Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over nultolerantie inzake alcoholgebruik voor beginnende automobilisten
Verslag
De heer Keulen heeft het woord.
Mijnheer, begin december hebben twee gouverneurs samen de oproep gedaan voor nultolerantie wat betreft alcohol achter het stuur. Het gaat over Carl Decaluwé en Cathy Berx, respectievelijk provinciegouverneur van West-Vlaanderen en Antwerpen. Zij deden dat niet zomaar, maar op basis van bevindingen met betrekking tot de campagne Verkeersveilige Nachten, die als aftrap dienden van de nieuwe BOB-campagne. De resultaten waren teleurstellend en alarmerend.
Een week later lanceerde uw federale collega Jacqueline Galant het voorstel naar aanleiding van de Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid om een nultolerantie uit te voeren voor beginnende autobestuurders. Ze stelde voor die categorie van weggebruikers en automobilisten een maximum van 0,2 promille voor. Dat is eigenlijk een technische 0 promille of – om het in uw termen te zeggen – de praline met alcohol in of de geut cognac in een of andere maderasaus. Die nultolerantie zou gelden voor de eerste drie jaar dat men zijn rijbewijs heeft. Nadien zou de normale alcoholgrens van 0,5 promille gelden.
Dat is het mooie als je titularis bent van Mobiliteit en Openbare Werken: de actualiteit komt altijd naar je toe. Ondertussen is er namelijk ook een enquête geweest van het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV). Acht op de tien deelnemers van de enquête waaraan meer dan 5000 mensen, afkomstig uit België en de buurlanden, hebben deelgenomen, zijn voorstander van een nultolerantie voor de beginnende chauffeurs.
Beide voorstellen passen in een bredere discussie over verkeersveiligheid. In de plenaire vergadering van 9 december hebben we daarover kort van gedachten gewisseld tijdens een actuele vraag die ik daarover stelde. Minister, u stelde zich toen eerder terughoudend op. U zei toen te focussen op hardleerse overtreders en stelde dat die zich niet laten afschrikken door een grens en dat ook niet zullen doen bij nultolerantie. Dat is ongetwijfeld een terecht uitgangspunt. Handhaving is echter een bevoegdheid van de politie en valt nu eenmaal nog altijd onder de federale autoriteiten.
Minister, Vlaanderen is bevoegd voor sensibiliseringscampagnes betreffende de verkeersveiligheid. Rond alcoholmisbruik achter het stuur hebt u het BOB-concept behouden. Dat is uiteraard zeer goed. Zult u hieromtrent nog nieuwe bijkomende initiatieven nemen of blijft u werken met de huidige planning?
Het BIVV wijst erop dat een nultolerantie momenteel niet realistisch is, vooral omdat Vlamingen een nogal tolerante houding aannemen tegenover alcohol. Plant u enige initiatieven om de tolerantie jegens alcohol aan te pakken in het verkeer, bijvoorbeeld in samenwerking met minister Vandeurzen?
Op welke wijze zullen de beschikbare data van de alcoholcontroles worden verwerkt en gebruikt binnen het Vlaams Huis van de Verkeersveiligheid om zo een efficiënt beleid uit te werken?
Wat is uw standpunt over dit initiatief van uw federale collega voor een nultolerantie voor de beginnende chauffeur?
Ondertussen bent u bezig met de vernieuwing van de rijopleiding. Deze federale maatregelen hebben geen rechtstreekse invloed op de rijopleiding, maar geven wel aan dat aandacht aan veilig en verantwoord rijden in de rijopleiding van cruciaal belang zijn. Op welke manier ziet u deze sensibilisering inzake alcoholgebruik in de vernieuwde rijopleiding terugkomen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ben geen voorstander van nultolerantie voor jonge bestuurders in het verkeer, los van het feit dat ik daar niet bevoegd voor ben. Zo’n maatregel zou de jonge bestuurders viseren, terwijl dat net de leeftijdscategorie is die het beter doet op dat vlak, veel beter alleszins dan mijn leeftijdscategorie. Bij de nieuwe generatie is het besef over de onverenigbaarheid tussen rijden en drinken veel groter dan bij oudere generaties. In dat geval ga je capaciteit onttrekken aan de controle op huidige overtreders. Als je de lat lager gaat leggen, als je bij meer mensen een eerste controle doet met het meettoestelletje in de wagen, resulteert dat in veel bijkomende tweede controles. Daardoor onttrek je controle van degenen die vandaag al boven de norm zitten. Het is ook geen oplossing om de norm, die vandaag wordt gehanteerd en niet wordt gerespecteerd, te verhogen voor een andere doelgroep, namelijk enkel de jongeren die het in de praktijk beter doen. Dat is een slecht signaal.
De huidige planning van de sensibiliseringscampagnes geeft aan dat het thema alcohol twee keer per jaar uitvoerig aan bod komt via de BOB-campagnes. We blijven daar altijd de nodige media-aandacht aan geven in juni en december op alle bestuurlijke niveaus. Het opmaken van die kalender gaat trouwens gepaard met alle mogelijke politionele controles. We stemmen dat maximaal op elkaar af.
Het is ook een gezondheidsprobleem. Daarom is het van belang niet alleen de bestuurders die onder invloed van alcohol rijden, te bestraffen. We moeten ook zorgen dat er aan de alcoholproblematiek zelf kan worden gewerkt. Ik ben voorstander van een verdere uitrol van het alcoholslot, de ruimere toepassing ervan en de verkeerspsychologische begeleiding op dat vlak. Flankerende maatregelen via een begeleidingsprogramma moeten de persoon in kwestie helpen om naar een verantwoord rijgedrag over te gaan. Desgevallend moet dat ook de samenleving beschermen.
De data over de alcoholcontroles geven een beeld van de inspanningen geleverd door de politiediensten. Het is belangrijk die inspanningen te blijven monitoren. Het is hoopgevend dat de Staten-Generaal een andere belangrijke mededeling deed, die werd ondergesneeuwd door de communicatie over de nulnorm voor jonge bestuurders. Dat was de uitspraak van de minister van Binnenlandse Zaken over de controle van een derde van de bestuurders op jaarbasis. Dat is een heel ambitieus vooruitzicht en legt de lat serieus hoger. Kijk naar jezelf. Ik weet niet hoe vaak jullie al werden gecontroleerd. Ik werd nog nooit gecontroleerd.
Het is belangrijk om doelgerichte handhavingscampagnes heel het jaar door te organiseren. Er is een hele discussie over het moment waarop die controles worden georganiseerd. We moeten op twee benen blijven hinken, zowel op de risicomomenten als op andere momenten. Dat is om net de boodschap te geven dat we aansturen op een structurele gedragswijziging, en dus niet dat we ons gedrag alleen in de eindejaarsperiode aanpassen. Vroeger was dat zo. Door de BOB-campagnes in december-januari waren we veel attenter in die periode. Na die periode was het voorbij en konden we hervallen in ons gewone gedrag. Nu spreiden we dat doorheen het jaar.
De heer Keulen heeft het woord.
Pakkans is altijd cruciaal. Handhaving is het sluitstuk van elke regelgeving en minstens even cruciaal als de pakkans. Als Vlaams minister heb je geen hefbomen om de politie in te sturen. Aanwezigheid in het verkeer en het besef van de eigen verantwoordelijkheid zijn heel belangrijk. Je kunt alle straten volstoppen met verkeerssluizen en -drempels om de snelheid te verminderen.
Je kunt overal signalisatie aanbrengen. Men kan dat digitaal uitrusten en dat artistiek heel mooi maken, maar wanneer de weggebruikers niet tot het besef komen dat zij samen verantwoordelijk zijn voor veilig verkeer, zullen we blijven tekortschieten. Daar moet in elke sensibiliseringscampagne nadrukkelijk op gewezen worden. Elke burgemeester weet dat de schoolomgeving een mierennest is aan het begin en het einde van de schooldag. Ouders brengen hun kinderen met de wagen naar school, want anderen doen dat ook. Wie te voet of met de fiets komt, loopt het risico te worden omvergereden door die wagens. Dat is een vicieuze cirkel. Veilig verkeer begint bij ieder van ons, het is heel belangrijk om daar in campagnes op te wijzen. Als men zelf niet de discipline en het besef heeft dat men niet alleen voor de eigen verkeersveiligheid maar ook voor die van de anderen op de weg verantwoordelijk is, blijft het dweilen met de kraan open. Daarop moet hard worden ingezet in campagnes. Pas dan kunnen we de omslag maken.
De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Keulen heeft zonet een heel pertinent probleem aangekaart waarmee Vlaanderen wordt geconfronteerd. Een uitspraak tijdens de Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid was echt de nagel op de kop. In de Scandinavische landen wordt wie drinkt en wil rijden gecriminaliseerd door zijn vrienden. In Nederland en Duitsland proberen vrienden diegene die heeft gedronken ervan te overtuigen om niet te rijden. In België en in Vlaanderen vertellen vrienden van wie heeft gedronken echter waar de controles staan.
We zitten hier met een enorm mentaliteitsprobleem. Ikzelf ben de afgelopen weken in mijn gemeente met een aantal zware verkeersongevallen geconfronteerd. Ik wil me niet uitspreken over de oorzaken van die ongevallen, maar het is wel bijzonder pijnlijk dat we met zijn allen moeten vaststellen dat, ondanks alle investeringen die Vlaanderen de afgelopen tien jaar heeft gedaan in veilige fietspaden, ondanks de debatten die hier worden gevoerd over examencentra en ondanks het debat dat nog moet worden gevoerd over de rijopleiding, er nog altijd een mentaliteitsprobleem bestaat. Vraag is wat het antwoord daarop is. Ik deel de analyse dat er twee insteken zijn: sensibilisering en durven praten over de huidige mentaliteit. We moeten daarbij niet naar onze buurman of buurvrouw wijzen. Als we er niet in slagen die mentaliteit te wijzigen, blijven we een bijzonder moeilijke strijd voeren.
Minister, wat de pakkans betreft, deel ik uw mening dat een daling van de drempel onze capaciteit inzake pakkans zal verlagen. En dat moet onze ambitie zijn: het verhogen van de pakkans. Daarbij moeten we ook durven te kijken naar tijdstippen. Ook op de zogenaamde niet-risicotijdstippen moet er worden geblazen. Ik heb mijn zonechef meegedeeld dat ik het ook opportuun zou vinden om ook op andere dan drukke wegen alcoholcontroles te organiseren. Een aantal wegen worden immers bekeken als zijnde controlevrij. Ook op dat vlak moet er een inspanning gebeuren.
De heer Van Miert heeft het woord.
Minister, zoals u zegt, is tolerantieonderscheid tussen jongeren en ouderen geen goed idee, want wat is dan de volgende stap? Gaan we mensen die bijvoorbeeld jaarlijks 70.000 kilometer afleggen, dan anders behandelen dan mensen die van thuis uit werken of die kortere afstanden afleggen van 5000 of 10.000 kilometer en dus minder ervaring hebben?
Het woord mentaliteit is hier meermaals gevallen. Onze generatie ziet blijkbaar nog altijd niet in dat drinken en rijden niet compatibel zijn. Daar helpt blijkbaar maar één middel tegen, met name repressie zoals alcoholslot en boetes. De boetes liggen nu al astronomisch hoog. We spreken over maandlonen en soms zelfs meer. In vergelijking met een aantal jaren geleden zijn de boetes enorm gestegen, maar blijkbaar brengt dat bij controles niet veel zoden aan de dijk. Daar helpen blijkbaar alleen repressie en pakkansverhoging.
Maar ook binnen uw bevoegdheden zijn er nog opportuniteiten, minister. Ik denk dan vooral aan de jeugd. Zeker nu ook de rijopleiding een Vlaamse bevoegdheid is, moeten we daar meer op inzetten. Het idee dat de combinatie van alcoholgebruik en rijden niet cool is, moet verder tot de jeugd doordringen. Op die manier kan men binnen een aantal jaren een generatie van chauffeurs krijgen die er uit zichzelf van uitgaan dat drinken en rijden niet samengaan zonder dat dit in wetten en handhaving moet worden gegoten. Inzetten op sensibilisering en extra aandacht schenken aan dit probleem binnen die rijopleiding lijken me heel belangrijk.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.