Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
In de Conceptnota Masterplan Scholenbouw van minister van onderwijs Hilde Crevits is de meervoudige inzetbaarheid en beschikbaarheid van schoolgebouwen een essentieel punt. Het concept ‘Brede School’ krijgt immers steeds meer weerklank; dat bleek ook uit de hoorzitting. De multifunctionaliteit van schoolgebouwen biedt ongetwijfeld mogelijkheden. Tot nu toe worden schoolgebouwen vrijgesteld van onroerende voorheffing. Zelfs als ze ook occasioneel voor andere doelen worden gebruikt, blijft hun gebruik voor onderwijs het belangrijkst. Als schoolgebouwen ten dele ook gebruikt worden voor minder onderwijsgebonden initiatieven, worden ze dan nog beschouwd als schoolgebouwen in de strikte zin van het woord? En wat zijn dan de effecten zijn op de onroerende voorheffing?
Blijft onderwijsinfrastructuur die via regelmatige of niet-regelmatige verhuring of andere beschikbaarheidsstelling ten dele fungeert als behuizing van niet-onderwijs gebonden initiatieven ook vrijgesteld van onroerende voorheffing?
Maakt het verschil of dit gebruik voor niet-onderwijs gebonden initiatieven binnen of buiten de gewone schooluren gebeurt?
Is er een verschil in de mate dat de gebruiker zelf ofwel bijvoorbeeld als gemeentebestuur ofwel als een privé-organisatie vrijstelling geniet?
Vereist het concept van de multi-inzetbaarheid een aanpassing aan de wetgeving over vrijstelling van onroerende voorheffing voor schoolgebouwen? Zo ja, welke initiatieven zijn mogelijks noodzakelijk?
Minister Turtelboom heeft het woord.
De Vlaamse Codex Fiscaliteit, meer bepaald artikel 2.1.6.0.1 voorziet in een vrijstelling van onroerende voorheffing, onder meer voor onroerende goederen die een belastingplichtige of een bewoner zonder winstoogmerk heeft bestemd voor onderwijs. Met een omzendbrief van 20 juli 2007 van de toenmalige minister van Financiën en Begroting, wordt toelichting gegeven bij de toepassingsvoorwaarden van deze vereiste.
Er moet cumulatief aan drie voorwaarden worden voldaan. Ten eerste, het ontbreken van winstbejag, ten tweede, het systematisch organiseren van didactische werkzaamheden volgens de verhouding leerling-leermeester, ten derde, een hoofdzakelijke bestemming van de onroerende goederen van didactische doeleinden. Voor deze laatste voorwaarde geeft de omzendbrief aan dat de belastingplichtige of de bewoner de gebouwen in hoofdzaak voor didactische doelstellingen moet gebruiken om in aanmerking te kunnen komen voor de vrijstelling. Het gebruiken voor onderwijsdoeleinden mag met andere woorden niet toevallig of bijkomstig zijn. Zelfs indien de onroerende goederen niet hoofdzakelijk voor didactische doeleinden worden aangewend, blijft de vrijstelling mogelijk indien wordt aangetoond dat de onroerende goederen noodzakelijk zijn voor het vervullen van onderwijsopdrachten. Hiervan geeft de omzendbrief een aantal voorbeelden, zoals de speelplaats van de school, de slaapruimtes in internaten, de archiefruimten en de kantoren die worden gebruikt voor de administratie van de school. Of aan deze voorwaarden voldaan is, is steeds een feitenkwestie en moet geval per geval bekeken worden.
Het feit dat scholen hun locaties ter beschikking stellen van andere verenigingen of derden heeft in principe geen invloed op de vrijstelling. Wanneer de schoollocaties ook gebruikt worden door derden zoals jeugdbewegingen of privépersonen komt de vrijstelling niet in het gedrang. Wel dienen de lokalen onveranderd hoofdzakelijk voor onderwijs bestemd te blijven.
De terbeschikkingstelling dient zich dus te beperken tot de perioden buiten de normale lestijden, maar zelfs een beperkte periode tijdens de normale lesuren, hoeft geen probleem te zijn voor de vrijstelling. Het maakt hierbij dus niet uit of de terbeschikkingstelling voor niet-onderwijsgebonden initiatieven binnen of buiten de normale schooluren gebeurt, of dat de gebruiker het gemeentebestuur of een privéorganisatie is.
Het betreft een feitelijke beoordeling, die in elk concreet dossier zal moeten gebeuren. Er is bovendien geen probleem indien de gebruiker zelf in aanmerking komt voor de vrijstelling, bijvoorbeeld als het gaat om activiteiten van een erkende jeugdbeweging. Die beantwoordt immers, zoals beschreven en toegelicht in de omzendbrief, eveneens aan de kwalificatie onderwijs.
Aangezien de voorwaarden reeds uitvoerig in de voormelde omzendbrief werden toegelicht, acht ik een aanpassing van de wetgeving in het kader van de multi-inzetbaarheid van schoolgebouwen niet noodzakelijk. Naast de vrijstelling van onroerende voorheffing voor onroerende goederen bestemd voor onderwijs voorziet het artikel ook in een vrijstelling voor andere onroerende goederen, zoals rusthuizen. Om de praktische toepassing van deze vrijstelling te vereenvoudigen worden de bepaling en de toepassingsvoorwaarden, met het oog op een actualisatie, door de administratie onderzocht en geanalyseerd.
De heer De Meyer heeft het woord.
Uit het antwoord heb ik begrepen dat er geen enkel probleem is wanneer schoolgebouwen gebruikt worden voor didactische doelstellingen en dat er altijd mogelijkheden zijn voor afwijkingen indien ze ook gebruikt worden voor alle doeleinden. Het moet wel gaan om gebruik buiten de lestijden en de feitelijke beoordeling is bijzonder belangrijk.
Ik wil even ingaan op dat laatste. Enkele jaren geleden werd ik geconfronteerd met het volgende probleem. Een kleine wijkschool liet namelijk een halve dag per week permanent tijdens de lestijden een lokaal gebruiken voor stempelcontrole. Deze school kreeg na de beoordeling van de administratie financiën geen verdere vrijstelling van onroerende voorheffing. Ik denk dat we dergelijke feiten in de toekomst moeten voorkomen en dat de administratie de richtlijn moet krijgen de geest van het antwoord van de minister na te leven.
De heer Daniëls heeft het woord
Minister, uw verwijzing naar de omzendbrief is heel duidelijk en geeft omstandig aan wat er wel en niet kan. De onrechtstreekse aanwending van de gebouwen, namelijk de locaties feestzalen, wordt eveneens door deze omzendbrief gevat. De sportzaal bijvoorbeeld drie dagen per week verhuren aan 500 euro, kan onder de vrijstelling vallen van onroerende voorheffing.
Ik denk dat het goed is dat dat erin staat om de conceptnota en het masterplan, goedgekeurd door de Vlaamse Regering, inzake scholenbouw en multifunctionele inzet niet te fnuiken.
Waar de heer De Meyer naar verwijst, zijnde het permanent ter beschikking stellen van lokalen, dat is opgenomen op pagina 19 van de betreffende omzendbrief. En daar wordt als criterium gebruikt: als een lokaal niet permanent ter beschikking staat of niet de intentie heeft om ter beschikking te staan van de school en het permanent voor iets anders wordt gebruikt. Op dat vlak moeten we opletten: we mogen geen schoolgebouwen zetten om voor andere doeleinden te gebruiken tijdens schooluren terwijl er een wachtlijst ten belope van 5 miljard euro is en er zich overal capaciteitsproblemen voordoen.
Toch kan het handig zijn om, indien dergelijke situaties zich voordoen, inderdaad ten individuelen titel duidelijk te maken wat kan en wat niet kan. In het kader van de multifunctionele inzet van gebouwen, lijkt het me niet onzinnig om scholen die ernaar zouden informeren, gewoon de omzendbrief onder de aandacht te brengen. Desgevallend kunnen in de toekomst op de website aanvullende en geactualiseerde voorbeelden worden gegeven.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik wil geen definitieve uitspraak doen over het antwoord. Ik wil het nog eens rustig bestuderen en het ook naast de omzendbrief leggen. Ik wil ook nog eens met een aantal mensen uit de onderwijswereld spreken.
Als we echt gaan voor multifunctionele scholen, dan moet het mogelijk zijn dat men de turnzaal effectief elke avond verhuurt aan jeugd- en sportorganisaties. Idealiter zou de gemeente kunnen optreden als facilitator om dit mogelijk te maken. Het moet dan ook mogelijk zijn voor wijkscholen en parochiale scholen om elk weekend de feestzaal te laten gebruiken door verenigingen. En dan moet het ook mogelijk zijn om een lokaal dat niet nodig is voor leerlingen, een dag of een halve dag tijdens de lesuren te laten gebruiken. En het is evident dat niet groter wordt gebouwd dan nodig – je zou stom moeten zijn om dat te doen. In de loop der jaren kan er echter speelruimte zijn in het aantal benodigde leslokalen, het aantal leerlingen fluctueert immers. Een lokaal permanent een dag of een halve dag verhuren, zou geen hinder mogen geven bij de vrijstelling van onroerende voorheffing.
Dit wou ik nog toevoegen aan het antwoord van de minister. Ik zal rustig verder bestuderen wat haar antwoord allemaal inhield. Maar mocht de minister hier nog op willen reageren, dan mag ze dat uiteraard doen.
De heer Lantmeeters heeft het woord, want ik heb hem daarnet over het hoofd gezien. We wijken dus even af van de normale gang van zaken.
Voorzitter, ik wist dat u zo vriendelijk voor mij zou zijn, ik heb daarom geen scène gemaakt toen ik werd voorbijgestoken. (Gelach)
De minister zal straks wel antwoorden, maar ik denk dat alle vragen die op dit ogenblik gesteld worden, volledig beantwoord worden door de omzendbrief. Het voorbeeld dat de heer De Meyer heeft aangehaald, is in strijd met de omzendbrief. Ik ben heel benieuwd naar de datum waarop dat feit is gebeurd. Hij spreekt over: “enkele jaren geleden”. Ik veronderstel dat het voor 2007 geweest zal zijn. Voor het overige worden de vragen die hij stelt over het permanent ter beschikking stellen van lokalen aan lokale besturen, gewoon beantwoord door de omzendbrief. Daarover is volgens mij geen discussie meer mogelijk, zeker gelet op het feit dat de minister heeft gesteld niet zinnens te zijn de omzendbrief te herroepen of te wijzigen. Ik denk dat er heel weinig discussie over kan bestaan.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Als u kijkt naar de omzendbrief pagina 18, staat in punt 4.3.12 duidelijk: “Verhuur van schoollocaties en -materialen”. Het feit dat de scholen hun locatie ter beschikking stellen van andere verenigingen of derden, heeft in principe geen invloed op de vrijstelling van de onroerende voorheffing.
En dan zegt men dat derdengebruik geen beletsel vormt om de vrijstelling van onroerende voorheffing toe te kennen. Expliciet vernoemd worden privépersonen, sociaal-culturele verenigingen, jeugdbewegingen, externe partijen en zo meer. De opsomming staat in de tekst.
Er staat ook dat het eigenlijk buiten de lestijden moet zijn, maar dat het ook tijdens de lestijden geen probleem is indien het occasioneel is. Ook wordt gedefinieerd wat een occasionele terbeschikkingstelling is.
Maar dan staat er ook, en dat is het enige, dat bij de permanente terbeschikkingstelling aan derden, waarvan de doelstellingen geen onderwijsdoestellingen zijn, men de vrijstelling van onroerende voorheffing verliest. Maar dat zou betekenen dat het schoolgebouw permanent wordt verhuurd aan een bedrijf of aan iets anders dat helemaal niets met de school te maken heeft.
Voor alle duidelijkheid, het gaat over de omzendbrief van 20 juli 2007 van VLABEL over de vrijstelling van onroerende voorheffing voor onroerende goederen bestemd voor onderwijs. Op pagina 18 en 19 staat alles in detail, de tekst laat niets aan de onduidelijkheid over.
Met andere woorden: als permanent gedurende één uur een lokaaltje wordt verhuurd aan derden, dan verliest men zijn vrijstelling. Vinden we dat goed of niet goed?
Neen, dat is niet juist. Excuseer dat ik u onderbreek, maar er staat alleen: “een permanente terbeschikkingstelling aan derden”. Permanent betekent alles. U hebt het over één uur. Als dat buiten de normale lestijden is, is er nooit een probleem. Als dat binnen de normale lestijden is en het is een occasionele terbeschikkingstelling, dan is er ook geen probleem. Permanent betekent dat het hele schoolgebouw, alles, op elk ogenblik, 24 uur op 24 en 7 dagen op 7, wordt verhuurd.
Ik ben blij met uw aanvulling, minister, want in het verleden werden er soms andere interpretaties aan gegeven.
Dit is van 2007. Die andere interpretaties moeten dus van voor 2007 zijn.
Goed, het verleden speelt geen rol. Het antwoord dat u vandaag geeft, is belangrijk en het stelt me ook gerust.
De vraag om uitleg is afgehandeld.