Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Mijn vraag om uitleg past in de rondetafelgesprekken die ik heel intensief voer met de directeurs van het basisonderwijs in West-Vlaanderen. Die gesprekken leveren heel veel op, ook heel wat informele informatie, die ik u nog wel zal doorgeven.
De vraag om uitleg die ik nu stel, leeft eigenlijk bij diverse schooldirecteurs. Ik ben zelf tien jaar schooldirecteur geweest, maar heb daar nooit echt bij stilgestaan. Zelf werd ik er niet echt mee werd geconfronteerd, maar het gebeurt wel vaker. De Vlaamse regelgeving voorziet in extra ondersteuning aan anderstalige leerlingen die nog maar pas in België zijn aangekomen. Dat is uiteraard zeer goed. Je kunt die extra uren ondersteuning aanvragen wanneer die leerlingen zich in je school aanbieden, ook gedurende het schooljaar. Die uren worden op een correcte manier gebruikt om Nederlands te leren en te oefenen, de nieuwe taal te leren kennen en veel aandacht te geven aan dat praktische taalgebruik. Die uren zijn echt wel een meerwaarde voor die kinderen omdat ze op die manier beter kunnen functioneren in de klassen zelf.
Er zijn wel vreemde situaties. Ik geef een voorbeeld. Voor leerlingen die in Frankrijk wonen en bij ons naar school komen, mag je dergelijke uren aanvragen. Dat mag je echter niet doen voor kinderen die juist over de grens in België wonen. Dat zijn namelijk Belgische leerlingen, en die vallen uit dat systeem van die extra uren ondersteuning voor anderstalige leerlingen. Die leerlingen komen echter ook terecht in de klaswerking, maar beheersen de Nederlandse taal absoluut niet. Ze spreken Frans en geen Nederlands, hoewel ze in België wonen. Zo komt men in de problemen.
Minister, is dat een hiaat in de wet? Ik weet dat het geld kost en dat er heel wat problemen zijn. Is er volgens u echter een wijziging mogelijk in de regelgeving zodat ook de kinderen die in België wonen en die het echt nodig hebben, een beroep kunnen doen op die ATN-uren (anderstalige nieuwkomers) in het kader van het ATN-onderwijs?
Het zou een meerwaarde zijn dat die leerlingen op dat vlak worden ondersteund. Het zou vooral een hulp betekenen voor de leerkrachten die worden geconfronteerd met het feit dat ze alle vakken moeten geven in de klas, maar dat de kinderen onvoldoende de taal beheersen om onmiddellijk mee te zijn met de lessen. Zo zijn de specifieke vaktermen van bijvoorbeeld wiskunde niet gekend bij die leerlingen. Ze hebben het heel moeilijk om in te pikken en lopen dan ook achterstand op in de klas. Ik merk dat de kinderen die wel kunnen gebruikmaken van die ATN-uren, rapper stappen vooruit zetten om dan vlugger mee te kunnen in de gewone klaswerking.
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Vandenberghe, ik ben het met u eens dat een goede kennis van het Nederlands een belangrijke voorwaarde is voor een succesvolle schoolloopbaan, en ook voor integratie. U weet dat de Vlaamse Regering al heel veel extra maatregelen neemt om scholen die veel anderstalige leerlingen hebben en met extra uitdagingen kampen, extra ondersteuning te bieden, zowel qua omkadering als qua werkingsmiddelen. Dat lijkt me geen fout signaal, integendeel.
Als in het basisonderwijs de thuistaal niet de onderwijstaal is, dan is dat een van de leerlingenkenmerken op basis waarvan scholen bijkomende lestijden en werkingsmiddelen genereren. Alle anderstalige leerlingen die met beide ouders, of met één ouder en de broers en zussen een andere taal dan het Nederlands spreken, tikken aan wat dit leerlingenkenmerk betreft. Dat staat eigenlijk los van de vraag of ze in België gedomicilieerd zijn of niet, in Vlaanderen, Brussel of Wallonië. Het staat ook los van de eventuele duur van hun verblijf in België. Ook leerlingen die hier geboren zijn, maar wier thuistaal niet het Nederlands is, genereren dus SES-lestijden (sociaal-economische status) en SES-werkingsmiddelen, en die worden dan geïntegreerd in het totale pakket van omkadering en werkingsmiddelen.
Iets anders is de extra ondersteuning die scholen krijgen voor het onthaalonderwijs aan anderstalige nieuwkomers. Het onthaalonderwijs is een specifiek en tijdelijk onderwijsaanbod dat tot doel heeft anderstalige nieuwkomers die onlangs in België zijn aangekomen, op te vangen. Dat onthaalonderwijs heeft twee onderdelen: het gaat niet alleen over het aanleren van Nederlands, maar ook over het bevorderen van de sociale integratie en het wegwijs maken van die leerlingen in onze samenleving. Dat staat dus eigenlijk los van datgene waarin we voorzien qua extra SES-middelen.
Het accent ligt daarbij duidelijk op het feit dat men een nieuwkomer is, nieuw in ons onderwijssysteem en nieuw in onze samenleving. Dat veronderstelt een afbakening van de term ‘nieuwkomer’. Decretaal is bepaald dat een anderstalige nieuwkomer een leerling is die het Nederlands niet als thuis- of moedertaal heeft én nog geen jaar ononderbroken in België verblijft. Bovendien mag de anderstalige nieuwkomer niet langer dan negen maanden zijn ingeschreven in een school met het Nederlands als onderwijstaal, de vakantiemaanden uiteraard niet meegerekend. De grote meerderheid van de anderstalige nieuwkomers zijn asielzoekers, zeker vandaag, maar ook adoptiekinderen, kinderen van expats, kinderen die via gezinshereniging naar België komen, behoren tot die groep anderstalige nieuwkomers.
Het kan dus inderdaad zo zijn dat een leerling die in Frankrijk woonde en naar België verhuist, tijdelijk extra omkadering voor anderstalige nieuwkomers genereert, terwijl een anderstalige leerling die al langer dan een jaar in Menen woont, geen anderstalige nieuwkomer meer is en dus geen extra middelen voor anderstalige nieuwkomers genereert. Je moet de beide dus zeer duidelijk van elkaar onderscheiden. Het is dus niet de woonplaats die het verschil maakt, maar wel de verblijfsduur in ons land en het aantal maanden in het Nederlandstalig onderwijs. Beide leerlingen zullen evenwel extra SES-omkadering en extra SES-werkingsmiddelen genereren. Voor de SES-werkingsmiddelen wordt in basisonderwijs een bedrag van 64 miljoen euro besteed. In het secundair onderwijs is dat 43 miljoen euro.
Ik kan dus absoluut begrijpen dat scholen de onderwijsvraag van de beide leerlingen als zeer gelijkaardig ervaren, dat ze vragen vanwaar dat onderscheid komt. Ik vraag me echter af of het wel zo wenselijk zou zijn om die verblijfsduur in België te schrappen als voorwaarde, waardoor de leerling uit Menen ook een anderstalige nieuwkomer zou worden. Dat zou er immers voor zorgen dat elke anderstalige leerling die voor het eerst instroomt in ons onderwijs, als anderstalige nieuwkomer zou worden beschouwd, ook al is die hier geboren. We zouden die dan ook wegwijs moeten maken in onze samenleving, wat eigenlijk niet meer aan de orde is. Dat zou dus wat vreemd zijn, mochten we het op die manier doen.
Die systemen zijn complementair. Het zijn twee goede vormen van omkadering: enerzijds wordt in extra omkadering voorzien voor alle anderstalige leerlingen, anderzijds wordt in extra omkadering voorzien voor anderstalige nieuwkomers. Er is natuurlijk wel een verschil in tijd: in het ene geval komt die werking en omkadering er een jaar later, een jaar na de inschrijving, terwijl de nieuwkomers dat natuurlijk onmiddellijk krijgen gedurende een beperkte periode.
Toen dat systeem is gemaakt, is daar vrij goed over nagedacht. Ik vind ook dat het vrij goed in elkaar zit. Debatteer er gerust over, maar op dit ogenblik zou ik daar niet zoveel aan veranderen.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, de uitleg die u geeft, klopt perfect, niet dat ik daaraan twijfelde. Alles wat u zegt, klopt. Ik kon al die informatie ook nog in mijn vraag hebben gezet, maar dat lijkt me niet echt relevant. Het klopt dat ze complementair zijn, maar de ervaring leert dat men de SES-lestijden die men krijgt, op verschillende manieren kan gaan gebruiken. Daar zijn de scholen enigszins vrij in. Ze moeten wel kunnen verantwoorden bij de inspectie waarvoor de uren specifiek worden gebruikt. Dat is een vorm van ‘gekleurde’ uren. Die moeten ook voor dat doel worden gebruikt. Ze worden echter veel gebruikt om grotere klassen kleiner te maken. Als scholen met klassen van 28, 29 of 30 leerlingen zitten, dan gebeurt het dat ze die uren moeten gebruiken om die klassen te splitsen. Men kan dan aantonen dat men, door die klassen te splitsen, veel meer aan zorg kan doen binnen de klas. Dat wordt veel gedaan.
Mijn ervaring leert me dat die SES-uren voor die specifieke kinderen eigenlijk niet volstaan. Alles in de basisschool draait immers uiteindelijk om de taal. Bij alle vakken in alle domeinen die we geven, is de taal de basis, het belangrijkste. Als men de taal niet beheerst, dan kan men ook in al die andere domeinen niet mee. Dat is een vaststelling. Je merkt dat die kinderen, die wel in ons land wonen, die taal onvoldoende beheersen. Ze komen soms ook uit achtergestelde gezinnen. Die SES-lestijden zijn dus eigenlijk onvoldoende. Je kunt dat inderdaad geen uren voor anderstaligen noemen, want er is inderdaad het systeem van één jaar aanwezigheid. Ik meen echter dat u er eens over moet nadenken om dat voor die kinderen nog beter te omkaderen, om hen nog beter te ondersteunen. Geef het dan een andere naam of noemer. Het systeem van de SES-lestijden is een goed systeem, maar het is veelal onvoldoende, ook door de grote klassen die we hebben. Ik zou toch willen vragen dat u dat toch eens bekijkt. Onder welke naam dat gebeurt, is voor mij niet belangrijk, maar er moet wel omkadering zijn, zodat die kinderen niet door de mazen van het net glippen. Als je de taal niet beheerst in de basisschool, dan mis je immers ook wat de andere vakken betreft heel wat. Ik ben dus niet volledig tevreden met het antwoord. De naam is niet zo belangrijk, maar wel de omkadering.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega Vandenberghe, ik ben blij met uw betoog. Uw pleidooi sluit eigenlijk naadloos aan bij wat wij al jaren zeggen. Er zijn drie belangrijke zaken in het onderwijs: taal, taal en taal. Toenmalig minister Frank Vandenbroucke heeft dat indertijd ook gezegd. Ik vind het goed wat u aanhaalt. Dat is ook een van de redenen waarom we mee bekijken hoe we de middelen maximaal kunnen inzetten voor datgene waarvoor ze dienen te worden gebruikt. Ik verwijs naar de discussie van deze ochtend. Dan heb ik het zowel over uren en omkadering als over werkingsmiddelen. Het is ook in dat kader dat de evaluatie van de werkingsmiddelen is gebeurd. Ik ben blij dat sp.a nu ook zelf aangeeft dat we daarnaar moeten kijken, om dat maximaal in te zetten. U hebt absoluut gelijk dat we kinderen maar Nederlands kunnen leren met lestijden. Ik meen dus dat we absoluut bondgenoten zijn wat dat betreft. Ik ben ook blij dat u het verhaal van het veld vertolkt, want het zijn inderdaad de directeurs en de leerkrachten die u dat signaleren, en ons ook. Zij moeten het tenslotte ook doen.
Ik wil gewoon nog een aanvulling geven op het antwoord van de minister. Er is een aangroei van niet-Nederlandstalige leerlingen in het kleuteronderwijs. Met een aantal collega’s hebben we een decretale invoeging gedaan die er net voor zorgt dat die middelen worden ingezet voor de totale aangroei van anderstaligen. Het doet er niet meer toe of die nu in Frankrijk, over de taalgrens of waar dan ook wonen. Het gaat over de aangroei van anderstaligen. Eén jaar op het Belgisch grondgebied of niet, dat doet er niet toe. Dat is net wat u aanhaalt. Het is ook om die reden dat we ervoor hebben gepleit om dat te doen.
Of de leerlingen die je in je klas krijgt nu van Mesen of van vlakbij Lille komen, maakt niet uit, want ze kennen geen Nederlands en je moet hen Nederlands leren. Dat is net de reden waarom het in het decreet is ingeschreven en dat de middelen moeten worden ingezet om het Nederlands te bevorderen.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik had die reactie van de heer Daniëls verwacht. Ik denk dat sp.a intern ook eens goed zal moeten nadenken, want de voorbije jaren zijn er al veel debatten geweest waarin ik gewaarschuwd ben dat er niet mag worden geraakt aan de criteria om SES-middelen toe te kennen.
Er zijn vier criteria voor SES-middelen. Ik vind persoonlijk ook dat het over veel meer gaat dan taal alleen. Collega Vandenberghe, u zegt dat leerkrachten zeggen dat die SES-middelen niet worden gebruikt voor taal, maar voor allerlei andere zaken en dat ze geen ruimte hebben om ze te besteden aan taal. Dat kan ik natuurlijk moeilijk aanvaarden. U hebt de rapporten van het Rekenhof en anderen gezien. Voor kinderen die aantikken op de vier kenmerken, krijgt de school dubbel zoveel als voor kinderen die niet aantikken. Je moet dan werken aan het versterken van de kinderen op de punten waarvoor ze aantikken. Als dat is ‘thuistaal niet Nederlands’, dan moet je met het budget dat je krijgt, daar echt wel werk van maken. Vandaar dat het mij een beetje verrast. We zullen hierover nog wel een discussie hebben in de periode die komt.
Als ik uw voorstel probeer te interpreteren, vraagt u om OKAN open te stellen voor iedereen, zoals nu in het kleuteronderwijs gebeurt. Dat is budgettair heel zwaar en ik weet niet waar we die middelen gaan halen. Nogmaals, ik vind persoonlijk dat als we extra middelen en extra omkadering aan scholen geven, die middelen moeten worden gebruikt voor datgene waarvoor ze bedoeld zijn.
Moeten die middelen gekleurd worden, want eigenlijk zijn ze niet gekleurd? Scholen krijgen ze omdat leerlingen aantikken, maar er moet geen – of toch nauwelijks – verantwoording worden afgelegd over hoe ze ze hebben besteed. Er staat ook uitdrukkelijk in het decreet dat er enkel een evaluatie moest gebeuren. Dat is intussen gebeurd door de KU Leuven. Voor mij is het elementair dat scholen kunnen aantonen dat leerlingen versterkt zijn op die punten die de aanleiding vormen om de middelen te geven of te genereren. En dat is zeker ook taal.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Ik zet het systeem niet op de helling. U hebt dat misschien verkeerd begrepen. Ik heb niet gezegd dat scholen de middelen niet gebruiken, want uiteindelijk controleert de inspectie wel. U zegt dat er niet wordt gecontroleerd, maar de inspectie controleert wel bij een doorlichting of de SES-middelen op een correcte manier worden gebruikt. Ik heb het zelf in januari vorig jaar meegemaakt. Als men de klas splitst van 30 leerlingen naar 15 en men kan aantonen dat door in kleine groepen te kunnen werken, men die problemen ook kan aanpakken, dan zit men ook goed. Het is niet alleen de bedoeling om een klas te splitsen, maar men moet ook aantonen dat men met een kleinere groep leerwinst boekt.
Mijn vraag gaat geld kosten, maar probeer dan een aanvulling te doen zodat die kinderen ook nog die extra ondersteuning hebben. Ik wil zeker het systeem niet op de helling zetten. Ik denk ook niet dat ik het zo heb geformuleerd. Alles kost geld, daar ben ik ook mee begonnen, maar het is wel een probleem. Dat wou ik in deze commissie zeggen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.