Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, vorige week kwam de impact die een scheiding heeft op kinderen nog heel expliciet in de media door een studie van het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen. Het is natuurlijk al heel veel langer aangetoond dat de scheiding van ouders een grote impact heeft op kinderen en jongeren en op heel wat manieren. Zo constateerde het onderzoeksinitiatief ‘Scheiding in Vlaanderen’ al dat de schoolloopbaan van kinderen van gescheiden ouders moeizamer verloopt en dat echtscheiding daardoor gezien kan worden als een mogelijke bron van sociale ongelijkheid. Ook in deze commissie kwam het thema al meermaals aan bod.
Recent brak ook het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen nogmaals een lans voor kinderen van ouders die scheiden. Kinderen krijgen in die situatie immers te maken met heel wat uiteenlopende gevoelens, gaande van boosheid, angst, schuld en machteloosheid tot eenzaamheid, stress en onzekerheid, en praktische veranderingen. Sommige kinderen zien een van de ouders niet meer, anderen hebben het moeilijk met de nieuwe partner van moeder of vader, en ook de verblijfsregeling brengt vaak heel wat rompslomp met zich mee. De wijziging naar het co-ouderschap is natuurlijk mee ingegeven door rechten van ouders en ook rechten van kinderen, maar wanneer kinderen tieners worden, blijkt het toch soms problemen mee te brengen.
Evenals de ouders die de scheiding doormaken, hebben de kinderen tijd nodig om een en ander te verwerken en te wennen aan de nieuwe situatie. Helaas kunnen kinderen daarvoor niet altijd terecht bij hun ouders. Toch is het heel belangrijk dat ook zij iemand vinden om mee te praten, iemand die hen tot steun kan zijn, iemand die zij kunnen vertrouwen. Awel, de vroegere kinder- en jongerentelefoon, kan zo’n luisterend oor bieden. Het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen ontleedde 145 van die anonieme chatgesprekken en leidde daaruit af dat kinderen die te maken krijgen met een scheiding van hun ouders, nood hebben aan een vertrouwenspersoon.
In het verleden heb ik het gegeven van de vertrouwenspersoon al meermaals ter sprake gebracht. Zo opperde ik al eerder de mogelijkheid om binnen de school zo iemand aan te stellen. De school is immers de dagelijkse leefomgeving van een kind en als hij of zij daar dan iemand heeft om zijn of haar verhaal kwijt te kunnen en vragen te stellen, zou dat voor zijn of haar welzijn een groot verschil kunnen maken. Ik wijs er ook op dat er heel recent een resolutie voor jonge mantelzorgers is goedgekeurd die het ook opneemt voor een aanspreekpunt – een zorgleerkracht of één leerkracht – binnen de school bij wie kinderen en jongeren terechtkunnen.
Ook lotgenotencontacten kunnen kinderen van gescheiden ouders een hart onder de riem steken, aldus het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen. Het gevoel niet alleen te staan, kan voor velen een grote steun zijn. Tot slot wordt geadviseerd om bij een echtscheiding ook de kinderen de mogelijkheid te geven zelf bemiddeling aan te vragen of op te starten. Op die manier zouden de kinderen mee kunnen praten over de regelingen na de scheiding en kan er iets worden uitgewerkt waarbij alle betrokken partijen een inbreng hebben kunnen doen.
Minister, het is belangrijk dat voor mensen in een scheidingssituatie ondersteunende en vroegtijdige hulp vlot beschikbaar is op de eerste lijn. Dit geldt zeker ook voor kinderen en jongeren die betrokken zijn in zo’n situatie. Welke initiatieven worden vanuit Vlaanderen genomen? Hoe kunnen kinderen en jongeren worden betrokken bij het hulpaanbod inzake scheidingsbemiddeling en familiale bemiddeling die zich veelal richt naar de partners zelf? Wilt u, in navolging van het advies van het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen, het gegeven van een vertrouwenspersoon in scholen of meer algemeen de organisatie van een aanspreekpunt voor kinderen en jongeren, overwegen? Wordt hierover desgevallend overleg gevoerd met de minister bevoegd voor onderwijs? Op welke manier kunnen de Huizen van het Kind kinderen en jongeren bijstaan wanneer zij geconfronteerd worden met de scheiding van hun ouders? Awel denkt na over manieren om lotgenotencontacten uit te bouwen. Hoe zult u dit ondersteunen? Worden kinderen en jongeren zelf betrokken bij de organisatie van neutrale bezoekruimten? Hoe gebeurt dit dan? Wordt er, voorafgaand aan een minstens eerste bezoek met hen, in gesprek gegaan om hun verwachtingen en gevoeligheden met betrekking tot het contact te kennen? Welke gevolgen worden hieraan dan gegeven?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, er bestaan verschillende organisaties waar kinderen en jongeren die betrokken zijn bij een scheidingssituatie terecht kunnen. Ik denk hierbij aan de centra algemeen welzijnswerk (CAW), maar ook aan de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB), het aanbod binnen de Huizen van het Kind, de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg) enzovoort.
De CAW’s bieden hulpverlening aan personen die zijn betrokken in een scheiding. De CAW’s hebben naast een onthaalaanbod voor deze doelgroep ook een aanbod van begeleiding en bemiddeling. Binnen de begeleiding wordt onder meer gewerkt aan het in kaart brengen van de gevolgen van een scheiding voor alle betrokkenen en op alle relevante levensdomeinen, het bieden van ondersteuning bij psychische en emotionele problemen ten gevolge van het scheidingsproces en het ondersteunen van de betrokkenen in de reorganisatie van hun persoonlijk leven in de overgang naar een gewijzigde gezinssituatie. Binnen scheidingsbemiddeling wordt gewerkt aan het maken van afspraken over de scheiding en het komen tot een aanvaardbare regeling. Ouderschapsbemiddeling ondersteunt ouders in het komen tot een overeenkomst over het gezag, verblijf en/of de kosten voor de kinderen.
De Jongerenadviescentra (JAC) zijn een onderdeel van de CAW’s en richten zich specifiek tot jongeren tussen 12 en 25 jaar. Het JAC helpt deze jongeren te zoeken naar een antwoord op al hun vragen en problemen en biedt advies, informatie, praktische hulp en begeleiding. Ook met vragen en problemen ten gevolge van een scheidingssituatie kunnen deze jongeren bij het JAC terecht. Uiteraard kunnen kinderen en ouders die ernstige psychische problemen ervaren ten gevolge van een scheiding ook terecht in een cgg. Opdat mensen met relatieproblemen beter hun weg zouden vinden naar de beschikbare relatieondersteunende hulp, zullen we het bestaande aanbod beter op elkaar afstemmen en werk maken van een betere toegankelijkheid. We maken het aanbod bekend via de Huizen van het Kind en zetten in op onlinehulpverlening als methodiek om correcte en begrijpbare informatie over relatieproblemen over te brengen. Momenteel werken we aan een breed actieplan inzake relatieondersteuning dat focust op preventie, begeleiding en publieke opinie. Het is immers essentieel dat er ondersteuning wordt gezocht vooraleer de relatie mis loopt.
Daarbij zal specifiek aandacht worden besteed aan de gevolgen van een echtscheiding of vechtscheiding voor kinderen en jongeren en het aanbod dat voor hen beschikbaar is. De aanbevelingen die eerder werden geformuleerd, onder meer door het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen, het Vlaams Forum Kindermishandeling, de Kristelijke Arbeidersjongeren (KAJ) en de kinderrechtencommissaris, en ook het recente onderzoek van het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen ‘Awel, ik ben in de war door de scheiding van mijn ouders’ zullen daarin worden opgenomen.
De CAW’s bieden een aantal vormen van bemiddeling, waaronder scheidingsbemiddeling en ouderschapsbemiddeling. Bemiddeling is een vorm van conflictoplossing waarbij preventief en toekomstgericht wordt gewerkt, doordat mensen leren op een constructieve wijze om te gaan met meningsverschillen. Bemiddeling gebeurt door een erkend bemiddelaar, die onpartijdig is. Die bemiddelaar zoekt naar manier om kinderen te betrekken bij de bemiddeling als het gaat over de rol ouders-kind. Bij ouderschapsbemiddeling worden de ex-partners geholpen bij het onderhandelen om tot een overeenkomst te komen over gezag, verblijf en/of kosten voor hun kind of kinderen. Ouders moeten daarover met elkaar in gesprek gaan. De bemiddelaar helpt hen daarbij en laat hen ook stilstaan bij de bekommernissen van hun kind of kinderen. Op die manier wordt ervoor gezorgd dat kinderen zich gehoord en begrepen voelen.
Zowel vanuit de bemiddeling als vanuit de hulpverlening wordt heel sterk gewezen op de blijvende rol die scheidende partners op zich moeten nemen als ouder en de verantwoordelijkheid die ze als ouder hebben. In de hulpverlening worden scheidende partners ondersteund om op een goede manier hun ouderrol te kunnen blijven opnemen, ook in een context van scheiding. Aan de ex-partners wordt heel duidelijk gemaakt dat een breuk tussen hen geen breuk mag betekenen ten aanzien van hun kinderen, omdat ze levenslang ouder blijven. Het onderscheid tussen die ouderrol en die partnerrol wordt heel duidelijk gemaakt, waarbij de nodige aandacht gaat naar het op zich nemen van die rol door de beide ouders. Het belang van het kind wordt als verbindend element naar voren geschoven.
In het onderzoeksrapport ‘Awel, ik ben in de war door de scheiding van mijn ouders’ van het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen wordt aangegeven dat kinderen nood hebben aan een gesprekspartner met een uitgebreide expertise met betrekking tot scheiding. Er bestaan al een aantal organisaties en personen die fungeren als aanspreekpunt voor kinderen en jongeren, zowel binnen het welzijnswerk als binnen het onderwijs. We zullen die aanbevelingen meenemen in de opmaak van het actieplan relatieondersteuning en bekijken op welke manier het aanbod beter kan worden afgestemd op de aanbevelingen die voortvloeien uit het rapport. Mocht dat nodig zijn, dan zal ik uiteraard hierover ook in gesprek gaan met mijn collega bevoegd voor het onderwijs.
Wat een Huis van het Kind kan betekenen voor kinderen en jongeren wanneer zij worden geconfronteerd met de scheiding van hun ouders, zal lokaal verschillend zijn, vermoeden we. Dat hangt af van de vragen die het Huis van het Kind bereiken, de partners die lokaal betrokken zijn en de beschikbare middelen. Momenteel hebben we weet van aandacht voor dit thema in een aantal Huizen van het Kind, met een variatie aan vormen van ondersteuning, van individuele gesprekken tot vormingsmomenten. Dit jaar wordt er verkend wat de Huizen van het Kind structureel kunnen betekenen met betrekking tot dit thema.
In het onderzoek ‘Awel, ik ben in de war door de scheiding van mijn ouders’ wordt gewezen op het belang van lotgenotencontact. De aanbevelingen in dit verband zullen ook worden meegenomen in de opmaak van het actieplan relatieondersteuning. We zullen bekijken op welke manier dit initiatief van Awel kan worden ondersteund. Ik wijs in dit kader ook op het bestaan van een aantal vormen van hulpverlening waarbij contact tussen kinderen van gescheiden ouders mogelijk is. Zo organiseren een aantal CAW’s en cgg’s het programma ‘Kinderen uit de knel’, een programma voor gezinnen die verwikkeld zijn in een vechtscheiding. In dit groepsprogramma komt zowel een ouder- als een kindergroep samen. De kinderen maken films, posters en tekeningen met elkaar en hebben binnen de kindergroep contact met andere lotgenoten over het thema dat hen verbindt, namelijk ouders die strijden.
Het aanbod binnen de bezoekruimten is een vorm van hulpverlening waarbij het belang van de minderjarige de belangrijkste overweging vormt. Dat gebeurt indien mogelijk in dialoog met de minderjarige zelf, door aan de mening van de minderjarige een passend gevolg te geven, rekening houdend met diens leeftijd en maturiteit. De minderjarige heeft het recht om geïnformeerd vrij in te stemmen met deze vorm van hulpverlening. Daarbij moet aandacht worden besteed aan de loyauteitsproblemen waarmee kinderen en jongeren kunnen worden geconfronteerd. Een kind wordt door de hulpverleners van de bezoekruimte steeds uitgenodigd voor een onthaalgesprek. Tijdens de begeleiding binnen de bezoekruimte worden periodieke gesprekken gepland met ouders en kind. De contacten met het kind verlopen op het niveau van het kind en zijn aangepast aan zijn of haar leeftijd, maturiteit en mogelijkheden. Een kind kan ook zelf altijd een gesprek aanvragen. De hulpverleners houden ook steeds in de gaten op welke manier het kind de contacten beleeft: hoe gaat het met het kind, wat geeft het kind expliciet en impliciet aan, hoe schatten ouders de signalen van hun kind in? De hulpverleners trachten op een passende manier gevolg te geven aan de antwoorden op die vragen. Daarbij wordt rekening gehouden met de noden, de vragen en de bezorgdheden van het kind.
De evaluatie van de contacten wordt door de hulpverleners met alle betrokkenen apart gedaan. Indien de hulpverleners vanuit hun professionaliteit oordelen dat het proces van contactherstel voor het kind te belastend is, kunnen de contacten worden opgeschort of zelfs stopgezet. Een kind kan zelf ook aangeven dat hij of zij geen verder contact meer wil. Er wordt dan overlegd met het kind en de ouders over de vraag of contact op een andere manier passend en mogelijk is.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat iedereen wel onderschrijft dat een gezinsbreuk een enorme impact heeft op kinderen en jongeren. Afhankelijk ook van de leeftijd en de aard van het kind en de manier waarop de ouders daarmee omgaan zal die impact groter of beperkter zijn. Er is inderdaad een veelheid qua aanbod binnen de hulpverlening. U hebt dat geschetst. U vernoemt de CAW’s, de CLB’s, de Huizen van het Kind, de cgg’s en dergelijke meer. Ik heb echter het gevoel dat die voor het kind of de jongere zelf toch vaak te veraf zijn, of dat ze zich te veel meteen binnen de echte hulpverlening situeren. Zoals ook uit de studies blijkt, heeft een kind echter nood aan een aanspreekpunt dichtbij, waar hij zijn verhaal kan doen en mogelijk toch wel raad kan krijgen, waar hij kan laten weten wat hij er zelf van vindt.
U hebt het over het belang van partners in het hulpverleningsaanbod. Zij moeten het belang van de kinderen voor ogen houden. Dat is heel erg waar, maar we moeten er toch ook voor zorgen dat de stem van de kinderen voldoende aan bod kan komen. De JAC’s en allicht ook de CLB’s verrichten goed werk. Wellicht geldt dat ook meer en meer voor de Huizen van het Kind, al moet het daar nog groeien. In elk geval moeten we het probleem blijven opvolgen. Ik ben dan tevreden wanneer ik u hoor zeggen dat u dit element zeker wilt meenemen in het op til zijnde actieplan over relatieondersteuning. Wat is de timing, minister? Ik noteerde alvast dat ik hoop dat daarin is terug te vinden hoe men kinderen en jongeren een stem wil geven wanneer ouders uit elkaar gaan. Er is ook een aanspreekpunt nodig. Ten slotte is er een ‘lotgenotencontact’ nodig. Ik geef toe dat dit woord zwaar op de hand is, maar dat moet georganiseerd worden.
Mevrouw Croo heeft het woord.
Ik vind het pamperen van kinderen van gescheiden ouders toch wat overdreven. In 1967 zijn mijn ouders gescheiden, maar dergelijke opvang moesten we ontberen. We riskeren in deze discussie een grote groep kinderen te vergeten: de kinderen die door ziekte of een ongeval een broer, zus of ouder verloren hebben. Zij worden nog veel minder opgevangen. Ook zij hebben nood aan opvang, en dat gebeurt thuis niet altijd even goed. Want de ouder kan in die gevallen dikwijls heel moeilijk het leven aan, en staat ook nog voor veel beslissingen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is zeker zo dat kinderen van gescheiden ouders nood hebben aan ondersteuning. Zeker in die periode dat voor hen zo veel verandert, is dat zo. We weten allemaal dat die toestand voor ernstige psychische problemen kan zorgen. Ik denk wel dat er nood is aan vertrouwenspersonen in het natuurlijke milieu van de kinderen. We hebben vastgesteld dat jonge mantelzorgers op school niet graag zeggen dat ze mantelzorgers zijn. Dat zegt toch iets over de mate waarin jongeren op school hun privéleven willen of durven blootleggen. Ik stel ook vast dat op school vaak de klastitularis of een van de leerkrachten van de kinderen de aangestelde vertrouwenspersoon of zorgleerkracht is. Vaak hebben kinderen het moeilijk om met die persoon over hun privéleven te praten. De Huizen van het Kind kunnen de taak op zich nemen om samen met de jongeren in hun eigen milieu of in het netwerk van vrijwilligers een geschikte vertrouwenspersoon te zoeken. De problemen doen zich vooral bij vechtscheidingen voor. In die gevallen zijn er vaak al problemen rond de keuzes van school en arts, en a fortiori als een therapie nodig is. Op dat vlak is er nog werk aan de winkel.
Er is genoeg wetenschappelijke evidentie voorhanden om te stellen dat verlieservaringen zorgen voor een verhoogde kans op psychische problemen zoals depressie. Dat geldt voor kinderen, maar ook voor volwassenen. Een volwassene heeft natuurlijk meer mogelijkheden om hulp te zoeken.
Ik pleit voor een generieke aanpak. We moeten de drempel zo laag mogelijk proberen te maken. Ik vraag aandacht voor jonge kinderen. Het is goed om te verwijzen naar de JAC’s, maar alleen al de afstand maakt een bezoek heel wat minder evident. U had het over de nood aan expertise, minister. Wie het heeft over expertise, denkt al snel aan specialisatie, en bijgevolg aan schaarste. Dat staat toch haaks op de zo noodzakelijke nabijheid. Het is logisch dat ons dit bij het onderwijs doet aanbelanden. U zult daarover het gesprek met uw collega, minister Crevits, moeten aangaan, zodat ervoor kan worden gezorgd dat de nabijheid van de zorg wordt gerealiseerd. Ik denk dan ook aan de hoorzitting over jeugdzorg, waar dat ook al aan bod is gekomen. De bestaande kanalen liggen immers te veraf.
Ik ben het met veel van wat hier is gezegd eens. Ik hoed me er evenwel wat voor om de indruk te wekken dat dit allemaal met gespecialiseerde hulpverleners moet worden aangepakt. Dat is noch wenselijk, noch mogelijk. Veel mensen kunnen in aanmerking komen voor de rol van nabije vertrouwenspersoon. Relatieondersteuning lijkt me echt wel een thema van deze tijd. Het landschap is inmiddels sterk geëvolueerd en er zijn goede praktijken ontwikkeld, maar alles moet in een globaal kader worden ingepast.
De band met het onderwijs, maar ook met justitie is erg belangrijk. In de justitiële wereld is een beweging naar meer bemiddeling gaande. Er zijn familierechtbanken gecreëerd. Er is een nieuw kader waarbij echtscheidingsprocedures worden samengevoegd op het niveau van de rechtbanken van eerste aanleg. Ik bezoek nogal wat projecten, en stel vast dat de inschakeling van CAW’s en cgg’s een belangrijke meerwaarde kan vormen op het ogenblik dat mensen voor de rechtbank een scheiding uitvechten. Professionele begeleiding, eventueel via een groepsaanpak, is dan uiteraard gerechtvaardigd. Ik ben ervan overtuigd dat we dat eens globaal moeten bekijken en dat ook met een campagne beter bekend moeten maken. De timing zal ook wat afhangen van een aantal actoren die hun zeg moeten doen. In de beleidsnota en de beleidsbrief staat dat ook. We zullen er dus nog dit jaar werk van maken.
Ik dank u voor het antwoord, minister. Ik onderschrijf wat u zegt. De CAW’s en de cgg’s verrichten heel goed werk. Mijn grootste bekommernis is de realisatie van nabije aanspreekpunten voor de kinderen en jongeren. Mevrouw Croo, het is niet aangewezen om een wij-zijverhaal te vertellen. Ik wil echt niet elk kind van gescheiden ouders een probleem aanpraten, integendeel. Maar we moeten wel oor hebben voor de kinderen die op zoek zijn naar hulp. Natuurlijk voelen we mee met kinderen waarvan een ouder overlijdt, maar we mogen niet de ene groep tegenover of boven de andere plaatsen. We moeten voldoende ondersteuning aanbieden aan alle jongeren die er nood aan hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.