Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik wil ook gehoor geven aan de oproep van de parlementsvoorzitter en mijn vraag inleiden met een gedicht. Ik heb een gedicht gezocht dat wat aansluiting vindt met het onderwerp van mijn vraag. Mijn vraag gaat over de NMBS. Het is geschreven door een Antwerps dichter, Jan van Nijlen, in 1934. Het is getiteld: ‘Bericht aan de reizigers’
Bestijg de trein nooit zonder uw valies met dromen
dan vindt ge in elke stad behoorlijk onderkomen.
Zit rustig en geduldig naast het open raam:
gij zijt een reiziger en niemand kent uw naam.
Zoek in 't verleden weer uw frisse kinderogen,
kijk nonchalant en scherp, droomrig en opgetogen.
Al wat ge groeien ziet op 't zwarte voorjaarsland,
wees overtuigd: het werd alleen voor u geplant.
Laat handelsreizigers over de filmcensuur
hun woordje zeggen: God glimlacht en kiest zijn uur.
Groet minzaam de stationschefs achter hun groen hekken,
want zonder hun signaal zou nooit één trein vertrekken.
En als de trein niet voort wil, zeer ten detrimente
van uwe lust en hoop en zuurbetaalde centen,
Blijf kalm en open uw valies; put uit zijn voorraad
en ge ondervindt dat nooit een enkel uur te loor gaat.
En arriveert de trein in een vreemdsoortig oord,
waarvan ge in uw bestaan de naam nooit hebt gehoord,
Dan is het doel bereikt, dan leert gij eerst wat reizen
betekent voor de dolaards en de ware wijzen...
Wees vooral niet verbaasd dat, langs gewone bomen,
een doodgewone trein u voert naar 't hart van Rome.
Het gedicht staat op de muren van de centrale hal van het station Antwerpen-Centraal.
Minister, het is bijna zeven maanden geleden dat uw federale collega minister Galant haar spoorvisie heeft gepresenteerd in de Kamer. Een van de belangrijkste elementen van die spoorvisie is dat het meerjareninvesteringsprogramma 2013-2025 van de NMBS-Groep in de prullenmand werd gegooid. U weet dat dat niet zonder gevolgen is voor ons, want daar zaten zeer belangrijke projecten voor Vlaanderen in, projecten die de vorige Vlaamse Regering, en bevestigd door de huidige regering, onderstreepte als prioritair in haar Vlaamse spoorstrategie.
Minister Galant heeft aangekondigd dat zij een nieuw investeringsplan wil maken, met een beperkte tijdshorizon van vijf jaar. Ze kondigde ook aan dat ze daartoe een nieuwe investeringscel zou oprichten waarin de drie gewesten ruim vertegenwoordigd zouden zijn. Ze sprak over een timing om begin 2016 klaar te zijn met dat nieuwe investeringsprogramma.
Op 13 januari, een tweetal weken geleden, hebben een aantal collega’s van de Kamer haar daarover ondervraagd. Uw federale collega wist te vertellen dat wat betreft de investeringscel er maar één keer is samengekomen op administratief-technisch niveau, met als vergaderpunt het vastleggen van de methodologie voor de analyse van de projectvoorstellen die in dat nieuwe investeringsplan zouden moeten terechtkomen. Ze heeft ook gezegd dat op het strategische niveau van die investeringscel, het niveau waar beslist wordt welke projecten al dan niet worden aangehouden, nog niet is vergaderd, dat er nog geen concrete beslissingen werden genomen en dat die ook nog niet op stapel staan. Samengevat heeft minister Galant eigenlijk gezegd dat men nog nergens staat met het nieuwe investeringsprogramma voor de NMBS-Groep.
Minister, eerlijk gezegd vind ik dat ontstellend. U hebt zeer terecht in uw conceptnota, die we hier besproken hebben, gezegd dat het spoor de ruggengraat is van het collectief vervoer. Het is bijzonder belangrijk voor de economische bereikbaarheid van onze regio. Ik ga niet alle prioritaire projecten opnoemen, maar bijvoorbeeld de spoorlijn 204 Gent-Zelzate is een van de cruciale projecten die daarin zaten. Zo is er bijvoorbeeld ook de tweede spoorontsluiting van de haven van Antwerpen en ga zo maar verder. Ik maak mij zeer grote zorgen over het bijzonder trage tempo waarmee een en ander gebeurt. Ik had u daar graag de volgende vragen over gesteld.
Minister, kunt u een stand van zaken geven over de werkzaamheden van die investeringscel? Kunt u nog iets meer zeggen dan minister Galant wist te vertellen op 13 januari? Staat men al ergens met de analyse van de methodologie die moet bepalen hoe de projecten moeten worden gekozen? Welke stappen zijn er op inhoudelijk vlak gezet? Hebt u enig zicht op een bijgestelde timing wat dat nieuwe investeringsprogramma betreft? Kunt u zeggen in welke mate de gewesten en in het bijzonder het Vlaamse Gewest betrokken zijn bij de voorbereidende werkzaamheden en of dat voldoende gebeurd is? Ten slotte een obligate vraag die al een paar keer is teruggekomen: hoe zit het nu met de vertegenwoordiging van de gewesten in de raden van bestuur van de NMBS-Groep? Was daar een probleem en is dat al opgelost?
Minister Weyts heeft het woord.
Collega’s, het analysecomité van de Investeringscel kwam intussen twee maal samen, op 16 december 2015 en op 18 januari 2016. Tijdens de eerste vergadering gaf de FOD Mobiliteit en Vervoer een toelichting aan de gewesten over de federaal goedgekeurde methodologie, de multicriteria-analyse (MCA). Op dat moment heeft er al een discussie plaatsgevonden. Er werd besloten om alle projectvoorstellen voor het meerjareninvesteringsplan te onderwerpen aan een multicriteria-analyse. Het zou een zo objectief mogelijke ondersteuning bieden bij arbitrages op beleidsniveau. Wij hebben problemen met die methodologie omdat met de criteria die worden gehanteerd, het goederenvervoer per spoor nogal onderbelicht blijft. De criteria zijn zo opgesteld dat de projecten met betrekking tot het personenvervoer sowieso veel zwaarder gaan doorwegen dan die met betrekking tot het goederenvervoer.
Op die vergadering hebben de gewestelijke vertegenwoordigers – niet alleen het Vlaamse Gewest, maar ook het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest – gevraagd om een andere methodologie te hanteren en een beslissing te nemen op het strategisch niveau, zeg maar het politieke niveau.
Tijdens de tweede vergadering op 18 januari 2016, werden projectfiches van Infrabel en de NMBS besproken. Van de 75 fiches die Infrabel en de NMBS ingediend hebben, konden er slechts 6 worden besproken. Die gingen in hoofdzaak over het veiligheidssysteem European Train Control System (ETCS). Tijdens deze vergadering werd ook afgesproken om in februari drie keer samen te komen. Het Vlaamse Gewest moet tegen 8 februari 2016 opmerkingen formuleren over de projectfiches Infrabel en NMBS.
De Vlaamse vertegenwoordiger heeft aangedrongen dat het strategisch comité zo spoedig mogelijk zou samenkomen, gelet op de discussie over de multicriteria-analyse. Ik heb dat ook nog eens aangeblazen door die vraag ook schriftelijk te stellen aan minister Galant zodat we niet alleen over de methodologie een vergelijk kunnen vinden maar ook over de verdeling van de beschikbare budgetten voor de periode 2013-2020 enige duidelijkheid kunnen krijgen. U zegt dat u van alles hoort van uw federale collega’s, maar ik heb de parlementaire verslagen nog eens nagelezen en minister Galant heeft nog geen enkele openheid gegeven over de percentages en de verdeling. Ik heb dus gevraagd aan minister Galant om het strategisch comité van de Investeringscel spoedig samen te roepen.
De coördinatie van het analysecomité is toevertrouwd aan de FOD Mobiliteit en Vervoer. De werkzaamheden van het strategisch comité worden aangestuurd door het kabinet-Galant. Binnen de Investeringscel gebeurt de evaluatie van zowel projecten ingediend door Infrabel en NMBS als van prioritaire projecten ingediend door de drie gewesten. Zo diende Vlaanderen projectfiches in voor volgende Vlaamse prioritaire spoorprojecten: het beseinen van de regelmatig gebruikte spoorbundels te Antwerpen Rechteroever; spoorlijn 15 Antwerpen - Hasselt: tweede spoor tussen Zonhoven en Balen; spoorlijn 18 Hasselt - Neerpelt; spoorlijn 19 Mol - Neerpelt - Hamont; spoorlijn 52 Puurs - Dendermonde; spoorlijn 57 Aalst -Dendermonde; optimalisatie spoorlijn 59 Antwerpen en Gent: derde spoor tussen Sint-Niklaas en Lokeren; spoorlijn 58 Gent - Eeklo - Maldegem; spoorlijn 204 Gent - Zelzate. In het kader van het bevorderen van de combimobiliteit in de GEN-zones Brussel, Antwerpen en Gent komen park & ride-parkings – niet alleen voor auto’s, maar ook voor openbaar vervoer en fiets – aan bod.
Over de historiek van de uitgaven van Infrabel en de NMBS voor de periode 2013-2015 is er nog wel wat onduidelijkheid net zoals over het totaalbedrag van de beschikbare investerings- en exploitatiebudgetten voor de periode 2016-2020, laat staan over de verdeling ervan tussen Infrabel en de NMBS. Ik heb ook verwezen naar de parlementaire discussie in de Kamer. Er is hierover ook nog geen openheid gegeven.
Als de deelstaten een vertegenwoordiger in de raad van bestuur wilden aanduiden, moest het volgens het federale niveau bij voorkeur een vrouw zijn omdat anders de verhouding niet meer klopte en de raad van bestuur bijgevolg niet meer rechtsgeldig samengesteld zou zijn. Wij hebben gevraagd waarom die verantwoordelijkheid volledig wordt doorgeschoven naar de gewesten. Het is tot een patstelling gekomen. Ik heb begrepen dat er nu toch schot in de zaak zou komen, waarbij men toch eerder op een ruimere hersamenstelling zou mikken dan op een eerder individuele persoonlijke aanvulling.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, ik dank u, vooral voor het eerste deel van uw antwoord, waarin u minutieus schetst wat er de afgelopen weken en maanden is gebeurd. Het gaat allemaal niet heel snel vooruit, maar het lijkt me toch dat u de druk op de ketel houdt in uw contact met mevrouw Galant. Ik begrijp dat men talrijke pistes nog moet bespreken en dat tegelijk ook de methodologie nog moet worden bijgesteld in overeenkomst met de gewesten. Er is nog heel wat werk aan de winkel.
Ik kan alleen maar hopen dat u de druk hoog kunt houden. Ik hoop ook dat de andere gewesten dat doen. Het belang van het spoor om onze mobiliteit vlot te trekken in ons land en de drie gewesten kan echt niet worden onderschat. Ik hoop dat ook minister Galant van dat besef doordrongen is. Ik wens de Vlaamse Regering veel succes in het verdedigen van de negen prioritaire projecten die u opnieuw hebt geciteerd.
De heer De Clercq heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, het voordeel van het plan dat in opmaak is, is de duidelijkheid. Dat was in het verleden wel anders. Elk project zou nu ook echt de middelen kunnen krijgen om gerealiseerd te kunnen worden. Op zich is dat wel een goed uitgangspunt, al dring ik samen met iedereen, over meerderheid en oppositie heen, aan op bekwame spoed en snelle duidelijkheid.
Minister, ik besef als geen ander dat het budgettair krappe tijden zijn. U zult geenszins de volledige door u geciteerde Vlaamse spoorstrategie kunnen realiseren, denk ik. Ik hoop uiteraard het tegendeel. Ik vrees echter dat dit nog een understatement is. Wat zijn voor u de prioriteiten der prioriteiten? Het is belangrijk dat daar transparantie over bestaat en dat deze gedragen zijn. Met gedragenheid bedoel ik objectivering. Ook hier heb ik in het verleden moeten vaststellen – het gaat me niet over deze of gene regering maar over het principe – dat dit niet altijd even objectief verliep. Het was eerder een pingpong van de belangen tussen een aantal streken. Het is relevant om dit te doen op basis van kosten- en batenanalyses.
Ik moet u niet meer overtuigen van het belang van lijn 204. Dat betekent 10.000 auto’s per dag minder. Het is positief voor het milieu. De werkgevers, de werknemers, de stad en de provincie: alle neuzen – en er zijn er veel in onze streek – wijzen in dezelfde richting. Bepaalde provincies discussiëren over een tunnel of een brug en wat nog allemaal en krijgen zakken geld. Maar een provincie die op één lijn staat, krijgt het geld niet voor een project dat iedereen wil. Ik hoop dat daar objectiviteit in kan komen. Zijn er projecten die u nog meer mee zou financieren om ze op die manier in het plan te krijgen? Zo wordt duidelijk ruggensteun gegeven aan bepaalde projecten. Bent u dat van plan? Vlaanderen kan spoorprojecten mee financieren. Het is belangrijk om daarin te investeren want dat gaat ook over jobs, de mobiliteitsknoop, het milieu, allemaal brede Vlaamse bevoegdheden. Misschien hebben uw collega’s nog een centje. Ik denk dan aan de ministers van Leefmilieu en Economie. Het is belangrijk dat dit integraal wordt aangepakt om voortgang te boeken.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, ik wil mijn vragen laten inleiden door een gedicht voorgelezen door de heer de Kort.
De heer de Kort heeft het woord.
Het is een gedicht van Willem Wilmink, heel toepasselijk bij deze vraag.
Echtpaar in de trein
Met de allerliefste in een trein
kan aangenaam en leerzaam zijn.
De prachtig vormgegeven stoel
geeft allebei een blij gevoel.
Voor ‘t verre reisdoel kant en klaar
zit ik dus tegenover haar.
De trein maakt zijn vertrouwd geluid
en zij rijdt vóór-, ik achteruit.
We zien dezelfde dingen wel,
maar ik heel traag en zij heel snel.
Zij kijkt tegen de toekomst aan,
ik zie wat is voorbijgegaan.
Zo is de huwelijkse staat:
de vrouw ziet wat gebeuren gaat,
terwijl de man die naast haar leeft
slechts merkt wat zijn beslag al heeft.
Van nieuw begin naar nieuw begin
rijdt zij de wijde toekomst in,
en ik rij het verleden uit.
En beiden aan dezelfde ruit.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, ik geraak hiervan in een liederlijke bui, alleszins meer dan van het antwoord van de minister, voor alle duidelijkheid zonder af te dingen op de kwaliteit van het antwoord. Van de inhoud word ik niet bepaald vrolijk.
Ik grijp nog eens naar het concept van de Vlaamse spoorvisie die we tijdens de vorige legislatuur hebben ontwikkeld. Achter een duidelijk mobiliteitsplan moet een Vlaamse spoorvisie steken. Dat bewijst vandaag al het concept van basisbereikbaarheid waarin logischerwijze het bovenste net de trein is. Het is dan ook niet zomaar dat ik u al meerdere keren over de Vlaamse spoorvisie heb ondervraagd, maar ik ben nog geen enkele keer vrolijk geworden van de inhoud van de antwoorden.
We kunnen allemaal projecten opsommen. Ik verwijs naar de elektrificatie van een lijn in Noord-Limburg, een van de laatste diesellijnen die nog bestaat in dit land. Als we daar niet handelen, zullen we in de toekomst niet alleen worden geconfronteerd met het overstappen van elektrische op dieseltreinen bij het binnenrijden van Limburg, maar ook met de milieukost en de extra kosten om die dieselvoertuigen in exploitatie te houden. We missen daarmee ook nog eens kansen op een aansluiting op internationale verbindingen, iets wat Limburg als centrumregio tussen de Randstad, het Ruhrgebied en de Vlaamse Ruit absoluut nodig heeft.
En dan heb ik nog niet gesproken over lijn 18. Ik heb met genoegen vernomen dat uw partijgenoot aan de andere kant van de straat het daar nu ook voor opneemt. Het gaat over de lijn met het meeste potentieel binnen het Spartacusproject zoals dat is uitgetekend. Daar ligt volgens ons een kans voor Infrabel om op een snelle manier over het historisch tracé de nodige stappen vooruit te zetten. Dat gebeurt echter niet, ondanks de consensus die daarover bestaat. Op dat vlak, mijnheer De Clercq, heb ik de indruk dat wij stilaan lotgenoten beginnen te worden in deze commissie.
Minister, ik heb drie bijkomende vragen. Het verhaal van de cofinanciering is een onlosmakelijk deel van die Vlaamse spoorvisie. In onze Vlaamse begroting is daar nog niets van terug te vinden. Zijn er plannen om daar een stap vooruit te zetten en daarmee het federale niveau te challengen? Of blijven wij wachten, waardoor het federale niveau kan zeggen dat Vlaanderen wel spreekt over een spoorvisie maar zelfs nog niet heeft voorzien in een eigen cofinanciering?
Minister, u hebt ze mooi opgesomd, maar ik heb de opsomming nog niet kunnen vergelijken met de prioriteiten van de Vlaamse spoorstrategie. Komen ze volledig met elkaar overeen of is er een weggevallen of bijgekomen? Zijn ze allemaal als evenwaardige projecten ingediend of is daar een prioritering aan toegevoegd?
Het is nog niet zo lang geleden dat in dit parlement die minister van Openbare Werken en de minister-president werden gesommeerd om harder op tafel te slaan bij de Federale Regering om die Vlaamse spoorvisie doorgedrukt te krijgen. Ik wil u vragen om die aanmoediging in het achterhoofd te houden en die maximaal te gebruiken.
De heer Keulen heeft het woord.
Collega’s, ik begin met het gedicht ‘Prachtig’ van de dichter Bernlef.
Beroemd maar dood vroeg hij: en
wat bleef er van mij over?
Ik wees op een losse regel
een uit zijn verband gerukt citaat
meestal toegeschreven aan een ander.
Voetafdruk op een verlaten strand
vol lege, uitgewoonde schelpen.
Prachtig is de onsterfelijkheid
maar wat doen wij in de tussentijd?
Minister, is het waar, in de tussentijd naar de onsterfelijkheid, dat lijn 18 Hasselt-Neerpelt de prioriteit der prioriteiten is? Ik vang her en der echo’s op het federale niveau op. Dat zou heel belangrijk zijn, want dat is die derde Spartacuslijn.
Vandaag hebben we nog bedroevend nieuws gelezen in het staatsblad van Limburg, Het Belang van Limburg, over het toekomstige lot van de treinstations in Limburg. Het zou goed zijn als er dan ook eens positief nieuws zou komen op weg naar de onsterfelijkheid. Staat lijn 18, Hasselt-Neerpelt, inderdaad met stip op één genoteerd, minister Ben Weyts van Mobiliteit in de tussentijd?
De heer Rzoska heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de vraag van heel wat collega’s. Minister, ik weet dat u het niet helemaal zelf in de hand hebt maar toen een aantal maanden geleden federaal minister van Mobiliteit, Jacqueline Galant, aankondigde dat ze wat al vastgelegd was in een investeringsplan, van tafel zou vegen en met iets nieuw zou komen, vreesde ik voor dit scenario. Zij spreekt ook over een investeringsplan voor de volgende vijf jaar, wat relatief kort is wanneer men grote investeringen moet doen. Misschien moet u uw collega’s van de Federale Regering en meer bepaald minister Galant duidelijk maken dat die Vlaamse spoorstrategie hier wel degelijk werd gedragen door een zeer ruime parlementaire meerderheid en dat daar heel essentiële projecten in zitten – ik hoef u daar niet van te overtuigen, u bent daar vermoedelijk zelf van overtuigd – die zowel te maken hebben met economie als met personenvervoer enzovoort.
Ik doe het omgekeerd, en eindig mijn uiteenzetting met een gedicht. Wanneer we op weg zijn naar de onsterfelijkheid, en er is geen trein maar wel een koffer vol dromen, kunnen we af en toe ook eens de fiets nemen. Ik weet dat u ook een fietser bent.
Hij is een zwijgzaam dier van staal en lucht,
zo zul je hem bestijgen en bedwingen:
je benen springveer, voeten vogelvlucht,
de wind zal samen met je spieren zingen,
je hijgt het ritme, achtergrondgerucht,
Ik maak en breek mijn evenwicht,
ik trap mijn val onder mij weg, ik schrijd,
op jonge wolken door de stad, ik rijd.
Dat was het gedicht ‘Fiets’ van Geert van Istendael.
Ik sluit me aan bij de vele vragen die zijn gesteld over de Vlaamse spoorstrategie. Velen hier houden een pleidooi om die staatshervorming verder te zetten, waardoor we de kern van ons mobiliteitsverhaal, het spoor, in eigen handen zouden hebben. In Vlaanderen hebben we onze prioriteiten al lang vastgelegd. Ik sluit me niet aan bij het pleidooi van de heer De Clercq met de vraag wat nu onze prioriteiten der prioriteiten zijn. De lijst die nu voorligt, is al een beknopte versie van de oorspronkelijk lange lijst van prioriteiten. Ik ben dus niet overtuigd dat het een goede onderhandelingspositie is om te zeggen dat we ons beperken tot twee investeringen die we willen gerealiseerd zien. Daar ben ik absoluut geen voorstander van.
Minister, we weten dat dat een heel moeizaam verhaal is, dat zowel uw voorganger als uzelf al zeer hard op tafel hebben geslagen om vooruitgang te krijgen in dat dossier. Ik ben ook niet echt pessimistisch als ik uw verhaal hoor dat er nog een aantal vergaderingen zijn gepland, maar dat de strategische knopen nog moeten worden doorgehakt. Ik ben zeker niet optimistisch als ik hoor dat er over de criteria nog moet worden gediscussieerd. Ook vanuit onze fractie doen wij, net zoals alle andere fracties, de oproep om te proberen enige vooruitgang in dat dossier te creëren en ervoor te zorgen dat niet alleen Limburg, niet alleen Oost-Vlaanderen, maar alle provincies de ontsluitingen krijgen waar ze nood aan hebben.
Minister Weyts heeft het woord.
Er werd gezegd: de minister heeft dat niet helemaal zelf in de hand. Dat is een understatement van formaat.
Wat betreft de vragen rond cofinanciering en prioritering: voor alle duidelijkheid, Vlaanderen heeft die prioritering al gedaan, in tegenstelling tot de andere gewesten, waarbij het Waalse Gewest een doos heeft leeggekapt van een vijftig- of een zeventigtal – ik ben het even kwijt – prioriteiten. Vlaanderen heeft die pijnlijke oefening gemaakt en de negen prioritaire dossiers aangeduid. Ik ga die niet overdoen. Ik ga niet naar een onderhandeling en zeggen dat men van die lijst van negen eigenlijk de helft kan laten vallen en dat we bijvoorbeeld focussen op de eerste vijf. Dat ga ik niet doen omdat wij onze prioriteiten al hebben aangeduid. Dat zijn en blijven onze prioriteiten.
Hetzelfde geldt voor de financiering. We gaan niet naar een onderhandeling vertrekken met de kaarten open en bloot op tafel, zeggende: dat project moet je maar voor de helft financieren, wij doen de rest wel. Dit zelfs rekening houdend met het gegeven dat de modaliteiten voor cofinanciering nog moeten worden vastgelegd door de federale overheid op basis van de zesde staatshervorming, waarbij de verdeelsleutel gewijzigd kan worden, maar dat men federaal die modaliteiten nog moet bepalen. Wij hebben prioriteiten aangeduid. Ik ga voor die prioriteiten en ik leg die in de onderhandelingen in die zin op tafel.
Wat betreft de keuze, mocht die moeten worden gemaakt, in die prioriteiten, kan ik collega De Clercq en anderen geruststellen wat de bevoordeling betreft van mijn regio of provincie. Dat zal niet het geval kunnen zijn, gelet op de totale afwezigheid van enig project in mijn streek en zelfs in mijn provincie. Het is de meest verstandige optie om vanuit die optiek naar die onderhandelingen te gaan, zonder met de fanfare of met toegevingen op kop te vertrekken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.