Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer De Potter heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, mijn vraag dateert al van 6 november, er is misschien al nieuwe of andere informatie. Mijn vraag is dus wellicht al wat gedateerd, maar ik vond het toch belangrijk om ze nog te stellen. Ik heb er immers een aantal verwarrende persartikels over gelezen. Het lijkt me nuttig om de juiste info en meer duidelijkheid te krijgen.
Op 23 oktober 2015 lanceerde de Vrije Universiteit Brussel haar eerste obligatie-uitgifte in de vorm van een reeks thesauriebewijzen op lange termijn via Belfius Bank. De Vrije Universiteit Brussel heeft met haar eerste uitgifte 61,5 miljoen euro opgehaald op de kapitaalmarkt, met looptijden van 15 en 20 jaar, telkens met vaste jaarlijkse kapitaalaflossingen. Ze heeft daartoe een thesauriebewijzenprogramma opgezet met een uitgifteplafond van 130 miljoen euro.
De rector van de Vrije Universiteit Brussel benadrukte bovendien dat dankzij de opgehaalde middelen tegen toch wel lage kosten, de financiering verzekerd is van Project XY. Dit project omvat niet alleen extra huisvesting voor studenten door het bouwen van 650 moderne studentenkamers, maar ook extra ruimte voor onderwijs en culturele activiteiten, dat alles op de campus Etterbeek. De transactie werd uiteindelijk afgesloten op 61,5 miljoen euro, hoger dan initieel gepland. De Vrije Universiteit Brussel kon door de grote interesse diversifiëren in looptijden.
Ik meen begrepen te hebben dat universiteiten en hogescholen tot de geconsolideerde Vlaamse overheid behoren. En ik had ergens gelezen dat de uitgifte van leningen door universiteiten ook weegt op de Vlaamse overheidsschuld.
Minister, kunnen universiteiten lenen zonder toelating van de Vlaamse overheid enerzijds en de uitgaven verhogen zonder toelating van de Vlaamse overheid anderzijds?
Heeft de VUB de regeringscommissaris geraadpleegd, en wat was zijn houding tegenover deze operatie? Is hierover overleg gepleegd met de Vlaamse Regering? Is er een goedkeuring geweest?
Hoe verhouden de ontleningsvoorwaarden van de VUB-operatie zich tot de voorwaarden waaraan de Vlaamse overheid ontleent? Is er al dan niet een effect op de Vlaamse overheidsschuld, want hierover was de communicatie wat verwarrend?
Minister Turtelboom heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer De Potter, vooraleer ik antwoord op de vragen zal ik toch eerst wat achtergrond creëren, omdat dat van belang is. Ik zal vooral schetsen hoe de hogescholen en universiteiten momenteel binnen de begroting handelen en op welke manier ze daarin figureren.
Er is het feit dat het Instituut voor Nationale Rekeningen (INR) heeft geoordeeld dat conform het Europees Systeem van Nationale en Regionale Rekeningen (ESR) de hogescholen en universiteiten inderdaad tot de geconsolideerde Vlaamse overheid behoren. Het gevolg hiervan is dat het begrotingsresultaat van de Vlaamse overheid niet enkel wordt geïmpacteerd door de hoegrootheid van betoelaging van de hogescholen en universiteiten zoals voor de consolidatie het geval was. Door de consolidatie wordt het Vlaamse begrotingsresultaat ook geïmpacteerd ten belope van het verschil tussen ESR-aanrekenbare uitgaven en ESR-aanrekenbare ontvangsten.
Daarbij kunnen er verschillende situaties ontstaan. Indien dit verschil gelijk is aan de voorziene betoelaging, dan heeft de consolidatie an sich geen enkele bijkomende impact ten aanzien van de vroegere situatie. Indien het verschil kleiner is dan de voorziene betoelaging, dan heeft de consolidatie een gunstige impact voor de Vlaamse begroting. Dit is bijvoorbeeld het geval als men reserves aanlegt of bijvoorbeeld een deel van de betoelaging of eigen ontvangsten aanwendt voor schuldaflossing of kapitaalparticipaties.
Op het moment dat men niet-ESR-aanrekenbare ontvangsten genereert, bijvoorbeeld via het aangaan van leningen, en deze inzet voor ESR-uitgaven, dan kan hiervan een negatieve impact uitgaan voor het begrotingssaldo.
Binnen de Vlaamse geconsolideerde begroting gaan we naar aanleiding van de diverse begrotingsrondes en begrotingsuitvoering na of de gunstige elementen die bij de consolidatie van alle rekeningen van hogescholen en universiteiten naar voren komen, bijvoorbeeld de reserve-opbouw, de schuldaflossing of het aangaan van kapitaalparticipaties, afdoende zijn om eventuele negatieve effecten op te vangen, bijvoorbeeld het inzetten van leningen of reserves om investeringen te financieren.
Aan de hand van infosessies aan de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) en de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) worden zowel de hogescholen en universiteiten, de regeringscommissarissen als de gemachtigden van financiën momenteel verder geïnformeerd over de impact van de door hen goedgekeurde begrotingen en de uitvoering ervan op de geconsolideerde Vlaamse begroting als geheel. Deze impact wordt niet enkel op jaarbasis gemonitord, maar ook op basis van de meerjarenplanningen van de respectievelijke hogescholen en universiteiten kan ook een indicatie van eventuele meerjarige evolutie in kaart worden gebracht.
De ESR-matige consolidatie van hogescholen en universiteiten en de noodzakelijke beheersing van de mogelijke bijkomende begrotingsimpact ervan, zal hierbij dienen te worden verzoend met de beheersmatige autonomie waar hogescholen en universiteiten actueel hun werking op steunen. Zo kunnen universiteiten en hogescholen momenteel zonder expliciete goedkeuring van de Vlaamse overheid leningen aangaan. Er bestaat immers geen regelgeving die het aangaan van leningen door een universiteit aan een voorafgaande machtiging onderwerpt. De eventuele bijhorende verhoging van de uitgaven kan eveneens zonder goedkeuring van de Vlaamse overheid, maar uiteraard moet alles steeds passen in een gezond financieel beheer.
In dit kader kan vastgesteld worden dat de door het INR gehanteerde ESR-correcties voor hogescholen en universiteiten de laatste jaren positief waren. Dit leidt dan ook tot de vaststelling dat er de voorbije jaren een voorzichtig budgettair beleid is gevoerd door hogescholen en universiteiten als geheel. Meer concreet was er zowel in 2012, 2013 als in 2014 een globale positieve correlatie ten aanzien van de betoelaging van respectievelijk 9,9 miljoen euro in 2012, 27,7 miljoen euro in 2013 en 47,3 miljoen euro in 2014.
Specifiek wat betreft de leningsuitgifte van de VUB was ook de regeringscommissaris op de hoogte gesteld, aangezien het bevoegd universiteitsorgaan – de raad van bestuur – daartoe in alle transparantie en conform de wettelijke en decretale bepalingen de vereiste beslissingen heeft getroffen. De regeringscommissaris was en is van oordeel dat de desbetreffende beslissingen noch strijdig waren met het bij of krachtens de wet of het decreet bepaalde noch het financieel evenwicht van de universiteit in gevaar brachten. Zijn ambt heeft bijgevolg geen gebruik gemaakt van zijn decretale bevoegdheid om beroep in te dienen bij de Vlaamse Regering. De regeringscommissaris kan niet oordelen over de opportuniteit van de beleidsbeslissingen.
Naast de impact op de begroting heeft de consolidatie van hogescholen en universiteiten tevens een effect op de geconsolideerde schuldpositie van de Vlaamse overheid. Nieuwe leningsuitgiften hebben hierbij uiteraard een negatieve impact. Schulduitgiften door hogescholen en universiteiten vormen evenwel geen nieuw gegeven. Eind 2014 was de gehele ESR-matig verrekende schuld voor hogescholen en universiteiten gelijk aan 390,3 miljoen euro. Hier staat voor 2,5 miljard euro aan materiële vaste activa en 2,1 miljard euro aan bedrijfsmatig omzetbare activa tegenover. Dat geeft aan dat de sector als geheel sowieso financieel gezond is.
Zoals daarnet reeds vermeld, heeft de aflossing van 390 miljoen euro aan schulden een positieve impact op het geconsolideerde begrotingssaldo. Eventuele nieuwe leningen kunnen in het geval van omzetting in investeringen een negatieve impact hebben. Sowieso is het van belang om alle elementen in de beoordeling mee te nemen, waarbij de sector van de hogescholen en universiteiten ook als een geheel wordt beschouwd.
Wat betreft de vraag over de ontleningsvoorwaarden kan ik u tot slot meegeven dat we op basis van de leningen met vaste jaarlijkse kapitaalsaflossingen voor de VUB uitkomen op een marge van 75 à 90 basispunten – tussen 0,70 à 0,90 procent – boven de OLO-rente. Ter vergelijking heeft de Vlaamse overheid in de loop van november obligaties uitgegeven op de kapitaalmarkt met een marge van 30 basispunten boven de OLO-rente.
De heer De Potter heeft het woord.
Minister, het is inderdaad belangrijk dat er informatie wordt gegeven aan de betrokken actoren over de gevolgen van de consolidatie en hoe daarmee moet worden omgegaan. U zegt dat dit gebeurt. Ik heb begrepen dat er geen goedkeuring is vereist van de Vlaamse overheid voor het uitgeven van leningen of voor het doen van uitgaven, voor zover een gezond financieel beheer vooropstaat waarbij alles in rekening wordt gebracht. Ik heb ook genoteerd dat de regeringscommissaris wel degelijk op de hoogte was, maar geoordeeld heeft dat het financieel evenwicht niet in gevaar was. Dat is een duidelijk antwoord dat me tevreden stelt.
De heer Schiltz heeft het woord.
Het is inderdaad geen nieuwe praktijk dat universiteiten en hogescholen middelen kunnen ophalen. De minister heeft de situatie goed geschetst.
Minister, in uw beleidsbrief hebt u aangekondigd dat u werk wilt maken van het centraal schuldbeheer van de Vlaamse overheid. Is het interessant dat hogescholen op eigen houtje kapitaal ophalen of kan dit niet goedkoper via de Vlaamse overheid, die allicht betere tarieven kan onderhandelen? Is dat een optie? Voor de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) hebt u dat ook gedaan.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Mijnheer Schiltz, op dit moment is dat nog niet aan de orde. Vooraleer we daartoe kunnen overgaan, moeten we een duidelijk standpunt hebben van het kabinet van minister Van Overtveldt over de definitieve vrijstelling van de roerende voorheffing voor beleggingen in te consolideren instellingen. Zolang daar geen duidelijkheid over is, is het moeilijk om een standpunt in te nemen. We zouden namelijk zo een standpunt kunnen innemen dat misschien nadeliger is dan de huidige situatie.
U hebt wel gelijk. Zij lenen aan 0,70 tot 0,90 procent boven de OLO. Onze ontleningen zijn aan 30 basispunten. Dat is een te onderzoeken mogelijkheid, maar als we geen duidelijkheid hebben over het federale standpunt over de roerende voorheffing, dan is het moeilijk om ons daarin in te schakelen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.