Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Volgens het KMI en grote herverzekeraars neemt het aantal natuurrampen en de daarbij horende schade in ons land toe. Grote boosdoener is ongetwijfeld het veranderende klimaat dat alsmaar extremere vormen aanneemt. Ik denk dat we in dat verband stappen ondernemen in de goede richting.
De voorbije eeuw is het aantal onweersdagen in België verdubbeld van gemiddeld 40 naar 60 en zelfs met pieken tot 120 dagen per jaar. Daarenboven blijken de onweersbuien alsmaar heviger te worden. Eén op de 3 onweders gaat bij ons gepaard met de gekende hagel. 2 tot 3 keer per jaar kan dat gebeuren met hagelstenen met een diameter van 2 tot 3 centimeter. Dat zijn er al van redelijke omvang. Eén keer om de 3, 4 jaar komen extreme hagelbuien met bollen tot 5 centimeter voor.
Dergelijke weersomstandigheden hebben een brede impact, met schade aan huizen, auto’s enzovoort. Maar het is vooral de landbouw die doorgaans het grootste slachtoffer wordt van extreme weersomstandigheden. Niet alleen omdat de oogst van het betreffende jaar om zeep kan zijn, maar ook op langere termijn wanneer de planten zelf worden geraakt.
Vandaar ook de vraag naar een beter instrumentarium voor landbouwbedrijven om zich in te dekken tegen risico’s. Ik verwijs graag naar een resolutie die tijdens de vorige legislatuur vanuit onze fractie door Karlos Callens en Lydia Peeters werd ingediend. Daarin werd de Vlaamse Regering gevraagd een passende noodweerverzekering uit te werken. Vorige legislatuur werd inderdaad telkens verwezen naar de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) enerzijds en de regionalisering van het Landbouwrampenfonds anderzijds. Die regionalisering van het Landbouwrampenfonds is inmiddels een feit. Ik wil de administratie graag een pluim geven voor die hervorming. Ik hoor daarover alleen maar positieve zaken. Sinds die regionalisering verloopt het vlot. Dat is alvast een positief gegeven.
In het PDPO III (Programmeringsdocument voor Plattelandsontwikkeling) wordt voorzien in de ondersteuning van landbouwers voor deelname aan een brede weersverzekering vanaf 1 januari 2017. De te betalen premie kan voor 50 procent worden gesubsidieerd, indien wordt voldaan aan de vooropgestelde voorwaarden in het PDPO.
In het verleden is er over de opstart van een brede weersverzekering een taskforce opgericht met vertegenwoordigers van diverse landbouworganisaties, de verzekeringssector, onderzoeksinstellingen en onze eigen overheid. Veel overleg en studiewerk dus, maar stilaan wordt het tijd om te landen.
Minister, ik weet dat u een goede intentie hebt. Wat er in uw beleidsnota staat, stelt mij in dat verband gerust.
Wat is de stand van zaken van de uitbouw van een brede noodweerverzekering? Wat zijn de eventuele knelpunten?
Wanneer zult u eventueel naar voren komen met een concreet voorstel? Welke modaliteiten wilt u zeker opnemen in deze reglementering?
Wordt het overleg binnen de taskforce voortgezet? Zo ja, met welke frequentie? Welke output heeft die taskforce tot nog toe opgeleverd?
Welke budgetten trekt u uit voor de tussenkomst in de weersverzekering? Wat is de stand van zaken van de evaluatie van het huidige Landbouwrampenfonds?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Vanderjeugd, u hebt het al een aantal keren gehad over dit thema en u hebt er ook een aantal schriftelijke vragen over gesteld. Ik heb daarop geantwoord dat op dit ogenblik geen banken of verzekeringsmaatschappijen die ‘brede weersverzekering’ voor landbouwteelten aanbieden. Diverse studies wijzen ook op weinig interesse om dat in de toekomst te doen. Dat bleek onder andere uit het ARAMIS-project (Agrarisch RisicoAnalyse Management en InformatieSysteem) ‘Bedrijfsgerichte opvolging en analyse van risico in de land- en tuinbouw’ uitgevoerd door de Universiteit Gent.
Er zijn vier knelpunten. De ontwikkeling van dergelijke verzekeringsproducten is duur voor de banken en vraagt een specifieke expertise. De wijze van schadevaststelling is zeer duur en vergt veel expertise. De Vlaamse markt is te klein om risico’s te kunnen spreiden en om teeltverzekeringsproducten rendabel te maken. In een beperkt aantal andere lidstaten hebben lokale verzekeraars wel al een dergelijk product, maar het commerciële succes daarvan blijkt heel beperkt te zijn. Dat levert eigenlijk niet op wat het zou moeten opleveren, wat onze banken en verzekeringsmaatschappijen natuurlijk terughoudend maakt.
Er is uiteraard al heel wat overleg geweest met die sectoren. Enkel voor hagelschade worden er verzekeringspolissen aangeboden, maar dus geen brede weersverzekering.
In een van uw vragen hebt u gesuggereerd dat de Vlaamse Regering zelf een brede weersverzekering zou ontwikkelen. Ik ben het niet met u eens dat het een kerntaak van de overheid is om verzekeringen op de markt te brengen. Als we daarmee starten, stellen we ons bijzonder kwetsbaar op, denk ik. Ik voorzie wel in verder overleg met de sector om te peilen naar de bereidwilligheid om die producten aan te bieden.
Om dit proces ook aan te wakkeren, heb ik wel in het kader van het PDPO aan Europa de toestemming gevraagd om landbouwers te subsidiëren die zich privaat verzekeren tegen teeltschade. Europa ging daarmee akkoord. We hebben dat dus verkregen. De maatregel werd goedgekeurd en zal vanaf 2017 in werking treden. Dat is dus al een heel belangrijke stap om ervoor te kunnen zorgen dat er misschien meer interesse komt in de sector.
U vroeg naar de stand van zaken met betrekking tot de evaluatie van het Landbouwrampenfonds. Voor zover dat nog niet bekend zou zijn, wil ik even het verschil tussen het Landbouwrampenfonds en het algemene Rampenfonds duidelijk maken. Die worden vaak toch wel door elkaar gehaald. De naam ‘Landbouwrampenfonds’ doet vermoeden dat schade aan landbouwteelten altijd via dat overheidsfonds gaat, maar dat is dus niet zo. Bijna alle schade die wordt veroorzaakt, ook teeltschade, gaat via het Rampenfonds. Op het Landbouwrampenfonds kan veel minder frequent een beroep worden gedaan. Teeltschade die voortvloeit uit de weersfenomenen zoals onweer, hagel en storm, wordt altijd door het algemene Rampenfonds behandeld. Dergelijke weersfenomenen, die meestal kort en hevig toeslaan, veroorzaken immers ook andere schade, dus niet alleen aan de landbouw, maar ook aan gebouwen, serres, machines, voertuigen enzovoort. Dat wordt dus algemeen behandeld. De bezorgdheden die u aankaart met betrekking tot de toename van onweders, hebben dus betrekking op het algemene Rampenfonds, waarvoor de minister-president bevoegd is.
Het Landbouwrampenfonds behandelt rampen die enkel en alleen teeltschade veroorzaken. Pas als er enkel teeltschade is, komt het Landbouwrampenfonds dus op de proppen. In de praktijk gaat het dan bijvoorbeeld over zeer extreme of langdurige droogte of heel natte periodes, maar niet over plotse onweders. De voorbije twintig jaar zijn er in België slechts zeven landbouwrampen erkend. De laatste dateert van 2011. Dat was die extreme droogte. In dezelfde periode was er een veelvoud aan algemene rampen met landbouwschadedossiers.
De evaluatie van de werking van het Landbouwrampenfonds is gaande. De aspecten die worden bekeken, zijn de criteria en de procedure qua aangifte en uitbetaling. Dat moet ook altijd verlopen binnen de krijtlijnen van het Europese staatssteunsysteem. Hierbij kan ik meegeven dat de voorbereidingen worden getroffen om in de toekomst te werken met een digitale dossierafhandeling via het e-loket, waarmee de sector al zeer goed vertrouwd is. Op die manier kunnen we er dus voor zorgen dat alles snel en vlot verloopt. Zodra de ruime evaluatie rond is, zal er een update gebeuren, want het gaat om een wet uit 1976. Er zal een nieuw decreet, maar vooral een nieuw uitvoeringsbesluit moeten komen. We hopen daarover dan uiteraard ook hier meer duidelijkheid te kunnen geven.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Minister, enerzijds is dat akkoord van Europa, met de engagementen ter zake en de deadline van 2017, positief. Anderzijds zal, als ik het zo hoor, een brede weersverzekering voor de sector er niet meteen of misschien zelfs niet komen. Ik hoor dat u de nodige stappen hebt gezet om daarover te overleggen. Met die vier knelpunten zal dat inderdaad een moeilijk gegeven zijn. Dat is dus wat ontgoochelend, maar als de sector niet mee wil...
Ik kijk ook reikhalzend uit naar de evaluatie die u hebt beloofd.
De heer Dochy heeft het woord.
Ik had een beetje de indruk dat er een orkaan was gepasseerd bij collega Vanderjeugd toen hij zijn vraag aan het schrijven was, want hij blijft alles door elkaar haspelen, van landbouwramp over algemene ramp tot hagelschade. Dat zijn immers inderdaad drie verschillende elementen. De minister heeft de duiding gegeven over het verschil tussen een landbouwramp en een algemene ramp. Hagelschade staat daar eigenlijk nog enigszins buiten, omdat dat wordt beschouwd als een verzekerbaar risico, zodat het eigenlijk niet in aanmerking komt om te worden gedekt als algemene ramp of landbouwramp.
De sector heeft er vandaag geen belang bij om weersverzekeringen in het leven te roepen waar ook een particuliere bijdrage van de individuele producent zal worden gevraagd, zolang het algemene Rampenfonds en het Landbouwrampenfonds georganiseerd zijn zoals dat vandaag het geval is.
Anders is het voor de hagelschade. Daarvoor zijn wel initiatieven lopende vanuit de sector. Er is zelfs een hagelverzekering in de groenteteelt in het leven geroepen, georganiseerd met een private verzekeringsmaatschappij. Daar wordt nu wel verder aan gewerkt om dat uit te bouwen. Ik denk dat dat een correcte benadering is, omdat het buiten de rampenwetgeving valt.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Het zijn inderdaad twee verschillende zaken. Voor de weersverzekering, waar 50 procent via de PDPO III kan, zijn belangrijke stappen vooruit gezet. Dat zal in werking treden vanaf januari 2017. We kijken daarnaar uit. Ik begrijp ook dat er op dit moment nog weinig interesse is vanuit de bank- en verzekeringssector. Maar misschien kan er ook daar wat evolutie zijn. We zullen dat opvolgen.
Een tweede zaak is het Landbouwrampenfonds, dat ook in het regeerakkoord staat. U zei daarover dat er een evaluatie loopt. Kunt u daar een timing van geven? Zou die evaluatie dit jaar aflopen, of is dat pas voor 2017? Op basis van die evaluatie moet er dan gekeken worden naar een update van de wet van 1976. Kunt u daar een timing van geven?
Een laatste positieve punt dat ik wil aanhalen, is dat er voorbereidingen getroffen worden voor de aangifte via het e-loket. Ook dat is een belangrijke stap vooruit.
Minister, het Landbouwrampenfonds is geregulariseerd. Er moet een nieuw decreet komen. Verondersteld dat er zich nu een landbouwramp zou voordoen – laat ons hopen van niet – zitten we dan juridisch in het luchtledige? Is het niet belangrijk dat we de decreetgeving ter zake zo spoedig mogelijk hebben?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Dochy, dat PDPO is goed, maar kan natuurlijk pas in werking treden als er ook verzekeringen worden aangeboden. Dat is het zwakke van het akkoord. We moeten dat natuurlijk hebben, maar we volgen het verder op.
Het is niet de bedoeling om de evaluatie op de lange baan te schuiven, mevrouw Coudyser. We hopen daar dit jaar mee rond te zijn.
Het is niet zo dat er ondertussen een probleem is, mijnheer De Meyer. Als er zich een probleem of een landbouwschadedossier zou voordoen, dan loopt de regeling zoals die vandaag bestaat, met de wet van 1976, verder. Wij hebben de mensen, de middelen en de mogelijkheden om daar een antwoord op te bieden. Het is dus niet dat we nu in een vacuüm of een overgangsperiode zitten en dat er zich problemen op het terrein zouden kunnen voordoen. Mocht dat zo zijn, dan hadden we natuurlijk al veel sneller actie ondernomen, maar het is zeker niet zo.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Het is belangrijk om dat verder op te volgen en blijvend overleg te houden met de sector. Wat hagel betreft: het gaat erom dat het verzekerbaar is. Vroeger was het verzekerbaar, maar tegen welke prijs en welke franchise? Het is goed dat er verder stappen worden gezet naar een betaalbaar gegeven. Het is positief dat daar verandering op til is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.