ik ben parlementslid. Ik lees uw plannen en doe dat grondig, minister. Ik denk dat u het apprecieert dat het werk wordt verricht en dat ik mijn taak als parlementslid doe. De andere organen hebben hun taak blijkbaar ook zeer ernstig opgenomen. Het is nu aan u om alles naast elkaar te leggen en een plan te implementeren.
Minister, ik volg u in wat u zegt over de eindtermen. Het is een heel belangrijk aspect, dat trouwens ook in het regeerakkoord staat. Ondernemerschap en ondernemerszin in onderwijs is ook al voor een stuk aangegeven in het regeerakkoord. Ik reken er dus op dat dat er zal komen.
U hebt echter niet gesproken over de budgetten, behalve over de 1,4 miljoen euro die naar VLAIO gaat. Het is heel belangrijk waar de centen zijn. Want waar de centen zijn, zullen de acties ook zitten. We blijven het in ieder geval met veel interesse opvolgen, mevrouw Van Eetvelde.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.