Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Vraag om uitleg over de vluchtelingenproblematiek in Grande-Synthe (Dunkerque) en de mogelijke instroom van migrantengroepen
Verslag
De heer Doomst heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, mijn vraag gaat over het opvangprobleem van vluchtelingen. Maand na maand wordt dat een serieuzere opdracht voor de lokale besturen. Ik had eerst mijn oor te luisteren gelegd bij minister Homans, maar men wilde dit – terecht – wat breder bekijken. Dat is volgens mij de reden waarom mijn vraag bij u is terechtgekomen.
Ik heb deze vraag ongeveer een maand geleden ingediend. Nu blijkt dat incidenten naar aanleiding van de opvang misschien geen dagelijkse, maar toch wekelijkse kost aan het worden zijn. Dat is een beetje normaal, het is immers geen gemakkelijk terreinwerk. Ik vrees dat reacties vanuit de lokale overheden in de nabije toekomst heel impulsief kunnen worden. Toch moeten we zo veel mogelijk beredeneerd en gecoördineerd werken.
Tot op heden heeft alles altijd tot een convenabele oplossing geleid, maar ik vrees dat het probleem zich nog vaak zal herhalen. Er is natuurlijk bij de politie de ‘local taskforce’, bij Welzijn zijn er de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s), er zijn de onderwijspunten, er is het afspraakpunt binnen de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), maar op de duur zien we door de bomen het bos niet meer. Ik vrees een beetje dat als er nog wat bomen zullen vallen, iedereen hout zal hakken naar eigen inzicht en vermogen.
Minister-president, mijn vraag is drieërlei. Is er geen nood aan nog betere coördinatie van de diensten op het terrein, met een betere afstemming op elkaar van Welzijn, Justitie, politie, stad en gemeente? Zou het heel concreet niet nuttig zijn om provinciaal één coördinatiepunt te hebben, één aanspreekpunt waardoor elke lokale bestuurder weet waar naartoe? Ik heb de indruk dat dit in de praktijk een goede stap vooruit zou zijn, ook preventief voor wat de komende weken en maanden nog te verwachten valt.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, u bent ook van West-Vlaanderen en we hebben hierover al heel vaak de gouverneur gehoord. Ik wil het hebben over mijn stad. Zoals u wel weet, is Zeebrugge een deelgemeente van Brugge. De vrees is groot dat de mensen die vandaag in de tentenkampen in Frankrijk zitten, via het openbaar vervoer Zeebrugge zullen bereiken. We hebben ook al veel filmpjes kunnen zien in diverse programma’s over hoe vrachtwagenladingen worden beschadigd. Er zijn heel wat economische gevolgen voor de bedrijven, want die ladingen worden niet aanvaard, de goederen worden teruggestuurd.
Zo’n heel groot havengebied beschermen, is natuurlijk niet evident. De federale overheid heeft wel al in extra middelen voorzien. Er komen extra inspecteurs en extra politieagenten: 80. Dat is al een stap in de goede richting. De handen worden uit de mouwen gestoken. Maar bijvoorbeeld in december waren er 841 transitmigranten. De komende maanden zal hun aantal niet verminderen.
Ook ik had mijn vraag eerst tot minister Homans gericht. Het betreft immers de huisvestingsproblematiek van de asielzoekers. In Zeebrugge komen er 350 en in Sijsele, een buurgemeente van Brugge, zijn er 500. Brugge en omgeving doen dus al heel wat. Er is ook een goede samenwerking met staatssecretaris Francken.
Ik wil het volgende bepleiten. We moeten vermijden dat er als het ware een soort tweedeling ontstaat in de maatschappij. Aan de ene kant ziet iedereen het leed van de mensen die op straat slapen en die geen eten hebben. Aan de andere kant is er het probleem dat die mensen hier illegaal zijn. In principe mogen we hen zelfs niet huisvesten, dat is strafbaar. Polemieken ter zake dienen nergens voor.
U bent coördinerend minister-president. Iedereen wordt aan de mouw getrokken. Er zijn inspanningen gebeurd vanuit de federale overheid. De gouverneur is elke dag in de media met quotes en met daadkracht. Er is overleg vanuit de haven. En ook de burgemeester, die hier vandaag aanwezig is, voert een consequent beleid. Maar eigenlijk is het een beetje dweilen met de kraan open, dat horen we onder meer bij de politie. De transitmigranten worden opgepakt en dan weer vrijgelaten. Als ze een tweede keer worden aangehouden, moeten ze in feite in een gesloten instelling opgesloten kunnen worden.
Minister-president, is Vlaanderen voorbereid op de problematiek van de tentenkampen? Dat is de hoofdvraag. De kusttram, het meest succesvolle verhaal van De Lijn, heeft jaarlijks 10 miljoen reizigers. Maar hoe pak je het aan wanneer die transitmigranten op de tram zitten? De chauffeur kan daarin eigenlijk niet intermediëren. Het gaat om een Vlaamse bevoegdheid, die onder uw coördinatie valt. Anticipeert u daarop? Hoe zult u dat aanpakken? Zullen er federale agenten op die kusttram komen? Hoe zult u tewerk gaan? Bij de spoorwegen is er spoorwegpolitie. Hoe zult u het aanpakken op de tram en het ander openbaar vervoer? De heer Decaluwé zei gisteren in het nieuws dat de transitmigranten de tram nemen van De Panne naar Zeebrugge.
Minister-president, in eerste instantie is de federale overheid bevoegd voor heel wat zaken, later in het proces ook de Vlaamse overheid.
Minister Jambon liet weten dat de zogenaamde transitmigranten die via Zeebrugge naar het Verenigd Koninkrijk trekken geen paspoort hebben. Het gaat om een heel specifieke problematiek. In het kader van de Brexit had men die kunnen aankaarten. Dat is een gemiste kans. (Opmerkingen van Matthias Diependaele)
We moeten niet in vakjes denken, wanneer het de coördinatie betreft. We hadden dat moeten kunnen agenderen.
Minister-president, er komen grote uitdagingen op ons af wat de huisvesting en integratie betreft. Het is een bevoegdheid van minister Homans, maar mijn vraag om uitleg werd naar u verwezen. Ik verwacht dus van u een antwoord.
Het verdeelt de samenleving, zeker in de deelgemeente Zeebrugge. Vanuit de stad en de provincie is er een beleid waarbij men geen tentenkampen wil en oproept om gecoördineerd te werken en de juridische stappen te volgen. Het CAW, door de Vlaamse overheid gesubsidieerd, probeert dan al de plannen die men ter plaatse na veel overleg, daadkracht en mankracht tracht te handhaven, te doorkruisen.
Het gaat ook om perceptie: hoe kan het dat de overheid de mensen niet helpt? We mogen niet denken in termen van stromen, maar in termen van mensen. Als humanisten zijn we de eersten om te zeggen dat ieder mens gelijk is. Je kunt er niet aan doen waar je geboren wordt. Men kan het je niet kwalijk nemen dat je, wanneer je het minder goed hebt, een beter leven zoekt.
De acties van het CAW grijpen in in een problematiek die zeer moeilijk is. Men probeert daarvoor draagvlak te vinden bij de bevolking. Ik vind het een eigenaardig gegeven. Minister-president, wat denkt u, als coördinerend minister, van deze actie van het CAW, gesubsidieerd met Vlaamse middelen, door de Vlaamse Regering?
Als die mensen hier zouden zijn, als de tentenkampen worden verhinderd en die mensen worden opgepakt, moeten ze ergens worden ondergebracht. Ik veronderstel dat dat in gesloten instellingen zal zijn. Hebt u er zicht op waar u die mensen zult kunnen huisvesten?
Men werpt soms op waarom illegalen zouden moeten worden gehuisvest. U bent zelf advocaat. Criminelen die in de gevangenis zitten, hebben vaak al ernstige zaken op hun kerfstok, want anders zouden ze daar niet terechtkomen. Dat kost de overheid 500 euro per dag. Een illegaal pleegt strafbare feiten, maar die zijn niet strafbaar genoeg om hen voor de rechtbank te brengen. Moeten zij dan maar gewoon creperen in de kou? Er moet een gecoördineerde tussenoplossing mogelijk zijn. Het gaat om mensen. In andere landen zijn er tijdelijke, hele grote ballonnen – ik denk naar een idee van een Vlaamse ondernemer – waarin die mensen kunnen worden opgevangen. Dat lijkt mij beter dan dat er op losse schroeven hier en daar tenten zonder enige coördinatie worden opgesteld.
Minister-president, het is een moeilijke problematiek waarop ik eerlijk gezegd ook niet het antwoord ken. Wat is uw plan over al die beleidsdomeinen heen om te vermijden dat die tweedeling in de samenleving wordt versterkt? Is Vlaanderen voorbereid? Ik kijk uit naar uw antwoord.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, deze twee vragen om uitleg worden samen behandeld, maar hebben een andere strekking. De vraag om uitleg van de heer Doomst slaat hoofdzakelijk op de coördinatie. Is er coördinatie, moet er meer coördinatie zijn? De vraag om uitleg van mevrouw Van Volcem gaat eerder over een zeer specifiek, maar daarom niet minder belangrijk punt, namelijk de transitmigranten.
Mijnheer Doomst, er is heel wat coördinatie op Vlaams vlak. Het Agentschap Integratie en Inburgering werd aangesteld als coördinator. Dat agentschap monitort ook. We hebben van meet af aan gezegd dat de uitdaging er voor Vlaanderen vooral in bestond om de vluchtelingencrisis aan te pakken met de bestaande instrumenten en in middelen te voorzien.
We zijn ervan uitgegaan – tot nu toe is dat nog niet tegengesproken – dat Vlaanderen over de instellingen en instrumenten beschikt om die problemen aan te pakken. Dat betekent niet dat ik ze minimaliseer en dat betekent niet dat er geen druk is op onze mensen en middelen. We hebben een krediet van 120 miljoen euro uitgetrokken. Op Vlaams vlak hebben we daarnaast beslist tot het oprichten van een interministerieel comité om de nodige coördinatie te kunnen doen. Op lokaal vlak gebeurt de coördinatie door de steden en gemeenten die als eerstelijnsoverheid instaan voor een geïntegreerde aanpak. Steden zullen daar ook in ondersteund worden. Ik verwijs daarvoor naar het antwoord van minister Homans op een vraag van de heer De Meulemeester en naar de 20 miljoen euro die wordt uitgetrokken voor de financiële ondersteuning van die steden en gemeenten die het meest druk ondervinden.
Naast die financiële ondersteuning is er ook de praktische en inhoudelijke ondersteuning zoals juridische ondersteuning, infosessies over inburgering, het organiseren van NT2-screenings (Nederlands als tweede taal) in opvangcentra en de ondersteuning bij het opzetten van initiatieven om de sociale cohesie te bevorderen. Dat gebeurt door het Agentschap Integratie en Inburgering. Zoals u weet, kunnen lokale besturen en hulpverleners ook terecht bij de Infolijn Asiel en Integratie van het agentschap, waar ze op alle vragen een antwoord krijgen. Er is een medewerker per regio binnen dat Agentschap Asiel en Integratie. Zo wordt er expertise opgebouwd en is er iemand die geacht wordt de problemen van de streek te kennen. Mocht er bijkomend overleg nodig zijn, dan kan het Agentschap Integratie en Inburgering daar zelf voor instaan of het signaleren aan het Agentschap Binnenlands Bestuur zodat er afstemming kan gebeuren. Mij zijn op dat vlak nog geen noemenswaardige problemen gesignaleerd.
In de vraagstelling is verwezen naar de specifieke casus van Koksijde. Mijnheer Doomst, in uw inleiding – ik weet niet of u daar op alludeerde – had u het over impulsieve, lokale reacties. Mij zijn er weinig impulsieve reacties bekend. Ik vind dat onze lokale bestuurders over het algemeen zeer goed met die problemen omgaan, ook al is er heel veel druk en zijn er heel veel onverwachte situaties. Onze lokale bestuurders bewijzen dat ze die zaken op een verstandige manier aanpakken. Specifiek voor Koksijde kan ik zeggen dat er met het Agentschap Integratie en Inburgering een project is goedgekeurd voor Koksijde, De Panne, Nieuwpoort en Middelkerke ten belope van 150.000 euro in het kader van de oproep die het Agentschap Inburgering en Integratie doet. Deze projectaanvraag is er gekomen naar aanleiding van het asielzoekerscentrum dat toen zou worden geïnstalleerd in Koksijde en dat er ondertussen ook is.
Er is me gevraagd hoe er kan worden gezorgd voor betere afstemming. Ik heb geschetst dat hierop in de grootst mogelijke mate is geanticipeerd en ingespeeld. Ik heb aan het voorzitterscollege gevraagd om te signaleren of er zich problemen voordoen van afstemming tussen het lokale, Vlaamse en federale niveau. We houden daar de vinger aan de pols.
U vraagt of één coördinatiepunt per regio een antwoord zou kunnen zijn. Binnen het Agentschap Integratie en Inburgering is er een medewerker per regio aangesteld die het aanspreekpunt is.
De vragen van mevrouw Van Volcem gaan heel breed. Er zijn vragen bij over federale bevoegdheden die staatssecretaris Francken of minister Jambon betreffen en vragen over politionele, lokale taken. Mevrouw Van Volcem, uw vraag gaat over de transitmigranten. Federaal is bij monde van de minister van Binnenlandse Zaken gezegd dat we niet kunnen dulden dat er zo’n tentenkamp zou worden opgericht. Deze mensen zijn illegaal en creëren grote problemen omdat ze weigeren asielaanvragen in te dienen. Vanmiddag zei een politie-inspecteur uit De Panne op het radiojournaal nog dat ze die mensen tegenhouden. Doordat ze geen asielaanvraag willen indienen, worden ze niet binnengelaten. Dat is een heel terechte houding. Die mensen willen koste wat het kost naar het Verenigd Koninkrijk, met alle gevolgen van dien zoals economische gevolgen, gevolgen voor de haven, een toeristische impact maar ook menselijke en maatschappelijke problemen. Ze willen naar daar om een aantal redenen die hen eigen zijn maar die hen ook worden ingefluisterd door de filières die hen begeleiden. Ze willen dus absoluut naar het Verenigd Koninkrijk.
Die mensen hebben geen papieren en weigeren asiel aan te vragen. De federale overheid kan ook met het allergrootste deel van die mensen geen kant op omdat er geen terugkeerovereenkomst is met Iran, waar ze hoofdzakelijk vandaan komen. De mensen die hier illegaal verblijven, krijgen het bevel om het grondgebied te verlaten. U weet dat men er federaal mee bezig is om met zoveel mogelijk landen proberen overeenkomsten te sluiten om hen terug te kunnen sturen. Als een land weigert die mensen terug te laten keren, dan zitten we met grote problemen. Het is zaak om te vermijden dat die onaanvaardbare toestand die daar in Noord-Frankrijk in de loop van de jaren is gegroeid en op dit ogenblik het aandachtspunt is van heel Europa en misschien zelfs de hele wereld, zich hier zou voordoen. Ik onderschrijf dus het beleid dat daar wordt gevoerd om die mensen tegen te houden, te controleren en bij weigering van asielaanvraag de toegang tot het rijk te weigeren.
U weet dat het CAW een decretale opdracht heeft om in het kader van de internationale verplichting die we hebben, een aantal basishumanitaire rechten te verschaffen. Ook de kinderen van die mensen hebben recht op onderwijs. Minderjarigen hebben recht op onderwijs, ook al hebben de ouders een ‘precair’ statuut. Ze hebben recht op dringende medische hulp. Ze hebben recht op psychosociale bijstand. Dat is dus de decretaal opgedragen taak van het CAW.
Ik signaleer dat collega Vandeurzen ongeveer op dit moment een vraag over het optreden van het CAW beantwoordt. Er was ook overleg tussen de gouverneur van West-Vlaanderen op maandag 22 februari en de kabinetschef van de préfet van Nord-Pas-de-Calais. Vanmiddag is er overleg tussen gouverneur Decaluwé en minister Jambon en staatssecretaris Tommelein over de hele kustproblematiek.
Ik denk dat het CAW zijn decretale plicht vervult. Een andere zaak is of het CAW dat daar moet doen in die omstandigheden, zonder enige afstemming met de lokale autoriteiten, met de burgemeester die hier aanwezig is. Ik vind dit totaal verkeerd. Ik vind dat er een afstemming had moeten gebeuren. Als de lokale overheid een beleid voert dat erop gericht is om te vermijden dat er problemen ontstaan, dat de economische schade toeneemt, dat de haven schade leidt, dat het toerisme schade leidt, dat er maatschappelijke problemen zijn, dan begrijp ik dat het CAW helpt in het kader van een decretale verplichting, maar niet op een plaats die helemaal niet is afgestemd, op een manier die niet is afgestemd. Dit kan niet. Ik begrijp dat het ook de houding is van collega Vandeurzen.
Collega Van Volcem, ik denk niet dat er een probleem is van wie waarvoor bevoegd is. De federale overheid is bevoegd voor de toegang tot het rijk, voor het wettig verblijf, voor gesloten centra, voor het bevel tot het verlaten van het rijk. In Vlaanderen is er inderdaad het Integratiedecreet van 2009 dat voorziet in een aantal basishumanitaire rechten die ik daarstraks heb opgesomd. In dat decreet staat ook dat die mensen, wat men noemt, een ‘toekomstoriëntering’ krijgen. In dit geval is dat zeggen aan die mensen dat we hen kunnen begeleiden om terug te keren, maar die mensen weigeren dat halsstarrig. Ze zijn daar al maanden, sommigen zelfs jaren. Ze leven in Calais in totaal mensonwaardige omstandigheden, dat klopt. Nogmaals, ze weigeren gebruik te maken van een asielprocedure. Het is ook de vraag of het asielzoekers zijn of eerder economische migranten. In Iran is geen oorlog. In dit geval moet je natuurlijk kunnen aantonen dat je asielzoeker bent, dat je op een of andere manier gevaar loopt, dat je vervolgd wordt. Het kan best zijn dat een heel deel van die mensen niet aan die criteria voldoen. Naar mijn aanvoelen, zonder dat ik er exacte cijfers over heb, is het die mensen er vooral om te doen om als economische vluchteling naar het Verenigd Koninkrijk te gaan, ervan uitgaand dat ze daar wellicht makkelijker nachtwinkels of andere activiteiten kunnen ontplooien. Er is ook geen burgerlijke stand. Er zijn geen identiteitskaarten. Het is het mekka voor een aantal van die mensen. Dat betekent natuurlijk niet dat wij al die problemen er nog eens bovenop moeten nemen, bovenop de grote problemen waarmee we worden geconfronteerd met betrekking tot de opvang van diegenen die nu als oorlogsvluchteling en asielzoeker binnenkomen in Vlaanderen en waar we in Vlaanderen een heel sterk beleid voor moeten uitrollen.
Er is geen overleg tussen ngo’s en het Vlaamse beleidsniveau. Dat is hier ook niet aan de orde. Ik denk ook niet dat de Vlaamse overheid gebouwen ter beschikking moet stellen van die transitmigranten. Ik heb u mijn visie gegeven en ook gezegd wat de visie van de federale overheid is. Die mensen zitten niet in een wettelijk statuut en willen dat ook niet aanvragen. De rest is een federale taak van politiebeleid, van provinciale aanpak. Ik denk dat de gouverneur de vinger aan de pols houdt. Voor de rest is het natuurlijk ook een zaak van de lokale autoriteiten en van de lokale politie.
Nogmaals, het is goed dat mensen hun humanitaire taak op zich nemen, maar het is jammer dat ze dat doen op een ongecoördineerde manier en niet afgestemd met die mensen die bekommerd zijn om een beleid te voeren dat erop gericht is om problemen te vermijden, om ellende te vermijden, om mensonwaardige toestanden te creëren, want daar komt het op neer. Laat die mensen tentenkampen oprichten en na enkele maanden zitten we waarschijnlijk – helaas – ook in zo’n situatie. De gouverneur volgt de zaken op de voet op. Ik vraag ook aan onze vertegenwoordigers en diplomaten, zowel in Londen als in Parijs, om mij op de hoogte te houden als er desbetreffend evoluties zijn die belangrijk zijn om ons te signaleren.
De heer Doomst heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor de uitvoerige toelichting. Het klopt uiteraard dat de Vlaamse, federale en lokale overheid hard hun best doen om de nodige mensen en middelen in te zetten. De bedoeling van mijn vraag was alleen maar aan te duiden dat het aantal testgevallen nog zal groeien.
Straks komt er de uitspraak over Calais. In het weekend was er Leopoldsburg. Heel waarschijnlijk is het volgende incident al in de maak.
Mijn suggestie was alleen maar dat het nuttig kan zijn, vooral voor lokale bestuurders, dat er bij dergelijke incidenten een direct eerste contactpunt is. Ik denk dat de gouverneur daarvoor het beste geplaatst is. Hij is toch de verbindingsfiguur tussen veiligheid en politie en tussen de federale, de gewestelijk en de gemeentelijke overheden. Bovendien is hij of zij nu al verantwoordelijk voor de Vlaamse buitendiensten. Mijn suggestie blijft om hem of haar toch nog meer als eerste contactpunt te benutten.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw uitvoerige antwoord. U zegt dat het eigenlijk vooral een bevoegdheid van de federale overheid is. Dat is grotendeels juist, maar ik stel eigenlijk vragen over de Vlaamse bevoegdheid en over uw coördinerende rol inzake de transitmigranten.
U zegt dat de transitmigranten eigenlijk illegalen zijn, mensen die hier als het ware niet mogen zijn. We kunnen natuurlijk ook niet doen alsof we blind zijn. We kunnen niet doen alsof ze niet aanwezig zijn. Ze zijn er. Ze worden opgepakt en een dag later weer vrijgelaten. Dat is de problematiek.
Ik weet dat er heel grote inspanningen worden geleverd, maar ik vraag u of we voldoende voorbereid zijn. Is er coördinatie? U zegt dat er coördinatie is met minister Jambon en de staatssecretaris, en dat de gouverneur de vinger aan de pols houdt. Maar wat met de Vlaamse Regering? Wat als die mensen zonder huisvesting de facto allemaal rondlopen in Zeebrugge? Wat zal er dan gebeuren? We moeten vermijden dat er tentenkampen komen, maar die mensen slapen natuurlijk wel ergens. Wat doen we daarmee? We moeten de tenten vermijden, maar we kunnen die mensen ook niet wegdenken. Ze zijn er.
Pleit u er dan voor dat Vlaanderen opvangcentra creëert voor die mensen?
Minister-president, Vlaanderen is ook bevoegd voor huisvesting en integratie. Ik pleit niet voor tentenkampen. Ik heb gevraagd of het dan niet beter is om te denken aan een tijdelijke oplossing zoals een ballon. Nu is er ook geen oplossing. De politie pakt ze op en laat ze weer gaan, telkens weer. Zo zijn er 800 of 1000 per maand. De federale overheid zegt daarmee te doen wat ze moet doen, dat ze niet meer kan doen. Maar het probleem is hiermee niet opgelost.
U bent coördinerend minister. De zaken op hun beloop laten, heeft ook geen nut. Elke dag staat Brugge in de krant. Elke dag komt iemand, ook de burgemeester, onder vuur te liggen. Er is ook de polemiek bij het CAW. En er is de pastoor die iedereen in zijn kerk uitnodigt. Vandaag zal hij twee containers installeren in zijn tuin met het oog op de noodzakelijke hygiëne voor de mensen. Ik weet niet of het goed is om er zo mee om te gaan. Als Vlaamse overheid sluiten we de ogen. Iedereen trekt zijn plan.
Ik wil benadrukken dat het over mensen gaat, ook al zijn ze hier illegaal. Ik heb het al gezegd, de mensen die in de gevangenis zitten, krijgen van ons eten en onderdak, ook de moordenaars en mensen die andere zware feiten hebben gepleegd.
Ik begrijp echt uw punt niet.
Mijn punt is dat Vlaanderen bevoegd is voor huisvesting. Ik vraag daarom aan u wat u zult doen wanneer al die mensen hier de facto zijn en er geen plaats is in de gesloten instellingen. Ze zullen dus de facto in de duinen en op het strand slapen. Ze zullen inbreken in vrachtwagens. Dat is natuurlijk niet goed. Maar wat doen we dan wel? Ik vind dat u daarvoor bevoegd bent. Daarom vraag ik aan u het antwoord op mijn vraag.
De heer Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, met alle respect, maar ik denk dat dit een flagrant geval van gebrek aan kennis over de materie is. U geeft een totaal foute interpretatie van de regelgeving.
Iedereen is ervan overtuigd dat mensen in nood moeten worden geholpen. Als er medische zorgen nodig zijn, om welke reden ook – en vaak gaat het in die kampen om kinderen –, dan moeten ze verzorgd kunnen worden. Dit is voorzien bij de politie, die opvangpunten bestaan.
Mevrouw Van Volcem, er wordt verwarring gezaaid die er echt niet zou mogen zijn. Laat het duidelijk zijn dat niemand, maar dan ook niemand die mensen verplicht om op straat te slapen! Niemand verplicht die mensen om in kampen te gaan leven! Laat dat heel duidelijk zijn.
En er zijn hier partijen – maar dat is een andere discussie – die de Conventie van Genève tot heilig schrift verheven hebben. Wel, die Conventie zegt heel duidelijk dat iemand pas een beroep kan doen op de bescherming van een land als hij of zij die bescherming ook inroept. Dat betekent dan men asiel moet aanvragen, want dat gebeurt niet automatisch.
U zegt dat Vlaanderen bevoegd is voor Welzijn, Wonen enzovoort. Natuurlijk is dat zo. Wil een vluchteling daar aanspraak op maken, moet hij maar één ding doen: een aanvraag indienen. De vluchteling moet zich daarvoor aanmelden bij de Dienst Vluchtelingenzaken om die bescherming in te roepen.
Dat is om twee redenen belangrijk. Wie zich aanmeldt, heeft kans op zogenaamde ‘opvang’: bed-brood-bad. Dat is het eerste dat moet gebeuren. Zich aanmelden is nodig om naar de opvangcentra te kunnen gaan. De tweede reden is dat men dan zal nagaan of de criteria uit de Conventie van Genève al dan niet van toepassing zijn op de mensen die de aanvraag hebben ingediend.
In theorie is het perfect mogelijk dat de mensen die een aanvraag hebben ingediend, op de vlucht zijn voor oorlog of wat dan ook. In theorie is dat perfect mogelijk, maar we kunnen het niet nagaan! Als we het draagvlak voor ons beschermingsbeleid voor vluchtelingen willen behouden, dan moeten we goed kunnen onderzoeken wie al dan niet recht heeft op onze bescherming! We moeten kunnen onderzoeken welke vluchtelingen in hun thuisland het meeste te vrezen hebben voor hun leven. Die afweging moeten we kunnen maken. Zo niet, bieden we mensen bescherming aan die die eigenlijk niet volledig nodig hebben. Vandaar dat de aanvraag op een correcte manier moet gebeuren. Dan kunnen we bekijken wie die bescherming al dan niet nodig heeft.
Het spijt me verschrikkelijk, mevrouw Van Volcem, maar inzake de Vlaamse bevoegdheden moet u de materie eens grondig bekijken. Uw pleidooi houdt helemaal geen steek.
Zoals de minister-president heeft aangekondigd, en ik denk dat ook de burgemeester van Brugge daar achter staat, zijn er federaal extra maatregelen toegezegd. Morgenvroeg zullen we pas echt beginnen te zien wat er nodig is, want als ik het goed heb begrepen, zal het dan beginnen. We zullen dan merken wat er allemaal staat te gebeuren met het ontruimen van die kampen.
Eerlijk gezegd denk ik dat we inhoudelijk allemaal op dezelfde lijn zitten. Niemand hier wil situaties zoals in Calais. Niemand wil zulke kampen. Het punt is dat we ook perfect de mogelijkheid hebben om die te vermijden. We hebben de aanmeldingsprocedures, die mensen kunnen dus ergens terecht. We hebben ook de procedures om na te gaan wie al dan niet recht heeft op onze bescherming. We kunnen dus bekijken of we ze verder zullen opnemen in onze maatschappij of effectief voor een terugkeerbeleid gaan. Het enige dat we vragen, is dat die mensen daar zelf ook een beroep op doen en eraan meewerken. Dat lijkt me echt niet te veel gevraagd.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister-president, ik wil even inpikken op de vraag van de heer Doomst. Hij had het over de aanpak van de vluchtelingencrisis in zijn algemeenheid en minder over de specifieke situatie in Calais en Zeebrugge en in de gemeenten daartussen.
Ik heb uw antwoord goed beluisterd. Ik hoor daarin de echo’s van uw antwoorden in september, toen we hier een commissie ad hoc hadden naar aanleiding van vragen van de oppositie over het feit of de Vlaamse Regering al dan niet klaar was om de vluchtelingencrisis aan te pakken. U hebt in essentie hetzelfde gezegd. U zei dat we een aantal bestaande instrumenten hebben in de beleidsdomeinen Werk, Onderwijs, Inburgering en Huisvesting. U zei dat we daarop moeten inzetten, dat u in extra middelen voorziet, in 120 miljoen euro, en dat er een ambtelijke coördinatie gebeurt door het Agentschap Integratie en Inburgering.
We zijn nu natuurlijk al een aantal maanden verder. Ik heb de heer Doomst goed beluisterd. Ik heb ook even een vraag van de heer De Meulemeester herlezen. Dat zijn niet toevallig twee burgemeesters. Ik begrijp dat heel wat lokale besturen en de collega’s hier die lokale bestuurders zijn, toch wat concretere antwoorden beginnen te verwachten van de Vlaamse Regering. Op dat punt bent u nog bijzonder vaag gebleven. Er zijn nu al burgemeesters die de eerste golf van erkende politieke vluchtelingen op zich af zien komen, maar die niet weten hoe ze de huisvesting van die mensen moeten organiseren. Er zijn nu al lokale besturen die procedures tot uitzetting hebben ingezet om mensen te verwijderen van de lokale opvanginitiatieven die erkend zijn. De mensen mogen daar niet blijven, want anders verliezen ze de subsidies voor die lokale opvanginitiatieven. Alleen weten die burgemeesters niet waar ze naartoe moeten met die mensen. Onze woningmarkt kan die niet zomaar absorberen.
Minister Homans zwaait met 20 miljoen euro extra middelen om lokale besturen te begeleiden. Ik weet, onder meer van de OCMW-voorzitter van Gent, dat er al verschillende brieven zijn verstuurd naar de Vlaamse Regering met de vraag waarvoor die 20 miljoen euro gebruikt kan worden en wanneer men het geld zal krijgen. Er komen echter geen antwoorden.
Minister-president, ik vraag u daarom om de in mijn ogen nogal ambtelijke benadering, waarvoor u hebt gekozen, te verlaten. U echoot nog altijd wat u in september hebt gezegd. Misschien is het nuttig en nodig om de mensen opnieuw samen te zetten op politiek niveau en onder uw coördinatie. Komt het ministerieel comité nog bijeen? Het lijkt me goed om een plan uit te rollen zodat u de komende weken concrete antwoorden kunt geven op concrete vragen van lokale bestuurders.
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, ik was eigenlijk niet van plan om het woord te vragen, maar mijn opmerkingen zijn geïnspireerd op de repliek van mevrouw Van Volcem. Ze heeft me heel erg verbaasd. Ze spreekt over illegale transitmigranten en ze zegt dat we niet mogen doen alsof ze er niet zijn. En dus, omdat ze er wel zijn, ondanks het feit dat ze illegaal zijn, moeten we volgens haar alle Vlaamse bevoegdheden uitputten om hun te voorzien van allerlei dienstverleningen. Dat is, bijna letterlijk, het pleidooi dat u hebt gehouden, mevrouw Van Volcem.
U zegt dat we in faciliteiten moeten voorzien voor mensen die hier onwettig zijn, dat Vlaanderen zijn bevoegdheden maar moet uitputten voor mensen die hier illegaal op ons grondgebied verblijven. Die mensen vragen zelfs geen asiel aan, ondanks het feit dat dat vrij gemakkelijk gaat. Asiel aanvragen wordt in dit land heel goed gefaciliteerd. En in de meerderheid van de gevallen worden die aanvragen zelfs aanvaard.
Die mensen doen dat niet. Allicht hebben ze geen goede reden om asiel aan te vragen. We mogen er dus van uitgaan dat het in grote mate gaat over gelukzoekers, over illegale transitmigranten. Open Vld – what’s in a name? – houdt dan een pleidooi om die gelukzoekers hier op te vangen, om die mensen hier huisvesting, integratie en dergelijke meer aan te bieden.
Mevrouw Van Volcem, als dat het pleidooi is van uw partij, dan moet u eens proberen te incalculeren welk aanzuigeffect het zal hebben als men in Calais, in andere landen, in het Midden-Oosten of in Afrika, te weten komt dat Vlaanderen al zijn bevoegdheden inzet om hier illegalen op te vangen. Als dat het pleidooi is van Open Vld, dan stel ik me daar heel erg veel vragen bij.
Minister-president, ik heb nog één vraag voor u. U verwees naar een overleg dat deze namiddag zal plaatsvinden met onder meer de gouverneur en minister Jambon. Ik vroeg me af of ook de Vlaamse Regering bij dat overleg wordt betrokken, en zo ja, wie dit concreet op zich neemt en in welke hoedanigheid.
De heer Landuyt heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, ik wil me concentreren op het specifieke probleem van Zeebrugge en de kust inzake personen zonder papieren. Ik heb het over jonge mensen van 20 tot 30 jaar die de illegale weg zoeken. Zij zijn zelf natuurlijk niet illegaal, ze zoeken de illegale weg. Ze vergroten het probleem dat we al hebben met de erkende asielzoekers en vluchtelingen. Ik wil het enkel over die specifieke groep hebben.
Ik ben eigenlijk tevreden met het antwoord van de minister-president ter zake. Ik vraag wel een klein vervolg daarop. Ik verklaar me nader. We hebben een heel goede samenwerking met de federale overheid. Alle kustgemeenten kunnen daarvan getuigen. We volgen consequent de lijn dat we hen echt niet kunnen helpen op de illegale weg.
Ik kan u trouwens garanderen dat de Brugse politie samen met de Zeevaartpolitie, een en ander op de meest humane wijze doet, met respect voor alle eigendommen en volgens alle bestaande spelregels.
Dat wil ik hier nog eens officieel benadrukken. Het werk dat wordt geleverd, is echt niet gemakkelijk. We doen dat in een goede verstandhouding met de federale overheid.
Er is wel een probleem met het Vlaamse niveau. U hebt dat eigenlijk ook zelf geschetst, maar ik zal het hier wat harder illustreren aan de hand van wat wij meemaken.
We proberen een consequente lijn te volgen. We worden voor een stuk doorkruist door vrijwilligers die denken dat ze moeten helpen, maar eigenlijk de verkeerde mensen helpen. Het zijn jonge gasten die vertellen dat hun moeder, echtgenoten en kinderen in Engeland zijn en dat zij er niet geraken. Die verhalen zijn wat twijfelachtig. Die mensen stelen niet om te eten, ze betalen in de winkel. Dat wil ik benadrukken. Het zijn op dat vlak correcte gasten. Ze betalen alles wat ze consumeren, dat kan ik u echt garanderen.
We worden in onze werkzaamheden bemoeilijkt door een officiële of toch semiofficiële instantie, het CAW. Het CAW vervult de internationale plicht dat je iedereen moet helpen. Dat betwijfelen we echt niet. Wat we echter niet begrijpen, is dat ze afspraken maken met de pastoor, maar niet met de burgemeester. De kanalen naar de burgemeester staan nochtans tamelijk goed open. Ik kan u garanderen dat ze die kanalen naar de burgemeester kennen.
Ik heb een tweet gefotografeerd. Ik had op het radionieuws gezegd dat we betreuren dat ze die mensen helpen. Op die manier trekken ze namelijk mensen aan. Ik had dat nog maar gezegd of er verscheen een tweet vanuit het twitteraccount CAW Vlaanderen, plaats Berchem. Het is natuurlijk zo dat iedereen die tweet vanuit die naam kan hebben verstuurd. In die tweet stond: “kritiek @RLanduyt misplaatst”. Er stond ook dat mijn geliefde sp.a niet meer sociaal zou zijn. Een politieke tweet van niveau van het CAW Vlaanderen, dat zich zeer vlug in partijpolitieke debatten mengt. Om zijn decretale taak, waar ik volledig achter sta, uit te oefenen, vindt het CAW mij, de burgemeester, niet, maar het vindt mij wel om op mij te kappen. Het CAW doet goed mee aan het profileren op grond van de problemen van mensen.
Minister-president, er is echt een probleem. Ik deel uw analyse: die mensen doen hun plicht, maar wel op de verkeerde plaats en op de verkeerde manier. Ik was wat ontgoocheld door de reactie van minister Vandeurzen die benadrukte dat ze hun werk goed doen en dat we overleg moeten plegen. Op die manier worden de gemeente, de gouverneur en de Federale Regering terechtgewezen als inhumane geesten die beter een keer overleg zouden plegen met de verlichte geesten van het CAW.
Minister-president, u hebt uw analyse perfect gemaakt. Hoe zullen we daar nu tegen optreden? Hoe pakken we dat aan? Zowel de zeevaartpolitie als de lokale politie doet er alles aan om die mensen de juiste informatie te geven. Als er medische problemen zijn, worden ze geholpen door onze politiediensten die hen naar het AZ Brugge voeren.
Dinsdag kreeg ik telefoon van Caritas International om te melden dat ze iets zouden doen in Zeebrugge. Ik had hen gevraagd om mij meer details te bezorgen per mail zodat we overleg konden plegen. Ze hebben mij op donderdag een mail gestuurd en op vrijdag een persbericht waarin stond dat ze iets hadden geïnstalleerd in onze gemeente. In de mail stond dat ze overleg wilden plegen, maar ze gaven geen tijd om te reageren. Dat zijn pijnlijke situaties.
Ik veronderstel dat u geen invloed hebt op Caritas International. Maar als minister-president, als hoofd van de Vlaamse Regering, zou u op een of andere manier toch iets moeten kunnen zeggen aan het CAW Vlaanderen.
Het uitoefenen van een decretale taak, een internationaal belangrijke taak van het helpen van mensen, kan in ons Vlaanderen volgens de spelregels en de afspraken met de autoriteiten. Die autoriteiten moeten niet direct worden omschreven als asociale misdadigers. Dat is de beeldvorming waaraan die Vlaamse instelling meewerkt.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Het gaat inderdaad om twee thema’s die aan elkaar vasthangen. Het is goed om ze eens apart te belichten.
Wat de problematiek in Zeebrugge betreft, zijn hier rond de tafel de juiste zaken gezegd. Ik sluit mij aan bij de woorden van de minister-president. Wij hebben ook vertrouwen in de West-Vlaamse provinciegouverneur. (Opmerkingen.)
Dat is bij ons een grondhouding: wij hebben vertrouwen in burgemeesters. Het is eigenlijk overbodig om dat hier nog eens te bevestigen. (Opmerkingen. Gelach)
De tweede problematiek, die werd belicht door de heer Doomst, mag ook niet worden onderbelicht. Er is inderdaad een eerste fase van erkenning, die vooral een federale bevoegdheid is en federaal moet worden gecoördineerd. Op korte termijn zullen we wellicht tot de tweede fase van de integratie komen. Ik denk dat het Vlaamse niveau op dat vlak wel bevoegdheden heeft en een coördinatierol te vervullen heeft, ook naar de lokale besturen toe.
Ik merk dat de regering verschillende inspanningen doet op dat vlak. Zo denk ik aan het domein Werk. Er is een grote eenstemmigheid rond deze tafel: de mensen moeten zo snel mogelijk naar de arbeidsmarkt worden geleid. Minister Muyters heeft op dat vlak al heel wat inspanningen gedaan door de versterking van de VDAB. Dit is de juiste weg. Ook op het vlak van Onderwijs doet minister Crevits enorm veel inspanningen voor de kinderen die in de eerste fase zitten. Het is terecht dat we vanuit het Vlaamse niveau een helpende hand uitsteken om samen met het federale niveau de juiste toon te vinden. Er zijn dus goede voorbeelden.
In de ondersteuning van die lokale besturen komt ook de huisvesting en de woonproblematiek aan bod. Na de fase van de erkenning, zal onze Vlaamse woonmarkt wellicht voor een grote uitdaging staan.
Minister-president, de Vlaamse Regering kan niet voor wonderoplossingen zorgen. Dat is duidelijk. Er moet op een realistische manier tegenaan worden gekeken. Ik merk dat de mensen van de lokale besturen voor een aantal vragen staan. Net zoals dat gedaan wordt voor de domeinen Werk en Onderwijs, moeten we er samen over nadenken – en vermijden daarover in polemieken te gaan – hoe we die uitdaging naar de lokale woonmarkten kunnen coördineren en hoe we op dat vlak een helpende hand vanuit het Vlaamse niveau naar de lokale besturen kunnen uitsteken. Op die manier kunnen we de juiste instrumenten vinden om binnen die lokale leefgemeenschappen het juiste draagvlak te houden. Niemand pleit voor een voorkeursbehandeling. Dat is absoluut niet het geval. Op een realistische en menselijke manier moeten we iedereen voor de juiste verantwoordelijkheden zetten en vanuit het Vlaamse niveau een ondersteunende rol geven aan die lokale besturen.
Het is een uitdaging die we uit de politieke polemiek moeten houden. Het is geen eenvoudige uitdaging, want anders zou de oplossing al lang gevonden zijn. Het is een heel breed gamma. We moeten onze tanden erin zetten, om op zoek te gaan, antwoorden te geven en op die manier onze lokale besturen te ondersteunen.
De heer Somers heeft het woord.
Collega’s, minister-president, zoals de heer Van den Heuvel zegt, spreken we over twee verschillende aspecten.
Eerst en vooral is er de specifieke situatie in Zeebrugge. Het is mijn overtuiging dat we, in dit moeilijke dossier waarmee we worden geconfronteerd, moeten proberen zoveel mogelijk op één lijn te staan. We moeten proberen zoveel mogelijk politieke spelletjes te vermijden zodat we een eenduidig signaal kunnen sturen.
De mensen die in Zeebrugge aankomen vanuit Calais plaatsen zich bewust, wetens en willens, buiten de rechtsorde. We hebben een kanaal waarlangs mensen die asiel zoeken zich kunnen aanbieden. Het is een genereus kanaal, dat internationaal is verankerd. Het is een correct kanaal, dat wij op een correcte manier moeten invullen. Maar als mensen proberen hun rechten of voorrechten af te dwingen via andere wegen, we daarin meestappen en dat mee faciliteren, zal dat een niet onaanzienlijk aanzuigeffect creëren.
Lokale verantwoordelijken, zoals collega-burgemeester Landuyt, worden daarmee geconfronteerd. Ik vind dat mensen die in een dergelijke situatie zitten, alle steun verdienen, over de partijgrenzen heen, om hen te helpen dat moeilijke en complexe probleem aan te pakken. Dat is het eerste dat we moeten doen. Ook de Vlaamse en de Federale Regering moeten daarin hun steentje bijdragen.
Minister-president, ik ben het met u eens. De problematiek van die mensen is op de eerste plaats een federale problematiek. Ook al zijn het schrijnende humanitaire omstandigheden waarin de menselijke solidariteit wordt gemobiliseerd, het is in de eerste plaats een federale aangelegenheid. Dat is het eerste luik.
Er is een tweede luik. Wat zal er gebeuren zodra deze mensen erkend zijn? Dan begint natuurlijk de grote maatschappelijke uitdaging, vooral voor het Vlaamse beleidsniveau.
Mijn ervaring als burgemeester in Mechelen is dat de samenwerking met Fedasil en met het Rode Kruis eigenlijk voortreffelijk te noemen is: zeer transparant, zeer ondersteunend en zeer faciliterend. Ik heb het even bevraagd bij de heer Landuyt en hij heeft dezelfde ervaring.
De problemen in fase twee zullen complexer zijn. Er bestaan ook geen eenvoudige oplossingen voor. Er zullen problemen zijn op de arbeidsmarkt en op de woningmarkt. Daar bestaat geen wonderoplossing voor. Lokale besturen zullen enorm veel ondersteuning nodig hebben. De grote opdracht van de Vlaamse Regering bestaat erin om in de tweede fase, die er nog moet aankomen, de beleidsintenties die al werden geuit en het beleidsplan dat al op tafel ligt, heel goed door te vertalen naar het lokale niveau. Zo kan er een zeer grote en intensieve dialoog komen tussen Vlaanderen en de lokale besturen die ter zake en op het terrein met problemen worden geconfronteerd, waarbij men oplossingsgericht zoekt naar antwoorden voor problemen die zich stellen.
Minister-president, bent u bereid om in dezelfde geest als Fedasil en het Rode Kruis op een heel intensieve manier uw ministers, uw regering, uw administratie te mobiliseren om in die tweede fase zo ondersteunend mogelijk op te treden voor die lokale besturen? Die lokale besturen, zo stellen we vandaag hier en daar al vast, zullen – in Brugge extreem, maar ook op andere plaatsen – worden geconfronteerd met dakloosheid, mensen die geen woning vinden, geen plaats vinden op de arbeidsmarkt, problemen in het onderwijs, in een aantal buurten. Daaraan moet op een consistente manier ondersteuning worden geboden. Lokale besturen kijken daarbij erg naar de Vlaamse Regering en de Vlaamse administratie, om daarin ten volle te worden ondersteund.
Het beleidskader is er en werd in het parlement al heel sterk verduidelijkt. Nu komt het erop aan om een vertaalslag te maken van het beleid naar het terrein. We rekenen op u en uw regering om dat op een even gedreven manier te doen als wij de voorbije weken en maanden hebben mogen ondervinden van Fedasil en het Rode Kruis wat het federale luik betreft.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega’s, ik zal mijn antwoorden opnieuw opdelen in twee delen.
Eerst ga ik in op de vraag van de heer Doomst die aanleiding heeft gegeven tot een aantal bijkomende commentaren, opmerkingen en betogen. Ik herhaal niet wat ik heb gezegd. Ik wil alleen maar duidelijk maken, mijnheer Vandenbroucke, dat het veel meer is dan een ambtelijke benadering. Er zijn beleidsmaatregelen getroffen. De regering heeft de problemen proactief aangepakt, er proactief middelen voor uitgetrokken en er proactief beleid over gevoerd.
Ik begrijp de bekommernissen van de lokale besturen. Ik kom daar straks op terug. In de eerste plaats voert Vlaanderen een beleid. We zijn bezig met het beleid op het terrein. We hebben het Agentschap Integratie en Inburgering versterkt dat zeer goed werk levert. Het krijgt bijkomende middelen en heeft de dispositieven om in te staan op het terrein en om te gaan met onthaal en inburgering. We doen dat trouwens nu al, dankzij de vele vrijwilligers die ik een grote pluim wil geven. Ook op het vlak van onderwijs zijn er al schitterende initiatieven genomen in de centra waar die mensen verblijven. Mensen geven er lessen Nederlands aan kinderen van allerlei leeftijd, afkomst en niveau. Op een zeer verantwoorde manier proberen ze hen kennis te laten maken met onze samenleving.
Op het vlak van onderwijs hebben we maatregelen genomen voor onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers (OKAN) en dat ook uitgebreid. Niet langer dan vorige week vrijdag hebben we een akkoord gesloten met de federale overheid en staatssecretaris Francken om te voorzien in de betaling van het leerlingenvervoer voor kinderen die in de centra onderwijs krijgen. De eerste 4 kilometer betaalt het federale niveau. Wij betalen de kilometers daar bovenop. We doen dat, ook al is dat eigenlijk een federale bevoegdheid. Het belangrijkste is dat er oplossingen worden gevonden. Als je dan leest dat een directeur zelf in vervoer moet voorzien, dan moeten we dat aanpakken.
Hetzelfde geldt voor werk. De VDAB krijgt bijkomende middelen die mensen naar werk moeten toeleiden. Er zijn echter geen wondermiddelen, niet inzake huisvesting maar ook niet inzake werk. Ik heb met veel plezier de eerste reacties gehoord van de werkgeversorganisaties UNIZO, Voka en VOB. Ik heb elk van die organisaties ontmoet en hen gezegd realistisch te zijn, want de regeling is veranderd. Na vier maanden krijgen die mensen de mogelijkheid om met een arbeidskaart aan het werk te gaan, maar een aantal van hen is analfabeet en het grootste deel is laaggeschoold. We leiden ze toe tot centra voor basiseducatie. De jobs in Vlaanderen voor ongeschoolde arbeid liggen niet voor het grijpen. Als we veel werkloosheid hebben, dan is het precies voor mensen zonder scholing, kwalificatie of diploma. Laat ons daar niet euforisch over doen.
We weten dat er heel veel werk aan de winkel is. VDAB heeft daar erg veel expertise in en werkt met de competenties van de mensen eerder dan met de diploma’s. VDAB maakt van de werktoeleidingen ook gebruik om die mensen mee te integreren, hen op een andere manier Nederlands te geven en te benaderen. Ik heb aan iedereen de oproep gedaan die ik nogmaals wil herhalen om lijnen te trekken als het gaat over onze maatschappelijke waarden, vanaf Fedasil, over onderwijs, welzijn, VDAB tot de lokale besturen. Dat komt op velerlei momenten aan bod. Ook de werkgevers zullen dat moeten doen. In elk van mijn ontmoetingen met werkgeversorganisaties heb ik hun ook gevraagd om daar aandacht voor te hebben. Ook kleine elementen die ingaan tegen de fundamenten van onze samenleving, mogen niet aanvaard worden. Op al die vlakken voeren we dus een zeer intens beleid.
Ik weet dat er zich problemen voor steden en gemeenten zullen voordoen na de erkenningsprocedures. Deze problemen zullen zich vooral concentreren in een aantal steden, helaas voor die steden en gelukkig voor de andere. We weten per definitie dat die mensen grote steden opzoeken, dat ze zich concentreren en elkaar opzoeken. De as is gekend. We weten waar de grootste toevloed zal zijn. Minister Homans heeft een bijkomend krediet van 20 miljoen euro om die steden te ondersteunen. Ik verwijs nogmaals naar het antwoord dat ze gegeven heeft aan de heer De Meulemeester. Ze komt daar binnenkort mee naar de regering. Dat geld zal dienen om de bijkomende druk op de besturen die worden geconfronteerd met die grote instroom, te helpen verlichten. De regierol, de omkaderings- en begeleidingsrol en de toeleiding tot woningen zal inderdaad druk geven op die steden en gemeenten waar de mensen die erkend zijn als asielzoeker terechtkomen.
Wat de huisvesting betreft, ben ik blij dat de fractieleiders van CD&V en Open Vld hebben gezegd dat er geen wondermiddelen bestaan. De vraag is zelfs maar of daar een middel voor bestaat. Minister Homans heeft de budgetten sterk opgetrokken voor huisvesting, maar zeggen dat de mensen die erkend zijn, een voorrangspositie zullen krijgen, is niet aan de orde. Dat vraagt ook niemand. Er zijn grote wachtlijsten in het reguliere circuit. Die mensen zullen een inkomen hebben hetzij uit een leefloon, hetzij uit arbeid. Ze zullen tot de woningenmarkt moeten worden toegeleid. Dat zal hier en daar tot druk en problemen leiden.
Daar zal ook inspectie bij te pas komen. Er ontstaan vaak misbruiken. Ik verwijs naar wat zich enkele jaren geleden heeft voorgedaan met de grote Roma-instroom in Gent. De huisjesmelkers zijn de eersten die optreden en veel gezinnen samen in één gebouw onderbrengen.
Mijnheer Vandenbroucke, zeggen dat dit een ambtelijk beleid is en dat er alleen maar wordt gecoördineerd, is volstrekt onjuist. Het gaat om een provisioneel bedrag van 120 miljoen euro. Ik hoop dat we niet meer zullen moeten uittrekken, maar we zullen de middelen uittrekken die nodig zijn. Een aantal van die regelingen zijn ook open end, zoals in onderwijs. Dat is nog niet eens in die 120 miljoen euro opgenomen. Er zal een bijkomend aantal leerlingen zijn. Ik herhaal dat we met OKAN en het leerlingenvervoer zeer actief zijn opgetreden.
Er is inderdaad overlegd na de middag met de gouverneur, staatssecretaris Tommelein en minister Jambon. Vlaanderen is daarbij niet betrokken. De gouverneur speelt een coördinerende rol. Hij treedt op voor de Vlaamse en federale overheid. Hij heeft tot nu toe voor de Vlaamse overheid geen signalen gegeven dat er tekorten zijn inzake coördinatie, inzake optreden op het terrein. Mocht dat nodig zijn, zullen we dat doen.
De vraag die op het einde is gesteld, kan positief worden beantwoord. Ik zal dat ook signaleren aan minister Homans. Ik weet niet in welke mate er al overleg is geweest. Als er nood is om rond de tafel te gaan zitten met de centrumsteden of een delegatie van de VVSG, dan moet dat uiteraard gebeuren.
Mijnheer Landuyt, ik ben heel duidelijk geweest in mijn antwoord op de vraag over de CAW. U hebt gesproken over de verkeerde plaats en de verkeerde manier van werken. Ik heb het misschien niet met die woorden gezegd, maar ik heb evenzeer gezegd dat dit niet kan. Ik twijfel er niet aan dat die tweet is geplaatst. Ik zal dit signaleren aan minister Vandeurzen. Dit is erover. Het kan niet dat een CAW op die manier kritiek uit. Onze ambtenaren kunnen individueel hun mening uiten. Hier zijn het geen ambtenaren, maar mutatis mutandis. Een ambtenaar heeft spreekrecht en mag vrij zijn mening uiten over van alles en nog wat, maar Vlaamse overheidsinstellingen of door de overheid gesubsidieerde instellingen die met een decretale opdracht zijn belast, moeten niet vanop een al dan niet veraf gelegen plaats op die manier kritiek uiten. Ik herhaal dat er lokaal door de gouverneur en de federale overheid een goede aanpak is. Ik betreur het gebrek aan coördinatie.
Minister Vandeurzen wordt vandaag ondervraagd over hetzelfde probleem. Zijn antwoord komt er in hoofdzaak op neer dat er een decretale opdracht is voor het CAW. Die is gewild om de basishumanitaire rechten te verstrekken. Dat gaat over medische hulp, onderwijs voor minderjarige kinderen en psychosociale begeleiding. Hij voegt er evenzeer aan toe – en ik neem aan dat hij dat ook zal zeggen –: “Deze opdracht is vanzelfsprekend ook steeds gekoppeld aan de decretale bepalingen die stellen dat dergelijke centra hun beleid steeds ontwikkelen in samenwerking met alle relevante actoren, zoals met de lokale besturen maar evengoed in overleg met bijvoorbeeld politionele en gerechtelijke diensten. In alle opdrachten die de CAW lokaal ontwikkelen, benadrukken we het belang van die samenwerking met de lokale overheden. We hebben dat ook gedaan naar aanleiding van de recente asielcrisis. Ik stel vast dat dit niet is gebeurd ter plekke, en ik betreur dit.”
Het is zeer gemakkelijk om dit in een context te plaatsen van mensen die zich humanitair opstellen en anderen die dat niet doen, maar dat is hier niet zo. Als die mensen vanuit Frankrijk binnenkomen waar ze naar mijn aanvoelen jarenlang in totaal onaanvaardbare omstandigheden hebben gekampeerd, dan wordt hun aan de grens gevraagd of ze asiel zoeken of niet. Vragen ze geen asiel, dan hebben ze ook geen toegang tot het rijk. Het is de taak van de federale overheid om dat te beletten. Je kunt die mensen niet terugsturen naar hun land van herkomst omdat die geen akkoord willen sluiten. Bepaalde landen vragen, zelfs als er een akkoord is, om te bewijzen dat het een inwoner is van dat land. Dit creëert onaanvaardbare problemen. Het zijn economische migranten. Ik hoor van de burgemeester dat ze in staat zijn om de betaling voor hun levensonderhoud te doen. Die mensen hebben één doel: het Verenigd Koninkrijk bereiken. Welnu, daar zijn we geen transitkampeerplaats voor. Dat is duidelijk.
De heer Doomst heeft het woord.
Ik dank de minister-president voor het uitgebreide antwoord en de collega’s voor het uitgebreid debat. Dat bewijst dat we met een zorg zitten die eenieder meedraagt voor de volgende maanden. Tot nu toe is er een vrij voorspelbare spreiding. Zodra de erkenningen worden gegeven, krijg je een veel minder voorspelbare spreiding. Daarom vraag ik lokaal toch te zorgen voor de nodige coördinatie. Ik vrees dat het aantal incidenten zal toenemen. Het gewicht zal op Vlaanderen komen te liggen, maar we zullen ook blijven zitten met een aantal federale aspecten. De gouverneur komt nu toch op het appel als het kot in brand staat. Hij kan als brandblusser nuttiger gebruikt worden vóór de problemen zich aandienen.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister-president, u zegt dat het vooral een federale bevoegdheid betreft. Ik beaam dat. Ik ben destijds naar de hoorzittingen geweest van de coördinerende ministers. Inzake vluchtelingen en asiel heeft de Vlaamse overheid toch ook wat bevoegdheden en zijn er middelen uitgetrokken. We delen dezelfde zorg.
Mijnheer Diependaele, uiteraard ken ik het verschil tussen iemand die asiel aanvraagt en iemand die hier illegaal is. De huidige acties aan de grens, vind ik goed. Als we zien dat in Zeebrugge maandelijks mensen worden opgepakt, dan kunnen we onze ogen niet sluiten. We kunnen ze opnemen en naar een gesloten instelling sturen, maar het is geen goede zaak dat die mensen op het strand of in de duinen leven. Er moet iets komen. Men moet daadkrachtig optreden. Het is ook niet goed voor de politie om telkens mensen op te pakken om ze daarna weer vrij te laten. Dat is erg frustrerend.
Het antwoord op de problematiek van de CAW vind ik goed. Ik ben erg blij dat de Vlaamse Regering het beleid van onze stad steunt, want ook daar is er tweedeling. Vanavond zal het debat er verder worden gevoerd.
Om de vervuiling van het debat over zo’n gevoelig thema tegen te gaan, mochten de vragen eigenlijk niet gekoppeld zijn. Ze hadden afzonderlijk behandeld moeten worden. Voorzitter, dat is geen kritiek, want ik hoor dat u het schitterend doet, maar met dit thema moeten we voorzichtig zijn en waren de vragen beter gescheiden behandeld.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.