Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, de Franse Gemeenschap stelt al enige tijd gratis zendtijd ter beschikking aan de sector van de gezondheidspromotie. Daarmee willen zij onder andere de krachtlijnen van hun decreet met betrekking tot gezondheidsbevordering ondersteunen. Dit is een vrij uniek voorbeeld. Zowel de Franstalige commerciële omroepen als de openbare omroep vallen onder deze regeling. Ze moeten gratis zendtijd ter beschikking stellen voor de sector van de gezondheidspromotie. De organisaties in kwestie kunnen jaarlijks hun campagnes indienen bij een commissie met experts. Die bepaalt dan of het concept van een dergelijke tv- of radiospot voldoet.
Voor de sector van de gezondheidspromotie is dat uiteraard een enorme steun. Bij een campagne gaat immers vaak het grootste deel van het budget naar de aankoop van zendtijd. Het is al te vaak ook opboksen tegen de betalende adverteerders uit de industrie, die grotere budgetten hebben om vaak iets ongezondere producten te promoten.
In uitvoering van de bepalingen in het Mediadecreet met betrekking tot de boodschappen van algemeen nut heeft de VRT een commissie voor humanitaire en maatschappelijke campagnes, waar onder andere liefdadigheidsorganisaties en de sector van de gezondheidspromotie campagnes kunnen indienen. Uitzonderlijk maakt men echter slechts kans om één week per jaar gratis zendtijd te krijgen, waarin vijf gratis spots worden vertoond. De impact van die vijf spots is meestal vrij gering. Bijgevolg koopt de organisatie meestal nog extra mediaruimte om de effectiviteit van de campagne te vergroten.
Minister, ik stel u deze vraag omdat de Vlaamse overheid ook de taak heeft de bevolking maximaal te informeren over ziektepreventie, gezonde voeding, voldoende beweging, middelenmisbruik enzovoort. De Vlaamse Regering, en ook Vlaams minister van Welzijn Vandeurzen, gaat uit van de filosofie van ‘health in all policies’. Dat betekent uiteraard ook dat men de gezondheidspromotie in een ruime maatschappelijke context wil aanpakken. Een doelgerichte en brede communicatie is daar natuurlijk een aspect van.
Minister, hebt u reeds kennis genomen van de voornoemde regeling in de Franse Gemeenschap? Wat is de reden dat de Vlaamse Regering een dergelijke regelgeving nog niet heeft toegepast? Bent u eventueel bereid om die regelgeving in overweging te nemen? Hebt u hierover al overlegd met uw collega-minister? Bent u bereid om ter zake een soort kosteneffectiviteitsonderzoek uit te voeren, ook samen met het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin? Dat gebeurt de jongste tijd nogal veel als het gaat over gezondheidszorg. Dan gaat het zowel over de berekening voor de omroepen als over de bevordering van de gezondheidspromotie. Dat is enigszins een kosten-batenafweging. Bent u daartoe eventueel bereid?
Minister Gatz heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, de gratis zendtijd voor de sector van de gezondheidspromotie in de Franse Gemeenschap wordt geregeld in een besluit van de regering van de Franse Gemeenschap van 18 januari 1995. Die regeling bestaat dus al geruime tijd. Dat besluit verplicht alle omroeporganisaties in de Franse Gemeenschap, zowel de openbare als de particuliere, om jaarlijks voor 1 februari aan de minister bevoegd voor het mediabeleid mee te delen hoeveel reclamezendtijd er werd besteed aan reclame voor geneesmiddelen, geneeskundige behandelingen en alcoholhoudende dranken. Het daaropvolgende jaar moeten de omroeporganisaties dan evenveel zendtijd gratis ter beschikking stellen voor de promotie van campagnes van de gezondheidssector. Die gratis zendtijd voor promotiecampagnes in de gezondheidssector moet de omroeporganisaties ook beschouwen als reclamezendtijd. In de Franse Gemeenschap maakten in 2013 tien promotiecampagnes gebruik van dit systeem, in 2014 negen en in 2015 zes.
Mevrouw Franssen, u vroeg me vervolgens of ik dat een goed idee vind en waarom een gelijkaardige regelgeving in Vlaanderen niet bestaat. In het algemeen kunnen organisaties uit de sector van de gezondheidspromotie via de Vlaamse audiovisuele media het publiek bereiken met boodschappen van algemeen nut. Onder een boodschap van algemeen nut valt immers ook “elke boodschap over hun opdracht van algemeen belang, die uitgaat van sociale en humanitaire verenigingen of van verenigingen die behoren tot het domein van het algemeen welzijn, ongeacht de vorm en ongeacht de betaling of de betalingswijze”. Dat staat in artikel 2, 3°, b), van het Mediadecreet. Daarnaast is er binnen de VRT de commissie voor humanitaire acties, die gratis publicitaire ruimte toekent aan humanitaire organisaties. In die commissie zitten VRT-medewerkers van diverse afdelingen. De leden van de commissie beslissen in eer en geweten, op basis van een reglement dat door de raad van bestuur is goedgekeurd. Bij die beslissing hanteren ze diverse criteria, zoals de spreiding van thema’s, de spreiding doorheen de jaren en de vraag hoe vaak een bepaalde thematiek aan bod komt in de uitzendingen. Humanitaire organisaties kunnen dus gratis zendtijd krijgen, via een formulier dat kan worden gedownload op de website van de VRT. De organisaties die deze advertentieruimte krijgen, krijgen dan vijf spots op de radionetten en vijf spots op Eén of Canvas.
In de context van de gezondheidszorg heeft de commissie voor humanitaire acties van de VRT voor 2016 gratis zendtijd toegekend aan Dokters van de Wereld, Druglijn, Handicap International, Stichting tegen Kanker, Vlaamse Vereniging Autisme, Antigifcentrum, Rode Kruis-Vlaanderen, ALS Liga, MS-Liga, Centrum ter Preventie van Zelfdoding, Fonds voor Wetenschappelijk Reuma Onderzoek, Stichting Alzheimer Onderzoek en Anonieme Alcoholisten. Naast die organisaties in het gezondheidsdomein werden de gratis spots ook toegekend aan organisaties die zich bezighouden met maatschappelijk welzijn en organisaties voor ontwikkelingssamenwerking. De voornoemde opsomming betreft dus enkel de cluster gezondheid. De verhouding tussen die domeinen varieert elk jaar. Bij de VRT zegt men me dat die verhouding gemiddeld 40 procent voor gezondheid, 30 procent voor maatschappelijk welzijn en 30 procent voor ontwikkelingssamenwerking bedraagt.
Jaarlijks zijn er gemiddeld 40 aanvragen, en 25 à 30 daarvan krijgen zendtijd. Dat is toch wel een vrij grote respons, gelukkig maar. Deze organisaties kunnen naast die gratis zendtijd bij de VRT ook nog bijkomende zendtijd aankopen, uiteraard volgens de normale regels. Ook andere organisaties kunnen die advertentieruimte aankopen. Dat spreekt vanzelf.
In de context van gezondheidszorg hebben onder andere de volgende organisaties in 2015 advertentieruimte aangekocht: de Stichting tegen Kanker voor Tabakstop, het Centrum voor Kankeropsporing voor de preventie en opsporing van darmkanker, het Centrum voor Kankeropsporing voor de preventie en opsporing van baarmoederhalskanker en het Centrum voor Evidence-Based Medicine (CEBAM) voor de campagne over het raadplegen van een arts in plaats van een zelfdiagnose te stellen door te surfen op het internet.
Graag wil ik er ook de aandacht op vestigen dat reclame-inkomsten voor alle omroeporganisaties belangrijke bronnen van inkomsten zijn. Voor de particuliere omroeporganisaties vormen ze zelfs de belangrijkste inkomstenbron. De verplichting om reclamezendtijd gratis ter beschikking te stellen voor promotiecampagnes van de gezondheidssector betekent natuurlijk objectief gezien een inkomstenverlies voor die omroeporganisaties. Ik wijs erop dat de Europese richtlijn reclamezendtijd beperkt tot twaalf minuten per uur.
Ik wil toch aangeven dat in het systeem van de Franse Gemeenschap de beschikbare zendtijd voor promotiecampagnes afhankelijk is van de hoeveelheid reclamezendtijd die het voorgaande jaar werd besteed aan reclame voor geneesmiddelen, geneeskundige behandelingen en alcoholhoudende dranken. Met andere woorden, hoe minder reclamezendtijd een omroeporganisatie besteedt aan reclame voor die drie producten of diensten, hoe minder zendtijd ze het daaropvolgende jaar gratis ter beschikking moet stellen voor gezondheidscampagnes. Ons systeem heeft geen last van dergelijke communicerende vaten, niet in positieve zin, maar ook niet in negatieve zin.
Op dit ogenblik is er nog geen overleg geweest met de minister bevoegd voor de volksgezondheid. Het Mediadecreet is duidelijk op dit ogenblik, zoals ik heb aangegeven. Het staat boodschappen van algemeen nut toe. Daarnaast is er binnen de VRT dus de commissie voor humanitaire acties, die gratis advertentieruimte kan toekennen, onder meer aan organisaties die zich inzetten voor gezondheidszorg. Indien mijn collega bevoegd voor de volksgezondheid hierover een overleg vraagt, wil ik daar zeker op ingaan, in de wetenschap echter dat we toch al een heel belangrijk instrument hebben.
Dan was er uw slotvraag over een kosteneffectiviteitsonderzoek. Vanuit het mediabeleid is er op dit ogenblik niet echt nood aan een dergelijk onderzoek, maar als het Departement WVG een dergelijk onderzoek uitvoert, dan zal ik de resultaten met de nodige interesse vernemen.
De deur staat dus altijd open voor overleg en bijkomende initiatieven. Ik meen echter dat we met het systeem dat ik heb belicht, toch al een zeer behoorlijk antwoord kunnen geven op uw algemene bekommernis dat er voldoende aandacht voor gezondheidscampagnes op televisie zou zijn.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord, en ook voor het overzicht van alle spots die er zijn. U benadrukt echter eigenlijk ook enigszins wat ik daarnet al heb gezegd: vaak zijn die vijf spots op radio en televisie te kort om een effect te hebben op de bevolking, zodat de organisaties zelf extra zendtijd gaan aankopen. Dat is natuurlijk een zeer grote hap uit hun budget. Ik ben blij dat u zelf naar Tabakstop van de Stichting tegen Kanker hebt verwezen. Het waren zij die me daarover hebben aangesproken. Aan Vlaamse zijde krijgt men via de VRT, via de commissie voor humanitaire en maatschappelijke campagnes slechts uitzonderlijk een week per jaar gratis zendtijd. Ze kopen extra zendtijd aan. Dat komt al snel neer op 125.000 euro. In Wallonië is dat niet het geval, en daar zit het verschil.
De beide systemen hebben natuurlijk voor- en nadelen. In de Franse Gemeenschap is dat afhankelijk van de zendtijd voor andere, minder gezonde producten. Misschien kunnen we echter toch wel leren van elkaars goede incentives, kunnen we dit toch wel meenemen. Voor die organisaties kost dat immers natuurlijk wel bijzonder veel geld als ze nog extra zendtijd willen kopen.
Ik zal dit uiteraard ook aankaarten bij minister Vandeurzen. Er zijn ook de gezondheidsconferenties die op ons afkomen. Misschien kan daar ook worden bekeken of een samenwerking ter zake tussen uzelf en minister Vandeurzen mogelijk is.
Daar wil ik toch op aandringen, gelet op het feit dat we evolueren naar een samenleving waar chronische ziektes toenemen door allerlei zaken zoals te weinig bewegen en niet altijd juiste informatie over gezonde voeding. Mijn laatste bijkomende vraag daaromtrent is wanneer in de commissie voor humanitaire en maatschappelijke campagnes wordt beslist welke campagnes aan bod komen, of er ook wordt teruggekoppeld met de Hoge Gezondheidsraad en het kenniscentrum over wat gezonde voeding is en dergelijke meer. Het is misschien niet onbelangrijk om mee te nemen in het volledige verhaal als men beslissingen neemt over de uitzendingen die er zullen komen.
Mevrouw Franssen, ik heb de voorbije maanden gespit in de problematiek van de boodschappen voor algemeen nut, in het bijzonder die uit de landbouwsector en van het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM). U kent ze wel, de goedgemaakte spotjes, daar niet van. Ik heb onderzocht in welke mate die sporen met de gezondheidsdoelstellingen die de Vlaamse overheid heeft en wil bereiken. Uit dat onderzoek en de vragen die er ook zijn geweest aan minister Schauvliege – landbouw is een heel belangrijke speler en VLAM is een kamer van de Landbouwadministratie – , blijkt dat er niet wordt gerijmd. Wel houden binnen VLAM een aantal mensen de gezondheidsfacetten van de promotie in de gaten. Het zijn boodschappen voor algemeen nut. Die hebben de beeldvorming bij het publiek dat als de Vlaamse overheid iets van algemeen nut promoot, dat toch alleen iets goeds kan zijn. Maar neen, die boodschappen van VLAM worden de ether ingestuurd a rato van de bijdragen die de sectoren in de landbouw leveren. We hebben een heel grote varkenssector bijvoorbeeld, waardoor er heel veel tijd aan promotie voor varkensvlees wordt besteed. Ik zeg niet dat het niet mag. Ik zeg wel dat het helemaal niet in overeenstemming is met de gezondheidsdoelstellingen. Ongewild toont de vraag aan dat de ene Vlaamse administratie de andere tegenwerkt, of positiever uitgedrukt, dat ze elkaar in ieder geval niet versterken.
Ik wil ervoor pleiten dat er wat meer afstemming op elkaar zou komen, los van de inkomsten die de VRT zou derven. De boodschappen van algemeen nut worden immers betaald door VLAM, dat geld krijgt van de sectoren. Ik heb er ook voor gepleit om de gezondheidsdoelstellingen direct mee te nemen in de weging en in de keuzes die worden gemaakt. Ik breng dus een derde speler in het verhaal binnen. Naast media en gezondheidspreventie krijg je nu ook nog eens landbouw erbij.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Ik volg natuurlijk vooral het luik welzijn op. Wie mij volgt, weet dat ik ook heel veel vragen stel over die terugkoppeling en samenwerking. Health en health policies zijn inderdaad bijzonder belangrijk. U weet dat de Hoge Gezondheidsraad bezig is met een advies voor te bereiden rond gezonde voeding, dat moet worden omgezet in Vlaanderen naar een actieve voedingsdriehoek. Ik hoop dat men daar de zaken eens kritisch tegen het licht houdt. Er is een advies gekomen van de Hoge Gezondheidsraad over het beperken van transvetzuren in de voeding bijvoorbeeld. Er kunnen heel wat zaken worden opgelost binnen het preventieve gezondheidsbeleid door de voeding eens zeer grondig onder de loep te nemen. Elke sector en elk departement is daar een stuk bij betrokken. Ik ben zeker ook vragende partij om de sectoren beter op elkaar af te stemmen.
Voeding is natuurlijk maar één facet van de thematiek, maar niet onbelangrijk.
Nu gaat het over de communicatie in het hele verhaal.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik wil gewoon op de bijkomede vraag van mevrouw Franssen aangeven dat ik bij de VRT zal opvragen hoe de mogelijke terugkoppeling of een andere dialoog met stakeholders verloopt. U hebt de Hoge Gezondheidsraad genoemd, maar er kunnen er nog andere zijn. Ik weet dat de VRT op dat vlak een open en consequent beleid voert, maar hoe het precies gaat, daarop moet ik u nu het antwoord schuldig blijven maar ik wil het navragen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.