Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Vraag om uitleg over het uitvoeringsresultaat van de begroting 2015
Vraag om uitleg over het voorlopig begrotingsresultaat voor 2015
Verslag
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, zoals u kunt zien, had ik mijn vraag om uitleg ingediend op 4 februari. Ik heb die vraag om uitleg gebaseerd op antwoorden die er gekomen zijn op 26 januari, over de monitoring van december. Tussen de indiening op 4 februari en vandaag had de minister een nieuw monitoringrapport uit, op 15 februari. Ik zal mijn vragen dus lichtjes aanpassen. Een deel van die oorspronkelijke vraag om uitleg is namelijk al vervallen. Zelfs voor een historicus zou het merkwaardig zijn om terug te keren naar december 2015 als er recente informatie is.
Minister, het resultaat in uw laatste monitoringrapport van 15 februari kwam uit bij een tekort van 407 miljoen euro. Het resultaat was al beter dan het monitoringrapport in december. (Opmerkingen van Bart Somers)
Mijnheer Somers, u kunt straks, met de microfoon aan, de minister op dat punt bewieroken. Ik voel al dat u zeer enthousiast bent.
In januari hebt u opgemerkt dat die finale uitvoeringscijfers nog kunnen afwijken van het resultaat in het laatste monitoringrapport. Ik vermoed dat u dat antwoord ook vandaag zult geven, ondanks het feit dat u de cijfers aan het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) hebt moeten bezorgen, wat ondertussen allicht al gebeurd is. Er zijn nog een aantal cijfers die openstaan en die pas tegen eind maart duidelijk zullen zijn.
Minister, ik zal u een aantal vragen stellen op basis van het laatste monitoringrapport, dat van 15 februari. Het valt mij op dat in dat rapport wat mij betreft het grootste probleem bij de ontvangsten van de gewestbelastingen zit. Die blijven bijna 300 miljoen euro onder de raming. Als we dieper kijken, zitten daarin ook nog altijd de twee dossiers waarover we in deze commissie regelmatig hebben gedebatteerd: de schenkingsrechten die onder het niveau blijven dat was geraamd en de erfbelasting die eveneens onder het niveau blijft van wat werd geraamd.
Minister, in het laatste monitoringrapport staat er op bladzijde 5 een verklaring voor het feit dat die erfbelasting lager uitvalt dan geraamd. Halverwege bladzijde 5 staat er een tabel, waarbij de opmerking staat dat het te maken heeft met kasontvangsten en betalingen die achterwege zouden blijven. Dat is eigenlijk nieuw voor mij, zeker wanneer ik de verklaring uit het verleden daarnaast zet. Minister, is dit inderdaad een betalingsachterstand of gaat het om een structureel gegeven? Zullen die ramingen, die overramingen in de begroting en in de begrotingsaanpassing van 2015 ook leiden tot overramingen in de begroting van 2016? Is het structureel of gaat het over eenmalige inkomsten en wordt dat deels rechtgetrokken in 2016?
Op basis van het laatste uitvoeringsresultaat blijken er een aantal meevallers te zijn. Ik heb het dan vooral over de ESR-correctie (Europees Systeem van Nationale en Regionale Rekeningen) Scholen van Morgen. Ben ik juist wanneer ik zeg dat die ESR-correctie nu meevalt, maar dat dat te maken heeft met het ritme van opleveren van scholen binnen het project Scholen van Morgen? Die mindere uitgave die we vandaag doen in die ESR-correctie zal in de loop van de volgende jaren uiteraard nog moeten worden uitgegeven. Het volume is gekend. Het heeft volgens mij te maken met het opleveringsritme van de scholen.
Minister, op basis van het monitoringrapport stel ik nog altijd vast dat de Vlaamse overheid inzake het verkeersboetefonds nog altijd geen inkomsten heeft gekregen vanuit het federale niveau. Is dat nu duidelijk? We zijn ondertussen eind februari. U hebt in het verleden aangegeven dat eind februari een aantal dingen veel duidelijker zouden zijn, ook rond schenkbelasting en erfbelasting. Hoe zit het met dat verkeersboetefonds? Blijft dat voor u een onbekende? Ik zie dat er in het monitoringrapport nog een aantal punten en komma’s naar voren worden geschoven.
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, mijn vragen om uitleg zijn dan wel – terecht – door u gekoppeld, maar ze hebben toch een verschillende invalshoek. De eerste vraag om uitleg over het uitvoeringsresultaat van de begroting 2015 was voornamelijk gebaseerd op de communicatie die gebeurde met betrekking tot het gezamenlijke tekort voor de entiteit België. De Federale Regering zei, op basis van cijfers van de Federale Regering en van de deelstaatregeringen, dat ze zouden komen tot een gezamenlijk tekort van 2,6 procent. Daarvoor klopte die entiteit België zich stoer op de borst, hoewel haar eigen doelstelling, na alle doorgevoerde besparingen voor de burgers en verenigingen, niet gehaald werd.
Maar toen kwamen de wintervooruitzichten van de Europese Commissie uit, die het tekort voor de entiteit België – de federale overheid, de deelstaten en de gemeenten – op 2,9 procent schatte. Dat noopte een opiniemaker ertoe om te zeggen dat, als je abstractie maakt van de lagere rente-uitgaven – die voornamelijk op federaal vlak spelen –, het begrotingssaldo van de entiteit België voor het tweede jaar op rij achteruit is gegaan. Het begrotingsrapport van de entiteit België verslechtert onder deze regeringen.
Dit laatste resultaat brengt de entiteit België veel dichter bij de Europese gevarenzone van 3 procent. Dat roept bij mij de vraag op waar dit verschil in ramingen vandaan zou kunnen komen.
De federale minister van Begroting verklaarde dat zij vertrouwt op het werk van de ambtenaren en de gegevens die zij heeft gekregen. De gegevens van de deelstaten behoren natuurlijk ook tot de consolidatiekring. Vlaanderen is daarvan een onderdeel voor de entiteit België.
Minister, zijn de uitvoeringscijfers die werden overgemaakt voor die oefening van 2,6 procent hetzelfde als de uitvoeringscijfers die zouden zijn overgemaakt aan het INR? Of zit daar een verschil op? Welke uitvoeringscijfers zijn er overgemaakt?
Hebt u een idee of het verschil van 0,3 procent tussen de raming van de federale overheid en de Europese Commissie met betrekking tot de entiteit België deels toe te schrijven is aan de Vlaamse uitvoeringscijfers? Heeft de Europese Commissie vraagtekens geplaatst bij de uitvoeringscijfers en het saldo dat door Vlaanderen is overgemaakt?
Dan kom ik bij mijn volgende vraag om uitleg over de communicatie omtrent het voorlopig begrotingsresultaat voor 2015 voor wat betreft de Vlaamse overheid.
Op maandag 15 februari werd er in de media bericht over het voorlopig uitvoeringsresultaat van het begrotingsjaar 2015. Het parlement kreeg de nota een dag later. De Vlaamse begroting 2015 zou afsluiten op een tekort van 407 miljoen euro, waarover de heer Somers zo enthousiast is, als ik het goed heb begrepen. Hiermee doet de regering het zogezegd 150 miljoen euro beter dan bij de begrotingscontrole vooropgesteld, waarbij men weliswaar rekening moet houden met een positieve bijstelling aan de inkomstenkant van afgerond 407 miljoen euro door de federale herraming van de opcentiemen. Dat is mooi te zien in de staafdiagrammen. Als we een simpele oefening maken, dan zitten we met een 257 miljoen euro slechter resultaat dan gepland in de begrotingscontrole.
Het blijft de vaststelling dat er voornamelijk twee oorzaken zijn voor het oplopend tekort. Blijkbaar zijn de belastingontvangsten overraamd, niet alleen een probleem van de federale begroting maar nu ook van de Vlaamse. Tweede vaststelling is dat de uitgaven voor de bevoegdheden die overkwamen met de zesde staatshervorming, lager liggen dan geraamd. We hebben meer geld binnengekregen dan we hebben uitgegeven voor een aantal posten, in tegenstelling tot wat dikwijls wordt beweerd.
Minister, hoe reageert u op de cijfers inzake de gewestelijke belastingen? Is er een wijziging nodig voor 2016? Het bedrag ligt 300 miljoen euro lager dan voorzien: 219 miljoen euro van de erfbelasting en 85 miljoen euro van de schenkbelasting. We hebben er al een paar keren over gediscussieerd dat deze cijfers waarschijnlijk overraamd waren. In het monitoringrapport staat daar een uitleg over, maar dat heeft volgens mij een impact op 2016. Ik verlaat me daarvoor echter op uw deskundige uitleg. Is het verschil inkomsten en uitgaven inzake de welzijnsbevoegdheden die overgekomen zijn met de zesde staatshervorming, structureel of eenmalig van aard? Is hier sprake van een positieve impact op de begroting 2016?
Minister Turtelboom heeft het woord.
Voorzitter, zoals ik heb beloofd, worden monitoringrapporten overgemaakt aan het parlement zodra ze beschikbaar zijn. Dat gebeurde nu voor de derde of vierde keer. Het rapport is inderdaad overgemaakt aan het INR, ongeveer tegelijkertijd met de overmaak aan het parlement. Er zit misschien maximaal een paar uren verschil op, maar veel meer niet, als het al niet tegelijkertijd was.
Het monitoringrapport met betrekking tot de uitvoering tot en met september dat ik op 30 oktober indiende in het Vlaams Parlement en besprak op 10 november, ging nog uit van een tekort van 931 miljoen euro. In het rapport met betrekking tot de uitvoering tot en met oktober verbeterde het resultaat. We kwamen uit op een tekort van 667 miljoen euro. Met de voorlopige uitvoeringsgegevens zitten we momenteel op een geschat tekort van 407 miljoen euro. We zijn destijds in de commissie zeer gedetailleerd ingegaan op de vertraging bij de inkomsten bij de gewestbelastingen die in hoofdzaak te wijten is aan de overname van de bevoegdheid bij de vijfde staatshervorming en een andere manier van inkohiering. Dat is de reden waarom het uitvoeringscijfer stelselmatig verbetert.
Mijnheer Rzoska, u vraagt of dit definitief is. Het antwoord is neen. Eind maart hebben we de volgende stap. Omdat de federale overheid pas eind mei moet rapporteren aan het parlement, zullen we de gegevens wat betreft de federale operatoren pas ter beschikking hebben in de loop van de maand mei. De uitvoeringscijfers voor het begrotingsjaar 2015 zullen pas eind mei definitief zijn. Het gaat dus om voorlopige uitvoeringscijfers. Omdat er nog twee stappen daarna moeten komen, kan er nog een fluctuering op zitten. Zowel voor de inkomsten als de uitgaven kan in sommige gevallen nog gedeeltelijk met ramingen worden gewerkt in plaats van met realisaties.
Globaal gezien is de monitoringnota van juli met een geraamd tekort van 1,1 miljard euro geëvolueerd naar 667,8 miljoen euro in december en momenteel verder gunstig geëvolueerd naar een tekort van 407 miljoen euro. Ik herhaal nogmaals dat de 1,1 miljard euro een gevolg was van het feit dat we in januari en februari bijna 0 euro inkomsten hadden vanuit de gewestbelastingen omdat we met een nieuw systeem zijn gestart. Deze cijfers tonen aan dat het niet eenvoudig is, zeker bij een grote overname van een nieuwe bevoegdheid, om de uitvoering in te schatten. Enerzijds speelt de volatiliteit van een Vlaamse begroting waar steeds meer openendregelingen inzitten, zoals de dienstencheques. Anderzijds is er ook het leereffect door de overgedragen bevoegdheden en budgetten in het kader van de zesde staatshervorming. We hebben daar nog geen historische reeksen over. Een prognose maken, is daardoor moeilijker. Daarnaast is er ook een belangrijk effect naar aanleiding van de uitvoering van de staatshervorming. De insourcing van de registratie- en erfbelasting ging van start op 1 januari 2015. De reeds meermaals besproken en gekende opstartproblemen die gepaard gaan met de overname, bemoeilijken de raming van de te verwachten inkomsten. Er worden inspanningen geleverd om hier naar de toekomst en meer specifiek richting de begrotingsaanpassing 2016, een goed beeld van de situatie te krijgen.
Ik ga dieper in op de belangrijkste verklarende elementen in de overgang van de begrotingsaanpassing richting de stand van zaken. Ten opzichte van vorige maand december is het verwachte resultaat 260,8 miljoen euro beter. Deze verbetering uit zich op verschillende vlakken. De gewestbelastingen, waaronder de verkoops- en schenkingsrechten, evolueerden positiever ten opzichte van vorige maand, maar ook de andere ontvangsten kenden een gunstig verloop en de niet-gerealiseerde onderbenutting was lager dan verwacht in vergelijking met vorige maand. De combinatie van deze factoren leidde tot het huidige resultaat van een tekort van 407 miljoen euro.
De opbrengsten uit de gewestbelastingen vallen ongeveer 300 miljoen euro lager uit dan begroot. De lagere realisatie qua gewestbelastingen situeert zich voornamelijk bij de successie- en schenkingsrechten. De methode om de registratie- en erfbelastingen te ramen werd in beginsel niet gewijzigd tijdens de verschillende monitoringrapporten. Wel werd de raming aangevuld met een betaalkalender om de overgang te maken van vastgestelde rechten naar kasontvangsten, en dit naar aanleiding van een overleg met het INR ter zake.
De overgang naar de kasontvangsten heeft zeker bij de successierechten een negatieve impact ten aanzien van de kohieraanrekening. Wat betreft de schenkingsrechten is er vooreerst een negatieve impact van het anticipatie-effect in de maanden net voor de hervorming van de schenkingen van onroerende goederen. We hebben ze in april aangekondigd en in juli uitgevoerd. In het parlement wil men niet altijd onterecht zo snel mogelijk een grondig debat over fiscale hervormingen. Elke keer echter als een fiscale hervorming wordt aangekondigd, anticiperen mensen daar al op in hun gedrag. Dat is een evenwicht dat we moeten vinden tussen een grondig debat in het parlement en ervoor zorgen dat we geen maanden van anticipatie-effect krijgen waardoor er een terugval is. Dit is duidelijk te zien in de maanden voor de hervorming van de schenkingsrechten. Daarnaast is het ook een gegeven dat de doorlooptijd om tot een akte te komen bij onroerende schenkingen meer tijd in beslag neemt dan bij roerende schenkingen.
Inzake de uitgaven zijn er wat betreft de uitgaven van de zesde staathervorming, de eerdere bevoegdheden en de ESR-correcties meevallers ten opzichte van de vorige monitoring. Dit komt veelal door het relatief laat beschikbaar zijn van de informatie ter zake. Ook hier zijn er nog heel wat verbetermogelijkheden in toekomstige begrotingsjaren.
Vooraleer dieper in te gaan op de cijfers herhaal ik even de INR-methodologie met betrekking tot de aanrekening van de gewestbelastingen. Het INR heeft tot op heden het concept van vastgestelde rechten niet overgenomen voor de aanrekening van de gewestbelastingen. Voor de opmaak van de overheidsrekeningen hanteert het INR voor de gewestbelastingen de methode van de kasontvangsten die worden verschoven in de tijd om het aanrekeningstijdstip meer in overeenstemming te brengen met het ogenblik waarop de belasting verschuldigd is.
Voor registratierechten en erfbelastingen is deze correctie in de tijd respectievelijk 2,5 maanden en 2 maanden. Dit heeft tot gevolg dat de momenteel gebruikte cijfers voor deze belastingen nog steeds voor een deel ramingen zijn. Ook voor onroerende voorheffing en de verkeersbelastingen wordt met een correctie van 2 maanden gewerkt en kunnen er nog kleine verschillen zijn in de definitieve uitvoering.
De uitvoeringscijfers van registratierechten voor verkoop en hypotheek hebben zich gerealiseerd volgens de verwachtingen zoals geraamd bij de begrotingsaanpassing. Ten opzichte van de prognose van vorige maand is dit een positieve bijstelling van 44,1 miljoen euro.
De schenkingsrechten kenden ten opzichte van de raming van december een stijging van 22,9 miljoen euro, maar blijven nog onder de verwachte ramingen van de begrotingsaanpassing. Dit is te wijten aan enerzijds het anticipatief effect van de hervorming van de schenkingsrechten waarbij in de eerste helft van het jaar de resultaten wat achterwege bleven en anderzijds de doorlooptijd dat een proces van schenking nodig heeft. Het aantal transacties in onroerende schenkingen in de tweede helft van 2015 dat verderop aan bod komt, toont aan dat een slapend potentieel aan schenkingen werd geactiveerd.
Verder zijn er de erfbelastingen die onder de verwachtingen bleven. Dit is voornamelijk te wijten aan het feit dat de effectieve inning ten opzichte van de akte meer dan twee maanden bedraagt waardoor er een eenmalig opstarteffect speelt, waarmee bij de raming bij de begrotingsaanpassing 2015 geen rekening werd gehouden. Verdere analyse met betrekking tot eventuele andere verklaringsgronden is nog nodig en maakt deel uit van de oefening waarmee we bezig zijn, ook voor de begrotingsaanpassing. Door de overname van de bevoegdheden is het soms nog niet duidelijk wat de eenmalige opstartvertraging is en wat het eventuele effect is in een verandering van de inkomsten. We zijn er nu volop mee bezig om dit veel meer uit elkaar te halen.
Ik wil in de commissie toch benadrukken dat én Wallonië én Brussel met grote ogen kijken naar de manier waarop wij de gigantische overname van de vijfde staatshervorming doen. Ze laten ons enkele jaren werken zodat zij dan de kinderziekten uit het systeem kunnen ontlopen, wat natuurlijk hun goed recht is. Het geeft wel weer hoe gigantisch die operatie was. Door die overname hebben we niet alleen met een nieuw proces gewerkt, maar is er ook een gebrek aan historische gegevens. Er is onzekerheid over het al dan niet wegwerken van de achterstand die begin dit jaar was opgelopen. Zeker in het begin was er een gebrek aan ervaring dat zich heeft vertaald van de operationele workflow naar het moment van de inning van de ontvangsten en de wijzigende assumpties over de aanrekening van de belastingen. Dat maakt het voor de administratie moeilijker om accurate ramingen te maken.
We hebben bijzonder goed samengewerkt met de federale overheid Financiën. In het begin kregen we documenten op pdf. Maanden aan een stuk moesten die worden overgetypt. Het gaat gewoon over praktische opstartproblemen wanneer je van documenten van de federale overheid overgaat naar VLABEL. Er is heel constructief gewerkt. Ik geef eerlijk toe dat het ook wel vertragingen heeft opgeleverd. Ambtenaren hebben een paar maanden met twee schermen moeten werken om gegevens over te typen. Het is dan evident dat de operationele workflow vertraging kent. Ik verwacht dat de prognoses nu toch een stuk accurater kunnen worden.
De andere ontvangsten blijven binnen de verwachtingen. Er zijn de opbrengsten uit het klimaatakkoord en de uitgaven voor het Internal Carbon Leakage, conform het regeerakkoord.
Over de verkeersboeten zijn we het nog niet eens. Voor de verkeersboeten werd momenteel in een bedrag van 157 miljoen euro voorzien in de begroting. Tot op heden heeft de federale overheid nog geen ontvangsten uit verkeersboetes doorgestort. Het aanrekeningsmoment voor de boetes is het moment waarop de federale overheid de boete int. Dat de ontvangsten niet worden doorgestort, heeft geen effect op het begrotingsresultaat. Evenwel kon de federale overheid tot op heden ook niet meedelen op welk bedrag Vlaanderen in 2015 recht zou hebben. In afwachting van een concreet cijfer wordt het begrotingscijfer gehanteerd. Ik weet dat collega Weyts daar ook intensief mee bezig is.
Op het vlak van de benutting van de beschikbaar gestelde kredieten, kunnen we vaststellen dat de uitvoering globaal gezien in lijn ligt met de begroting. Onderliggend zijn er echter wel wat verschillen op te merken. Bij de kredieten van de zesde staatshervorming is er een zware overbenutting van de kredieten voor wat betreft dienstencheques zoals in vorige rapporteringen reeds aan bod is gekomen. De kredieten binnen Welzijn voor onder meer woonzorgcentra, geriatriediensten en gezinsbijslag kennen dan weer een onderbenutting. Globaal gezien, betreft het een verbetering van 46,8 miljoen euro ten opzichte van vorige maand. Hierbij is het van belang om te benadrukken dat het om externe kostendrijvers gaat. Sowieso is een herraming van de benodigde kredieten bij elke begrotingsronde en dus ook bij de begrotingsaanpassing 2016 aan de orde. Wat de impact hiervan zal zijn op de begroting 2016 is nog niet gekend omdat de technische bilaterales en besprekingen nog bezig zijn.
De investering in de gedreven instellingen zoals Waterwegen en Zeekanaal, Hermes en De Lijn kenden een overbenutting ten opzichte van de geplande kredieten. Het Vlaams Infrastructuurfonds, Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM) en het Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven (FFEU) kenden een lagere uitvoering dan bij de begrotingsaanpassing verwacht. Ten opzichte van vorige maand geeft dit een verschil van 53,7 miljoen euro in onderbenutting.
Voor wat betreft de ESR-correcties, zijn er ten opzichte van vorige maand twee wijzigingen met een belangrijke impact. De hogescholen en universiteiten werden tot dan toe als ESR-neutraal ingeschat, maar worden nu negatief ingeschat. Anderzijds valt ook de impact op de uitvoering Scholen van Morgen op. Zoals u zegt, blijft het bedrag vaststaan. We merken op het einde van elk jaar wel dat er een andere dynamiek is in de uitvoeringskalender dan we dachten, maar het volledige bedrag blijft een engagement van de Vlaamse overheid. Wat er in een bepaald jaar minder is, kan in de komende jaren worden uitgespreid, maar het bedrag blijft wel hetzelfde. Ik benadruk dat. Er laat zich een verbetering van 80 miljoen euro optekenen. Dit is te danken aan onder meer minder dan verwachte bouwuitgaven en een andere aanrekeningswijze van het INR.
Sowieso zullen stappen worden ondernomen om de ramingen van de bouwactiviteit te verscherpen en op regelmatiger tijdstippen door te voeren. Die 80 miljoen euro is natuurlijk een groot verschil in de kering als je kijkt naar het finale bedrag.
Zoals aangegeven toont het overzicht van het vorderingensaldo de positieve trend waarbij het tekort verder verkleint. Ik hoop dat deze positieve trend zich ook in de definitieve uitvoeringscijfers zal doorzetten. Nogmaals, er zal nog een variatie zijn die positief of negatief kan zijn.
Eind maart zal een definitieve uitvoeringsrekening worden voorgelegd aan het Rekenhof. Definitieve resultaten van de federale operatoren zijn maar in de maand mei of juni gekend. Pas dan kan er een definitieve afronding gebeuren. Daarom hebben we recent nog gevraagd om de begrotingskalenders meer op elkaar af te stemmen. Vroeger waren de resultaten er eind maart, door de zesde staatshervorming verschuift dit nu naar eind mei.
Mijnheer Bertels, de federale overheid werkt met een eigen raming. Ze maken een raming voor alle entiteiten, maar ze geven ons niet de onderliggende cijfers op basis waarvan ze de raming voor Vlaanderen maken. Voor een deel zal dat gebeuren op basis van onze monitoringcijfers en informatie die wordt gegeven, maar ze maken er ook nog eens een eigen raming van op basis van de parameters die zij hebben.
Aan de federale overheid werd in januari het monitoringrapport van december overgemaakt met een tekort van 668 miljoen euro of 0,16 procent van het bbp. De federale overheid heeft zich op dit rapport gebaseerd om een inschatting te maken voor het begrotingsresultaat van Vlaanderen. Als wij daar nu onder zitten, is dat een goede zaak voor het globale tekort.
We beschikken niet over de informatie om na te gaan hoe de Europese Commissie het tekort van 2,9 procent berekend heeft. De Europese Commissie werkt op een macrobenadering. De inschatting van de 2,6 procent was een raming van oktober. Eind januari heeft de federale overheid dit tekort reeds bijgesteld naar 2,7 procent. Ook dit cijfer is een voorlopig gegeven en is nog niet het door het INR opgeleverde tekort op basis van de uitvoeringsgegevens half februari.
Het lijkt me onwaarschijnlijk dat het verschil zou toe te schrijven zijn aan Vlaanderen, eerder integendeel. Op basis van de voorlopige uitvoeringsgegevens scoort Vlaanderen 0,06 procent bbp beter dan het monitoringrapport van december.
Wat betreft uw vraag met betrekking tot het verschil inkomsten versus uitgaven inzake de welzijnsbevoegdheden die zijn overgekomen met de zesde staatshervorming, kan ik enkel stellen dat middelen en uitgaven niet aan elkaar gekoppeld zijn. Dat druist in tegen het algemeenheidsbeginsel van de begroting. De algemeenheid van de ontvangsten vereist immers dat het geheel van de ontvangsten van de overheid één massa vormt die, ongeacht oorsprong of aard ervan, moet dienen tot dekking van het totaal van de uitgaven. In de Bijzondere Financieringswet werd de sanering van de globale overheidsfinanciën a rato van 750 miljoen euro in 2015 geïmputeerd op slechts enkele dotaties. Dit bedrag werd bijna volledig gesaneerd op de begroting Werk. De link van inkomsten en uitgaven met elkaar houden, zou tot gevolg hebben dat er aanzienlijk minder beleid in werk zou kunnen worden uitgevoerd.
Voorzitter, ik denk dat ik alle vragen heb beantwoord.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik haal er twee dingen uit, gewoon om ze duidelijk te hebben.
De balkjes aan het begin van het monitoringrapport zijn handig. Bij de begrotingsaanpassing was er nog een tekort van 560 miljoen euro. Er was gerekend op een pak minder inkomsten uit de opcentiemen, maar die zijn met 406 miljoen euro meegevallen. Ik ga er dus van uit dat je de facto naar een tekort van 153 miljoen euro zou moeten kunnen gaan. Het probleem zit dan vooral bij de gewestbelastingen die op dit moment niet worden gerealiseerd.
Minister, ik wil van u een duidelijk antwoord hebben. U geeft, net zoals de vorige keer en net zoals VLABEL, een vrij omstandige uitleg dat u de volumes en de raming die u hebt gehanteerd, ook in de begrotingsaanpassing 2015, nog gaat realiseren voor het uitvoeringsresultaat 2015. Ik weet dat het INR zegt dat je mag aanrekenen tot 15 maart. Gaat u het volume dat in de begrotingsaanpassing staat voor de erfbelasting en de schenkingsrechten, halen? Want als u die raming niet gaat halen, dan heeft dat niet alleen een impact op de uitvoeringscijfers 2015, maar ook op de begrotingsopmaak 2016. De begrotingsaanpassing 2016 zal dan geen evidente oefening worden omdat met die ramingen in die specifieke belastingen ook rekening is gehouden in de begrotingsopmaak 2016.
Minister, gaat u er nog altijd van uit dat u die volumes voor erfbelasting en schenkingsbelasting zult halen?
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, ik ga een repliek geven voor mijn twee vragen tegelijk.
Ik denk niet dat we de werkzaamheden en daadkracht van VLABEL ter discussie stellen. Er wordt daar fantastisch werk geleverd.
Minister, ik zou toch in een interministerieel comité of een interfederale werkgroep eens overleggen met uw federale collega over het verschil van 0,3 procent raming tussen de 2,6 en 2,9 of 2,7 procent. Als ik de onderliggende boodschap van de Europese Commissie goed begrijp, ligt het verschil voornamelijk bij de inkomsten. Vlaanderen krijgt daarvan ook een weerslag. Als de inkomsten daar overschat zijn, is er een afgeleid effect voor Vlaanderen. Ik zou toch eens de onderliggende hypotheses opvragen. De FOD Begroting heeft onderliggende hypotheses over hoe ze aan de 2,6 of 2,7 komen. U kunt die gewoon opvragen, want ze bestaan.
Met betrekking tot de gevolgen van dit uitvoeringsresultaat en de toelichting voor de begroting 2016, denk ik dat er twee problemen zijn. U moet die effectief onderzoeken, want het zal de begrotingscontrole niet vereenvoudigen. Ik zou niet graag hebben dat u die overraamde inkomsten gewoon doorschuift naar bijkomende lasten voor de burgers. U hebt in de begroting een aantal niet-recurrente ontvangsten ingeschreven, onder meer voor de erfbelastingen en voor de registratiebelastingen: 56,8 miljoen euro en 81,9 miljoen euro. Afgerond is dat 140 miljoen euro aan niet-recurrente ontvangsten naar aanleiding van de verwerking van aangiften van 2015 die volgens de huidige classificatie van het INR waarschijnlijk in 2015 gaan vallen, op basis van de nieuwe afspraken die u met het INR hebt gemaakt. Er is daar dus potentieel al ongetwijfeld een probleem van 140 miljoen euro.
Een tweede belangrijker probleem – en ik sluit me aan bij de heer Rzoska – is dat de basis waarschijnlijk overraamd is. Ook de SERV vraagt zich af of die raming wel voorzichtig genoeg is.
Op die basis van 2015, die waarschijnlijk al te hoog is, rekent u nog met een stijging van 10 procent voor 2016. Voor de registratierechten rekent u nog met een stijging van 7 procent. Het zijn stijgingspercentages die zeker niet gebaseerd zijn op historische statistische reeksen waar u naar verwees.
Minister, u hebt voor 2016 te hoge groeicijfers ingeschreven op een te hoge basis. Ik neem aan dat u daar op zijn minst een antwoord op kunt geven. De basis en de groeicijfers zijn waarschijnlijk door de realiteit al achterhaald.
Ik heb nog een opmerking met betrekking tot Welzijn. U zei dat de universaliteit van de begroting en de middelen niet gekoppeld is aan de uitgaven bij de staatshervorming. Dat begrijp ik. Heel dikwijls wordt in deze discussie gezegd dat de grote besparingen die de zesde staatshervorming heeft opgelegd, duidelijk niet het geval zijn voor Welzijn. En zelfs als we Welzijn en Werk samen nemen, is dat ook niet het geval. Voor die bevoegdheden zijn er meer middelen dan er momenteel wordt uitgegeven.
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, minister, heel erg bedankt voor de heel uitvoerige en nuttige uitleg. Ik wil echt niet muggenziften, maar u zei: “Dit wordt op hetzelfde moment doorgestuurd naar het INR.” Ik moet opmerken dat er al een artikel over stond op de website van De Tijd voor het werd ingediend in het parlement. Het was daar dus al bekend voor wij het kregen. Ik ben naast nationalist ook relativist. Dat valt dus allemaal wel mee. Maar ooit hebben we hier een heel hevige discussie gevoerd in de plenaire vergadering over twee minuten verschil tussen een mail van een federale minister daarover. In het licht daarvan wou ik deze opmerking maken, maar eigenlijk is het allemaal niet zo belangrijk.
Als ik voor mijn fractie het grotere plaatje bekijk, dan is dit natuurlijk maar één stap. Ik ben het met de reactie van de oppositie niet helemaal eens, maar ik wil ook daarvan de relativiteit inzien. Het is maar één stap. Het blijft natuurlijk cruciaal dat we naar een evenwicht in 2018 gaan. Dat is, zeker voor mijn fractie, de uiteindelijke doelstelling. We moeten daaraan blijven vasthouden.
Minister, als ik dan deze monitoring bekijk, dan leren de grote lijnen me dat de besparingen wel degelijk werken. Dat is een heel pak van mijn hart. Wij vangen daar veel wind voor. Ik meen dat het moedig is van de meerderheid. De oppositie zal dat natuurlijk niet zeggen. Het is moedig van u en van de meerderheid om de maatregelen te nemen. En ze brengen op.
Aan de andere kant moeten we natuurlijk in de gaten houden hoe het komt dat we altijd het tekort hebben. Dat is de inkomstenzijde. Ook daar moeten we natuurlijk voldoende aandacht voor hebben. We moeten die in de gaten houden en de nodige maatregelen nemen. Het zijn maar cijfers, maar ze zijn heel belangrijk om ons traject in de toekomst op te kunnen blijven baseren. Ik veronderstel dat de heer Lantmeeters hier nog iets meer over zal vertellen.
Mijnheer Bertels, ik was niet aanwezig bij de vraag over Welzijn, de 130 miljoen euro. Maak daar niet de fout dat er zogezegd een pot over is en we volgend jaar dus meer kunnen uitgeven. Het is gevaarlijk en onverstandig om op die manier te denken. We moeten eerst goed analyseren hoe het komt. En ik neem aan dat uw vraag daarover gaat. Ik vraag u dus om daar voorzichtig mee te zijn. Voor alle duidelijkheid: ik heb dit niet inhoudelijk bekeken. (Opmerkingen van Jan Bertels)
Ik wil ook nog het punt van de Scholen van Morgen benadrukken. Het is goed dat de minister duidelijk onderstreept heeft dat er geen school minder gebouwd wordt. Dat wil ik benadrukken. Mijn familie zit al generaties in de bouw. Ik weet het niet anders kan dan dat er uitstel is, en dat is blijkbaar ook hier het geval. De uiteindelijke doelstelling blijft overeind: er wordt geen school minder gebouwd.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Minister, voor alle duidelijkheid: we zijn er nog altijd voorstander van dat Vlaanderen zelf is overgegaan tot de eigen inning van de gewestbelastingen. Laat daar geen misverstand over bestaan. Ik heb dat ook altijd zo gezegd.
Laat er ook geen misverstand over bestaan: we hebben alle respect voor de moeilijkheden die VLABEL heeft gehad naar aanleiding van die inning. Ook voor het feit dat er vertraging op zat, hebben we alle begrip, tenminste als eraan gewerkt wordt.
Minister, ik begrijp eigenlijk uw opmerking niet wanneer u zegt dat de lagere inning van de successierechten en de erfbelasting te maken heeft met de overstap naar de kasontvangstenregeling. Wij zijn er altijd van uitgegaan dat wanneer u werkt op basis van de uitgaande facturen, die binnen de twee maanden betaald moeten worden, en dat als we voor het jaar 2015 rekening houden met de inkomsten tot en met 15 maart 2016, er geen verschil mag zijn. Ik begrijp uw redenering dus niet. U zegt dat we een verlaagde inkomst hebben in de successiebelasting en erfbelasting omdat we zijn overgeschakeld naar het andere systeem.
Tenzij het volgende het geval is, en dit is een opmerking die ik al heb gemaakt tijdens de vorige bespreking, toen David Van Herreweghe hier was. Toen hebt u gezegd dat we de voorgestelde cijfers niet zouden halen. Er is toen ook gezegd dat nog geen werk werd gemaakt van de controle van de herinneringen. Op de vraag waarom er nog geen werk van werd gemaakt, is er geen antwoord gekomen.
Ik ben het met u eens dat wat Vlaanderen betreft de cijfers pas definitief worden op 15 maart 2016, er is dus nog even tijd. Is er ondertussen werk gemaakt van de herinneringsprocedure en van de controle? Daar zit het verschil wel. Als VLABEL zich enkel bezighoudt met het uitschrijven van facturen en niet nakijkt of de facturen van erfbelasting betaald worden, dan hebben we inderdaad een verschil.
Ik begrijp niet dat u zegt dat we minder zullen innen doordat we werken op kasbasis, tenzij de oorzaak ligt in het achterstallig werk – met alle respect – of in werk dat niet wordt uitgevoerd. Wordt daar op dit ogenblik werk van gemaakt? Hebt u zicht op wat op dit ogenblik achterstallig is? Hebt u daar cijfers over? Kent u de bedragen die niet betaald zijn? Weten we welke cijfers nog moeten binnenkomen? Mag ik al weten of er herinneringen verstuurd zijn, hoeveel er verstuurd zijn en of daar ook nog achterstand op zit?
De heer Diependaele heeft het woord.
Ik heb daarjuist een kleine fout gemaakt. We streven natuurlijk naar een evenwicht in 2017. Federaal is het in 2018. (Rumoer. Gelach)
Ik zag dat hier al werd getweet en zo, maar het was een vergissing, mijn excuses.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Voorzitter, als wordt gevraagd of we de achterstand van 2015 helemaal zullen kunnen inhalen, dan herhaal ik wat ik al altijd heb gezegd in commissie, namelijk dat dat niet zal lukken op één jaar tijd.
U herinnert zich de tabel. We zijn gestart bij nul inkomsten in januari en vier dossiers in februari om uiteindelijk op kruissnelheid te zitten tegen juni. Het doorbreken van die keten door de overname door VLABEL maakt dat er een vertraging is. Het is een eenmalige vertraging. Het vergt tijd om die eenmalige vertraging helemaal weg te werken. We zijn dus begonnen met nul dossiers, maar op kruissnelheid zijn het er al 20.000.
We zullen dit niet helemaal inlopen voor 2015. Je hebt nu door INR 2,5 maanden/2 maanden, maar sommige betaaltermijnen en inningstermijnen zijn langer dan die 2,5 maanden. De 2,5 maanden compenseren dus het verschil niet dat we in het begin hebben opgelopen. (Opmerkingen van Björn Rzoska)
Inderdaad, het is eenmalig, het is niet structureel. Wat we niet hebben weggewerkt in 2015, zullen we hopelijk in 2016 volledig kunnen wegwerken. En dan kunnen we er inderdaad ook zicht op krijgen of er effectief een vertraging is in de groei van de erfbelastingen, en of we onze groeipercentages structureel moeten aanpassen.
Het nieuwe systeem heeft ertoe geleid dat het soms moeilijk is om eruit te filteren wat het gevolg is van het nieuwe systeem en wat misschien een andere trend is. We hopen tegen de begrotingsaanpassing meer duidelijkheid te hebben.
Mijnheer Lantmeeters, u vraagt of er al veel controles zijn. Op dit ogenblik zijn er nog veel te weinig. Dat komt natuurlijk doordat we in het begin de prioriteit gelegd hebben op de nieuwe aangiften en op het zo snel mogelijk wegwerken van de gevolgen van het doorbreken van de keten. We wilden geen extra achterstand oplopen. Dat betekent dat de controles de komende maanden meer op gang moeten komen. Vandaag zijn ze eigenlijk te beperkt. Ik herhaal dat dit komt doordat we het personeel met prioriteit hebben ingezet op de nieuwe aangiften. Dat was een heel bewuste keuze. Het was immers nodig om eerst het systeem weer draaiende te krijgen.
Er zijn geen cijfers over wat achterstallig is. We zijn heel intensief bezig met het oog op de begrotingsaanpassing.
Mijnheer Bertels, u vraagt of we zullen moeten herberekenen. Ja, dat moet. De begroting is opgemaakt op basis van de kohierredenering. In oktober is het INR overgegaan op de transactionele kas. Uiteraard moeten we herberekeningen maken op basis van het nieuwe begrotingssysteem van het INR.
In verband met de begrotingsaanpassing ziet u in de tabel op een bepaald moment, en dat is niet abnormaal, dat bijvoorbeeld bij Werk door de zesde staatshervorming een negatief punt staat. We hebben gewerkt met een raming vanuit de federale overheid om een inschatting te maken van de groei van het aantal dienstencheques. Het is duidelijk dat we die groei te laag geraamd hebben. Ook die ramingen zullen we moeten aanpassen op basis van de nieuwe informatie, op basis van de gegevens die we hebben.
Dat is natuurlijk de bedoeling van werken met ramingen. Als op een bepaald moment in de uitvoeringscijfers blijkt dat er verschil op zit, moet er een aanpassing komen. Bij Werk gaat het om 70 miljoen euro. Dat is ook de reden waarom we voor Scholen van Morgen veel meer de bouwkalenders zullen opvolgen, want dat betekent een verschil in positieve zin van 80 miljoen euro. De bedoeling is natuurlijk om de verschillen zo veel mogelijk uit de ramingen te halen. Ik moet hierbij wel opmerken dat we door de openendregelingen kunnen ramen wat de uitgaven zullen zijn voor dienstencheques, maar finaal bepaalt het consumentengedrag waar we uiteindelijk op uitkomen. Als we het parcours van de voorbije jaren bekijken, sinds de invoering van de dienstencheques, heeft ook de federale overheid een bochtig ramingenparcours afgelegd.
We zullen dus opnieuw moeten ramen, maar dat is natuurlijk juist de bedoeling van een begrotingsaanpassing: we leren uit de definitieve begrotingscijfers en we passen de definitie en methodes daarbij aan.
Mijnheer Diependaele, ik wil nog even politiek reageren op wat u zei. We zitten op een pad in de richting van een evenwicht, maar we zijn er nog niet. We zijn op de goede weg. (Opmerkingen van Matthias Diependaele)
We zullen volharden. Ik ben het helemaal eens met die politieke analyse. Zijn we op de weg? Ja. Zijn we op de goede weg? Ja. Zijn we er? Neen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, u hebt uitgebreid geantwoord op alle vragen die we hebben gesteld.
Ik blijf echter met een bepaalde reserve zitten. We hebben al veel discussies gevoerd over de verlaging van die schenkingsbelasting. Ik heb een overzicht gemaakt. Als ik alle schriftelijke vragen en de vragen om uitleg in de commissie, niet enkel van collega’s uit de oppositie, maar ook van collega’s uit de meerderheid, naast elkaar leg, hebben we het er in de commissie gemakkelijk al tien keer over gehad. Ik weet niet goed of u de geraamde volumes zult halen.
Ik denk dat u in de begrotingsaanpassing 2016 een probleem zult hebben met die overraming in de basis en ook in de begrotingsopmaak 2016. Dat zal niet van de poes zijn.
Mijnheer Diependaele, het was een slip of the tongue, ik ben er op het vlak van het tekort helemaal niet van overtuigd dat de Vlaamse Regering het begrotingsevenwicht in 2017 zal halen. Ik denk dat de begroting op dat punt nog een heel pak tekorten toont die de Vlaamse Regering nog zuur zullen opbreken. En oké, die openendfinanciering van de dienstencheques zit daar dan misschien in, maar dat is volgens mij nog het minste. Ik denk dat er nog een aantal overramingen zitten in de inkomsten. Uw federale collega wordt ook vooral aangepakt voor het overramen van een aantal van de inkomsten die hij als minister van Financiën moet halen. Ik ga ervan uit dat de collega’s op het Vlaamse niveau u wat betreft die overramingen op uw verantwoordelijkheid zullen wijzen.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, de politieke boodschap is effectief dat u een probleem hebt met uw inkomsten. Dat is ook gezegd door de collega’s van de meerderheid. U geeft dat zelf toe, onder meer naar aanleiding van de wijziging van het INR. U hebt een inkohieringskasprobleem van 140 miljoen euro. U hebt een probleem van uw basis en van die groeipercentages.
U zegt dat u dat intensief zult bekijken bij de begrotingscontroles en dat u de ramingen zult “bijstellen”. Ik denk dat u dat woord hebt gebruikt. (Opmerkingen van minister Annemie Turtelboom)
Ik gebruik het woord nu zelf. Ik neem u de woorden uit de mond.
Dat is ook logisch. Maar u moet de ramingen dan wel op een realistische manier doen en er, zoals het een goede ‘huismoeder’ betaamt, voor zorgen dat uw inkomsten voorzichtig worden geraamd zodat we ons geen blaasjes wijsmaken met onrealistische inkomstenramingen naar aanleiding van hervormingen. Doe dat niet. Trap niet in dezelfde val als de federale minister van Financiën die iets gelijkaardigs doet. Dat heeft geen zin voor de entiteit België en nog veel minder voor Vlaanderen.
Wat het pad naar evenwicht betreft, is onze politieke boodschap en vraag: maak een correcte begroting op, volhard niet in de boosheid, overraam uw inkomsten niet en leg zeker niet nodeloos nog meer besparingen op die het consumentenvertrouwen in Vlaanderen nodeloos schaden. Dat kan namelijk een effect hebben op de economische groei, die niet is wat ze zou moeten zijn, waardoor we ondertussen aan het staartje van het Europese peloton hangen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.