Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, wie een bedrijf start of overneemt, doet dat in hoop en vertrouwen. Men gaat niet uit van falen of gedwongen stopzetting, men hoopt uiteraard op groei en bloei. In de agrarische sector met zijn levende materie geldt dat misschien nog sterker dan elders.
Toch zal de huidige crisis wellicht leiden tot gedwongen bedrijfsstopzettingen. Het afgelopen jaar zijn er 70 procent meer landbouwbedrijven failliet gegaan dan in 2014, hoorden we in een nieuwsbericht op 31 december 2015. In absolute cijfers gaat het gelukkig niet om een groot getal, maar het aantal bedrijven in moeilijkheden neemt spijtig genoeg toe, en als er geen kentering komt, zal het ook in 2016 verder toenemen.
Gelukkig bestaan er naast deze bedrijven in problemen ook bedrijven die het wel behoorlijk doen, maar in deze vraag wil ik mij alleen toespitsen op de begeleiding van de bedrijven in moeilijkheden en meer specifiek op de preventie van bedrijfsproblemen.
Ik wil even ingaan op twee misvattingen die circuleren en die moeten worden rechtgezet of minstens moeten worden genuanceerd. Soms gaat men ervan uit dat de vervennootschappelijking een ideale oplossing biedt, maar dat is zeker niet voor alle land- en tuinbouwbedrijven een veilig traject naar de toekomst. Beherende vennoten zijn in de statuten van de landbouwvennootschap immers onbeperkt aansprakelijk voor de verbintenissen die het bedrijf aangaat. Ik wil hiervoor speciale aandacht vragen, omdat ouders die mee in de landbouwvennootschap stappen, bij ernstige problemen die leiden tot faillissement, worden betrokken bij de afwikkeling van het faillissement. Bij het eventueel opstarten van een landbouwvennootschap is het goed dat men de volledige kennis heeft van alle voordelen – die zijn er ook –, maar ook van alle nadelen. Jammer genoeg is dat in het veld onvoldoende gekend.
Bij familiale bedrijven raden schuldeisers of adviseurs soms aan om een van de partners terug te brengen naar het ministatuut of zelfs te schrappen voor sociale bijdragen. Hierdoor verliest de persoon in kwestie veel kansen op hulp en zelfs herstel op de lange termijn. Ook dat is geen veilige optie. Van de voorlichting moet men een genuanceerd standpunt kunnen innemen en kunnen verwachten.
Ofwel betaal je die schulden prioritair voor de andere schulden, ofwel kun je uitstel van betaling vragen, ofwel kun je een tijdelijke vrijstelling van sociale bijdragen vragen. Gelukkig heb ik de voorbije dagen in de landbouwpers gelezen dat men al aandacht heeft voor die problematiek. Dat is bijzonder belangrijk.
Ik wil hierbij ook wijzen op het zeer verdienstelijk en deskundig werk van Boeren op een Kruispunt. Voor 2016 blijft het belangrijk – we hebben dit al aangehaald bij de begrotingsbesprekingen en mogelijk is het ook een agendapunt van de begrotingswijziging in de loop van 2016 – dat ze voldoende mensen kunnen inzetten en over voldoende middelen kunnen beschikken.
Minister, heeft de voorlichting op dit moment enerzijds voldoende aandacht voor de sociaal-economische situatie en anderzijds voor het maatschappelijk statuut van wie in de agrarische sector werkt? Ik weet dat het principiële antwoord ja is, maar ik wil die twee aandachtspunten toch naar voren brengen. Op welke manier wordt erover gewaakt dat de voorlichting ook rekening houdt met deze aspecten? Is het niet wenselijk dat schuldeisende bedrijven en banken hiermee voldoende rekening houden?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, u hebt absoluut een punt. Heel wat pistes die worden bewandeld, verdienen nuance. Dat geldt zeker ook voor de vervennootschappelijking. Het is goed dat hieraan aandacht wordt besteed. De vervennootschappelijking van bedrijven is niet altijd heiligmakend. Je moet het geval per geval bekijken. Welke structuur heb je, welk bedrijf heb je en wat is voor jou het beste om te doen? Er is inderdaad een groot verschil.
Wanneer je bijvoorbeeld failliet gaat, kan de natuurlijke persoon meestal principieel verschoond worden verklaard voor alle restschulden die de curatoren niet konden vereffenen met de valorisatie van de activa. Bij een faillissement van een vennootschap moeten de zaakvoerders inzien dat ze meestal niet beschermd zijn. In 90 tot 95 procent van de gevallen hebben de zaakvoeders zich borg gesteld voor hun vennootschap. Dikwijls staan naaste familieleden – veelal de partner maar dat kunnen ook de ouders zijn – borg voor een vennootschap om van een kredietverlener de nodige kredietlijnen te krijgen. In een landbouwvennootschap staat de beherende vennoot in voor alle restschulden na het faillissement van de vennootschap. In verschillende voorlichtingsprojecten gaat er veel aandacht naar het sociale statuut van de zaakvoerder, de echtgenoot of de meewerkende echtgenoot of echtgenote.
Ik zal een voorbeeld geven van een voorlichtingsproject waarin daarvoor aandacht was. In het Fast Feed From Europe-project, een van de maatregelen die we hebben uitgewerkt met de Europese crisismiddelen, is expliciet in het draaiboek voor de adviesverleners gevraagd om het statuut te controleren, te kijken wat het inhoudt, het toe te lichten en indien mogelijk te regulariseren.
Het is juist dat er in het verleden bij de bedrijfsontwikkeling wellicht te weinig aandacht was voor de kwetsbaarheid en de kans dat het fout zou kunnen lopen. Vandaag wordt een toekomstige investering meestal aan de hand van een bedrijfsplan opgemaakt. Dat wordt allemaal in kaart gebracht. De voor- en nadelen worden op die manier afgewogen. Ook om VLIF-steun te verkrijgen worden de haalbaarheid en de randvoorwaarden nauwkeurig onderzocht.
Ik heb eind vorig jaar drie projecten goedgekeurd om land- en tuinbouwers te sensibiliseren om de juiste bedrijfseconomische vorm te hanteren en ook de juiste financiële analyses te maken. Het is evenmin een goed idee dat een voorlichter adviseert om te saneren in de sociale bijdragen. Dat hebt u daarnet aangehaald. Ook daar is een gepersonaliseerde en op maat gemaakte oplossing de beste. Vrijstelling vragen van sociale bijdragen voor de eerste kwartalen kan voor sommige bedrijven wel een mogelijkheid zijn, maar men mag dat zeker niet veralgemenen. De eerste taak van een voorlichter is de administratieve dossiers onderzoeken: is de sociale zekerheid in orde? Hoe zit het met het huwelijksstelsel? Zijn de nodige verzekeringen aanwezig? Zijn die ook betaald? Hoe zit het met alle andere administratieve formaliteiten, met de vergunningen, en dergelijke meer? Meestal zijn het net die administratieve formaliteiten die een bedrijf in moeilijkheden als eerste zal verwaarlozen.
Een doorgedreven communicatie en ondersteuning door Boeren op een Kruispunt zijn cruciaal. De problemen die ik heb aangehaald en die ook werden aangehaald door collega De Meyer, namelijk de juridische gevolgen van een gedwongen stopzetting en de opbouw van sociale rechten voor man en vrouw, worden meegenomen in het communicatieplan en de activiteiten van Boeren op een Kruispunt. In 2015 gaf Boeren op een Kruispunt 60 procent meer uit aan psychologische begeleiding van land- en tuinbouwers. De verwachting is dat dit in de komende periode nog zal stijgen. Daarom start Boeren op een Kruispunt met een nieuw Leaderproject ‘Zot van boeren’. De bedoeling is om in het drie jaar lopende project de klassieke voorlichting preventief te verbinden met de sociale en de geestelijke gezondheidszorg.
De aangehaalde problemen genieten mijn volle aandacht. Het is zeker iets dat we verder moeten meenemen, ook vanuit de ondersteuning die wordt gegeven vanuit onze verschillende diensten. Collega De Meyer, het is terecht dat u aandacht vraagt voor deze problematiek.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. U hebt een belangrijk element toegevoegd aan dit proces dat zich op dit moment spijtig genoeg bij veel landbouwbedrijven afspeelt. Mijn tussenkomst is zeker en vast geen pleidooi tegen de landbouwvennootschappen, laat dat duidelijk zijn, maar wel een vraag naar voldoende nuances en de vraag dat voorlichters, van welke aard dan ook, bij de opstart van een landbouwvennootschap de betrokkene op alle elementen wijzen, zowel de voor- als nadelen.
Wat het sociaal statuut betreft, denk ik dat in een crisisperiode al het mogelijke moet worden gedaan om mensen te beschermen en zeker niet om een sociaal statuut af te bouwen. Minister, ik hoop dat uw antwoord voldoende weerslag vindt in de landbouwmedia. Voor een aantal mensen is het bijzonder belangrijk om goed en correct geïnformeerd te zijn.
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Graag sluit ik me aan bij de bekommernissen van collega De Meyer. Het aantal landbouwers dat moeite heeft om het hoofd om boven water te houden stijgt. Ik heb nog een reportage gezien op de regionale televisie bij ons – ik woon in de Westhoek. Bij ons in de Westhoek doen zich de meeste zelfdodingen voor, meestal bij landbouwers. Vlak over de grens – ik woon op de grens van Alveringem met Frankrijk – bestaat precies dezelfde problematiek van landbouwers die het echt niet meer zien zitten. Boeren op een Kruispunt is een organisatie die zich hiervoor inzet.
In uw antwoord geeft u aan dat elk bedrijf anders is. Elke situatie dient individueel te worden bekeken. Is er voldoende hulp voorhanden om elk bedrijf een goede ondersteuning te bieden, om voldoende bijstand te leveren? Beschikt Boeren op een Kruispunt over voldoende mankracht om bijstand te leveren? Dat Boeren op een Kruispunt een zinvolle organisatie is, staat buiten kijf. Zou het echter niet interessant zijn om de werking van Boeren op een Kruispunt te evalueren? Wat zijn de knelpunten van die organisatie? Waar is er eventueel versterking nodig? U zei dat de nood aan psychologische hulpverlening met 60 procent is gestegen. Zoals ik al zei, in West-Vlaanderen en vooral in de Westhoek, zien veel boeren het echt niet meer zitten.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Ik wil me ook aansluiten bij collega De Meyer, in die zin dat de ‘vervennootschappelijking’ niet voor iedereen, maar wel voor velen een antwoord kan bieden. Landbouw is meer dan ooit maatwerk. Ik kan begrijpen wat u zegt, minister. Vandaag geldt echter nog steeds het tegenovergestelde. Ondanks de voordelen van de vervennootschappelijking, zoals de zorg voor continuïteit, het vlotter verloop van familiale bedrijfsovernames, de duidelijke aansprakelijkheidsregeling, de fiscale optimalisatie, zien we toch dat er relatief weinig gebruik wordt gemaakt van de vervennootschappelijking. Vandaag is dat ongeveer 15 procent. In de beleidsnota staat dat men de vervennootschappelijking nog meer aan bod wil laten komen.
Daarom wil ik weten of mensen die beginnen te boeren of mensen die een bedrijf overnemen voldoende op de hoogte zijn van die vorm van vervennootschappelijking. Wat Boeren op een Kruispunt betreft, mogen we positief zijn. Er wordt niet bespaard op de werking, integendeel. Ik maak hier geen evaluatie, maar dat positieve feit mag toch worden benadrukt.
Ik vang van landbouwers signalen op dat wanneer ze samen met Boeren op een Kruispunt contact opnemen met banken, dat een contraproductief effect heeft. Banken zouden zich in dat geval eerder terughoudend opstellen, hoewel men zou mogen verwachten dat ze het positief vinden dat de landbouwer in kwestie hulp gaat zoeken. Krijgt u die signalen ook? Voorts wil ik graag weten wat de stand van zaken is van de maatregelen op het vlak van falingpreventie die in samenwerking met Boeren op een Kruispunt worden genomen, en van de Europese crisissteun die in dat verband is vrijgemaakt.
Ik vat mijn vragen samen. Is de vervennootschappelijking bij jonge boeren of overnemers voldoende bekend? Hoe zit het met de signalen over de reacties van de banken? Wat is de stand van zaken van de uitrol van de maatregelen inzake falingpreventie?
Ik herhaal dat op maat moet worden gewerkt. Elk bedrijf heeft nood aan een specifieke, op maat uitgewerkte oplossing. Veralgemenen en stellen dat voor iedereen een vennootschap de beste oplossing is, is niet goed. Ik vind het hoopvol dat steeds meer aandacht uitgaat naar dit vraagstuk, ook in het onderwijs. Vroeger werd aan jongeren die landbouwstudies volgden vooral de technieken aangeleerd. Vandaag gaat het ook over de bedrijfsvoering, en over de verschillende vennootschapsvormen die mogelijk zijn. Dat is belangrijk.
Ik denk dat de verschillende mogelijkheden goed zijn gekend, maar we moeten dat onder de aandacht blijven brengen. De voor- en nadelen moeten steeds goed worden belicht. Ik krijg geen signalen dat banken zich weigerachtig zouden opstellen. U mag me die signalen steeds meedelen. We hebben steeds gesteld dat Boeren op een Kruispunt over voldoende middelen moet beschikken. Vandaag is dat het geval. Boeren op een Kruispunt werkt vaak samen met externe partners. Ik zei het al: 60 procent heeft psychologische hulp nodig. Wel, in dat geval zal men een beroep doen op externe experts. Boeren op een Kruispunt is goed gekend, maar niet elke landbouwer met problemen neemt contact op. We hebben hier met Boeren op een Kruispunt een goede hoorzitting gehouden, en we houden contact met de organisatie. Boeren op een Kruispunt levert fantastisch werk.
De adviescheques van het project Fast Feed From Europe gaan naar Boeren op een Kruispunt. Begin september is het project opgestart. Dat kan nog beter lopen. Vorige maandag heb ik daarover met mensen van Boeren op een Kruispunt gesproken. Tot vandaag worden de cheques niet echt massaal gebruikt. We hopen dat dit project nog meer wordt gepromoot, want zo willen we zorgen voor advies op maat.
Mijnheer De Meyer, om terug te grijpen naar uw initiële vraag: ik ga helemaal akkoord om te stellen dat goede, objectieve informatie op maat cruciaal is om goede beslissingen te kunnen nemen. Op dat vlak kan het nog beter, ten dienste van onze bedrijven. Die moeten goed nadenken over de te nemen beslissingen, inclusief de vorm die het bedrijf moet aannemen.
We mogen niet vergeten dat voor veel land- en tuinbouwers de stap naar Boeren op een Kruispunt zetten, ze een belangrijke en moeilijke psychologische drempel moeten overschrijden. Deze voltallige commissie en ook u, minister, vinden dat Boeren op een Kruispunt doorgaans op een schitterende manier moeilijk werk verricht. Het zou niet slecht zijn als uw kabinetschef namens deze commissie die mensen een pluim zou geven. Het werk dat zij dagelijks verrichten, is ook voor hen psychologisch heel zwaar.
De vraag om uitleg is afgehandeld.