Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Vanbesien heeft het woord.
Mijn vraag gaat over de sustainable development goals (SDG’s). Eind september 2015 keurden de staats- en regeringsleiders van de 193 staten van de Verenigde Naties 17 sustainable development goals goed die de wereld tegen 2030 moet behalen. Dat is niet zo lang meer, dat is binnen 15 jaar. Dit legt wat druk op België en op Vlaanderen als deelstaat om deze internationale doelstellingen te behalen. We zullen onze bijdrage moeten leveren.
Hoe gaan we dat aanpakken? Ik doe een concrete suggestie in vraagvorm om te werken aan een groenboek. Voor de zesde staatshervorming heeft de Vlaamse overheid een groenboek gemaakt. Het is een bundeling van analyses en beleidsopties over verschillende bevoegdheden heen. Het is een basisdocument om het debat te voeren over de specifieke uitvoering van de zesde staatshervorming. Ik denk dat we zo’n groenboek ook goed kunnen gebruiken voor de SDG’s.
Hoe wil en gaat Vlaanderen zich hierop voorbereiden? Zal de coördinatieopdracht bij u liggen? Dat lijkt me nogal logisch, zowel wegens het internationale als het globale en transversale aspect van de ontwikkelingsdoelen. Is er al een analyse van de impact op de Vlaamse bevoegdheden? Hoe zullen de afspraken met de andere gewesten en de Federale Regering gebeuren? Hoe kunnen we hetzelfde gênante schouwspel vermijden van de onderhandelingen over de klimaatdoelstellingen?
Vindt u dat groenboek een goed idee? In hoeverre kunnen we het integreren in de beleidsbrieven? Kunnen de ministers in hun beleidsbrieven rapporteren over de realisatie van de deeldoelstellingen rond de duurzame SDG’s? Zo kunnen de ministers op koers blijven voor het behalen van de doelstellingen.
Ik verwijs naar het lijvige dossier dat onder meer door 11.11.11 werd opgesteld, het dossier Pistes voor de uitvoering van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen in België. Daarvoor hebben de verschillende beleidsniveaus aangegeven hoe en wat kon worden aangepakt. Hebt u dit rapport al kunnen bekijken? Het is een heel lange lijst, kunt u al zeggen wat u gaat overnemen en wat niet? Hoe zult u daarmee omgaan?
Er wordt in dat dossier gevraagd om naar een pact te gaan, genre 2020, maar dan 2030, op ruimere basis, samen met de maatschappelijke actoren. Het lijkt me belangrijk dat we vertrekken vanuit onze eigen bevoegdheden en vanuit een groenboek.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Vanbesien, ik heb hier vorig jaar op 5 mei al toegelicht hoe we hebben meegewerkt aan de voorbereiding van de SDG’s, onder andere op vraag van mevrouw de Bethune.
Ik heb uiteengezet dat we met onze Vlaamse experten zeer sterk actief zijn in het intra-Belgische besluitvormings- en voorbereidingsproces. We zijn vertegenwoordigd in het Belgisch team dat deelneemt aan de VN-bijeenkomsten ter zake zodat we op getrapte wijze actief zijn bij de voorbereiding en ontwikkeling van de doelstellingen. Die hebben zoals u zegt impact op het internationale beleid, buitenlands beleid, ontwikkelingssamenwerking, internationale handel en op tal van binnenlandse bevoegdheden. Het is een brede bevoegdheid waarover ik mij buig.
Het feit dat wij actief betrokken zijn bij de voorbereiding, laat ook toe veel beter voorbereid te zijn op de uitvoeringsfase, omdat je bij de genese betrokken bent. Bij de opmaak van het indicatorenkader voor de duurzame ontwikkelingsdoelen, om de relevante domeinen voor Vlaanderen te identificeren, hebben mijn diensten dan ook samengewerkt met alle departementen van de Vlaamse overheid, om tot die opstelling te komen. Er wordt een kader gemaakt, dat op 8 maart 2016 ter goedkeuring zal worden voorgelegd aan de Economische en Sociale Raad. Vroege betrokkenheid zorgt ervoor dat mijn diensten de nodige voorbereidingen kunnen treffen, ook over de eerste rapportering. En uiteraard speelt de Studiedienst van de Vlaamse Regering daar een zeer belangrijke rol bij, om die indicatoren te kunnen monitoren.
De Visie 2050 is tegelijk ook de nieuwe derde Vlaamse Strategie voor Duurzame Ontwikkeling (VSDO). Daarbij wordt de tweede VSDO geëvalueerd en worden de inzichten meegenomen in de visienota. In de definitieve versie van Visie 2050 worden alle SDG’s geïntegreerd in de tekst. Het gebruik van transities blijft behouden. De focus wordt gelegd op een aantal grote transitieprioriteiten.
Door de SDG’s te integreren in Visie 2050 neemt duurzaamheid een zeer sterke positie in. De visienota neemt een complementaire, verbindende, richtinggevende plaats in tussen en boven alle andere beleidsplannen en -strategieën. Daarmee zijn de SDG’s ook duurzaam verankerd in het reguliere beleid dat de komende jaren ontwikkeld moet worden.
Ik zal die implementatie van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen opvolgen met de reguliere werking inzake duurzame ontwikkeling. Er bestaat al een en ander. Er is het team Duurzame Ontwikkeling, dat onder mijn departement Kanselarij en Bestuur valt, dat vorige week trouwens de duurzaamheidsprijs heeft uitgereikt aan VLOOT. Er is een beleidsdomeinoverschrijdende werkgroep rond duurzame ontwikkeling. En er is nog een nieuw gegeven, namelijk het Expertisecentrum Duurzaamheid, dat een brede samenstelling heeft. Alle mensen binnen de Vlaamse overheid met kennis over duurzaamheid worden daarin bijeengebracht, dus ook agentschappen en betrokken organisaties, bijvoorbeeld De Lijn en de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM). Ik verwijs daarvoor naar mijn beleidsnota Algemeen Regeringsbeleid.
Mijn entiteit Algemeen Regeringsbeleid organiseert op 8 juni een evenement, dat specifiek zal gaan over de concrete implementatie en de engagementen met betrekking tot de SDG’s door overheidsentiteiten, steden, gemeenten, ngo’s, bedrijven, lokale initiatieven enzovoort. Wat de doorvertaling van de 2030-agenda voor duurzame ontwikkeling naar de component ontwikkelingssamenwerking betreft, heb ik mijn diensten proactief de opdracht gegeven om de vertaling van de doelstellingen op de agenda van de Staten-Generaal Ontwikkelingssamenwerking te plaatsen, die plaatsvindt op 18 april 2016.
Ter voorbereiding van de Staten-Generaal Ontwikkelingssamenwerking loopt er momenteel een breed opgezet traject binnen de afdeling Mondiale Uitdagingen van het Departement internationaal Vlaanderen. Er zijn al consultaties gehouden met de vertegenwoordigers op het terrein en met de andere departementen. Maar het spreekt voor zich dat de vertaling van de SDG’s zich niet zal beperken tot onze bilaterale en indirecte ontwikkelingssamenwerking, maar ook in onze samenwerkingsaccenten met de multilaterale instellingen, en dit voor diverse beleidsdomeinen.
De afspraken met andere gewesten en de Federale Regering gebeurden in het verleden in de Interministeriële Conferentie Duurzame Ontwikkeling (IMCDO). In januari heb ik al beslist om een agendering op het Overlegcomité ter goedkeuring voor te leggen aan de Vlaamse Regering. Op 5 februari heeft de Vlaamse Regering mijn voorstel goedgekeurd met betrekking tot de intern-Belgische uitvoering van de 2030-agenda voor duurzame ontwikkeling. Die interministeriële conferentie werkt met een roterend voorzitterschap. Dat voorzitterschap is nog niet bepaald, maar dat belet niet dat wij inhoudelijk vooruit willen gaan en dat wij expliciet verwijzen naar de centrale rol die die Interministeriële Conferentie voor Duurzame Ontwikkeling zou moeten spelen in de opvolging en de realisatie van de zeventien duurzame ontwikkelingsdoelen. Wij vroegen om de IMCDO te belasten met een aantal coördinerende en faciliterende taken.
Met het federale niveau en de andere gewesten is er gedeeltelijke afstemming inzake de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling en de federale Interdepartementale Commissie voor Duurzame Ontwikkeling, waarin Vlaanderen telkens vertegenwoordigd is.
Voor de positiebepaling ten aanzien van multilaterale samenwerking is er COORMULTI (Multilaterale Coördinatie). En voor Europa is er de Directie-generaal Europese Zaken en Coördinatie (DGE), waarin we altijd zeer actief participeren en waar we als Vlaamse overheid zeer actief aan deelnemen.
Mijn visienota 2050 is het overkoepelende document. Wij hebben advies gevraagd aan alle adviesraden daaromtrent. Dat wordt nu omgezet in een conceptnota en wordt opnieuw bezorgd aan het parlement, dat vrij is om daarmee te doen wat het wil. Maar eigenlijk kun je daar exact hetzelfde mee doen als met een groenboek. Het kind heeft een andere naam, maar het is opgenomen in de visienota 2050.
Visie 2050 is een langetermijnnota, maar het is absoluut de bedoeling om het beleid daaraan aan te passen. We zijn ook bezig met de governancestructuur daaromtrent. We gaan daar ook ministers leidende taken in geven met betrekking tot die zeven transitietrajecten die we lanceren. Ik hoop om op korte termijn, na de adviezen van de adviesraden, met een conceptnota naar de regering te kunnen gaan. Ik zal die dan ook bezorgen. Niet alle conceptnota’s worden bezorgd, maar dat is er zeker een die aan het parlement bezorgd wordt. En dan kan het parlement daarmee doen wat het denkt te moeten doen.
Ik neem aan dat dat ook in de beleidsbrieven van de diverse ministers aan bod zal komen, maar het is belangrijk dat we overkoepelend blijven opvolgen. Ze zijn opgenomen in de visienota 2050. Het is belangrijk dat we daar stappen vooruit zetten, dat we ook ijkmomenten hebben, dat we evenementen hebben, dat we daar discussies over hebben, dat we beleid hebben en dat er ook evaluatierapportering gebeurt.
Ik beschouw het rapport ‘Pistes voor de uitvoering van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen in België’ als een waardevolle insteek van 11.11.11. Het is natuurlijk een rapport, het is niet te nemen of te laten. Het is een van de voorstellen. Ik sta uiteraard ook open voor andere adviesrapporten. Ik neem aan dat die er ook zullen komen. Ik denk ook dat die zullen komen van onderzoeksinstellingen, eventueel uit de private sector, van de VN-instellingen zelf. Er zal heel wat op de plank liggen.
Mijn kabinet en mijn administratie hebben op 6 januari een ontmoeting gehad met 11.11.11 over het rapport. Toen hebben wij voorgesteld om het rapport mee op te nemen in de bespreking op de staten-generaal op 18 april. Dat zal ook op die manier gebeuren. Wellicht zullen daar ook nog andere insteken, rapporten of adviezen op tafel komen.
Ik wil meegeven dat Vlaanderen ook al heel wat van die adviezen die opgenomen zijn in het rapport, uitvoert. Er is bijvoorbeeld het stimuleren van duurzaam aankoopgedrag. U weet dat wij tegen 2020 100 procent duurzame aankoop willen hebben. Er is ook het centraal stellen van seksuele en reproductieve gezondheid, in bilaterale samenwerking met Mozambique en opgenomen in multilaterale samenwerking met de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), HRP (the UNDP/UNFPA/UNICEF/WHO/World Bank Special Programme of Research, Development and Research Training in Human Reproduction) en UNAIDS. Er is de nadruk op familiale landbouw, via multilaterale samenwerking met de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO), en bilateraal met Malawi. Er is het promoten van waardig werk, via multilaterale samenwerking met de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) en bilaterale samenwerking met Zuid-Afrika. Er is het voorzien in klimaatfinanciering enzovoort. Het is dus absoluut niet zo dat dit een insteek is waarmee wij nog moeten beginnen te werken. Gelukkig is het zo dat al heel wat van die dingen mee opgenomen zijn.
De Staten-Generaal Ontwikkelingssamenwerking van 18 april 2016 en de stakeholdersbevraging van 8 juni 2016 zijn alleszins al geplande gelegenheden om de signalen op te vangen die leven bij de belanghebbenden en het middenveld. Het is niet mijn betrachting om voorafgaand aan die stakeholdersbevragingen voorstellen uit te voeren van een van de rapporten. We moeten een overzicht krijgen van alle mogelijke inbrengen, en alle spelers die menen een inbreng te kunnen doen bij het streven naar een meer duurzame wereld tegen 2030, moeten elk op hun manier een inbreng kunnen formuleren.
Dat er wordt gewerkt naar een integratie van de duurzame ontwikkelingsdoelen in de Visie 2050, heeft een zekere logica. Dat is goed. We moeten niet met verschillende grote strategische plannen naast elkaar werken, want dan verwatert dat en is het moeilijker op te volgen. De kritiek op Visie 2050 was dat de richting goed zat, maar de doelstellingen nogal vaag waren. Voor de concretisering, de operationalisering en de evaluatiemogelijkheid van de verschillende doelstellingen zat er te weinig grond in. Het is toch de bedoeling, en zo was het ook opgevat in de voorganger, namelijk de Millenniumdoelstellingen, dat het echt wordt gekwantificeerd, dat er naar hanteer- en controleerbare doelstellingen wordt gegaan, waarover kan worden gerapporteerd en bijgestuurd, als blijkt dat de evolutie van de parameters de verkeerde kant uitgaat of niet snel genoeg gaat.
Als u zegt dat u het gaat integreren in Visie 2050, zal dat dan gebeuren met concrete en operationele doelstellingen? Is er ook een tussentijdse evaluatie tegen 2030 – die sustainable goals zijn gericht op de resultaten in 2030 – en eigenlijk het best zelfs tussen nu en 2030 met tussentijdse doelstellingen? Hoe concreet wordt het als u die goals gaat inkantelen in Visie 2050?
– Jan Van Esbroeck treedt als voorzitter op.
Minister-president, is het de intentie van de regering om een pact te hebben met de samenleving? U noemt de staten-generaal van 18 april, u noemt de stakeholdersbevraging van 8 juni, u noemt ook 8 maart om adviezen te vragen van de SERV, maar is het de bedoeling om – zoals er voor Pact 2020 een ondertekend engagement was van overheid en samenleving richting doelen – daar ook naartoe te werken?
Minister-president, u gaat heel uitgebreid in op het traject. In alle beleidsdomeinen zal er aandacht zijn voor de problematiek en in alle beleidsniveaus. Iedereen focust daarop, en er worden adviezen geformuleerd. Ik weet niet of men omvattender kan zijn, ook ten aanzien van het bedrijfsleven en de civiele maatschappij. Uw antwoord geeft me voldoening.
Het zal nu aankomen op de materiële aanbevelingen en de beslissingen die zullen voortvloeien uit dat traject, en de ambitie die men zal hebben. U verwijst naar een waardevol document van de Vlaamse Regering, de Visie 2050, maar die is natuurlijk zeer algemeen gesteld met een perspectief op 2050. Nu moeten we stappen vooruitzetten die ten goede komen aan het welzijn van de mensen en van de economische ontwikkelingen. Dat gaat hand in hand.
Minister-president, ik kijk uit naar de conceptnota die u aan het parlement zult overmaken en ben zeker dat daar ambitieuze en concrete werkpunten in zullen staan.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Het document Visie 2050 heeft absoluut niet de bedoeling een soort escape te zijn en verre bespiegelingen te maken, en er verder niets mee te doen. Integendeel. Het is de bedoeling actieplannen uit te werken. Er komen transitiemanagers, er worden transitietrajecten uitgewerkt. Het governancemodel wordt binnenkort goedgekeurd op voorstel van het college van voorzitters met de bedoeling dat het beleidsdomeinbreed wordt gedragen. Onder de ministers zullen trekkers worden aangeduid met betrekking tot de diverse transitietrajecten.
Er zullen vanzelfsprekend tussentijdse evaluaties komen, want de doelstellingen 2030 zullen natuurlijk moeten worden geëvalueerd. Ik heb de hand gereikt aan de SERV, maar die heeft een wat teleurstellend advies uitgebracht, maar ik heb hierover verder overleg. De SERV mikt op 2030, en het is geen probleem om daar een tussentijds ijkmoment van te maken. Het spoort trouwens hiermee. We kunnen elkaar hierin best vinden en er zullen tussentijdse evaluaties zijn. Dat is geen enkel probleem, integendeel, dat moet ook zo.
Wat belangrijk is, is dat er actie komt, en het is de bedoeling om dat in beleid om te zetten. Het is goed om 35 jaar vooruit te kijken, wat niet zo ver is. Terugkijkend is dat tot 1980, wat dus een heel recent verleden is. Het gaat razendsnel. In het buitenland hoor ik zeggen dat het goed is dat er een blik vooruit wordt geworpen. Ik wil beklemtonen dat het niet de bedoeling is een escape te creëren, maar om er werk van te maken.
Leidt dat tot een pact? Dat zullen we bekijken. Het is belangrijk dat er engagement en actie komt. Ik zeg nu niet ja of neen, het belangrijkste is dat er doelstellingen zijn, dat er werk van wordt gemaakt en dat het wordt gedragen door de samenleving. Daar mikken we op met al onze initiatieven: om met de stakeholders tot gedragen actie en conclusies te komen.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Minister-president, ik ben natuurlijk blij dat er actie zal komen. Het is niet alleen een algemene en vage tekst, maar er komt ook actie. We zullen zien hoe het verder loopt. Ik vraag niet alleen actie, maar ook een concrete doelstelling, die evalueerbaar is. Dat er een actie komt, kun je natuurlijk evalueren. Ofwel was er een actie, ofwel was er geen. Maar daar draait het niet om, wel om welk effect die actie heeft gehad en of we tevreden zijn met dat effect.
In die zin moeten we onszelf een ambitie opleggen, wat ook de idee is achter de ‘sustainable development goals’. We gaan zeggen hoeveel we de armoede gaan verminderen, we gaan zeggen hoeveel we gaan bijdragen aan ontwikkelingssamenwerking enzovoort. Zo kunnen we ook achteraf zien of we dat hebben gehaald of niet. We kunnen wel zeggen dat er actie is ondernomen, maar daarom hebben we de doelstelling nog niet gehaald. Ik blijf oproepen om dit niet alleen concreter te maken in actie, maar ook in doelstellingen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.