Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, we hebben het hier vorige week ook al over gehad naar aanleiding van mijn vraag over de impact van de klimaatakkoorden en daardoor wist ik niet zeker of deze vraag zou worden aanvaard.
Deze vraag om uitleg gaat over het Actieplan Alternatieve Eiwitbronnen (AEE). Ik ben van mening dat elke vorm van lokaal geproduceerd eiwit dat we op een veilige en verantwoorde manier kunnen inzetten voor de productie van onder meer veevoeder, welkom is om de afhankelijkheid van de import van soja te verminderen.
Hiertoe dienen zich enkele opportuniteiten aan zoals de projecten voor insectenkweek, de betere benutting van voeders door alternatieve fermentatietechnieken en de algenteelt. Er is ook het proefproject in Poppel. Daar werd een experiment opgezet rond het zelf kweken van soja. Het zal echter nog enige tijd in beslag nemen vooraleer de juiste zaden worden gevonden die afgestemd zijn op ons klimaat.
Dankzij het AAE kunnen we vandaag toch al enige resultaten voorleggen. België is voor ongeveer 50 procent afhankelijk van buitenlandse eiwitten. In Europa ligt dat cijfer nog steeds hoger, namelijk op 75 procent. We voeren vooral sojabonen uit Brazilië en sojaschroot uit Argentinië in. Het Belgisch cijfer is allicht enigszins geflatteerd, aangezien de ingevoerde sojabonen die in Europa worden gecrusht tot sojaschroot, volgens de statistieken geteld worden als Europese soja.
Dit neemt niet weg dat er in het licht van de duurzaamheid sinds 2009 steeds meer werk wordt gemaakt van maatschappelijk verantwoorde diervoederstromen. De invoer van soja van buiten Europa is in ons land gevoelig afgenomen – dat is maar goed ook. Deze sterke daling werd gecompenseerd door het aankopen van Duits koolzaadschroot, dat momenteel ook gesubsidieerd wordt. Naar verluidt zou die subsidiëring in de toekomst kunnen wegvallen. Dit zou natuurlijk een grote impact kunnen hebben op de productie ervan en het kan leiden tot het deels wegvallen van een belangrijk alternatief voor buiten-Europese soja.
Minister, werd het AAE al geëvalueerd? Wat zijn de conclusies ervan? Is er duidelijkheid over een opvolger van het huidige AAE? Welke concrete engagementen en welke termijn kan daarop worden geplakt?
Welke initiatieven met het oog op onderzoek denkt u te stimuleren? Wat is de stand van zaken van het proefproject in Poppel?
Hoe ziet u de evolutie van het Duits koolzaadschroot, meer bepaald door het wegvallen van de subsidiëring en de impact ervan op Vlaanderen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Vanderjeugd, dit is niet alleen vorige week aan bod gekomen in de commissie, u hebt er ook een hele reeks schriftelijke vragen over gesteld waarop u ook antwoorden hebt gekregen. Het waren negentien verschillende schriftelijke vragen, maar misschien hebt u nog niet alles kunnen nalezen. Ik zal daarom graag nog eens, voor de derde keer, antwoorden op de vragen die u hierover stelt.
Het Actieplan Alternatieve Eiwitbronnen liep tot eind 2015. De evaluatie wordt momenteel uitgevoerd door onze diensten. We doen dat natuurlijk in nauwe samenwerking met de Belgische beroepsvereniging van de Mengvoederfabrikanten (BEMEFA). Deze evaluatie zal in de eerste helft van dit jaar afgerond zijn.
Er wordt ook direct al een vervolgtraject voorbereid. Ook dat wordt besproken met alle stakeholders. Het zal ook gelden voor een periode van vijf jaar. Zodra het actieplan gekend is, kan het hier uiteraard uitgebreid aan bod komen.
Het onderzoek naar alternatieve eiwitbronnen in Vlaanderen wordt ondersteund door de Vlaamse overheid, zowel rechtstreeks als onrechtstreeks. Rechtstreeks gebeurt het via het IWT-sojaproject (Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie) van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO). Dat loopt van 2013 tot 2017. Er zijn ook demonstratieprojecten rond de vergroening in het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) waar ook de teelt van stikstofbindende gewassen deel van uitmaakt. Onrechtstreeks gebeurt het via onderzoek en subsidiëring van de Vlaamse praktijkcentra die er ook een heel onderzoeksprogramma rond hebben opgenomen.
Het proefproject in Poppel is een project van een private onderneming. Ik kan u er niet wijzer over maken.
U vraagt ook hoe ik de evolutie in Duitsland van het Duits koolzaadschroot bekijk. Voor mij is het natuurlijk zo goed als niet mogelijk om een inschatting te maken van eventuele beslissingen die de Duitse overheid potentieel zou kunnen nemen met betrekking tot hun nationale ondersteuning van de teelt van koolzaad. Het spreekt voor zich dat als er een beslissing wordt genomen in Duitsland, die een gevolg kan hebben op het areaal koolzaad dat in de toekomst geteeld wordt door de Duitse landbouwers. Dat zou natuurlijk effect hebben op het tonnage koolzaad. Er zal dus ook een nevenstroom schroot ontstaan in Duitsland. Op dit moment is het moeilijk om dit al in te schatten.
Ik hoop dat ik u hiermee, aanvullend op de vele informatie die u al hebt ontvangen via uw schriftelijke vragen, wat wijzer heb kunnen maken.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Minister, ik dank u voor dit antwoord en ook voor de antwoorden op de schriftelijke vragen. Ik heb ze inderdaad nog niet allemaal doorgenomen. Eigenlijk komt het erop neer dat u blijft inzetten op de alternatieve eiwitbronnen en dat komt ook ons klimaat ten goede, zo dragen we ook daaraan een steentje bij. Ik kijk uit naar de evaluatie van het bestaande actieplan. Ik ben ervan overtuigd dat u dit hier in de commissie samen met ons zult bespreken.
De heer Dochy heeft het woord.
Minister, ik heb een korte vraag, maar waarschijnlijk wordt die al beantwoord bij de zeventien of achttien vragen van de heer Vanderjeugd.
Toen wij verleden jaar het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) hebben bezocht, hebben we heel uitgebreid kennisgemaakt met het onderzoek ter zake dat door het ILVO is gebeurd in verband met de sojaproductie.
Mijnheer Vanderjeugd, ik heb begrepen dat u er toen niet bij kon zijn. We hebben daarover toen in ieder geval heel wat informatie gekregen. Vanuit het ILVO, dus niet alleen vanuit de privé-instantie in Poppel, wordt er heel veel inspanning geleverd in het onderzoek naar selectie om de productie van de sojateelt in Vlaanderen op te drijven.
Minister, we kennen de geschiedenis over het toelaten van dierlijke eiwitbronnen tot veevoeding. Het is een gevoelige materie. Is dat ondertussen op een wetenschappelijke manier verder opgevolgd? Zijn er al dan niet perspectieven ter zake?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik dank u voor de aandacht voor deze problematiek. Het is inderdaad iets dat we verder moeten opvolgen.
Mijnheer De Meyer, ik zal de informatie in verband met uw specifieke vraag opvragen en u bezorgen. Ik heb daarover nu niet meteen gegevens bij.
De vraag om uitleg is afgehandeld.