Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het arrest van de Raad van State van 1 februari 2016 heeft een aantal beslissingen van een directeur van een basisschool van het Gemeenschapsonderwijs in Maldegem vernietigd. Die directeur had geweigerd om een lerares islamitische godsdienst aan te werven omdat zij weigerde de omzendbrief van het Gemeenschapsonderwijs te ondertekenen in verband met het dragen van levensbeschouwelijke kentekens. De directeur ontzegde haar de toegang tot de school. De omzendbrief laat het dragen van levensbeschouwelijke symbolen wel toe tijdens de godsdienstlessen, maar niet tijdens andere pedagogische activiteiten, zoals het toezicht houden op de speelplaats. De lerares, een moslima, wou ook buiten de godsdienstlessen haar hoofddoek dragen.
Volgens de Raad van State moet een leerkracht islamitische godsdienst op school dus ook buiten de godsdienstlessen een hoofddoek kunnen dragen. Het GO! toonde zich ontevreden over het arrest van de Raad van State en wees op een eerder arrest waarin de Raad van State had gesteld dat leerkrachten van andere vakken geen hoofddoek mogen dragen als de school dat verbiedt. Het GO! zou de omzendbrief voorlopig niet aanpassen omdat het arrest over één geval in één school gaat.
Daarover stel ik u volgende vragen. Welke gevolgen heeft het arrest voor het beleid met betrekking tot het dragen van levensbeschouwelijke symbolen op school? Bent u van mening dat de omzendbrief van 2013 over het dragen van levensbeschouwelijke kentekens in zijn huidige vorm behouden kan blijven? Bent u op de hoogte van nog andere procedures die zouden zijn opgestart tegen scholen van het gemeenschaps-, het officieel gesubsidieerd of het vrij onderwijs met betrekking tot de vrijheid om levensbeschouwelijke tekens op school te dragen? Zo ja, wat is de stand van zaken met betrekking tot deze procedures?
Bij het begin van de legislatuur, op 27 november 2014, stelde u in de commissie Onderwijs dat u met betrekking tot deze problematiek de koepels zou vragen of ze geen initiatief kunnen nemen. Graag had ik geweten of dat overleg is doorgegaan, en wat er inmiddels nog besproken is, wat het resultaat is van deze besprekingen en welke initiatieven er desgevallend uit zijn voortgekomen of nog zullen uit voortkomen. Overweegt u een decretaal initiatief met betrekking tot het dragen van levensbeschouwelijke tekens op school teneinde eindelijk eens komaf te maken met de eindeloze reeks procedures die ter zake wordt opgestart?
In uw antwoord zult u ongetwijfeld verwijzen naar de autonomie van de scholen en de context waarin al dan niet moet worden opgetreden. U vindt immers dat een algemene regel niet aangewezen is. Ik denk toch dat het opstarten van verschillende procedures aantoont dat een initiatief aangewezen is. Wat mij betreft, moet dat een decretaal initiatief zijn.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Janssens, ik verwijs eerst en vooral naar de zeer uitgebreide uiteenzetting en discussie die er in de commissie is geweest op 24 november 2014. Het hele kader van regelgeving dat ik toen heb geschetst, zal ik nu niet herhalen. Ook voor de uitleg over de totstandkoming van dat verbod verwijs ik naar die vergadering. Ik heb toen aangegeven waarom het voor mij niet wenselijk is om een algemene regeling uit te werken.
U vraagt mij naar het standpunt van de koepels en naar het resultaat van het overleg dat ik heb gehad. Ik heb inderdaad begin 2015 een lang overleg gehad. Het standpunt is eigenlijk ongewijzigd gebleven, namelijk dat het goed is om daarin geen algemeen initiatief in te nemen.
Naar aanleiding van die beslissing van de Raad van het GO! op 11 september 2009, heeft het GO! een omzendbrief gestuurd naar de scholen om het standpunt van het GO! rond het dragen van levensbeschouwelijke kentekens te verduidelijken. Die werkwijze maakt deel uit van de autonomie die de Raad van het GO! heeft. Ik heb u uitgelegd wat die autonomie precies is. Als minister kan ik u niet zomaar zeggen wat u te doen hebt. We hebben een heel pak bevoegdheden expliciet gedelegeerd aan de raad van bestuur.
U vraagt of ik weet heb van andere gedingen. Men brengt mij niet op de hoogte van mogelijke gedingen die er nog zouden zijn. Het is mogelijk dat er nog zijn, maar ik ben daarin geen betrokken partij.
De koepels en het Gemeenschapsonderwijs hebben in het overleg dat ik met hen had bevestigd dat ze hierover hun autonomie wensen te behouden en geen initiatief vragen van de decreetgever. Begin 2015 heb ik, naar aanleiding van de vragen in de commissie, duiding gegeven over het dragen van levensbeschouwelijke kentekens. Daarin geven we de vrijheid, maar we melden wel dat, als je een verbod oplegt, je dat steeds moet specificeren naar plaats en ruimte. Je moet een context creëren waarom je dat invoert. Ik kan u de passage daarover uit Schooldirect meegeven.
Dus neen, ik plan geen decretaal initiatief. Het is wel grappig. Als je de besluiten leest, merk je dat de vragen rond decretale initiatieven twee richtingen uitgaan. Er zijn er die een decretaal initiatief vragen om overal een verbod in te stellen, en er zijn er die een decretaal initiatief vragen om net het omgekeerde als doel te bereiken. Mij lijkt de regel waarbij je de vrijheid geeft, maar duidelijk maakt dat de scholen goed moeten motiveren waarom ze een verbod invoeren, de lijn die we ook in de toekomst kunnen handhaven.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, ik zou minstens de piste bewandelen om een decretaal verbod op te leggen. Ik vrees dat er alweer een nieuw precedent werd geschapen door de Raad van State. Dat is al vaker gebeurd in het verleden. Daarom zijn daarover in de commissie al verschillende debatten gevoerd. Het nemen van een decretaal initiatief zou in de toekomst nieuwe procedures kunnen voorkomen. Daarenboven zullen we de scholen rechtszekerheid geven en het voordeel van de duidelijkheid. Dit voorstel van decreet over het dragen van de hoofddoek zal de scholen zekerheid en duidelijkheid geven. Het is een voorstel van decreet dat we hebben ingediend in de vorige legislatuur, samen met een andere partij die ter zake een gelijkaardig initiatief heeft genomen.
Zo’n omzendbrief is natuurlijk maar een richtlijn, het is niet verordenend. Dat hebt u al eerder gezegd in deze commissie. We stellen vast dat een aantal moslimleraressen daarvan misbruik maken. Ze krijgen in dezen dan ook nog gelijk van de Raad van State.
Ik verwijs ook naar de voorbeeldfunctie die zo’n lerares in principe toch heeft. Een lerares islamitische godsdienst wordt weliswaar aangesteld door haar eigen religieuze gemeenschap, in casu de Moslimexecutieve, die bovendien zelf niet onbesproken is. Volgens de voorzitter van die Moslimexecutieve zijn er daarin namelijk zelf moslimfundamentalisten aan de slag.
Zo’n lerares zou toch niet mogen vergeten dat zij een voorbeeldfunctie heeft en dat het dragen van een hoofddoek op school een slecht voorbeeld is voor jonge moslima’s. Het gaat namelijk helemaal niet over een cultureel bepaalde vestimentaire aangelegenheid. Zo’n hoofddoek is natuurlijk een symbool van de ongelijkheid van geslachten in de islam.
Als wij respect zouden vragen voor het dragen van die hoofddoek in onze scholen, verdedigen we impliciet ook de ondergeschiktheid van de vrouw aan de man in de islam. Dat lijkt me een zeer slechte piste.
Minister, ik heb nog één slotvraag. Het GO! heeft gezegd dat dit arrest volgens hen in tegenspraak is met een eerder arrest dat de Raad van State heeft geveld. Gaat u daarmee akkoord?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Voorzitter, de levensbeschouwelijke symbolen op school zijn en blijven een moeilijke kwestie. Onze fractie wil duidelijk stellen dat we aansluiten bij het idee dat het over grenzen gaat. Het gaat over grenzen, over het al dan niet toelaten van levensbeschouwelijke symbolen op school. Eigenlijk is het GO! daarin heel duidelijk. De leerkrachten mogen inderdaad die levensbeschouwelijke symbolen dragen in de vakken van levensbeschouwing, maar daarbuiten eigenlijk niet.
Het is inderdaad toch een beetje spijtig dat de Raad van State de filosofie van die school daar niet in volgt. Dat brengt die grenzen toch wat in het gedrang. Een leerkracht die levensbeschouwelijke lessen geeft en symbolen draagt buiten de lessen, komt natuurlijk ook in contact met andere leerlingen en leerkrachten, die mogelijks van een andere filosofie zijn. De neutraliteit waar het GO! zo voor staat, wordt op die manier toch wel wat in het gedrang gebracht.
We blijven met het gewrongen gevoel zitten dat dit echt wel over grenzen gaat. We zijn er sterk van overtuigd dat de inrichtende macht zelf in staat moet zijn om de grenzen waarvoor ze staat, te bewaken en te stellen. Daarom is het geen goed idee om een decretaal initiatief te nemen, maar we zouden toch aan de Raad van State willen vragen om de autonomie van de scholen daarin te onderschrijven.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Krekels, het is zeer interessant dat het parlement, dus de wetgevende macht, mij als lid van de uitvoerende macht opdraagt om een brief te schrijven aan de Raad van State om te vragen om de autonomie van de inrichtende machten te respecteren. Ik wil dat met zeer veel plezier doen. (Opmerkingen)
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, u hebt niet geantwoord op de vraag of u akkoord gaat met het gemeenschapsonderwijs wanneer het zegt dat dit arrest in tegenspraak is met een eerder arrest van de Raad van State ter zake. Ik weet niet of u daar nog op wilt antwoorden. Anders kan ik dit gerust opnieuw opnemen in een schriftelijke vraag zodat u daar voorbereid op kunt antwoorden.
Dit verdient een breder debat. Ik hoor dat men vanuit de N-VA-fractie wel zoekt naar een oplossing, maar dat men de duidelijke oplossing die wij voorstellen, namelijk een decretaal initiatief, nog niet wil steunen. Niettemin verdient dit een debat in deze commissie. We zullen voorstellen uit de vorige legislatuur die handelen over een decretaal verbod op het dragen van levensbeschouwelijke tekens en in het bijzonder het dragen van de islamitische hoofddoek, opnieuw indienen. Op die manier kunnen we dat debat voeren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.