Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Wynants heeft het woord.
Mijn vraag is een beetje achterhaald omdat ze was uitgesteld.
In Het Nieuwsblad is een overzicht verschenen van de bevindingen van de krant over racisme in het voetbal. Zij stelden vast dat een op vier voetbalfans oerwoudgeluiden niet racistisch vindt. 62 procent was al getuige van een racistisch incident op de tribune. Een op twee durft niet te reageren op racisme, één op vijf vindt campagnes tegen racisme overbodig. 56 procent zou een probleem hebben met een nationale ploeg zonder autochtone Vlamingen. Een op vier betreurt dat in onze eerste klasse zoveel diverse nationaliteiten en culturen vertegenwoordigd zijn. 64 procent wil minstens de helft Belgen in een eigen clubteam. Vier op tien vindt het normaal dat er bijna geen zwarte trainers in ons voetbal zijn. En afsluitend een positief resultaat: 62 procent vindt dat de Rode Duivels net door hun culturele mix zo sterk zijn. 66,6 procent vindt dat dit ook een goed voorbeeld is voor de jeugd.
Ik onderschrijf het standpunt van de Voetbalbond dat elke vorm van racisme veroordeeld moet worden, maar ik heb wel een aantal bedenkingen.
Uit het onderzoek blijkt dat mensen betreuren het dat er in onze eerste klasse zoveel nationaliteiten en culturen vertegenwoordigd zijn en minstens de helft Belgen in het team willen hebben. Volgens de Belgische wetgeving kan iemand die naar België komt en een aanvraag om Belg te worden indient, na drie à vijf jaar Belg worden. De Voetbalbond heeft die regel versoepeld. Iemand uit de EU die jonger is dan twintig jaar en die al drie jaar speelt, is automatisch als Belg geregistreerd. Een niet-EU’er moet drie jaar achtereenvolgens hebben gespeeld om Belg te zijn.
Wij hebben een wet laten inschrijven bij de Voetbalbond. Zo moeten de eersteklasploegen minstens zes Belgen op achttien op het scheidsrechtersblad hebben. Soms wordt daar misbruik van gemaakt. Elke ploeg heeft twintig à dertig profspelers maar door overnames zijn er soms clubs die zes Belgen aansluiten en op het scheidsrechtersblad zetten die nooit hebben gevoetbald. Dat is typisch Belgisch.
Zowel de FIFA, de Voetbalbond als de minister heeft al initiatieven genomen om racisme aan te pakken en in te zetten op een ethisch sportklimaat. Misschien moet het initiatief van de sport zelf komen. Ook de supporters moeten daarbij betrokken worden. Vraag is hoever men daarin moet gaan.
Het Nieuwsblad had het ook over een toonvoorbeeld van multiculturalisme. Daar ben ik het niet mee eens, het gaat er niet over de verschillen te duiden maar net samen vanuit dezelfde basis te vertrekken.
Ook in het geval van Gent-speler Benito Raman worden we geconfronteerd met de Belgische wetgeving. Wanneer een speler zich bezondigt aan racisme, kan hij worden gestraft. We hebben in de dagbladen gezien over welke straffen het gaat: dat is larie en apekool. Volgens een wetgeving die de spelers hebben afgedwongen, mag er maximaal 4 of 5 procent van hun maandloon worden afgehouden. Wanneer een speler per maand 10.000 euro verdient, dan moet hij 500 euro betalen. Dat is om mee te lachen. Volgens de dagbladen zou hij 20.000, 30.000 of 40.000 euro moeten betalen.
Het is belangrijk dat we racisme blijven bestrijden in het voetbal. Er is al een lange weg afgelegd, we zijn daar al dertig jaar mee bezig.
Minister, welke initiatieven kunt u nemen om blijvend in te zetten op het bestrijden van racisme in het voetbal, en in de sport in het algemeen? Hoe kunnen we evolueren naar een meer ethisch sportklimaat in Vlaanderen?
In hoeverre overlegt u in het kader van deze thematiek met de sportbonden, niet alleen de Voetbalbond maar ook de basketbalbond en andere bonden, en met andere relevante actoren?
Kan het een idee zijn om in het kader van een nieuw Sportfederatiedecreet bij de kwaliteitsindicatoren voor subsidiëring ook elementen inzake ethiek en het bestrijden van racisme op te nemen?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik wil nogmaals benadrukken dat elke vorm van racisme in de sport moet worden veroordeeld. Ethisch en gezond sporten is een pijler uit mijn sportbeleid. Ik streef ernaar om de ethische principes bewuster in het beleid, in de doelstellingen en in de werking van de sportsector te laten opnemen. We dragen daar positieve waarden voor uit.
Het ondersteunen van de kennisdeling, de samenwerking, het uitwisselen van goede praktijken en de ontwikkeling van expertise en concrete werkinstrumenten zijn daarbij zeer belangrijk. Ik heb beslist om het Internationaal Centrum voor Ethiek in de Sport (ICES) voor een beleidscyclus van drie jaar te erkennen. Zij ondersteunen, informeren en stimuleren de sportsector om actief te investeren in die ethische waarden en normen. Zij werken rond fairplay, respect, solidariteit en interculturaliteit. Die ingrediënten vormen volgens mij een tegengif voor racisme en discriminatie.
Het ICES heeft al een aantal goede zaken gedaan. Zij hebben een gloednieuwe website met thematische achtergrondinformatie, goede voorbeelden, hapklare instrumenten maar ook een overkoepelende structurele aanpak, met het achtstappenplan ‘Op weg naar een volwaardig ethisch sportklimaat’. Of dat dan gaat over racisme, geweld of pesten, de oplossingen komen vaak op hetzelfde neer: binnen een kwaliteitsbeleid van een sportorganisatie een preventie- en reactiebeleid uitwerken. U hebt al voorbeelden gegeven vanuit de voetbalsector. Een goed voorbeeld vond ik het actieplan en de campagne rond homofobie. Zeker in het voetbal was dat een sterk signaal.
Ik heb de sportsector al samengebracht in een strategisch lerend netwerk rond ethiek in de sport. Daar komen Sport Vlaanderen, de Vlaamse Trainersschool, de Vlaamse Sportfederatie, het Vlaams Instituut voor Sportbeheer, het Steunpunt Sport, Beweging en Gezondheid, de Stichting Vlaamse Schoolsport, het ICES en het Kinderrechtencommissariaat samen. Dat is toch een breed draagvlak. Het jaarthema van 2015 ging over het ethisch begeleiden, het ethisch handelen en ethische dilemma’s waarmee de doelgroep trainers en sportcoachbegeleiders kunnen worden geconfronteerd. Dit project kreeg de vorm van de campagne ‘Is kiezen verliezen?’ Het was een goed voorbeeld van een nauwe samenwerking van de Vlaamse Trainersschool en het ICES.
Het lerend netwerk behandelt in 2016 het thema ‘Pesten’. Dat is zeer goed. De voorbereiding loopt volop. De lancering zal plaatsvinden in februari, naar aanleiding van de Week tegen het Pesten.
Racistische uitspraken worden soms uitgelokt door een negatieve sfeer tijdens een wedstrijd. Iedereen weet dat er rare dingen gebeuren, zoals men zegt, wanneer de gemoederen hoog oplopen. Naast het bewaken van correct sport- en spelverloop kunnen officials een positieve invloed hebben op de sfeer van een wedstrijd. Daarom wil ik de sportfederaties die inzetten op de opleiding van officials honoreren. Door dat op te nemen in mijn nieuwe decreet heb ik een sokkel en een kwaliteitskorf. De opleiding van officials, waar dit een onderdeel van kan zijn, wil ik opnemen in de kwaliteitskorf van de georganiseerde sportsector.
Ik vind uw vraag naar het Sportfederatiedecreet zeer begrijpelijk. Ik heb er gisteren nog grondig over gediscussieerd met mijn kabinetsleden. Ik heb daar gezegd dat ik denk dat we het niet mogen opnemen in het nieuwe decreet. In de financiering via de korf is er een kwaliteitsprincipe ‘goed bestuur’, ‘good governance’. Daar moeten uiteraard een aantal ethische aspecten worden meegenomen. Dat gaat over het ethisch bestuur van de federatie. Dat is de basis van alles. Maar als er ethisch wanbeleid is van een club, is de sportfederatie dan verantwoordelijk? Moet de sportfederatie daar financieel worden op afgerekend? Ik vind dat de sportfederatie daar wel tegen moet optreden en dat zij financieel kan optreden ten aanzien van die club, maar ik wil de sportfederatie niet zomaar aansprakelijk stellen voor alle aangesloten sportclubs.
Ik wil mijn verantwoordelijkheid niet ontlopen, maar je moet op de juiste plaats inzetten. Ik wil via de andere kanalen, zoals de ondersteuning via ICES en de lerende netwerken, een sterk flankerend ondersteuningsbeleid voeren. Daar wil ik zeer sterk op inzetten. De samenwerking met de Vlaamse Trainersschool en het ondersteunen van officials zijn zeer belangrijk. Ik sta open voor discussie, maar ik wil de federatie niet verantwoordelijk stellen voor wat clubs doen, wel voor actieprogramma’s.
De heer Wynants heeft het woord.
Minister, wat bedoelt u eigenlijk met pesten in de sport?
De heer Wouters heeft het woord.
Minister, dank u voor uw uitgebreide antwoord. De heer Wynants begon zijn betoog met te stellen dat zijn vraag niet meer zo actueel is. Mijn aanvoelen is dat de vraag een blijvend actueel karakter heeft.
Ik wil ook een lans breken voor de goede elementen die we aantreffen. Heel veel lokale clubs en ploegjes met een paar honderd leden zijn echt wel voorbeelden voor veel grootsere dingen in de maatschappij van hoe het ook kan en hoe het van onderuit wordt gestimuleerd. We creëren een mooi stukje samenleving op clubniveau. We kunnen de mensen die daar hard mee bezig zijn, niet genoeg bewieroken. Misschien moet u in uw nieuwe beleidsplan zoeken naar extra motivaties.
Ik volg u in uw uitleg dat we een federatie moeilijk kunnen straffen omdat er een paar clubs de lijnen niet 100 procent goed volgen, maar we zouden de clubs die wel goed werken, op de een of andere manier een duwtje in de rug moeten kunnen geven.
Ik vind het een heel goede vraag en, minister, ook een goed antwoord. We delen allemaal deze bezorgdheid. Dat staat buiten kijf.
Mijnheer Wouters, ik denk dat u hetzelfde bedoelt als wat ik denk: sport is een heel goed middel om vormen van racisme en onverdraagzaamheid te bestrijden en om de integratie te bevorderen. Het is droevig dat we een dergelijke vraag moeten stellen, terwijl sport nu net zo’n goed instrument zou kunnen zijn om racisme te bestrijden. Sport is dat ook op veel plaatsen. Maar dat is een parenthesis.
Mijnheer Wynants, u stelt voor om in het Federatiedecreet eventueel kwaliteitsindicatoren op te nemen. Misschien moet u zover niet gaan. Minister, ik ken de techniciteit van dat decreet natuurlijk niet, maar ik kan mij inbeelden dat sportfederaties minstens een nota of plan zullen moeten maken. Er zou niet alleen moeten worden opgelegd dat ze in hun plan aan goed bestuur doen, maar ook dat ze ethisch sporten en ethiek in de omkadering als onderdeel opnemen. Dat moet met een neen of een ja worden beantwoord. Je beoordeelt niet wat erin staat, je stelt enkel vast dat er inspanningen worden gedaan en dus is het oké. Er moet minstens aandacht voor zijn, zodat de federaties op een manier die eigen is aan de omstandigheden, de sporttak, de schaal enzovoort, die inspanningen kunnen leveren. Dat is dan geen kwestie of zij beloond of gestraft worden om wat hun aangesloten clubs doen. Het gaat om het feit dat zij de ethiek in de sport stimuleren.
We zullen deze zaak moeten blijven koesteren. Denk maar aan de asielproblematiek: veel van die mensen zullen in sportclubs terechtkomen, wat potentieel nieuwe maatschappelijke spanningen zal opleveren.
Minister, het is ook mijn ervaring dat er geen beter instrument is dan sport om integratie te bevorderen. Zoveel onderzoeken hebben dat al aangetoond. Net hetzelfde geldt voor moeilijke jongeren en jeugdzorg. Sport draagt een aantal waarden in zich die op een niet-letterlijke, indirecte manier worden overgebracht. In die zin houd ik een pleidooi om dat, op een zeer lichte wijze maar toch stimulerend, een plaats te geven.
Misschien ga ik daar te ver mee, maar ik zou toch een soort intentieverklaring willen vragen, die we dan over een jaar of drie kunnen evalueren.
Ik zal op de verschillende punten antwoorden. Mijnheer Wynants, wat is pesten in deze context? Dat is hetzelfde als op school. Als je vijftien jongeren in een kleedkamer zet, kun je je wel inbeelden dat er ook gepest kan worden, dat de ene of de andere slachtoffer wordt van de andere jongens – maar meisjes doen dat evenzeer – die stoer willen doen of beledigend optreden.
U weet toch wat de grootste oorzaak is van het pesten in de clubs? Die kinderen komen meestal rond 5 of 6 jaar bij de club. Die komen uit hetzelfde leerjaar. Na een tijd worden die geëvalueerd en gaat de ene op nationaal niveau spelen, de andere op gewestelijk niveau enzovoort. En dan krijg je enorme pesterijen, waarbij de ene niet mag meedoen met de anderen en echt in een hoek geduwd wordt. Dat is heel nefast.
U hebt 100 procent gelijk. Het belangrijkste is dat je aan de coaches het inzicht geeft welk belang het coachen kan hebben met betrekking tot algemene attitudes en competenties. Ik ben zelf zestien jaar coach en trainer geweest. Ik weet verdomd goed wat je aan die jongeren kunt meegeven. Je moet duidelijk meegeven wat je duldt en niet duldt en hoe je die zaken aanpakt. Over dat lerend coachen is er een onderzoek gevoerd door de universiteiten van Leuven en Gent. Dat is voor mij een zeer belangrijk onderdeel om mee te nemen in de opleiding van onze trainers en coaches. Voor mij is dat op dat vlak een fundamenteel punt.
Collega Wouters, ik ben het helemaal eens met wat u zei over die goede voorbeelden. Het lerend netwerk is er net om dat naar voren te brengen. Je moet niet alles met geld oplossen. Ik ben er zelf nog altijd fier op als ik ergens als een voorbeeld mag dienen, dus ik veronderstel dat die coaches, die trainers, die clubs dat ook zijn als ze eens in de schijnwerpers komen. Dat lerend netwerk draait precies rond dat idee.
Collega Caron, ik ben het volledig eens met uw bekommernis rond sport en integratie. Ik denk dat we dat aspect zelfs nog onderschatten. We hebben ook gevraagd om eens na te denken of we rond de vluchtelingen iets integrerends kunnen doen via sport. Niet een aparte club stichten, maar een integrerend deel in sport.
Ik neem tot slot uw suggestie mee, collega’s. Ik ga dat echt nog bekijken. Ik denk dat we een soort beheersovereenkomst gaan maken – al is ‘beheersovereenkomst’ hier niet het juiste woord. Ik bedoel een soort overeenkomst die stelt: je krijgt subsidies, wat staat daartegenover? Ik denk dan onder meer aan dat aanbod van a tot z, aan het recreatieve, aan het feit dat bij fusie de normen en waarden van een bepaalde vroegere federatie worden meegenomen. Ik ga bekijken of dat een oplossing kan bieden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.