Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over meerdere adopties in eenzelfde gezin
Vraag om uitleg over de aanhoudende problemen bij interlandelijke adoptie
Vraag om uitleg over interlandelijke adoptiekanalen in de Verenigde Staten
Vraag om uitleg over interlandelijke adoptie in 2015 en de problemen met betrekking tot de adoptiekanalen in Oeganda en Ethiopië
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, minister, mijn eerste vraag dateert al van 9 december. Sindsdien zijn er feiten bij gekomen waardoor ik extra vragen heb ingediend.
Eind vorig jaar zijn er een aantal dingen fout gelopen met adopties vanuit Marokko. Er zijn u ook al vragen gesteld over adopties uit Oeganda. Volgens de Federale Centrale Autoriteit (FCA) zou er sprake zijn van kinderhandel, iets wat het Vlaams Centrum voor Adoptie (VCA), de Vlaamse centrale autoriteit, betwist. Er loopt nu een gerechtelijk onderzoek. Het resultaat is dat dit kanaal opgeschort is en dat kinderen die al toegewezen werden aan ouders, momenteel in onzekerheid zitten.
In december hadden een aantal kandidaat-adoptieouders die wilden adopteren uit Ethiopië, een gelijkaardig probleem. Achttien ouders hebben een kind toegewezen gekregen, maar ze mogen niet vertrekken omdat ook voor Ethiopië het kanaal geschorst werd. De aanleiding zou een adoptie zijn van eerder in 2015 waarbij achteraf bleek dat de overleden vader springlevend was. Kind en Gezin spreekt van onduidelijkheden en onregelmatigheden over het statuut van het kind en of ouders volledig geïnformeerd en uit vrije wil hun kind hebben afgestaan.
Dan is er de problematiek van een adoptie uit Colombia die helemaal fout is gelopen waardoor ook dat kanaal werd geschorst.
De kinderen die in Ethiopië in aanmerking komen voor adoptie en reeds zijn toegewezen aan kandidaat-adoptieouders in Vlaanderen, moeten terwijl het onderzoek loopt, langer in hun voorziening verblijven. De onderzoeken hebben ook andere implicaties. Aangezien een groot aantal adopties niet kunnen worden afgerond, heeft dit ook een impact op de eventuele financiële leefbaarheid van de Vlaamse adoptieagentschappen en op het kostenplaatje van de kandidaat-adoptanten.
Het kanaal Colombia is dus stopgezet. Een gezin dat op de wachtlijst stond voor Colombia, betaalde het betrokken adoptieagentschap 6671,6 euro, een bedrag waarin onder andere tweemaal projectsteun zat. Het agentschap heeft hun daarvan 66,88 euro terugbetaald na de schorsing van het kanaal. Ze zijn van agentschap veranderd en staan nu op de wachtlijst voor Ethiopië. Daar hebben ze ondertussen 21.763,14 euro betaald, maar ook dat kanaal is dus voorlopig opgeschort. Niemand heeft de betrokken kandidaat-adoptieouders op de hoogte gesteld dat het dossiernummer dat ze via hun adoptieagentschap hadden bekomen voor Colombia, ook hadden kunnen gebruiken om zelfstandig te adopteren vanuit dat land.
Minister, wat is de exacte reden dat het adoptiekanaal van Ethiopië naar Vlaanderen is geschorst? Wat is de status van de kinderen waarover eventueel onvolledige informatie is verstrekt en er twijfels zijn of de ouders wel correct en uit vrije wil het kind afstaan? Er is een week verlopen tussen de beslissing om het adoptiekanaal te schorsen en het inlichten van de kandidaat-adoptieouders. Hoe komt dat? Wat met de kosten die de kandidaat-adoptieouders gemaakt hebben om af te reizen en dat door een schorsing niet kunnen doen? Waar zit de fout? Is het kanaalonderzoek onvoldoende grondig gebeurd? Is er iets misgegaan bij de adoptieagentschappen, bij het overzicht door het VCA of in de relatie met de FCA? Ondertussen is de Commissie voor Opvolging en Overleg samengekomen. In de schriftelijke voorbereiding had ik daarover een vraag, maar die is ondertussen beantwoord.
Wat is de stand van zaken van de onderzoeken die het VCA voert naar de Ethiopische adoptiedossiers? Hoeveel mensen staan er op de prewachtlijst Oeganda en Ethiopië? Wordt een herplaatsing overwogen en hoe zou dit in zijn werk gaan? Wat met de extra kosten voor een langer verblijf van de kinderen in een voorziening? Wie draagt de kosten voor de eventuele extra onderzoeken in de toekomst? Is er een impact merkbaar op de financiering van de interlandelijke adoptieagentschappen in Vlaanderen? Worden ouders vergoed indien hun adoptie niet kan plaatsvinden? De projectsteun moet binnen een afgesproken termijn betaald worden aan Ethiopië. Indien deze niet tijdig wordt betaald, kan de samenwerking eenzijdig worden stopgezet door Ethiopië. Wordt die projectsteun momenteel nog betaald? Is daar een gevaar? Wie zal de kosten voor de blijvende projectsteun op zich nemen? Wat is er misgelopen met het kanaal Colombia? Loopt daar een onderzoek? Kunnen kandidaat-adoptieouders die moeten switchen van land, hun wachtanciënniteit behouden?
Waar ligt de verantwoordelijkheid als een dossier een onregelmatigheid bevat? Is dat het VCA of het betrokken agentschap? Waar kunnen ouders terecht met hun klachten?
Ik zal hier mijn derde vraag aan toevoegen. Het onderwerp is in het nieuws geweest. De vraag om uitleg was geagendeerd voor vorige week dinsdag; intussen is er een beslissing gevallen over adopties vanuit de Verenigde Staten.
Tot op vandaag is er slechts één holebikoppel bekend dat goedkeuring kreeg om een kind uit de Verenigde Staten te adopteren. Er wordt gewerkt aan samenwerking met de Verenigde Staten, er zijn heel wat kinderen in nood. SOS Kinderdorpen schat dat meer dan 120.000 Amerikaanse kinderen wezen zijn. Uiteraard is extra mogelijkheid voor adoptie door holebikoppels vanuit de Verenigde Staten wel een optie.
Begin 2015 werd een kanaalonderzoek voor een zelfstandige adoptie uit de VS goedgekeurd via een adoptiedienst uit Illinois. Ook adoptiedienst Het Kleine Mirakel diende eind 2014 een voorstel in van kanaalonderzoek voor samenwerking in de Verenigde Staten, namelijk met New York.
Het is echter de bevoegdheid van de FCA om de buitenlandse adoptieaktes te erkennen. Vorige week zagen we in het nieuws dat de erkenning door de FCA er zou komen. Dat verliep in het verleden veel stroever.
Hoe komt het dat de FCA nu wel bereid is om adopties vanuit de Verenigde Staten toe te staan? Wat is er veranderd? Wat heeft hen daarvan overtuigd?
Hoe zit het met het kanaal Illinois?
Ik stel voor dat ik mijn vraag over binnenlandse adoptie straks stel.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
De interlandelijke adoptie is de laatste weken niet uit het nieuws geweest, onder meer door problemen met de kanalen van Oeganda en Ethiopië. In de plenaire vergadering werden daar ook al vragen over gesteld. Onze fractie heeft een conceptnota geschreven die we hopelijk volgende week kunnen toelichten. Ik weet dat onze agenda al redelijk vol zit, maar ik hoop dat we op relatief korte termijn hoorzittingen kunnen organiseren zodat we verder werk kunnen maken van een aangepaste regelgeving rond interlandelijke adoptie. Uit alle conclusies blijkt dat goede regelgeving moet zorgen voor korte en heldere procedures. Wie begint aan een adoptie, moet zekerheid krijgen en weten wat hij mag verwachten en aan welke kostprijs.
Uit de berichtgeving bleek vorige week een stijging van het aantal adopties in 2015. Jaar na jaar – sinds 2009 – al daalt het aantal interlandelijke adopties. In 2009 werden in Vlaanderen 244 kinderen geadopteerd vanuit het buitenland. In 2012 was dat aantal gehalveerd tot 122, en in 2014 nog eens tot 61 kinderen.
Vorige week gaf het VCA de cijfers voor het jaar 2015 vrij. Daaruit blijkt dat er voor het eerst sinds 2009 een stijging van 61 naar 71. Goed nieuws, maar ik had daar vragen bij. De meeste kinderen kwamen juist uit Oeganda, Ethiopië en Polen, respectievelijk 18, 11 en 10. Aan het einde van vorig jaar werden twee van die adoptiekanalen echter opgeschort, tijdelijk of gedeeltelijk.
Kandidaat-adoptanten moeten natuurlijk zo snel mogelijk zekerheid krijgen. Vandaar mijn vragen, minister.
Hoeveel van de 71 adoptiekinderen die in 2015 naar Vlaanderen kwamen, werden intussen erkend? Hoeveel nog niet?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de dossiers vanuit Oeganda? Op welke manier kunnen de mensen die een kindje vanuit Oeganda adopteerden of al kregen toegewezen, zekerheid bekomen? Welk tijdsperspectief ziet u ter zake?
In antwoord op mijn vraag om uitleg van 13 januari 2015 bevestigde u dat er de voorbije jaren procentueel meer kinderen ouder dan 6 jaar werden geadopteerd. Dat vraagt voor de adoptieouders specifieke voorbereiding en ondersteuning.
Kunt u de leeftijd van de 71 kinderen die in 2015 naar Vlaanderen kwamen, specifiëren? Hoeveel van hen zijn specialneedskinderen?
Voor hoeveel van de geschorste dossiers uit Ethiopië werd intussen de individuele dossiercontrole beëindigd? Hoeveel adopties konden of kunnen worden voortgezet? Op welke termijn zullen alle controles zijn uitgevoerd? Op welke manier zult u uit de individuele controles algemene conclusies trekken met betrekking tot de kanalen uit Ethiopië? Zullen ze definitief worden opgeschort of terug worden vrijgegeven? Goede informatie – zowel collectief als individueel – naar de kandidaat-adoptanten is natuurlijk essentieel.
De heer Parys had ook vragen over de projectsteun. Dat is inderdaad iets waar kandidaat-adoptanten belangrijke bedragen aan spenderen. Ik heb al langer voorgesteld om hier een oplossing voor te zoeken via een collectief fonds zodat de individuele toewijzing niet meer afhangt van de individuele projectsteun. Men doet wel alle mogelijke moeite, maar er bestaat nooit 100 procent zekerheid over de bestemming van die projectsteun.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, gelet op de verschillende vragen, denk ik dat we best eerst ingaan op de verschillende adoptiekanalen, Ethiopië, Columbia, de Verenigde Staten, daarna op de situatie met betrekking tot Oeganda en Ethiopië en op de projectsteun. Daarnaast zijn er ook vragen over de samenwerking met de FCA en de interlandelijke adoptie. We eindigen met de vragen met de cijfers over meerdere adopties in eenzelfde gezin.
Eerst iets over de eerste vragen van de heer Parys. Ik wil toch wel uitdrukkelijk zeggen dat ik uiteraard mijn begrip wil uitdrukken voor de moeilijke situaties waarin de kandidaat-adoptanten zich bevinden. Ik begrijp heel goed hun frustratie, in sommige momenten misschien ook zelfs hun wanhoop, als ze zien wat er allemaal gebeurt in de procedures waarin zij toch heel erg zelf hebben geïnvesteerd.
Wat Ethiopië betreft is de reden voor de schorsingsbeslissing niet terug te brengen tot het dossier van één enkel adoptiekind. De werking in Ethiopië wordt al langer nauwgezet opgevolgd en het VCA wisselt informatie uit met andere ontvangende landen over het adoptiekanaal in Ethiopië en overlegt regelmatig met collega’s, zowel bilateraal als multilateraal. Tot zeer recent waren er, voor alle duidelijkheid, geen aanwijzingen dat de werking niet langer voldoende garanties zou bieden. De adoptiedienst werd nauw betrokken bij de evaluatie en de opvolging. Kandidaat-adoptieouders werden daarover geïnformeerd, onder meer via de website van Kind en Gezin. De concrete aanleiding voor het nemen van de schorsingsbeslissing volgt uit een samenloop van een aantal elementen. Ik noem er een viertal. Ten eerste, een paar kindvoorstellen waarbij het VCA bezorgdheden had over de leeftijd van het kind en onzorgvuldigheden van de data waardoor het moeilijk is om vast te stellen of de verschillende stappen in het adoptieproces correct verlopen zijn. Ten tweede, een kindvoorstel waarbij het VCA vragen heeft over de adoptiviteit van het kind. De biologische moeder werd tijdelijk uit de ouderlijke macht ontzet, maar voor het verstrijken van die termijn wordt het kind toch voorgesteld voor interlandelijke adoptie. Dat is minstens strijdig met het Belgisch recht. Ten derde, een goedgekeurd kindvoorstel, waarbij in de loop van de procedure de geboortemoeder haar toestemming intrekt, en later wordt gevraagd of dat kind niet opnieuw kan worden voorgesteld via een verlatenverklaring. In die casus weet het VCA met zekerheid dat de geboortemoeder niet akkoord gaat, en dat kan natuurlijk niet. Het baart het VCA grote zorgen dat dit als reële mogelijkheid wordt gezien. Hierbij rijst de vraag of de Ethiopische autoriteiten en partners de regelgeving correct en ethisch correct toepassen. Voor alle duidelijkheid: voorgaande kinddossiers werden niet behouden. Tot slot was er een adoptie waarbij de biologische moeder vooraf aangaf dat de vader overleden is maar achteraf terugkwam op haar verklaringen in het kinddossier. Ze geeft ook aan dat er gevraagd werd om te liegen, bijvoorbeeld over de leeftijd van het kind. Hierdoor rijzen vragen over de wijze waarop het vooronderzoek verloopt, met andere woorden, of de lokale overheden alle feiten ook effectief toetsen en kunnen toetsen aan de realiteit.
Door de samenloop van deze elementen is er twijfel ontstaan over het verloop van de adoptieprocedures in Ethiopië. Daarbij gaat het enerzijds over de vraag of de wetgeving juist of ethisch correct wordt toegepast door de lokale autoriteiten, maar ook over de vraag of wat in het kinddossier staat vermeld over de achtergrond van het kind, steeds overeenstemt met de realiteit.
Het VCA heeft dan ook de correcte beslissing genomen om alle nog lopende dossiers door een externe onderzoeker die ook in opdracht van de Nederlandse centrale autoriteit en International Social Service werkte, te laten onderzoeken. In het belang van het kind en de kandidaat-adoptieouders mogen we niet de geringste twijfel laten bestaan.
Het is belangrijk om te benadrukken dat het gaat om problemen die het niveau van de werking van de individuele adoptiediensten overstijgen. Het gaat over de procedurestappen die moeten worden gevolgd, waarbij de lokale autoriteiten normaliter garanties bieden. Op dit moment is er twijfel ontstaan of we op basis van de huidige dossiersamenstelling voldoende garanties hebben over de herkomst van de kinderen. Het VCA heeft de Ethiopische centrale autoriteit gecontacteerd over de punten waarover twijfel is gerezen en de verdere aanpak en heeft het overleg met de adoptiediensten opgestart. Er werden ondertussen vijf onderzoeken afgerond. Er werden geen grote onregelmatigheden vastgesteld en de vijf adopties konden voortgezet worden; drie families zijn inmiddels al voor de rechtbank in Ethiopië verschenen. Momenteel worden de zeven volgende dossiers onderzocht. Het VCA hoopt de resultaten van deze onderzoeken tegen eind januari in haar bezit te hebben. Op dat ogenblik zal beslist worden of er nieuwe kinddossiers kunnen worden samengesteld. Pas na afronding van alle onderzoeken zal beslist worden of ook de toekomstige dossiers extra onderzoek nodig hebben. De resultaten van de onderzoeken zullen bepalen hoe er algemene conclusies kunnen worden getrokken.
Vooraleer een beslissing tot opschorting van een adoptiekanaal wordt genomen, moeten er een aantal stappen worden gezet. Op 27 november leidde dat tot de gekende beslissing van het team van het Vlaams Centrum voor Adoptie dat de verschillende adoptiekanalen opvolgt. In de week die daarop volgde, werd overleg gepland met de adoptiediensten, evenals overleg met de Federale Centrale Autoriteit. Het VCA is dan ook onmiddellijk gestart met het inwinnen van informatie over de mogelijkheid om een extern onderzoek te voeren. Zodra alle elementen voorhanden waren en het volledige plan van aanpak in grote lijnen haalbaar en bekend was, werden de kandidaat-adoptanten ingelicht. De families die op vertrekken stonden, werden als eerste ingelicht. We hebben er uiteraard begrip voor dat de kandidaat-adoptanten het er moeilijk mee hebben dat zij zo kort voor vertrek vernemen dat er mogelijk problemen zijn, de afreis moeten uitstellen en hierop zeer emotioneel reageren. We moeten in een situatie als deze, in het belang van het kind en de kandidaat-adoptieouders, echter zeer zorgvuldig elke mogelijke twijfel in de dossiers onderzoeken, ongeacht de stand van de procedure waarin het adoptiedossier zich momenteel bevindt.
De kosten verbonden aan het onderzoek van de kinddossiers, worden gedragen door het Vlaams Centrum voor Adoptie. De extra kosten voor langer verblijf voor de kinderen die al zijn toegewezen, vallen ten laste van de kandidaat-adoptieouders. Voor de kinderen die nog niet zijn toegewezen, maar waarvan wel al een dossier wordt voorbereid, werden de kosten tot nog toe gedragen door de adoptiediensten. De terugbetaling van reeds betaalde kosten indien een adoptie niet wordt gerealiseerd, wordt geregeld door de overeenkomst tussen de kandidaat-adoptieouders en de adoptiedienst en is afhankelijk van het stadium waarin de adoptieprocedure zich bevindt.
Of de regeling met betrekking tot de kosten ook in de toekomst zo zal blijven, zal afhangen van de beslissing van de raden van bestuur van de verschillende adoptiediensten. Het is nog niet bekend of er extra onderzoek nodig zal zijn in de toekomstige dossiers. Dit zal afhangen van de resultaten van de lopende onderzoeken. Op dat ogenblik zal ook beslist worden wie de kosten van het extra onderzoek op zich zal nemen. Tijdens de loop van de procedure, ook als deze verlengd wordt, blijven de kinderen in de opvangcentra.
De kosten voor de projectsteun worden verder opgenomen door de adoptiediensten met de bijdragen die de adoptieouders hiervoor betaalden. Deze situatie is niet anders dan voorheen.
De samenwerking in Ethiopië werd opgestart vooraleer regels over het goedkeuren van een kanaal werden aangepast met het decreet over de interlandelijke adoptie van 2012. Dit neemt niet weg dat dit kanaal minstens op jaarlijkse basis werd geëvalueerd en de laatste jaren, mits extern onderzoek, werd bijgesteld zodat steeds voldoende garanties konden worden geboden.
Recent, in 2013, werd een onderzoek gevoerd door de International Social Service (ISS) en was er de missie van het Vlaams Centrum voor Adoptie in 2014 waarbij elke partner van de adoptiediensten werd bezocht. Na het onderzoek van ISS werden er met de adoptiediensten afspraken gemaakt over de samenstelling van de kinddossiers. Er is vastgelegd welke documenten minimaal aanwezig moeten zijn om de correctheid van de gevolgde procedure te kunnen controleren.
Tot voor kort werd er door het VCA geen melding gemaakt van ernstige problemen. Wel was er al langer sprake van administratieve slordigheden in de dossiers of onvolledige informatie, die verklaard konden worden door onder meer het gebruik van een andere kalender, het ontbreken van systematische geboorteregistratie, beperkte middelen om het vooronderzoek te voeren met inbegrip van een lage alfabetiseringsgraad. Het ging echter steeds om elementen die geen invloed hadden op de ‘adoptabiliteit’ van de kinderen.
Het openhouden van een kanaal is voor een stuk gebaseerd op vertrouwen en de kwaliteitsvolle werking van de lokale overheden en de lokale partners. We moeten ervan uit kunnen gaan dat de documenten in het kinddossier de realiteit weergeven. Dit vertrouwen wordt nu in vraag gesteld door zaken die we zeer recent aantroffen in dossiers, vandaar dat we de kinddossiers nu extern laten onderzoeken. Indien de uitkomst van dit onderzoek positief is, heeft het VCA de bevestiging dat het vertrouwen, dat er steeds, met de nodige controles, geweest is in de werking in Ethiopië, ook gegrond is.
De adoptiedienst is in eerste instantie verantwoordelijk om volledige en correcte kinddossiers voor te leggen aan het VCA. Het VCA doet een controle naar adopteerbaarheid en subsidiariteit en naar conformiteit met het goedgekeurde kanaal.
Als ouders klachten hebben over de werking van de adoptiedienst, dan kunnen zij in eerste instantie terecht bij de raad van bestuur van de betrokken adoptiedienst. Daarnaast kunnen zij ook altijd terecht bij de klachtendienst van Kind en Gezin.
Kandidaat-adoptieouders wier kindje is aangekomen met het oog op adoptie, zullen pas zekerheid krijgen na uitspraak van de familierechtbank. Voor de kinderen die in 2015 aangekomen zijn, zijn de procedures bij de Belgische familierechtbanken nog lopende. Voor enkele dossiers is binnenkort een zitting gepland. Het is evenwel nog niet duidelijk of de familierechtbanken op dat ogenblik uitspraak zullen doen. Momenteel voert het parket van Turnhout een overkoepelend onderzoek naar de adopties uit Oeganda. Het betreft hier een vooronderzoek, geen gerechtelijk onderzoek. Het advies zal bezorgd worden aan de betrokken familierechtbanken.
Het Vlaams Centrum voor Adoptie heeft elk van de betrokken rechtbanken, alsook het parket van Turnhout alle nuttige informatie bezorgd over het kanaal in Oeganda. Het is moeilijk te voorspellen wanneer dit probleem opgelost zal geraken: qua termijn zijn we volledig afhankelijk van de Belgische rechtbanken.
Het VCA heeft geen zicht op het aantal mensen dat op prewachtlijsten staat bij de verschillende adoptiediensten. Het gaat hier om interesselijsten, en kandidaten kunnen zich op verschillende lijsten tegelijk laten zetten. Iedere kandidaat-adoptieouder kan dus zelf beslissen om op verschillende prewachtlijsten te gaan staan of om te veranderen van prewachtlijst. Er werden de afgelopen jaren door de adoptiediensten sowieso al zeer weinig nieuwe contracten afgesloten voor Ethiopië.
Kandidaat-adoptieouders die noodgedwongen moeten switchen van land door bijvoorbeeld een stopzetting, kunnen hun wachtanciënniteit niet behouden omdat er niet gewerkt wordt met één centrale wachtlijst voor alle interlandelijke adopties. De meeste herkomstlanden hebben immers hun eigen wachtlijst(en), waarbij de Belgische kandidaten inschuiven in het geheel, in volgorde van aanmelding en/of kindprofiel.
Het probleem in de samenwerking met Colombia was dat het openhouden van dit kanaal voor de adoptiedienst een hoge administratieve en financiële kost meebracht en dat het kindprofiel van de weinige kinderen die nog voor adoptie voorgesteld werden, niet overeenkwam met de kindprofielen die kandidaat-adoptanten vooropstelden. Om deze reden vroeg de adoptiedienst eind 2014 geen verlenging meer van zijn accreditatie in Colombia. De samenwerking in Colombia werd gekenmerkt door een aantal strikte administratieve vereisten, zoals het tweejaarlijks actualiseren van de gezinsstudie. Daaraan waren telkens heel wat kosten verbonden, onder meer voor legalisatie en vertaling. Deze dienden betaald te worden aan de contactpersoon, maar kandidaat-adoptanten klaagden over het gebrek aan transparantie rond de financiën.
Ook rond het profiel van de kinderen die in aanmerking kwamen voor interlandelijke adoptie, rezen problemen. De adoptiedienst toetste kindvoorstellen af bij kandidaat-ouders die niet overeenstemden met het profiel dat de betrokken familie vooropstelde, maar waarvan ze vermoedden dat ze deze kinderen misschien toch ook zouden kunnen opnemen. Het VCA vindt dat deze werkwijze in bepaalde gevallen verantwoord kan zijn, maar altijd met de grootste omzichtigheid moet worden toegepast. Het deelde deze bezorgdheid mee aan de adoptiedienst en legde voorwaarden op waarbinnen de werkwijze toelaatbaar is. Zo mogen door de adoptiedienst geen kindvoorstellen of prospecties worden gedaan bij kandidaat-adoptanten die geen gesprek hebben gehad over hun kindprofiel.
Daarnaast werd het kanaal Oeganda geschorst naar aanleiding van een brief van de FCA aan de parketten, waarin de FCA haar bezorgdheid uitte over het verloop. De FCA komt in deze procedures in principe niet tussen. Het betreft een herkomstland van waar de adoptie finaal in België plaatsvindt na een beslissing van legal guardianship met het oog op adoptie in België. De legal guardianship wordt uitgesproken in Oeganda. De FCA heeft geoordeeld dat zij haar bezorgdheden aan de parketten die een advies dienen te verstrekken in de individuele adoptiedossiers, moest overmaken. Dit kwam ter sprake op de commissie Opvolging. Wij vragen hierover uiteraard verdere afstemming en vroegen ook om voortaan op de hoogte te worden gebracht van dergelijke bedenkingen, teneinde er samen een oplossing voor te zoeken.
Er was een vraag over de stand van zaken in verband met de Verenigde Staten. Het kanaal voor zelfstandige adoptie uit Illinois werd door het VCA goedgekeurd op 23 januari 2015. Daarnaast liep er ook nog het kanaalonderzoek dat werd ingediend door de adoptiedienst Het Kleine Mirakel met New York. Dit adoptiekanaal werd op 15 januari 2016 goedgekeurd. Het VCA heeft een grondig onderzoek gevoerd en afdoende waarborgen ingebouwd zodat adopties voldoen aan het Haags Adoptieverdrag en de Belgische regelgeving. Het duurde dan ook enige tijd vooraleer het dossier volledig was. Zoals afgesproken op de Commissie voor Overleg en Opvolging hebben we het kanaalonderzoek toegelicht en besproken met de FCA, waarna zij een gunstig advies heeft verleend. Ondanks de recente commotie verheugen we er ons over dat de diensten in dit dossier op een constructieve manier samenwerken, en we zullen dat ongetwijfeld in de toekomst continueren.
Ik geef nog wat informatie over het adoptiekanaal. De samenwerking in de staat New York loopt via een adoptiedienst erkend voor outgoing adopties. Deze adoptiedienst werkt samen met één lokale adoptiedienst in de staat New York die bemiddelt voor kinderen die kort na de geboorte door hun biologische ouders worden afgestaan. Er wordt over gewaakt dat de biologische moeder de ruimst mogelijke bedenktijd heeft tot één maand na de geboorte. Het zal meestal gaan om ouders in zeer precaire situaties die ook door de adoptiedienst begeleid worden. De biologische ouders kunnen aangeven aan welk profiel de kandidaat-adoptanten moeten voldoen. Er wordt dus gewerkt met intended matches. Er wordt dus niet gewerkt met een chronologisch wachtregister. De rechter waakt over de adopteerbaarheid van het kind volgens de principes van het Haags Adoptieverdrag. De kandidaat-adoptanten zullen ook zelf naar de VS moeten afreizen en persoonlijk voor de rechtbank verschijnen. De kandidaat-adoptanten staan in voor alle kosten voor de tussenkomst van de verschillende diensten, de begeleiding van de biologische ouders en de medische kosten, wat maakt dat de kosten voor het adoptiedossier niet gering zijn. De adoptiedienst kan nu starten met vijf proefdossiers.
Het onderwerp projectsteun wordt regelmatig besproken met andere centrale autoriteiten. In het kader van Ethiopië heeft het VCA samen met de Deense autoriteit een brief geschreven naar het bevoegde ministerie in Ethiopië om de bezorgdheden te uiten en voorstellen tot verbeteringen te doen. Daarnaast is er samen met verschillende autoriteiten informeel een gezamenlijk bedrag afgesproken voor projectsteun in Vietnam. Hier wordt per land verder op ingezet om tot meer gezamenlijke standpunten te komen met verschillende adoptieautoriteiten.
Het VCA heeft in december een overleg gehad met de federale administratie. Uiteraard was daar ook het kabinet van Justitie bij betrokken. Het volgende overleg is gepland voor maart 2016.
Door de huidige verdeling van de bevoegdheden in interlandelijke adoptie tussen de gemeenschappen en de federale overheid is de samenwerking een heel specifieke situatie. De gemeenschappen hebben alle bevoegdheden in het voortraject – de voorbereiding van kandidaat-adoptieouders, het kanaalonderzoek en de goedkeuring van de kinddossiers – en de nazorg. De federale overheid is bevoegd voor het bepalen van de voorwaarden en de procedure van adopties. Opdat een adoptieprocedure zonder problemen afgerond kan worden, is het essentieel dat beide instanties werken vanuit eenzelfde visie. Dergelijke goede samenwerking is slechts mogelijk mits voldoende afstemming en uitwisseling van informatie.
In samenwerkingen met herkomstlanden is dit niet altijd evident. Voor adopties uitgesproken in het buitenland, is het feit dat er nog een afweging gebeurt door de FCA op het einde van de procedure niet evident. Voor niet-Den Haag-landen is het zo dat artikel 365/1 van het Burgerlijk Wetboek voorziet in een aantal mogelijkheden om de erkenning van dergelijk dossier te weigeren. Een weigering kan slechts indien er zich ernstige omstandigheden hebben voorgedaan zoals bedrog en adoptie met het oog op het ontduiken van de nationaliteits- of vreemdelingenwet.
Voor landen die het Haagse verdrag ratificeerden, ligt dat anders. Voor deze adopties heeft het Burgerlijk Wetboek in artikel 364/1 opgenomen dat deze van rechtswege worden erkend. De erkenning dient, zoals het hele adoptieproces, te gebeuren in het hoger belang van het kind en met respect voor diens fundamentele rechten. Enkel indien er kennelijke strijdigheid is met de openbare orde, kan de erkenning worden geweigerd.
Voor de interlandelijke adoptie in België van een kind dat in het buitenland verblijft, komt de FCA niet tussen. Hier geldt enkel een mededelingsplicht van het VCA aan de FCA van de buitenlandse beslissingen op grond waarvan de overbrenging van het kind toegelaten wordt met het oog op adoptie in België.
De marginale toetsing die de FCA volgens de federale wetgeving behoudt, zorgt inderdaad voor onduidelijkheid. Zoals onlangs in de plenaire vergadering werd aangegeven, is de afspraak gemaakt op de Commissie voor Overleg en Opvolging dat wij gaan oplijsten welke punten, met respect voor ieders bevoegdheid, de samenwerking kunnen verduidelijken, welke punten het best veel concreter gearticuleerd worden, wat men van elkaar mag verwachten en waarin men elkaar zal respecteren. Het belang van het kind zal hierbij steeds centraal moeten staan. We zullen voorstellen hierover in een protocol proberen te gieten. Uiteraard is de centrale autoriteit van de Franse Gemeenschap hierbij betrokken. Deze zaken zullen worden besproken op de volgende Commissie voor Overleg en Opvolging.
Mevrouw Schryvers had een vraag over de 71 kinderen die in 2015 naar Vlaanderen kwamen. Van de 71 kinderen kwamen er 30 met het oog op adoptie naar België. Ze komen uit de Filipijnen, Thailand en Oeganda. Deze adopties worden dus niet (onmiddellijk) erkend. Bij de Filippijnen en Oeganda wordt de adoptie uitgesproken door een Belgische rechtbank en volgt er geen erkenning. Bij Thailand wordt de adoptie na de preadoptieve fase die tot een jaar kan duren, in Thailand uitgesproken waarna de erkenning kan gebeuren. Momenteel heeft het VCA nog geen cijfers over de uitspraken van deze adopties. In het jaarverslag van het VCA zal dit mee worden opgenomen.
Er kwamen in 2015 15 kinderen ouder dan 6 jaar aan. Gegevens over special needs zullen zoals andere jaren gecommuniceerd worden in het activiteitenverslag van het VCA. Deze gegevens zijn nog niet verwerkt.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de heel precieze antwoorden. Dat is heel belangrijk voor de ouders die meekijken of -luisteren om toch enige vorm van verheldering te krijgen.
Als het over Ethiopië gaat, is mijn grote vraag wat de toekomst is van dat land als adoptiekanaal. Ik heb u horen zeggen dat als de verschillende onderzoeken positief zijn, ons vertrouwen wordt bevestigd. Ik vind dat toch wat vreemd omdat er een adoptie is gebeurd waarbij de moeder had gezegd dat de vader overleden was terwijl dat achteraf niet bleek te kloppen. Uit uw contacten met andere landen die met Ethiopië te maken hebben op het vlak van adoptie, bleken er toch ook een aantal onregelmatigheden gebeurd te zijn. Wat is de toekomst van dat land als adoptiekanaal?
U hebt niet geantwoord op mijn vraag wat de status is van het adoptiekind waarvan de vader wel in leven blijkt te zijn. Ik had begrepen dat dit een kind was dat effectief in Vlaanderen was terechtgekomen. Wat nu voor de ouders en de betrokken jongere?
U zegt dat het gaat over het geld dat de ouders hebben betaald om een dienstverleningscontract af te sluiten met de verschillende adoptieagentschappen. Als ik het goed heb begrepen, moet de projectsteun nog betaald worden en zijn de kosten van een langer verblijf van een kind in een instelling in Ethiopië ten laste van de ouders. De agentschappen moeten zelf volgens het contract dat ze hebben afgesloten, zien hoe de rest wordt geregeld. U weet dat die agentschappen vandaag al op zwart zaad zitten. Wat betekent dit nu voor de financiering van die adoptieagentschappen in Vlaanderen? Mevrouw Schryvers heeft daarnet de cijfers aangehaald. Een heel aantal adopties heeft op zijn minst geen definitief beslag gekend en er staan belangrijke herkomstlanden on hold. Als het nu niet gebeurt maar pas binnen enkele maanden, dan zal de weerbots in de financiering van de adoptieagentschappen worden gevoeld. Hebt u enig idee hoe dit op korte termijn kan worden opgelost? Wat betekent dit voor de ouders op vlak van kosten? Als er geen adoptie mogelijk zou zijn omdat er in een van de tien dossiers die in onderzoek zijn, een onregelmatigheid wordt vastgesteld, wat betekent dit dan voor het bedrag dat de ouders al hebben betaald?
Uit contacten met vele adoptieouders in de voorbije weken merk ik dat ze zich echt geremd voelen om een klacht in te dienen bij de raad van bestuur van de adoptieorganisatie omdat ze er volledig afhankelijk van zijn om hun adoptie te kunnen laten doorgaan. Ze voelen er zich ongemakkelijk bij dat ze te biecht moeten gaan bij net die mensen van wie ze afhankelijk zijn voor hun adoptie. Hetzelfde verhaal is van toepassing op het Vlaams Centrum voor Adoptie en Kind en Gezin, die ook een heel belangrijke rol in het adoptieproces spelen. De ouders hebben schrik – ik hoop onterecht – om daar een boekje open te doen over dingen die misgaan, vanwege een eventuele subjectieve repercussie op hun dossier.
Wat is de stand van zaken in het vooronderzoek dat in Turnhout wordt gevoerd omtrent Oeganda? Loopt er met betrekking tot Colombia een onderzoek naar de klachten die ouders hebben gemeld aan het VCA? Wat de VS betreft, vind ik het een heel positieve evolutie. Ik hoop dat dit het begin is van een nieuwe wind die door de FCA waait.
Ik moet natuurlijk wel met enige verbazing vaststellen dat de FCA enige jaren geleden zelfs bereid was om naar het gerecht te stappen om een adoptie uit de Verenigde Staten tegen te houden, vooral om het subsidiariteitsprincipe. Nu gaat de FCA wel akkoord met een adoptie uit New York en keurde vorig jaar al een zelfstandige adoptie uit Illinois goed. Wat is daar gebeurd? Wat heeft tot de mindswitch van de FCA geleid? In de Verenigde Staten is de voorbije vijf jaar niets te gronde veranderd. Zitten er andere mensen bij de FCA die tot andere inzichten komen? Is het een voortschrijdend inzicht? Moeten we daar gewoon blij mee zijn?
Minister, wie is er nu eigenlijk verantwoordelijk voor fouten in een dossier? De ouders hebben een soort samenwerkingsovereenkomst met een adoptiedienst in Vlaanderen. Het VCA gaat na of het kanaalonderzoek goed is gebeurd; het adoptieagentschap heeft zijn procedures voor zijn werk. Als er iets fout loopt, waar kunnen we dan terecht? Hoe kunnen we dat in de toekomst vermijden?
We hadden het er in de plenaire vergadering al over, minister, de constellatie met de FCA is niet evident. Ik vind het goed dat de Commissie voor Opvolging en Overleg weer bijeenkomt. De volgende keer is in maart. Hebt u al geprobeerd om de link van de FCA of de portaalsite van Justitie aan te klikken? Dan krijgt u de melding: onbekende bestemming. Dat is zo’n beetje wat de ouders meemaken als ze zoeken naar communicatie met de FCA over hun interpretatie van de regels. Men komt terecht in een traject waarvan men de eindbestemming niet kent. De eerste stap is toch om burgers correct te informeren. Dat geldt ook voor binnenlandse adoptie, en daar gaat mijn volgende vraag over.
Op de portaalsite van Justitie staat een hoofdstuk over binnenlandse adoptie en daar vindt men twee adoptieagentschappen die niet meer bestaan in Vlaanderen. De Mutsaard is al een tijdje geleden samengegaan met Gewenst Kind in Het Adoptiehuis. De adoptiedienst van het stedelijk ziekenhuis Roeselare is ook niet meer actief. Dat is zeker een punt van goede communicatie naar kandidaat-adoptanten; het is een mogelijk onderwerp voor de volgende commissie.
In antwoord op mijn schriftelijke vraag van vorig jaar vermeldde u dat er opdracht werd gegeven tot een literatuuronderzoek om na te gaan of een algemene gerichte instroom van gezinnen die eerder adopteerden in het belang is van het adoptiekind en de kinderen al aanwezig in het gezin. Deze zou mee bepalen in welke mate deze kandidaten versneld zullen kunnen instromen of niet.
Kandidaat-adoptanten die een tweede of derde kind wilden adopteren, konden vooraan inschuiven. Dat wordt nu in twijfel getrokken, afhankelijk van de uitslag van het onderzoek zullen zij achteraan moeten aanschuiven. Aangezien de instroom van kandidaten zo groot is, zou een tweede adoptie in eenzelfde gezin bijna onmogelijk worden.
Hoe leest u de resultaten van de studie, minister? Ik heb ze zelf bekeken, en ik vind dat men er alle kanten mee uit kan. Dat is mijn interpretatie.
Welke invloed zal dit hebben op de adoptiepolitiek voor tweede en derde kinderen in eenzelfde gezin die u zult voeren? De regels voor het instroombeheer zullen in een uitvoeringsbesluit moeten komen.
Is het correct dat in de toekomst de algemene regel wordt dat kandidaat-adoptanten voor een tweede of derde kind opnieuw achteraan moeten aanschuiven op de wachtlijst? Dat zou dan niet gebeuren als er een zusje of broertje van een geadopteerd kind wordt geboren, of als het over een specialneedskindje gaat.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Intussen werd er al een bijkomende vraag gesteld, maar ik wil even terug naar de eerste reeks vragen en antwoorden.
Ik begrijp dat we het jaarverslag van het VCA moeten afwachten voor meer gegevens en aantallen. Pas over een hele tijd zal duidelijk worden of die 71 adoptiekinderen in 2015 allemaal erkend worden, wat we allemaal hopen, of dat er nog problemen zijn.
Het was voor alle betrokkenen schrikken toen het VCA eind november het kanaal van Ethiopië opschortte, na dat van Oeganda. Voor Ethiopië zijn er aanwijzingen dat niet alles correct vermeld werd in een dossier. We moeten daar met een andere bril naar kijken, wij leven immers in een land met een heel correcte geboorteregistratie. Het VCA heeft op een bepaald moment beslist dat de signalen om bijkomende controle vroegen.
Er zijn heel veel mensen betrokken bij interlandelijke adoptie. Zekerheid rond de adoptabiliteit van een kind is voor iedereen een belangrijk aspect.
Het heeft toen enkele dagen geduurd vooraleer iedereen daarover werd ingelicht. Dat komt ook omdat het VCA gelijke informatie wenste te geven aan alle kandidaat-adoptanten en riep hen daarvoor allemaal bijeen. Dat is natuurlijk een delicate situatie. Er zijn enkele dagen overgegaan, wat de onrust alleen maar deed toenemen. Dat was een algemene conclusie toen.
Voor mij is van groot belang dat er werk werd gemaakt van de aanstelling van een onafhankelijk onderzoeker. Twee, iedereen was toch een beetje bang dat de individuele controle van de dossiers heel wat tijd zou vragen, maar er werd alles aan gedaan om dat in zo kort mogelijke tijd te doen. De informatie werd individueel, dossier per dossier, vrijgegeven. Ik ben zeker tevreden, minister, dat er intussen al vijf onderzoeken helemaal afgerond zijn. Er zijn ook al drie families afgereisd naar Ethiopië en daar al voor de rechtbank verschenen. De volgende worden allemaal gepland vóór eind januari.
Het zal u niet verwonderen dat ik er durf op aan te dringen dat na de analyse van alle dossiers – zitten er fouten in of zijn ze helemaal in orde? – grondige conclusies worden getrokken, zodat de toekomstige toewijzingen gepaard gaan met zekerheid.
Inzake de projectsteun ben ik zeker tevreden met het initiatief van de FCA dat u vermeldt, om samen met andere centrale autoriteiten stappen te zetten naar bepaalde landen.
Met betrekking tot Ethiopië hoop ik dat er op korte termijn zekerheid komt. Met betrekking tot Oeganda heb ik begrepen dat u dat minder in de hand hebt. U kunt daar geen correct tijdstip op vastleggen. U bent afhankelijk van het oordeel van familierechtbanken en het vooronderzoek van het parket van Turnhout daaromtrent. Ik hoop samen met alle betrokken ouders dat dit zo snel mogelijk gebeurt.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Bedankt, minister, voor het overzicht per land. De situaties zijn verschillend per land. Wat de mensen verbindt, is de stopzetting van zo’n dossier. U hebt het zelf gezegd: dat zijn drama’s. Daar zitten families en kinderen achter. De impact daarvan is niet te onderschatten. Een correcte en goede evaluatie is belangrijk, er moeten goede onderzoeken worden gevoerd. Daar moet een gepaste reactie op volgen.
Ik heb nog een paar vragen. Voor het overleg met de FCA gaat u aan een protocol werken. Iedereen weet dat er al langer problemen zijn tussen de FCA en het VCA. Acht u het mogelijk dat het protocol er komt tegen het overleg van maart? Of zal dat langer duren? Zouden we dat dan kunnen afsluiten zodat duidelijk wordt dat dossiers niet zomaar geblokkeerd kunnen worden?
Kanaalonderzoeken moeten blijven gebeuren. De adoptiediensten die deze onderzoeken uitvoeren of zelf nieuwe kanalen opzetten, moeten de nodige ruggensteun krijgen. We horen wel berichten dat buitenlandse adoptie geen toekomst meer heeft, maar u zegt dat er nog wel degelijk een perspectief is. Er zijn nog tal van kinderen in de wereld op zoek naar een goed, warm nest, en adoptie kan daarvoor een antwoord bieden. Ziet u daar een evolutie in? Merkt u een toename van het aantal kanaalonderzoeken? Merkt u een verschil tussen de verschillende adoptiediensten? Of slagen ze er allemaal in om nieuwe kanalen aan te boren en te openen?
Het is positief in verband met de Verenigde Staten dat de eerder rigide interpretatie van het verdrag wordt losgelaten. Men moet natuurlijk altijd eerst nagaan of er een oplossing is in eigen land. Het is niet omdat er pleegzorg of adoptie bestaat dat ieder kind in dat land beschikbaar is voor pleegzorg of adoptie. Dan is een buitenlandse adoptie misschien een oplossing, daar moet men voor openstaan.
De meeste vragen zijn al gesteld, ik heb er nog één in verband met Ethiopië. Ouders die allang een afgesloten dossier hebben, bij wie de adoptie allang afgerond is, komen vaak nog met vragen over dossiers uit het verleden. Krijgt u dat signaal ook, dat die vragen toegenomen zijn, dat ouders en kinderen zekerheid willen? Wat zijn de mogelijkheden voor de ouders? Waar kunnen zij terecht met de vraag of bij hen alles correct is afgehandeld? Kan hun dossier nog worden gecontroleerd?
Voor Oeganda geldt een aparte procedure. U geeft daar geen waardeoordeel over. Zijn de verschillende procedures gewoon twee trajecten naast elkaar? Of hebt u vragen bij de adopties in Oeganda? Zijn er procedurele problemen? We moeten natuurlijk wel de specifieke pijnpunten in de dossiers wegwerken.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, de collega’s Parys en Schryvers hekelen hier uiteraard terecht de problemen met de diverse adoptiekanalen. Ook onze fractie maakt zich grote zorgen over die aanhoudende problemen bij interlandelijke adoptie. Het spreekt voor zich dat wij geen greep hebben op die herkomstlanden, maar twijfel over een bonafide aanpak kunnen we uiteraard niet negeren. We kunnen niet lijdzaam toekijken. Dat is nefast voor heel wat niveaus, en ook voor alle betrokkenen, voor de kandidaat-adoptieouders, voor het betrokken kind, maar ook voor de werking en de medewerkers van de federale en Vlaamse organen die die interlandelijke adoptie in goede banen moeten leiden. Ik ondersteun dus zeker ook de vraag naar een betere, eenvoudigere en meer transparante procedure, alsook naar een gedegen overleg tussen Vlaanderen en de federale overheid, om de neuzen ter zake in dezelfde richting te krijgen. Minister, dat laatste hebt u zelf aangehaald.
U maakte zelf gewag van heel emotionele situaties bij de kandidaat-adoptieouders, die niet mochten vertrekken naar het herkomstland. Wordt er in extra ondersteuning voorzien voor ouders die hun adoptie op de lange baan geschoven zien, of die zelfs volledig ongeldig zien worden? Ik heb het dan niet alleen over het praktische, maar ook over het emotionele, over psychologische begeleiding. Wordt vandaag ook op voorhand al voldoende voorbereid op die adopties, met de toch wel onzekere situaties in de genoemde landen?
Wat de bedragen voor projectsteun betreft, kan ik me niet van de indruk ontdoen dat we op een fijne lijn balanceren. Uiteraard kan ik best begrijpen dat er kosten worden gemaakt, dat er diensten moeten worden vergoed, maar wie bepaalt wanneer de grens van de redelijkheid is overschreden? Ik volg zeker mevrouw Schryvers als ze stelt dat we dit zeker verder moeten bekijken, dat het een aandachtspunt is.
De heer Parys wees erop dat bij een niet-tijdige betaling de samenwerking eenzijdig kan worden opgezegd door Ethiopië. Hoe begeleidt men bij het afsluiten van die overeenkomsten? Kan er geen contractuele bescherming worden afgesloten, zodat bij een stopzetting aan bepaalde voorwaarden moet worden voldaan, zodat er een bepaalde procedure moet worden gevolgd?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dat waren veel vragen, veel pertinente vragen ook. Wat de toekomst van het kanaal in Ethiopië betreft, als uit die casusgebonden onderzoeken zou blijken dat het vertrouwen in documenten enzovoort overeind blijft, dan lijkt het me duidelijk dat de optie van dat kanaal open blijft. Dan zal men ook blijven toetsen, zoals dat al gebeurt, aan de principes van het Haags Verdrag, maar dan zal het kanaal op zich niet worden afgebouwd of gesloten. Dat zal echter moeten blijken uit die onderzoeken. Het klopt dat Kind en Gezin eigenlijk zeer snel heeft gezocht naar een methode om dat zeer snel te kunnen aanpakken. Het heeft een beroep gedaan op iemand die ter plaatse was en ook al door Nederland en andere instanties was aangesproken. Die heeft de opdracht uitgevoerd, zodat er over de betrouwbaarheid van dat onderzoek ook weinig of geen discussie kan zijn. Ondertussen heeft Kind en Gezin ook gecommuniceerd ten behoeve van al die ouders. Daar hebben wij alleszins toch sterk op aangedrongen. Daarbij heeft Kind en Gezin ook geprobeerd een luisterend oor te zijn. Soms ging het inderdaad veeleer om het proberen begrip op te brengen voor de zorgen van de mensen dan om het echt kunnen geven van heel concrete antwoorden op de heel korte termijn. Dat men er echter in geslaagd is om snel te kunnen aangeven dat men de zaken kan deblokkeren, heeft, hoop ik, voor een aantal mensen toch wat troost gegeven, net als het vertrouwen dat men op dat vlak inderdaad alles doet.
Ik moet toch nog eens herhalen dat met het in uitvoering brengen van dat decreet uit de vorige legislatuur, onze Vlaamse centrale autoriteit en ons Vlaams beleid erop gericht zijn om het onderzoek naar en de ontwikkeling van nieuwe kanalen te ondersteunen. Dat is de wens geweest van het parlement. Ik meen dat het VCA probeert dat consciëntieus te doen, maar natuurlijk ook met alle risico’s van dien. Ik hoed me er nu een beetje voor om te zeggen wie er fout is, want als men alle mogelijke zekerheden met alle mogelijke grendels wil, dan meen ik dat er over veel kanalen nog iets zou kunnen worden gezegd. Op een bepaald moment moet men in eer en geweten een inschatting maken, moet men dat toetsen vanuit de zorgvuldigheidsprincipes, moet men vernemen of het land waar de adoptie zich ontwikkelt, rechtsstatelijk voldoende het vertrouwen kan wettigen dat daarin moet worden gesteld.
Het VCA is de jongste jaren heel actief geweest op dat vlak. Het feit dat er met betrekking tot de VS nu een aantal zaken kunnen worden afgesproken met de FCA heeft misschien ook wel te maken met het feit dat het VCA de opbouw van die discussie grondig heeft voorbereid en alle vragen, verwachtingen en bezorgdheden van de FCA heeft meegenomen bij het opmaken van het dossier. Dan heeft de FCA haar inschatting daaraan aangepast.
Dat kind, dat ondertussen inderdaad in Vlaanderen is, bevindt zich thans in een tweede kandidaat-adoptiegezin. Als dat dossier in orde is, dan zal wellicht de procedure lopen om dat kind dus daadwerkelijk te adopteren.
Wij kunnen de situatie bij het parket van Turnhout natuurlijk niet rechtstreeks opvolgen, maar we hebben begrepen dat dat onderzoek nog niet is afgerond. Ik kan me voorstellen dat diverse familierechtbanken die nu worden gevat door de vraag van kandidaat-adoptieouders om een adoptie hier te erkennen, dus zullen wachten op het advies dat het parket zal geven. Dat parket zal zich waarschijnlijk toch ook oriënteren op de bevindingen van het parket waar het vooronderzoek was gecentraliseerd. Een van de knelpunten ter zake is dat volgens de FCA de procedure in het land van herkomst niet helemaal overeenstemt met onze adoptieprocedures. Onze Vlaamse centrale autoriteit zegt op een bepaald moment geweigerd te hebben om dat kanaal te erkennen omdat men in het land van herkomst inderdaad geen adoptie als dusdanig erkende, maar dan heeft de Raad van State haar terechtgewezen. De Raad van State heeft erop gewezen dat er een procedure van legal guardianship bestaat en dat het VCA die procedure moet erkennen en daarmee omgaan. Dat zegt ook meteen al iets over de vraag of men een procedure kan bedenken waarin er niets fout kan gaan en alles gegarandeerd is. Er zijn zeker dingen mogelijk. Alleen moeten we het volgende wel goed beseffen. Als men zegt dat een adoptiedienst zich garant moet stellen voor alles wat er in het buitenland gebeurt, dan kan dat contractueel allemaal wel worden geregeld, maar de vraag is alleen of er dan nog veel kandidaten zullen zijn om dat soort initiatief te nemen. Er is sprake van een samenspel met het VCA, dat ter plaatse gaat enzovoort. Men moet bekijken hoe men, door dat samenspel, voldoende elementen kan verzamelen om de deugdzaamheid van een adoptiekanaal te kunnen aantonen. Ook het feit dat men ook met proefsituaties en zo werkt, lijkt me in die zin toch een opbouw. Het VCA heeft daar bijzonder veel tijd en energie aan besteed, om te bekijken hoe men dat zo correct mogelijk kan doen.
We moeten proberen dit jaar dat protocol te realiseren, maar zoals ik al zei, is ook de Franse Gemeenschap een partij ter zake. Bovendien zal dat een protocol zijn tussen de federale, de Vlaamse en de Franstalige centrale autoriteit, maar er zijn nog andere partijen die zich kunnen mengen in een adoptieprocedure en daar ook een cruciale rol in spelen. Mijnheer Parys, u hebt verwezen naar de rechtbank. U weet wat er in dat Marokkaanse dossier is gebeurd. De kafala is door het hof van beroep van Gent niet op dezelfde manier in rekening gebracht als door andere rechtbanken en hoven. Ga daar maar eens tegenin als centrale autoriteit als de rechtbank van oordeel is dat er een andere interpretatie moet worden gegeven aan een artikel uit het Burgerlijk Wetboek. Ook het openbaar ministerie is een partij die zich moet mengen, zeker als het gaat over binnenlandse adopties, waarbij er een advies moet worden gegeven. In het geval van het kanaal Oeganda heeft de FCA de parketten gecontacteerd, en die zijn natuurlijk gevat in de procedure voor de burgerlijke rechtbank. We moeten dus beseffen dat er nog een aantal andere partijen bij betrokken zijn, en dan heb ik het nog niet over de ambassades, de consulaten en andere instanties waarvan ook een interventie of een advies wordt gevraagd in een aantal van die situaties.
Er waren veel vragen over het budget: wie moet dat betalen, kan dat worden gerecupereerd enzovoort? Volgende week zult u daar hopelijk over spreken, maar ik vind in alle eerlijkheid dat we ons moeten afvragen of het in de toekomst nog doenbaar is om te werken met drie diensten voor interlandelijke adoptie. Dat alles kost immers geld, dat vergt expertise en hoe meer men dat versnippert en verwatert, hoe duurder dat is en hoe meer het afhankelijk is van het goede engagement van veel mensen, die dat met oprechte overtuiging doen. Ik hoop dat uw reflecties volgende week of de weken daarop zullen leiden tot een aantal conclusies op dat vlak. Mocht het parlement dit niet hebben aangehaald, dan zou dat ook mijn reactie op dit moment zijn geweest, wetende wat ik nu weet. Dan zou ik moeten zeggen dat we er toch eens over moeten nadenken of dat niet op een andere manier moet worden georganiseerd, wetende dat de middelen schaars zijn en dat expertise cruciaal is in dergelijke zaken. Er moeten dus toch een aantal vragen worden gesteld met betrekking tot de professionaliteit, de budgettaire situatie en de financiële mogelijkheden van die diverse adoptiediensten.
Dat wil niet zeggen dat er geen verantwoordelijkheden moeten worden genomen. Ik kan u zeggen dat het VCA op een bepaald moment een ingebrekestelling of aanmaning heeft verstuurd naar een adoptiedienst. We proberen dus natuurlijk wel de kwaliteit van het werk te beoordelen, en als het nodig is, wordt er natuurlijk wel opgetreden. Er moet ook inderdaad met de diensten worden bekeken op welke manier ze hun opdrachten uitvoeren. Dat wordt dus wel gedaan.
Mijnheer Parys, ik vind dat u een punt hebt, en dat moeten we misschien meenemen in de onderhandelingen over het protocol: ook de FCA moet zich zo organiseren dat ze aanspreekbaar is. De jongste maanden hebben Kind en Gezin en het VCA terecht heel wat tijd besteed aan het communiceren en overleggen met ouders, aan het ontvangen van ouders en dergelijke meer. Als de FCA echter meent een aantal initiatieven te moeten nemen, dan zou ze ter zake ook moeten kunnen worden aangesproken en uitleg moeten kunnen geven. Het lijkt me dus juist te zijn dat we in dat protocol ook moeten afspreken dat, indien men bepaalde beslissingen neemt, men daarover goed moet communiceren.
Ik begrijp dat er angst kan zijn om klachten over de werking te melden. Er moet misschien over worden nagedacht of dat op een onafhankelijke plaats kan, maar het is ook een beetje een dilemma. Als iemand ongerust is of klachten heeft, maar denkt dat niet te kunnen zeggen omdat dat zijn situatie of dossier zou kunnen hypothekeren, en die informatie blijkt dan een aantal maanden later op een andere manier te zijn terechtgekomen bij een instantie, die dan niet kan zeggen dat ze dat niet heeft geweten en daar dan op moet reageren, dan is dat toch ook niet zo evident. Ik begrijp dat punt heel goed, en ik begrijp dat dilemma ook heel goed, maar het punt is dat er op een bepaald moment vertrouwen is dat dat adoptiekanaal naar behoren werkt en aan de criteria beantwoordt die wij ter zake vooropstellen.
Dat daar vragen over komen, is niet denkbeeldig in dit soort materie. Het gaat over bedragen die moeten worden betaald. Soms zijn dat grote bedragen. Er is sprake van een bepaalde afstand en over een vreemd land waar een aantal zaken moeten gebeuren. Dan meen ik dat we er absoluut belang bij hebben dat de grootste transparantie wordt verzekerd en dat, als er zaken zijn die moeten worden gecheckt, dat ook tijdig wordt gesignaleerd. Anders is er het risico dat dit op een ander moment gebeurt. Ik verwijs naar Ethiopië. Ik zeg nu niet dat er dingen zouden zijn over dit kanaal die ouders niet zouden hebben gezegd. Ik weet niet wat de mensen ter zake zoal menen, horen en denken dat problematisch zou kunnen zijn. Ik wil maar aangeven dat er op een bepaald moment een beslissing moet worden genomen, en dat het nooit goed is om dat zo laat in de hele besluitvormingsprocedure te doen.
Zoals gezegd, zullen we proberen dat protocol dit jaar af te werken. Dat is echter niet alleen afhankelijk van de Vlaamse bereidheid of vraag. Er lopen nog een aantal kanaalonderzoeken. Dat is allemaal gebaseerd op het decreet dat een proactief kanaalonderzoek suggereert.
Ik ga ervan uit dat er, aan de hand van een gesprek in deze commissie, ook aanbevelingen zullen komen die wij dan moeten meenemen in decretaal werk, besluiten of zaken die op het vlak van de regering of Kind en Gezin moeten worden georganiseerd.
De heer Parys heeft het woord.
Misschien kunnen we eerst het luik van de interlandelijke adoptie afronden. Minister, ik ben het met u eens wanneer u zegt dat nul risico niet bestaat. Als je werkt met een aantal herkomstlanden waar de dingen anders worden georganiseerd dan bij ons, is dat gewoon zo. Ik denk dat niemand in dit parlement ooit met de vinger zal wijzen als er dingen gebeuren waarvoor wij allemaal de nodige voorzorgen hebben genomen maar waarvoor je een zekere marge moet laten omdat je anders geen enkele interlandelijke adoptie zult realiseren. Ik ben het met de minister eens dat nul risico simpelweg niet bestaat en dat we dus ook niet moeten doen alsof dat wel mogelijk is.
Maar hebben wij vandaag binnen Kind en Gezin wel genoeg personeel om in dat proactief beleid dat we willen voeren rond kanaalonderzoek – het gaat over landen die niet naast de deur zijn – die delicate afweging te maken? Het gaat over moeilijke beslissingen, een heel groot aantal kanalen en heel feitelijke dossiers. We moeten daarover nadenken. Minister, u zegt dat we niet alleen de organisatie onder de loep moeten nemen van de adoptieorganisaties die effectief instaan voor die adopties. We moeten ook kijken naar de cel binnen Kind en Gezin die zich daarmee bezighoudt.
Minister, ik denk dat u nog zult ingaan op mijn vraag over binnenlandse adoptie?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De regels inzake instroom, en vooral dan het voorrangsbeleid voor tweede en derde adopties, zijn niet dezelfde voor de binnenlandse en de interlandelijke adoptie. Voor beide geldt dat kandidaat-adoptieouders die al een keer adopteerden, de voorbereiding niet opnieuw dienen te volgen, maar enkel voor binnenlandse adoptie wordt voorrang gegeven aan gezinnen die eerder adopteerden. Daarbij gaat het om een beleid dat niet wettelijk is verankerd, een praktijk die werd ontwikkeld door de adoptiediensten.
Het decreet van 2012, en het daarbij horende besluit van de Vlaamse Regering dat de voorbereiding op interlandelijke adoptie regelt, voorziet niet in een voorrangsregel voor gezinnen die al eerder adopteerden. Die gezinnen kunnen zich gewoon aanmelden, maar stromen in, zoals alle andere kandidaat-adoptieouders, in functie van hun datum van aanmelding.
Het decreet Binnenlandse Adoptie van 3 juli 2015 houdende de binnenlandse adoptie voorziet vanaf 2016 in één enkele voorbereidingsprocedure voor alle kandidaten. Daarbij zullen nieuwe regels over de instroom van kandidaat-adoptieouders moeten worden uitgewerkt. Daarbij moet ook de vraag worden beantwoord of er eventueel voorrang wordt gegeven aan gezinnen die al eerder adopteerden. Om een dergelijke keuze te kunnen onderbouwen, werd inderdaad de opdracht gegeven tot een literatuuronderzoek, om na te gaan of een algemene gerichte instroom van gezinnen die eerder adopteerden, in het belang is van het adoptiekind en van de kinderen al aanwezig in het gezin.
Dat onderzoek is nu beschikbaar, maar bevat geen duidelijke conclusies, noch in de ene, noch in de andere richting. Het VCA zal het onderzoek en de resultaten van het onderzoek in de komende weken nog bespreken met de verschillende voorzieningen in de sector, zoals de adoptiediensten en het Steunpunt Adoptie.
Het is evenwel belangrijk om mee te geven dat, bij het uitwerken van regels voor de instroom van kandidaat-adoptieouders en dus ook bij de beslissing of er al dan niet voorrang wordt gegeven aan gezinnen die eerder adopteerden, vooral wordt gekeken vanuit het perspectief van het kind. We gaan dus op zoek naar die gezinnen die het best geplaatst zijn om de kinderen die worden voorgesteld voor adoptie een nieuwe thuis te geven. Dat betekent dat ook gezinnen met adoptiekinderen of met kinderen in aanmerking moeten kunnen komen om opnieuw te adopteren, omdat sommige kinderen inderdaad baat hebben bij een adoptie in een gezin waar al kinderen aanwezig zijn.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, het is mij goed bekend dat binnen de sector – de adoptiediensten, het VCA, Kind en Gezin, het Steunpunt Adoptie – heel veel mensen met ontzettend veel engagement werken. Het gaat dan over de voorbereiding van dossiers, de begeleiding van adoptanten en kandidaat-adoptanten, kanaalonderzoek, kanaalopvolging enzovoort.
100 procent zekerheid geven is inderdaad een ontzettend moeilijke opdracht. We moeten proberen om dat zoveel mogelijk te benaderen. Als er inderdaad twijfels waren vanuit het VCA over een aantal dossiers en als nu zou blijken dat al die dossiers wel degelijk wel in orde zijn, kan dat alleen maar iedereen die binnen de sector werkt, maar ook iedereen die nu wacht om te adopteren vanuit het betrokken kanaal Ethiopië, veel meer geruststellen. Dat is wat ik althans hoop.
Minister, ik heb nog een vraag over de individuele communicatie naar de betrokken gezinnen, de adoptiediensten en het VCA. Als ik goed ben ingelicht, loopt de individuele communicatie naar de betrokken gezinnen en adoptiediensten niet helemaal gestroomlijnd of gelijktijdig. Dat heeft als gevolg dat er soms informatie wordt gedeeld met een gezin waarvan de dienst nog niet op de hoogte is of omgekeerd. Dat kan voor moeilijke situaties zorgen. Kan daarover worden samengezeten met het VCA en alle betrokken diensten zodat daarover duidelijkheid ontstaat?
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik vind uw antwoord op mijn vraag over binnenlandse adoptie goed in de zin dat u wilt uitgaan van het belang van het kind. Ik twijfel over het juiste antwoord op die vraag. Ik vind dat we dat hier ook mogen zeggen in dit parlement.
Als het goed is voor een kind om broers en zussen te hebben die ook geadopteerd zijn, moeten we dat toelaten en mogelijk maken. Maar als dat geen enkele rol speelt voor de verdere ontwikkeling van zo’n kind, moeten we ook in overweging nemen dat heel veel mensen die op de wachtlijst staan graag zo’n engagement om voor een kind te zorgen op zich willen nemen. De benadering die ervan uitgaat dat we naar een heel specifieke situatie kijken, vind ik dus zeker geen slechte. Ik hoop dat we het daarover nog eens zullen hebben in dit parlement als we het over instroombeheer hebben.
Collega’s, de bespreking van de conceptnota staat op de agenda. Meestal wordt het jaarverslag van het VCA ingediend in de loop van de maand mei. Traditioneel bespreken wij dat jaarverslag in de tweede helft van het voorjaar. Ik wil jullie vragen om, bij ongewijzigde toestand, toekomstige vragen te koppelen aan die twee discussiemomenten. Zo kunnen we de vraagstellingen wat groeperen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.