Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over de aantrekkingskracht van het beroep van verpleegkundige
Verslag
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, in de vergadering van de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin van ongeveer een jaar geleden kwam het thema van de beroepstitels en de bijzondere bekwaamheden reeds aan bod.
Minister, in uw antwoord op een vraag van collega Saeys stelde u dat dit punt zeker op de interministeriële conferentie van maart 2015 zou worden besproken. In uw antwoord op een schriftelijke vraag van mezelf meldde u dat dit niet aan bod was gekomen op de interministeriële conferentie. Ik haalde in de commissie ook al aan dat ik begrijp dat dit een globale aanpak vereist en niet per aparte beroepstitel of bekwaamheid kan worden bekeken. Ook met de verlenging van het studietraject van verpleegkundigen zal men heel het beroep eens moeten herbekijken. De verpleegkundigen op de werkvloer zijn hier wel mee bezig en maken zich zorgen over de vraag of ze al dan niet hun premie nog uitbetaald zullen krijgen, wat voor de verpleegkundigen toch wel een extra motivatie is in hun dagelijks werk.
Minister, waarom is dat punt niet aangekaart op de interministeriële conferentie van maart 2015? Werd het punt recenter besproken? Wanneer zal dit wel op de agenda komen? De Vlaamse Regering besliste op 11 december 2015 om de premies voor de bijzondere beroepsbekwaamheid en bijzondere beroepstitels op te schorten voor de instellingen waarvoor de Vlaamse overheid bevoegd is. Ze gaf aan dat dit zou gebeuren met een overgangsmaatregel. Hoe ziet die overgangsmaatregel eruit? Wat gebeurt er met de andere verpleegkundigen die werken in privéziekenhuizen? Ook gaf de Vlaamse Regering aan dat de beroepsloopbaan van de verpleegkundige moet worden herbekeken. Ook zal er overleg worden gepleegd in een interministeriële conferentie. Wanneer zal het overleg over dat deelthema plaatsvinden? Er heerst heel wat onrust over dit thema bij de verpleegkundigen op de werkvloer. Hoe zult u met de verpleegkundigen communiceren om over dit thema duidelijkheid te scheppen?
De heer Bertels heeft het woord.
Mijn vraag zal iets specifieker zijn. Ze gaat met name over het attractiviteitsplan en de beslissingen die de Vlaamse Regering op 11 december 2015 heeft genomen. Dat zijn enkele gecontesteerde beslissingen, die een nadelig effect zouden kunnen hebben op de aanwezigheid van verpleegkundigen in onze Vlaamse zorginstellingen, bijvoorbeeld in instellingen voor ouderenzorg of categoriale ziekenhuizen. Door die beslissing van de Vlaamse Regering zou het attractiviteitsplan voor verpleegkundigen immers worden uitgehold, zouden de premies voor bijzondere beroepsbekwaamheid of bijzondere beroepstitels worden bevroren. Verpleegkundigen zouden in onze Vlaamse zorginstellingen dus minder kunnen krijgen dan elders.
Minister, die beslissing leidt vooral bij toekomstige verpleegkundigen tot grote verwarring en ongerustheid. De beroepsvereniging werd niet vooraf gehoord. En, nog frappanter: uw federale collega, minister De Block, had kort voordien laten optekenen dat eerder gemaakte akkoorden over de attractiviteit van het beroep van verpleegkundigen zouden worden gehandhaafd in een geste naar de verpleegkundigen toe. De verklaring van de federaal minister van Volksgezondheid was echter blijkbaar buiten u en de Vlaamse Regering gerekend. U hebt namelijk een andere beslissing genomen, met, zoals gezegd, heel wat verontwaardiging en ongenoegen binnen de sector van verpleegkundigen tot gevolg. U zult het met mij eens zijn dat verpleegkundigen broodnodig zijn in de zorgzame samenleving die we willen en moeten zijn, ook in onze Vlaamse sectoren.
Het is dan ook weinig verbazend dat ook dat de Nederlandstalige kamer van de Algemene Unie van Verpleegkundigen van België (AUVB) via een open brief haar sterkst mogelijke afkeuring liet en laat blijken voor deze gang van zaken en zich ook vragen stelt bij het waarom van die beslissing.
Minister, waarom? Wat zijn de beweegredenen van die eenzijdige beslissingen van de Vlaamse Regering?
Klopt het dat u met de AUVB in overleg wilt gaan of ondertussen in overleg bent geweest? Waarom wenst u dit wel pas te doen na de feiten en niet alvorens de beslissing te nemen? Quid met het overlegmodel dat zo kostbaar en dierbaar is in ons gezondheidszorgsysteem?
Indien het overleg al heeft plaatsgehad, wat was daarvan het resultaat? Welke oplossingen kunt u en kan de Vlaamse Regering in het vooruitzicht plaatsen om het beroep van verpleegkundige, ook voor de Vlaamse zorginstellingen, voldoende attractief te houden en geen concurrentieel nadeel te creëren voor onze Vlaamse zorginstellingen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, het thema van de beroepstitels is in 2015 inderdaad niet op het niveau van de interministeriële conferentie geraakt. Het zal uiteraard wel op het programma staan van de interministeriële conferentie van maart dit jaar. Het heeft te maken met het feit dat diverse overheden, maar ook de Vlaamse administratie, op dat moment nog niet voldoende alles in de vingers hadden wat het RIZIV betreft. Alles gebeurt namelijk nog via dat systeem en wordt ook zo gefinancierd. Dat is dus de reden waarom een aantal zaken nu wat duidelijker zijn en het reglementair ook wat duidelijker is hoe een en ander moet verlopen.
Ik heb een brief gericht aan de federale minister en aan de secretaris van de interministeriële conferentie om het dossier te agenderen op de eerstvolgende interministeriële conferentie. Ik ga ervan uit dat dat in maart 2016 zal zijn.
Het kan zijn dat er door de formele agendering interkabinettenwerkgroepen worden georganiseerd en dat het dossier nog niet matuur zal zijn om formeel in het circuit te gaan. Ik heb ondertussen uitdrukkelijk de vraag gesteld om het te initiëren. Het werd ook aangekondigd in de toelichting aan de Vlaamse Regering.
Waarom denken we dat we het huidig systeem op dat vlak on hold moeten zetten? Er zijn daarvoor een aantal redenen. Sommige hebben te maken met het systeem als dusdanig, andere met de prioriteit voor de kostentermijn die we in Vlaanderen willen benadrukken.
De algemene vragen rond dat systeem en de werkbaarheid van dat systeem heb ik ruime tijd geleden eigenlijk al beantwoord in deze commissie. Toen sommigen van u mij ondervroegen over de intenties om dat systeem uit te breiden, heb ik een aantal evaluaties gegeven die niet alleen door mij zijn gemaakt, maar die door een aantal mensen uit de sector met nadruk worden gemaakt. Die hebben niet specifiek te maken met de Vlaamse bevoegdheid, maar met het geheel van deze manier van benaderen. Ik geef een aantal beschouwingen die toen op een of andere manier aan bod zijn gekomen. Er zijn specialiteiten die recht geven op beroepstitels en er zijn er die dat niet doen. Waarom die wel en die andere niet? In de psychiatrie komen verpleegkundigen op kinderpsychiatrische diensten en intensieve behandeleenheden niet in aanmerking voor de premie, maar ze hebben dan wel de beroepstitel.
Er zijn vragen of dat de mobiliteit echt wel faciliteert, aangezien je je premie verliest als je op een andere plaats gaat werken. Voor geriatrie zijn er nog altijd tekorten in woonzorgcentra en op geriatrische afdelingen van ziekenhuizen. Blijkbaar heeft dat systeem wat dat betreft nog niet echt zichtbare resultaten opgeleverd. Zo kan ik u nog een aantal beschouwingen meegeven.
Vanuit het standpunt van de werkgever en wat de collegialiteit op de werkvloer betreft, zijn er toch voldoende signalen dat het niet zo’n evident systeem is. Ondertussen is het debat over de verpleegkundige opleiding volop bezig. Er zijn allerlei vragen over het verlengen van de bachelor tot vier jaar en de positionering van het hoger beroepsonderwijs 5 (hbo5). In die zin waren we van mening dat we op dit ogenblik moeten bekijken hoe we onze middelen prioritair inzetten. In diverse sectoren is er uiteraard vraag naar nog beter opgeleide verpleegkundigen en een eerlijke verdeling van de middelen.
De verpleegkundigen van hun kant bepleiten natuurlijk groeikansen tijdens de loopbaan om niet helemaal te verzanden in een vlakke loopbaan. Dat is natuurlijk begrijpelijk.
Naast het uitbouwen van de loopbanen voor verpleegkundigen is er ook nood om te investeren in bijkomend personeel in de ouderenzorg, gelet op de toenemende zorgzwaarte. Uit de begrotingsbesprekingen weet u dat mijn prioriteit op korte termijn ook daar ligt. Volgend jaar upgraden we de A- en O-profielen naar B en C. Ook gaan we in 2016 zo’n 470 à 475 – ik ken het cijfer niet uit het hoofd – bijkomende personeelsleden aannemen in onze residentiële ouderenzorg. Dat is toch een enorm groot aantal. Het is een bewuste keuze. Samen met u stellen wij vast dat de zorgzwaarte toeneemt en dat we daarop moeten durven inzetten.
Ik denk dat de uitbouw van de loopbanen van verpleegkundigen een debat is met veel stakeholders. Voor de duidelijkheid: de opschorting geldt alleen voor die verpleegkundigen die op het moment van de inwerkingtreding van de beslissing nog geen recht hadden op de premie voor de bijzondere beroepstitel of de bijzondere beroepsbekwaamheid. De procedures die de uitvoering moeten geven en die de verworven rechten moeten respecteren, zullen uiteraard moeten worden overlegd tussen de administratie en het RIZIV. De financiering van de premie voor verpleegkundigen in een woonzorgcentrum of in een categoraal ziekenhuis gebeurt op dit moment nog vanuit het RIZIV. Het gaat niet over de premie voor verpleegkundigen die werken in de algemene, universitaire en psychiatrische ziekenhuizen en categoriale ziekenhuizen die onder de federale overheid vallen. Ik merk dat daarover nogal wat verwarring heerst.
Er is nog geen definitieve beslissing. Ik sluit ook niet uit dat er nog aanpassingen gebeuren aan het ontwerp van het besluit en ondertussen vindt er inderdaad ook overleg plaats met de AUVB. Zowel wij als de AUVB zullen ook in de toekomst het overleg voeren over de positionering van de verpleegkundige professie in het toekomstig zorglandschap.
Over die principiële beslissing werd gecommuniceerd met de sector. Ik heb daarover een mededeling gedaan aan de AUVB. We hebben dat overleg met de vereniging gehad. Dat was positief en opbouwend. We hebben afspraken gemaakt over een verder intensief overleg over de krijtlijnen voor de positionering van het verpleegkundig beroep in het toekomstige zorglandschap. Ik heb aan de vereniging ook gesuggereerd om rond de krijtlijnen van de verpleegkundige professie toekomstgericht na te denken en voorstellen te doen, uiteraard in het goed begrip dat de Vlaamse Gemeenschap helemaal niet de enige overheid is die wat dat betreft verantwoordelijkheden of financieringsverantwoordelijkheden heeft.
Ik denk dat ik mag zeggen dat de suggestie om daarover wat fundamenteler en breder overleg te hebben, door de AUVB wordt opgenomen. Zij zijn bezig met het maken van een visietekst daarover, een document, waarin ze ook de afstemming met de andere gemeenschappen en het federale niveau zoeken. Daarop gaan we een beetje verder bouwen. Dat laatste is belangrijk, omdat ik me kan voorstellen dat vanuit de Algemene Unie dit nu niet een geïsoleerd gegeven is, maar zij dat plaatsen binnen de evolutie van de opleiding in het algemeen. In die zin zullen we zeker ook met onderwijs, dat daarin ook betrokken is, het gesprek verder moeten voeren.
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Ik hoop dat dit dan ook volgende maand in de interministeriële conferentie zal worden besproken. Minister, een goede communicatie is zo belangrijk in dit dossier om misverstanden te voorkomen. Er zijn in feite enorm veel verontruste verpleegkundigen. We zitten met een enorme vergrijzing. Het zal een grote uitdaging zijn om verpleegkundigen voor een woonzorgcentrum te vinden, want het is niet zo'n sexy afdeling om op te werken. Ik houd een beetje mijn hart vast om nog personeel te vinden dat in woonzorgcentra wil werken.
De heer Bertels heeft het woord.
Dank u wel, minister, maar u hebt een beetje de kar voor het paard gespannen. Het is natuurlijk juist dat u de discussie moet aangaan met betrekking tot de beroepsloopbaan voor verpleegkundigen samen met het debat over de opleiding van verpleegkundigen. Maar wat u gedaan hebt, met toch een negatieve weerslag – en de commotie daarover is u niet onbekend –, is dat u een maatregel hebt opgeschort zonder een alternatief vooraf te spiegelen, behalve het alternatief dat u zult overleggen. Niemand betwist dat overleg nodig is met betrekking tot de beroepsloopbaan van verpleegkundigen, met de verschillende stakeholders en de verschillende niveaus en bevoegdheden. Ondertussen hebt u wel een signaal aan de sector gegeven dat zij die een beroepstitel aan het verwerven waren of er uitzicht op zouden hebben, die premie niet meer zouden krijgen. Ze hebben dus als het ware het signaal gekregen dat ze niet meer naar Vlaamse zorginstellingen moeten gaan. U geeft een negatief signaal dat veel breder gaat – mevrouw Godderis heeft het ook gezegd – dan de potentiële verpleegkundigen met beroepstitels. Dat is een negatief signaal dat binnen de Vlaamse zorgsector is gegaan. Ik weet niet of het uw bedoeling is om een concurrentieel nadeel te organiseren voor onze Vlaamse zorgsectoren. Het ontgaat me gewoon. Ook al gaat het om een kleinere groep zoals u insinueert, de negatieve boodschap is veel ruimer gegaan dan u hier laat uitschijnen. Het overleg of de paniekbrief van de Algemene Unie van Verpleegkundigen heeft dat mijns inziens ook aangetoond.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Het attractiviteitsplan is opzijgeschoven zonder overleg. Er is daarna wel overleg geweest. Dat zou dan constructief zijn geweest. Des te beter, maar op zich is wat we hier zien, een plan dat niet perfect is. Niemand heeft ooit gezegd dat dat attractiviteitsplan niet beter kon, maar het is een akkoord waar lang over is gesproken. Er is lang voor gevochten om het beroep van verpleegkundige aantrekkelijk te maken. We kunnen niet zeggen dat we er vandaag geen nood meer aan hebben om de functie van verpleegkundige aantrekkelijker te maken. Het opzijschuiven zonder een alternatief in de plaats te zetten, is heel jammer, heel betreurenswaardig.
U zegt dat we moeten kijken hoe we de middelen juist inzetten. Dat is eigenlijk een manier om middelen te besparen en op een andere manier uit te geven, onder meer door extra personeel in te zetten. Dat kunnen allemaal keuzes zijn, maar die keuzes maak je dan met een sector en in overleg. Het gaan besparen op de attractiviteit van een beroep is nooit het juiste signaal als je in dergelijke tekorten zit en in dergelijke zaken.
U zegt dat u het ook wou doen om een aantal ongelijkheden weg te werken tussen diensten enzovoort. Als u iedereen naar beneden afvlakt, gaat er niemand op vooruit. Als u voor iedereen die een premie heeft de premie afschaft, dan is dat niet de manier waarop je tot gelijkheid moet en tot een compromis kunt komen.
Ik ben benieuwd welk alternatief er op tafel komt. Dit alternatief moet overeenstemmen met de plannen van de andere regeringen in dit land. Het traject dat we hier hebben gezien, minister, zijn we niet van u gewoon. We zijn het van u niet gewoon dat u zonder overleg maatregelen neemt. Integendeel. Meestal laat u eerst alles in de sector aan bod komen. Soms duurt het heel lang vooraleer u politiek ingrijpt. U moet het recht van de sterkste niet laten spelen tot op het einde. U moet een politieke keuze maken. Maar hier doet u opeens het omgekeerde. Dat zijn we niet van u gewoon. Ik hoop dat dit niet zal worden herhaald.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Er heerst een grote ongerustheid op de werkvloer. Men spreekt mij daar zeer geregeld over aan. Er wordt mij gemeld dat een aantal mensen grote uitgaven hebben gedaan om die bijzondere beroepsbekwaamheid te verwerven. Nu stellen zij vast dat zij daarvoor niet worden gehonoreerd. Die mensen verdienen duidelijkheid. Het is niet de bedoeling dat we verpleegkundigen demotiveren aangezien we hen toch zeer hard nodig hebben.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, het feit dat we een systeem even on hold zetten, heeft te maken met beschouwingen die ik al in antwoorden op vorige vragen heb gemaakt. Als wij op dit moment moeten kiezen wat in de woonzorgcentra, bekeken vanuit het perspectief zorg, het grootste issue is, dan is dat volgens mij zonder enige twijfel de zorgzwaarte. We moeten ervoor opletten dat we de prioriteiten voor de financiering daarin juist bepalen. In 2016 willen we echt wel een serieuze stap zetten in het verbeteren van de personeelseffectieven en de zorgomkadering in onze residentiële ouderenzorg. Ik heb goed geluisterd op het terrein. Daarom denk ik dat dit voor velen het punt is. De zorgzwaarte neemt toe. We moeten ervoor zorgen dat de bestaffing in de zorgequipe navenant kan evolueren.
Als we dan een budgettaire ruimte maken door een aantal technieken te gebruiken die ertoe gaan leiden dat we ongeveer – dat is niet zo gemakkelijk te becijferen – 470 bijkomende voltijds equivalenten zullen kunnen inzetten zonder dat er bijkomende capaciteit of aanbod is, dan is dat om die zorgzwaarte beter te kunnen honoreren. Dat is een vraag die zeer uitdrukkelijk vanuit het werkveld naar voren kwam.
Op dit ogenblik is er een debat over de vraag hoe de verpleegkundigenopleiding zich de volgende jaren zal organiseren. Natuurlijk heeft dat systeem zijn verdienste. Het is ontsproten vanuit de ambitie om ook in een vlakke loopbaan wat reliëf te kunnen aanbrengen. Dat is op zichzelf een heel begrijpelijke ambitie. Maar er zijn toch voldoende vragen over de consistentie van dat systeem. Als je nu op de korte termijn moet kijken, wat doe je dan het best? Het was onze inschatting dat we op dit moment beter resoluut inzetten op de zorgzwaarte en op het aantal fulltime equivalenten, en dat we, gelet op de evolutie die dat debat over de opleiding aan het krijgen is, even zouden moeten bekijken welke implicaties dat zal hebben. Uiteraard zullen we daarover met de sector verder overleggen.
We moeten nog de grote stappen zetten naar een nieuwe financiering van de residentiële ouderenzorg. Ook daar zal dat thema aan bod moeten komen. Op een bepaald moment moeten we ervoor zorgen dat het budgettair mogelijke op de juiste manier wordt geprioriteerd.
Naar mijn aanvoelen was dit het resultaat van behoorlijk wat overleg: dat we nu echt moeten inzetten op de financiering van de zorgzwaarte. Dat hebben we gedaan. Het is een schorsing. Dat wil zeggen dat we uiteraard het gesprek met de sector voeren. Dat zal in grote mate ook met de federale overheid moeten gebeuren. De oefening van de functieclassificatie en nog andere zaken liggen daar op tafel. We moeten het gesprek met de sector intens voeren, om te bekijken hoe we dit de volgende jaren gezamenlijk, met de overheden, kunnen aanpakken.
Onze inschatting is dat het systeem op dit moment niet heeft geleid tot een grote aantrekkelijkheid van het beroep van verpleegkundige in de residentiële ouderenzorg. Dat heb je ook op de geriatrische afdelingen in ziekenhuizen. Het is zeker niet zo dat die beroepstitel ertoe leidt dat men alleen in de residentiële ouderenzorg daarmee aan de slag kan. Dat is ook niet de juiste situatie.
We hebben aan de vereniging van algemeen verpleegkundigen aangeboden om de oefening ten gronde te maken. We zullen proberen ervoor te zorgen dat dit ook spoort met wat op het federale niveau aan de orde is. Ook daar zullen er wel een aantal initiatieven komen. Ik hoop uiteraard dat dit leidt tot een goed draagvlak, om te zien hoe we de aantrekkelijkheid van dit beroep de volgende jaren verder kunnen mee vorm geven.
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Minister, ik vraag u om ten aanzien van de verpleegkundigen die verontrust zijn duidelijk te communiceren.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, een duidelijke communicatie is natuurlijk belangrijk. Maar los daarvan denk ik dat u de ongerustheid in de sector niet mag minimaliseren. De psychologische impact van de eenzijdige maatregelen van de schorsing mag u niet minimaliseren. Die weegt echt wel door in de sector. Dat blijkt ook uit de vragen van mijn collega’s van de meerderheid. U hebt in plaats van een upscaling een downgrading gedaan, zonder overleg. Onderschat daarvan de impact niet.
Minister, ik ben het met u eens dat we absoluut iets moeten doen aan de zorgzwaarte in de residentiële ouderenzorg. Maar dat is geen of-ofverhaal. Dat mag niet gebeuren ten koste van andere verpleegkundigen. Minister, het is een puur politieke keuze waar u de middelen wilt halen. U moet de middelen elders zoeken, niet op de kap van verpleegkundigen die een beroepstitel in zicht hadden, waar u nu op bespaart, zogezegd om de zorgzwaarte te verlichten in de woonzorgcentra. Minister, dat of-ofverhaal had ik van u niet verwacht.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.