Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, het aantal Limburgers dat naar RINGtv kijkt of überhaupt kan kijken, is allicht beperkt, maar ik heb dat uitzonderlijk wel eens gedaan omdat ik attent werd gemaakt op een reportage over enkele gemeenten die gaan samenwerken om de integratie van personen met een buitenlandse origine te bevorderen.
Minister, u zou 120.000 euro uittrekken voor gezamenlijke projecten die onder andere de faciliteitengemeenten Wemmel, Wezembeek-Oppem, Drogenbos, Linkebeek en Sint-Genesius-Rode samen opstarten. Opvallend is dat volgens de reportage in die faciliteitengemeenten men ook voor de Franse taal zou mogen kiezen om zich in te burgeren, zoals een burgemeester in die reportage kwam vertellen.
In dat geval zou een deel van het integratiegeld dat we in Vlaanderen willen investeren om personen van buitenlandse afkomst te integreren in Vlaanderen, worden besteed aan allochtonen die met de Franse cursus geen enkel woord Nederlands zouden leren spreken. Dat lijkt op gespannen voet te staan met onder andere het regeerakkoord dat pleit voor het behoud van het Nederlandstalig karakter van de Vlaamse Rand, waartoe uiteraard tot nader order de zes faciliteitengemeenten behoren. Het regeerakkoord heeft met betrekking tot die regio als uitgangspunt een krachtig en vernieuwend taalpromotiebeleid te voeren, onder meer via vzw ‘de Rand’ en het Agentschap Integratie en Inburgering.
Minister, kunt u meer toelichting geven over de gezamenlijke integratie-initiatieven van de betreffende faciliteitengemeenten? Welke initiatieven kunnen of mogen concreet worden ondersteund met dat Vlaamse belastinggeld? Klopt het dat een deel van het Vlaams geld zou kunnen worden aangewend voor Franstalige integratieprojecten, zodat mensen worden geïntegreerd die geen woord Nederlands leren spreken? Zo ja, is dit niet in strijd met de engagementen van de Vlaamse Regering om het Nederlandstalige karakter van de Rand te beschermen en een krachtdadig taalpromotiebeleid te voeren? Op welke wijze zult u beletten dat in faciliteitengemeenten met een Franstalig bestuur de middelen niet grotendeels worden gebruikt om allochtonen wetens en willens in het Frans te integreren? Gelden taalfaciliteiten dan ook voor nieuwkomers voor wie het Frans niet de moedertaal is? Indien u meent dat de Vlaamse middelen voor de integratie van personen van buitenlandse afkomst in Vlaanderen niet kunnen worden gebruikt voor Franstalige integratie-initiatieven, welke actie zult u dan ondernemen om dit alsnog te beletten?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Janssens, het zal u misschien verbazen, maar ik ben heel bij dat u die vraag stelt. U zegt wel dat niet iedereen naar RINGtv kan kijken, maar ik kijk er ook af en toe naar. Ik was ook redelijk verbaasd over de uitspraken van de burgemeester van Wemmel, als ik me niet vergis, die compleet verkeerd waren. Ik hoop dat ik nu al een deel van uw ongerustheid heb weggenomen. Het gaat over een intergemeentelijk samenwerkingsverband. Vijf van de zes faciliteitengemeenten in de Rand doen mee, behalve Kraainem. Dat is goed.
Wat is er verkeerd geduid door de burgemeester van Wemmel? Voor alle duidelijkheid: de trekker in deze zaak is de burgemeester van Sint-Genesius-Rode. Dat doet niet zoveel ter zake, maar het is toch belangrijk dat u dat weet. Wat was het meest kwalijke in de reportage? Het ligt niet aan de mensen van de regionale televisiezender, maar wel aan de persoon die die uitspraken heeft gedaan. Hij heeft over de inburgeringscursussen en -trajecten gesproken, terwijl het eigenlijk over integratietrajecten gaat. Dat is iets helemaal anders dan een inburgeringstraject. Daar ligt de basis van de misvatting. Maar alle begrip en nogmaals mijn dankbaarheid dat u deze vraag om uitleg hier stelt.
Het gaat dus absoluut niet over inburgeringstrajecten. Inburgeringstrajecten worden georganiseerd door het Agentschap Integratie en Inburgering, niet door een gemeente, behalve Gent en Antwerpen. We hebben nu drie agentschappen. Zeker in de faciliteitengemeenten gebeurt dat niet door de gemeente zelf. Het is wel goed om even ten gronde in te gaan op deze kwestie. Ik zal enkele documenten aan de commissiesecretaris bezorgen, bijvoorbeeld de brief die ik heb gestuurd en de subsidieaanvraag die door vijf van de zes faciliteitengemeenten in de Rand is ingevuld. U vindt er allerlei informatie over welke projecten het gaat enzovoort. Het is toch duidelijk dat het allesbehalve over projecten gaat die in het Frans kunnen worden gevoerd.
Ik zal nu ingaan op de zaak. Vijf van de zes faciliteitengemeenten in de Rand willen samenwerken en dat is goed, nietwaar mijnheer Doomst? U bent een groot voorstander van elke vorm van samenwerking. Het is goed dat gemeenten zoveel mogelijk samenwerken, ook in het kader van intergemeentelijke samenwerking (IGS) of om het even welk ander samenwerkingsverband, en ook in het kader van integratie – dus niet inburgering, wel integratie. De expertise over diversiteit die ze elk apart hebben, kunnen ze delen. Vergis u niet, mijnheer Janssens, ik heb de cijfers opgezocht over het aantal personen van allochtone, dus buitenlandse herkomst. Ik heb het niet over Franstaligen, want vooralsnog behoort Wallonië tot België. Ik heb het over personen van buitenlandse herkomst. In Sint-Genesius-Rode, dat de trekker is van deze IGS, gaat het om 34,7 procent. In Drogenbos is het 43,8 procent, in Linkebeek 30,2 procent, in Wemmel 36,6 procent en in Wezembeek-Oppem 38,9 procent. Dat zijn redelijk hoge cijfers. Het is goed dat vijf van de zes de handen in elkaar hebben geslagen om samen een project in het kader van integratie te hebben.
Wat kunnen ze doen? Ze kunnen bijvoorbeeld samen een sterker lokaal onthaalbeleid organiseren, ze kunnen hun expertise delen, ook een betere samenwerking met lokale partners, meer contact met lokale brugfiguren. Als u dat wenst, zal ik de projectfiche overmaken aan de commissiesecretaris, die het op zijn beurt aan jullie zal overmaken. Ik ben niet limitatief.
Wat beoogt het project waarvan sprake is in deze vraag om uitleg? Een beter bereik van de doelgroep, een verbetering van de toegankelijkheid van gemeentelijke en niet-gemeentelijke diensten, een verbetering van de sociale cohesie door bijvoorbeeld de verhoging van de participatie aan culturele en sportactiviteiten, een betere kennis van de diversiteit binnen de doelgroep, het informeren van nieuwe inwoners over de gemeente en de dienstverlening van die gemeente, het betrekken van de doelgroep bij de uitwerking van het project en het detecteren en verhelpen van blinde vlekken in het gemeentelijk aanbod. Het is goed dat nieuwe burgers worden betrokken. Als ze suggesties hebben voor het verbeteren van sommige zaken, kunnen lokale besturen daar goede lessen uit trekken.
In de projectaanvraag is er ook sprake van het organiseren van ouderklassen, waarbij zowel oefenklassen buiten het reguliere aanbod als ouderparticipatie worden vooropgesteld. Deze actie is conform de accenten die we in ons integratiebeleid leggen.
De vragen twee, drie, vier, vijf en zes zal ik samen beantwoorden, want ze hebben allemaal betrekking op dezelfde problematiek. Ik wil benadrukken dat het vanzelfsprekend is dat de middelen die vijf van de zes faciliteitengemeenten in het kader van dit integratietraject krijgen, alleen en uitsluitend kunnen worden gebruikt voor Nederlandstalige initiatieven. Bij de toelichting bij het aanvraagformulier dat u zult krijgen, wordt duidelijk gesteld: “Het project wordt aangekondigd in het Nederlands en alle communicatie wordt in het Nederlands gevoerd. Het Nederlands wordt ook gebruikt tijdens het verloop van het project.”
Bovendien wordt in de aanhef van het ministerieel besluit verwezen naar de oproep en in artikel 8, paragraaf 3, naar het aanvraagformulier waar deze toelichting deel van uitmaakt. Ik begrijp dat er naar aanleiding van de berichtgeving op de regionale zender en meer bepaald door de uitspraken van een van de betrokken burgemeesters enige ongerustheid is ontstaan.
Los van de projectoproep die heel duidelijk was, los van het ministerieel besluit dat heel duidelijk was, heb ik bijkomend een schrijven gericht aan de desbetreffende gemeentebesturen om nog eens heel duidelijk de puntjes op de i te zetten, zeker wat betreft de taalvoorwaarden.
We weten allemaal dat het gevoelig ligt in de faciliteitengemeenten. Ik denk dat het voor vier van de vijf burgemeesters wel duidelijk was. Toch leek het mij goed om nog eens enige verduidelijking te geven. Ik heb in die brief – die ik ook zal overmaken aan de commissiesecretaris – aangestipt dat als een project niet conform de bepalingen in het ministerieel besluit is, dus inclusief de taalvoorwaarden, ik uiteraard zal ingrijpen. Dat lijkt mij redelijk normaal. Zo kan ik het voorschot geheel of gedeeltelijk terugvorderen. Ook het saldo kan geheel of gedeeltelijk niet worden uitbetaald. Op regelmatige wijze zal er ook een terugkoppeling zijn over het project met de uitvoerders en met de ondersteuner van het Agentschap Integratie en Inburgering.
Mijnheer Janssens, de faciliteiten staan een beetje los van die problematiek. We weten allemaal wat faciliteiten en faciliteitengemeenten inhouden. Uiteraard blijven de faciliteiten onverminderd geldig in de zes gemeenten – niet alleen in die zes, maar het gaat nu concreet over vijf gemeenten van de zes – in de Rand rond Brussel. Met dit integratietraject waarop die gemeenten hebben ingetekend, willen we de bevordering van de kennis van de Nederlandse taal aanmoedigen. We willen zo veel mogelijk nieuwe burgers in die gemeenten de Nederlandse taal aanleren. Mijnheer Janssens, ik kan u garanderen – en ik hoop dat u mij gelooft – dat, als er enige overtreding zal zijn, ik niet zal nalaten om in te grijpen.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, het gebeurt niet zo vaak dat u tevreden bent met een vraag die ik u stel. Het gebeurt nog minder vaak dat ik tevreden ben met het antwoord dat u geeft. (Gelach)
In dit geval is dat uiteraard wel zo. Minister, u hebt de cijfers zelf genoemd. We zitten in de faciliteitengemeenten met een percentage van mensen van vreemde afkomst tussen 34 en 38 procent, variërend van de ene gemeente tot de andere. Er is daar dus al een zwak Vlaams sociaal weefsel. We moeten de middelen vanuit de Vlaamse overheid daar uiteraard efficiënt en doelgericht inzetten. Ik heb het dan uiteraard over de logistieke en financiële ondersteuning van Nederlandstalige activiteiten van Nederlandstalige verenigingen, over het inzetten van Nederlands als tweede taal (NT2) in die gemeenten enzovoort. Dat staat hier los van, maar het geld dat we vanuit Vlaanderen inzetten, subsidies die we zouden geven, belastinggeld dat we besteden in de Vlaamse Rand, moet nuttig, doelgericht en efficiënt worden besteed. Het geven van subsidies aan Franstalige initiatieven zou daarmee natuurlijk totaal in tegenspraak zijn. Ik ben tevreden dat u heel duidelijk hebt gemaakt dat dit geld en deze projecten alleen maar gelden voor initiatieven die in het Nederlands worden genomen.
De heer Doomst heeft het woord.
120.000 euro lijkt mij geen min bedrag voor een goed project. Het is goed dat het intergemeentelijk gebeurt. In die faciliteitengemeenten bevinden zich stilaan mensen van, ik zal niet zeggen goed, maar toch betere wil, omdat het om bestwil is en niet anders kan. Ik heb de indruk dat er hierin een kans zit.
Zoals je in de tuin op tijd de groenten moet bijgieten en bijwerken, denk ik dat we het tussentijds in het oog moeten houden. Wordt het project ook tussentijds wat opgevolgd, zodat we daar in de goede richting blijven?
Ik vind het een – om autosalontermen te gebruiken – goede testrit.
De heer Kennes heeft het woord.
Ik wil mijn tevredenheid uitspreken over dit initiatief. Heel wat gemeenten – waaronder de mijne – hebben de kans gegrepen om iets extra te doen rond integratie. De minister heeft goed het onderscheid geschetst met de bestaande inburgeringstrajecten. Dit gaat eigenlijk een stapje verder, voor gemeenten die zelf iets meer willen doen en dat ook in intercommunaal verband willen doen. In nogal wat gemeenten is de doelgroep op zich te klein om daar zelf heel veel initiatieven rond te ontwikkelen. Het feit dat zij dat dan samen kunnen doen, is mooi meegenomen. Dat wilde ik beklemtonen.
De heer Segers heeft het woord.
Mijnheer Janssens, ik dank u voor uw vraag om uitleg. Ik ben een inwoner van het uitzendgebied van RINGtv en was ook geschrokken toen het nieuws – ondertussen al een kleine twee maand geleden – werd uitgezonden. Het bleek inderdaad zeer snel om een verkeerde melding te gaan.
Minister, u hebt dat perfect aangetoond. Dat apprecieer ik. De teneur van uw vraag om uitleg ging een andere richting uit, mocht het inderdaad het geval geweest zijn dat er op al die vragen negatief moest worden geantwoord. Dat is echter niet het geval. Het stemt ons blij. Ondertussen is het project als dusdanig in het licht gesteld. Dat is toch niet onbelangrijk.
De heer Doomst heeft het al gezegd: het is een moeilijk gebied, waar gemeentebesturen niet altijd op dezelfde golflengte zitten wat betreft de overheid. Dat dit soort projecten en in het bijzonder ook taalprojecten kunnen plaatsvinden, is toch opmerkelijk. Als je hoort welke getallen daarmee gemoeid zijn, doet dat het beste verhopen. Minister, ik dank u trouwens voor de cijfers die u nog zult doorspelen.
Ik ga ten slotte volledig akkoord met uw concrete antwoorden en het feit dat u nog eens schriftelijk aan de gemeenten hebt bevestigd, zodat daarover geen misverstanden zouden bestaan.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Doomst, ik woon in een stad. Ik heb geen groenten, laat staan een grote tuin. Ik ben het wel met u eens dat het essentieel is om een tussentijdse evaluatie te doen. Dat heb ik ook gezegd in mijn initieel antwoord. Het is ook belangrijk om op regelmatige basis een tussentijdse terugkoppeling te doen. Ik wil dat dit project verloopt volgens de maatstaven die we zelf hebben vooropgesteld.
Mijnheer Kennes, het is inderdaad belangrijk – dat heb ik onderstreept en dit project getuigt ervan – dat we ook kleinere gemeenten die niet altijd zelf bij machte zijn om zulke projectoproepen te beantwoorden en in te dienen, de mogelijkheid geven om samen te werken via een intergemeentelijke samenwerking. Ik denk dat dit een goed voorbeeld is van hoe het in de praktijk zou moeten, voorzitter.
De heer Janssens heeft het woord.
Ik wil even repliceren op wat de heer Segers zei. Uiteraard had mijn vraag schriftelijk een andere teneur. Ik beschikte toen slechts over de weinige informatie die ik vond, namelijk de reportage van RINGtv.
Voor alle duidelijkheid: we ondersteunen uiteraard ook deze subsidiëring. We ondersteunen de projecten die u wilt lanceren. Ik denk dat u correct hebt gereageerd door de puntjes op de i te zetten toen één iemand dacht dat verkeerd te moeten begrijpen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.