Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, deze vraag om uitleg is een opvolgingsvraag bij mijn schriftelijke vragen 3 en 4 van 29 september 2015 en van vraag 66 van 10 november 2015.
Scholen krijgen voor hun organisatie een aantal lesuren waarin ze dan elk jaar leerkrachten mogen aanstellen. Dat lesurenpakket wordt berekend op basis van de leerlingenaantallen van 1 februari van het schooljaar voordien. Dit is de gewone regeling. Sommige scholen krijgen voor sommige van hun studierichtingen echter meer lesuren dan wat ze volgens de gewone berekening zouden krijgen. Dit is het systeem van de minimumpakketten die worden toegekend om de vrije schoolkeuze te kunnen garanderen. Een school krijgt minimumpakketten als er voldoende afstand ligt tussen de studierichtingen van twee scholen van hetzelfde net. Twee scholen van hetzelfde net met eenzelfde studierichting kunnen zo allebei een minimumpakket krijgen voor die studierichting als ze meer dan 8 kilometer van elkaar verwijderd zijn. In sommige regio’s volstaat zelfs een afstand van 4 kilometer. Dat men dezelfde studierichting kan volgen in dezelfde straat in een ander net, speelt geen rol: het gaat immers om het waarborgen van de vrije schoolkeuze.
In hun huidige vorm kosten minimumpakketten veel geld. Voor het huidige schooljaar wordt meer dan 16 miljoen euro extra besteed om de meerkost van de minimumpakketten te betalen. Door de minimumpakketten kunnen sommige scholen veel meer uren organiseren dan het aantal waarop ze volgens hun coëfficiëntenberekening recht zouden hebben. Sommige scholen halen bijna de helft van hun lesuren voor een bepaalde graad uit minimumpakketten. De extra omkadering door minimumpakketten is bovendien zo groot dat de ontvangende school die uren meestal kan investeren, deels in andere studierichtingen dan degene die de minimumpakketten genereert.
Daarop wordt al gewezen in het rapport van het Rekenhof uit 2010. Dit rapport stipte bovendien aan dat het huidige berekeningssysteem kan leiden tot ongewenste neveneffecten. Scholen met minimumpakketten halen er groot voordeel uit om kleine administratieve groepen op te richten of in stand te houden als ze er minimumpakketten voor kunnen krijgen. Een informele vraag wijst uit dat dat ook effectief gebeurt.
Een eigenaardige maatregel bij het berekenen van de minimumpakketten is de 85 procentregel: zodra het gewone lesurenpakket voor een groep groter is dan 85 procent van het minimumpakket, verdwijnt het minimumpakket. Dat betekent dat een school die een leerling extra inschrijft daar in sommige gevallen verlies aan doet. De verleiding is dus groot om die leerling officieel in een andere klasgroep in te schrijven, en zo het minimumpakket te behouden. Sommige scholen laten leerlingen om bijzondere pedagogische redenen dan nog wel overstappen na de telling van 1 februari.
Sinds de inwerkingtreding van het Inschrijvingsdecreet en de mogelijkheid om een bepaalde richting ‘vol’ te verklaren, is het strategisch omgaan met leerlingengroepen vergemakkelijkt. Minister, in uw antwoord op mijn schriftelijke vraag nummer 66 van 10 november 2015 stelde u dat er geen scholen waren die leerlingen geweigerd hadden in groepen waarvoor ze een minimumpakket kregen, maar dat er geen gegevens waren over ‘volverklaringen’ in die groepen.
Uit cijfers van de lokale overlegplatforms blijkt in elk geval wel dat scholen die volverklaringen toepassen of leerlingen weigeren, soms wel degelijk gebruikmaken van minimumpakketten, zij het dan wel in andere studierichtingen dan de richtingen die de minimumpakketten gegenereerd hebben.
Ik breng dat even in verband met de dubbele vaststelling van het Rekenhof. Ten eerste: minimumpakketten worden niet gebruikt in de groepen die ze genereren, dus creëren ze een overschot. De vraag is dan natuurlijk of ze te groot zijn. Ten tweede stelt het Rekenhof dat scholen strategisch omgaan met hun leerlingengroepen om hun minimumpakketten en dat overschot te kunnen behouden.
Minister, is het, los van de algemene visie op omkadering, niet wenselijk om de berekening van de minimumpakketten te herbekijken, zodat ‘engineering’ onmogelijk wordt? Is het niet wenselijk om de grootte van de minimumpakketten te beperken tot wat werkelijk nodig is voor de organisatie van de groep die ze genereert? Als dat niet mogelijk is, is het dan, aangezien minimumpakketten een overschot aan omkadering creëren dat ook elders in de school kan worden aangewend, niet zinvol om volverklaringen onmogelijk te maken in scholen die minimumpakketten krijgen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega De Meyer, u hebt daar inderdaad al een aantal schriftelijke vragen over gesteld. Ik zal uw drie vragen nu samen beantwoorden.
U geeft in uw vraag terecht aan dat minimumpakketten bedoeld zijn om de vrije schoolkeuze te kunnen garanderen. Ze zijn dus niet bedoeld om via allerhande wegen oneigenlijk extra middelen te genereren. Principieel ben ik het er dus mee eens dat ‘engineering’ via minimumpakketten niet mogelijk mag zijn en dat de omvang van het pakket van die aard moet zijn dat het doet waarvoor het bedoeld is, namelijk de vrije schoolkeuze garanderen.
Het omkaderingsmechanisme is zeer complex en is ook heel nauw verbonden met de onderwijsarchitectuur. Sowieso moeten wij in het kader van de modernisering van het secundair onderwijs mee werk maken van een nieuw omkaderingsmechanisme dat die vrije schoolkeuze garandeert. Je kunt het ene niet los zien van het andere. Nu snel en drastisch ingrijpen, is dus niet aan de orde, maar we zullen er wel niet onderuit kunnen om dat mee te bekijken bij de modernisering en dat op een goede manier te implementeren.
Ten gronde, collega De Meyer, vind ik het wat vreemd dat we vandaag nog niets van monitoring hebben om zicht te kunnen krijgen op de bewegingen die zich desgevallend in scholen voordoen om in aanmerking te komen voor minimumpakketten en op de aanwending van die pakketten. Ik heb aan mijn administratie gevraagd om die monitoring op te starten. Ik wil echt weten of we die bewegingen ook kunnen zien en of het dus klopt wat u zegt. Als we die monitoring hebben, kan die natuurlijk een zeer interessante bijdrage leveren bij het ontwikkelen van het financieringsmodel. Want wat u zegt, kan natuurlijk niet. Het is niet de eerste keer dat die vraag gesteld wordt. We kunnen die zaken wel uit onze databanken trekken, maar het is gewoon nog nooit gebeurd, wat mij enigszins verrast. Bij dezen is de opdracht dus ook gegeven.
Tot slot overweeg ik wel om een regelgevend initiatief te nemen. Als een school voor een welbepaalde graad of onderwijsvorm een minimumpakket krijgt, lijkt het mij immers zeer moeilijk dat men dan structuuronderdelen daarbinnen vol kan verklaren. Ik vind dat geen goede zaak. Ik overweeg dan ook om daar op korte termijn een regelgevend initiatief rond te nemen, dat hopelijk ook uw aller goedkeuring kan wegdragen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, de teneur van uw antwoord is duidelijk anders dan de teneur van het antwoord op mijn schriftelijke vragen, en dat stemt mij tevreden. Vrijheid van onderwijs is belangrijk. Met het systeem van de minimumpakketten op zich heb ik geen probleem. Bij de omvang en de grootte van de minimumpakketten van vandaag heb ik wel ernstige vragen. Ik zou daar een reeks voorbeelden van kunnen geven, maar ik houd het bij één: een pakket van zestig uren leraar indien er minstens tien leerlingen zijn voor de tweede graad aso, dat is duidelijk overdreven.
Het oneigenlijke gebruik moeten we hoe dan ook op korte termijn bestrijden. Op een moment van schaarste van middelen moeten we ons ernstige vragen durven te stellen bij de huidige werking van de minimumpakketten. Uw voorganger heeft al beloofd dat hij dat zou bekijken. Als we helemaal wachten tot na de modernisering van het onderwijs, vrees ik dat het dan nog een tijdje kan duren.
We spreken hier over 16 miljoen euro. Ik weet uiteraard ook dat als er bijsturingen gebeuren, we geen 16 miljoen euro zullen besparen, maar toch meerdere miljoenen. Ik pleit er niet voor om alles heel drastisch en snel te wijzigen, maar een aantal oneigenlijke gebruiken en misbruiken moeten we op korte termijn tegengaan, daar hebt u gelijk in.
Een van de mogelijkheden is dat voor die graden waar er minimumpakketten toegekend worden, er geen volverklaringen meer kunnen gebeuren. Dat is zeer terecht. Maar ik pleit er toch voor om nog een aantal maatregelen te nemen, zodat de uren die gegenereerd worden vanuit de minimumpakketten, niet in andere leerjaren gebruikt worden. Dat is ook een pleidooi dat het Rekenhof enkele jaren geleden al hield.
De heer Daniëls heeft het woord.
De heer De Meyer haalt een terecht punt aan, namelijk middelen die worden ingezet voor dingen waarvoor we ze eigenlijk niet toekennen. Als we een minimumpakket toekennen om iets in stand te houden in het licht van de vrije keuze op 8 of 4 kilometer maar als die middelen dan voor iets anders worden gebruikt, dan zijn dat blijkbaar middelen die we toekennen maar niet nodig zijn.
Ik denk dat het probleem veel ruimer is dan enkel de minimumpakketten. In rapporten van onder andere het Rekenhof lezen we dat scholen in tso en bso uren genereren en dat die dan getransponeerd worden naar aso. Scholen genereren ook uren die ze soms vrijwillig afgeven aan pedagogische begeleidingsdiensten. Leerlingen genereren werkingsmiddelen die blijkbaar niet altijd worden ingezet in die school. Die middelen gaan dan naar allerlei constructies op allerlei niveaus. Het probleem van de minimumpakketten dat de heer De Meyer aanhaalt, is een goed voorbeeld van afwending van uren en middelen.
Ik zal nog een ander voorbeeld geven. De heer De Meyer verwees ook naar het oprichten van kleine administratieve groepen. Dat is inderdaad een vaststelling en dat is niet de bedoeling. We stellen ook vast dat scholen – we noemen dat engineering, maar ik kan ze geen ongelijk geven – door de degressiviteit zowel in puntenenveloppes als de toepassing in uren als de manier waarop ze een extra directeursambt kunnen genereren, zich ook opsplitsen in administratieve groepen. Bijgevolg krijg je mensen op het schoolsecretariaat die een complexe Excel bijhouden met in welke school welke leerling juist zit. De revisor zegt dan dat dit één geheel is, maar de verificateur zegt dat het om verschillende scholen gaat met verschillende nummers en vraagt naar verschillende onderdelen.
Als u dit aanpakt, minister, moet dit ruimer worden bekeken met de basisvraag of de middelen die we geven, worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld.
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik ben blij dat de heer Daniëls de problematiek heeft opengetrokken. Ondanks het feit dat er geen net of koepel in de vraag van de heer De Meyer voorkomt, is het duidelijk voor iedereen die het onderwijs wat kent dat de vraag specifiek over één net gaat, namelijk het GO! Het zijn zij die de minimumpakketten krijgen om de vrije keuze in Vlaanderen concreet te maken.
De teneur van de vraag vind ik zeer raar. Wat de heer Daniëls zegt, is terecht. Uit onze fractie zul je ook in elk dossier en in elk thema inzake onderwijs hetzelfde horen: middelen zijn belangrijk maar niet oneindig. Als ze niet oneindig zijn, moeten ze gebruikt worden waarvoor ze dienen. Er is oneigenlijk gebruik, met engineering of welk woord we er ook aan verbinden. Iedereen die de onderwijswetgeving kent en de praktijk volgt, weet dat die wet op zijn Belgisch, op zijn Vlaams zeer ruim wordt geïnterpreteerd, soms binnen maar soms ook net buiten de wet.
De vrije keuze brengt wel een evenwicht in het onderwijs. Het is een evenwicht tussen enerzijds gelijke financiering van alle scholen, waarvoor we een lang traject van 40 jaar hebben afgelegd en waarbij we nu zeer dicht op een gelijke financiering zitten en anderzijds de waarborg van de vrije keuze. De heer De Meyer zegt dat dit 16 miljoen euro kost. Om de vrije keuze van De Panne tot in Lommel te garanderen, is 16 miljoen euro voor de ene veel geld en voor de andere een terechte prijs om alle burgers hun grondwettelijk recht op niet-levensbeschouwelijk onderwijs te kunnen garanderen. Die kost is onze fractie in elk geval bereid te betalen, als de middelen effectief worden ingezet om te garanderen wat gegarandeerd moet worden. Dat zeg ik er steeds bij. Het is geen carte blanche voor eender wie die de vrije keuze moet afdwingen. Als de maatschappij zegt dat er vrije keuze moet zijn, dan is het een kost die terecht wordt betaald.
De sequentie in de vraag stoort me, mijnheer De Meyer. U vermeldt eerst de 16 miljoen euro, en zegt dan dat we niet goed weten wat ermee gebeurt maar dat er engineering is. U zegt: “Informele navraag leert ons (…)”. Wat is informele navraag? We hebben hier nogal eens vastgesteld dat informele navragen niet zo dekkend zijn als we bedoelen. Het woord ‘soms’ dekt ook vele dingen. U stelt verder: “De verleiding is dus groot om (…)”. U zegt bijna letterlijk dat de directies bijna dom moeten zijn om niet van die omweg gebruik te maken. Ik ben het ermee eens dat we hierover moeten discussiëren, maar de teneur vind ik een aanval op een net en op directies en leerkrachten die zich elke dag zeer sterk inzetten in het GO! om de vrije keuze om te zetten in kwalitatief en goed onderwijs.
Minister, in het kader van de hervorming van het secundair onderwijs moeten we het aanbod in zijn geheel bekijken, met respect voor de budgettaire omgeving maar ook – daar zal onze fractie nooit anders over oordelen – met het recht en de garantie op vrije keuze. Het kan niet dat mensen moeten verhuizen naar de provinciehoofdsteden om nog niet-levensbeschouwelijk onderwijs te krijgen in een bepaalde richting in het secundair onderwijs. Dat debat zal zeer boeiend zijn en we willen dat in alle openheid voeren. We hopen dat de administratie ons voldoende objectieve informatie kan leveren zodat we niet meer moeten afgaan op ‘soms’, informele navragen of op het samenstellen van bepaalde gevoelens die al dan niet op het terrein worden bevestigd.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik zal kort antwoorden. Om eerst tegemoet te komen aan alle oprispingen van de heer De Ro, herhaal ik dat er geen monitoring bestaat. Ik vind dat mijn administratie wel eens mag bekijken of het klopt dat dit op deze manier gebeurt. Ik ben een beetje ongelukkig als dit zou kloppen. Ik heb daarom de suggestie gedaan voor het vol verklaren. Dat is een kleine maatregel die ik voorstel. Monitoren zal alles duidelijker maken. Misschien hebt u gelijk en misschien heeft de heer De Meyer ook een punt. Ik denk niet dat dit een aanval is op de ene of de andere, maar problemen mogen wel worden benoemd.
Ik ben blij dat we het erover eens zijn dat we dit in het kader van de modernisering van het secundair onderwijs moeten bekijken. Het hoeft ook niet te duren tot de effectieve inwerkingtreding om een maatregel te nemen. Als de structuur van het toekomstige secundair onderwijs is gekend, kunnen de keuzes nopens minimumpakketten worden gemaakt. Dat kan wat mij betreft gefaseerd al sneller gebeuren. Het aanbod zal wel bepalend zijn om na te gaan in hoeverre we in minimumpakketten moeten voorzien.
Niemand heeft iets gezegd over die kilometers. We moeten dat volgens mij ook bekijken. (Opmerkingen van Jo De Ro)
Soms is het inderdaad de reistijd. De tijden zijn enorm veranderd en misschien moet daar ook aan worden gesleuteld.
Ik wil eerst een en ander monitoren, maar ik heb nu al een voorstel van maatregel gedaan. Dit zal nog heel wat discussie met zich meebrengen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik heb daarnet al gezegd dat vrijheid van onderwijs belangrijk is. Ik heb op zich geen enkel probleem met minimumpakketten maar wel met oneigenlijk gebruik. Mijnheer De Ro, in alle onderwijsnetten wordt er gebruik gemaakt van minimumpakketten maar uiteraard in het GO! veruit het meest.
In mijn oorspronkelijke vraagstelling heb ik een aantal voorbeelden gegeven. Ik zal ze herhalen, bewust zonder de naam van de school te melden, omdat er gesuggereerd wordt dat ik dit niet kan hardmaken. School H heeft in 2015-2016 minimumpakketten gekregen, maar heeft in datzelfde schooljaar op de website van het LOP vier structuuronderdelen vol verklaard. Lyceum B heeft in 2014-2015 minimumpakketten gekregen, maar heeft in datzelfde schooljaar zeven structuuronderdelen vol verklaard. School C heeft in 2014-2015 minimumpakketten gekregen, maar heeft in datzelfde schooljaar één onderdeel vol verklaard. Een andere school heeft in 2013-2014 minimumpakketten gekregen, maar heeft in datzelfde schooljaar na de volverklaring zelfs negen leerlingen geweigerd in 1B. School X heeft in 2015-2016 minimumpakketten gekregen, maar heeft in datzelfde schooljaar 1B vol verklaard. De lijst is niet exhaustief.
Ik zou verder kunnen gaan, maar ik zal geen namen noemen. Want ik viseer niemand – geen enkele school, geen enkele directie, geen enkel net. Ik verzet me wel tegen misbruiken. Ik heb met een klokkenluider gesproken – ik zal zijn naam niet noemen. Ik heb hem of haar gevraagd om met het kabinet contact op te nemen en daar zijn of haar verhaal te vertellen. Wie denkt dat ik deze zaak niet hard kan maken, die vergist zich. Wie denkt dat ik de onderwijsvrijheid in vraag stel, vergist zich nog veel meer. Ook de minimumpakketten stel ik niet in vraag, maar wel het oneigenlijk gebruik ervan. Ik vind dat we dit in alle openheid moeten durven te bespreken. Ik voel me daarin gesterkt door het rapport van het Rekenhof.
De vraag om uitleg is afgehandeld.