Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik wil beginnen met het schetsen van een korte historiek van de faciliteitenscholen, wat hun doel was en is. In de jaren zeventig werd een convenant afgesloten tussen de beide toenmalige federale ministers bevoegd voor het Nederlandstalig en Franstalig onderwijs, waarin werd afgesproken dat de Franstalige onderwijsinspecteurs de Franstalige faciliteitenscholen in Vlaanderen zouden opvolgen. Bij de grondwetsherziening van 15 juli 1988 werd de bevoegdheid over Onderwijs, inclusief de faciliteitenscholen, naar de gemeenschappen overgeheveld. In principe hadden die faciliteitenscholen ook een Vlaams leerprogramma moeten volgen, zij het dat de lessen in het Frans werden verstrekt. De onderwijskwaliteit had moeten worden opgevolgd door de Vlaamse onderwijsinspectie, maar daar kwam allemaal weinig van in huis. In de praktijk beperkte de Vlaamse inbreng zich tot het verstrekken van de centen.
Het duurde vervolgens tot 22 mei 1996 vooraleer het Vlaams Parlement aan de Vlaamse Regering vroeg de protocolakkoorden van de jaren 70 te wijzigen en te conformeren aan de wetgeving. Na meer dan tien jaar van vruchteloos onderhandelen tussen de Franstalige en Vlaamse onderwijsministers keurde op 23 oktober 2009 het Vlaams Parlement, na heel wat belangenconflicten, unaniem – op de enige vertegenwoordiger van de Union des Francophones na –, het zogenaamde Interpretatiedecreet goed, waardoor de Vlaamse eindtermen voor de faciliteitenscholen zouden gelden, de leerlingen zouden worden opgevolgd door de Vlaamse centra voor leerlingenbegeleiding (CLB) en het toezicht op de onderwijskwaliteit door de Vlaamse pedagogische inspectie zou gebeuren.
De francofone politici konden dat decreet maar matig waarderen en trokken daarop naar het Grondwettelijk Hof. Dat sprak op 28 oktober 2010 een merkwaardig arrest uit. Het bevestigde weliswaar dat de Vlaamse eindtermen ook gelden voor de Franse faciliteitenscholen en dat het onderwijsdepartement die scholen van de Vlaamse eindtermen op de hoogte moet brengen, maar het voegde daaraan toe dat die scholen vervolgens een afwijking kunnen vragen voor het pedagogisch programma van de Franse Gemeenschap en dat de vraag daartoe aan het Vlaams Parlement moet worden voorgelegd. Die zou de aanvraag blijkbaar niet kunnen weigeren. Wel liet het Grondwettelijk Hof de bepaling dat de leerlingbegeleiding in handen van de Vlaamse centra voor leerlingenbegeleiding stelt, onberoerd, op voorwaarde dat het personeel daarvan minstens tweetalig is en het Frans dus zou kennen.
Vlaanderen moet intussen de rekening blijven betalen. Alleen al voor de zes gemeenten uit de Vlaamse Rand liep dat bijvoorbeeld voor het schooljaar 2013-2014 op tot zo’n 12 miljoen euro. Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag nr.78 van 17 november 2015, dat mee de aanleiding is voor deze interpellatie, blijkt dat de schoolbesturen conform het arrest in februari 2011 schriftelijk werden verzocht om een aanvraag tot afwijking van de eindtermen in te dienen. Binnen de vooropgestelde termijn werd inderdaad een afwijkingsaanvraag ingediend waarbij gevraagd werd de eindtermen van de Franse Gemeenschap voor het basisonderwijs in de faciliteitenscholen te mogen volgen.
De Vlaamse onderwijsinspectie adviseerde op 28 november 2011 dat de gelijkwaardigheid zou kunnen worden uitgesproken, maar dan op basis van de uitzonderlijke situatie van de afwijkingsaanvragen. Mogelijk werd daarmee gealludeerd op de onmogelijkheid de aanvragen te weigeren, zoals het Grondwettelijk Hof in zijn arrest stelde. Wat er ook van zij, er werd nog geen gelijkwaardigheid vastgesteld en dus nog geen bekrachtigingsdecreet aan het parlement voorgelegd.
Aan de voorwaarde dat de Franstalige onderwijsinspectie verslagen van de desbetreffende scholen zou bezorgen aan het Departement Onderwijs werd niet voldaan, laat staan dat de Nederlandstalige verslagen zouden zijn bezorgd, wat in feite decretaal verplicht is. Die verplichting bestond overigens vroeger ook al, maar er werd bij mijn weten nooit aan voldaan. Wellicht om die reden antwoordde u op mijn schriftelijke vraag niet of er al dan niet werd voldaan aan het wettelijk voorziene aantal lesuren Nederlands in de faciliteitenscholen. U deelde in uw antwoord ook mee dat de Franstalige faciliteitenscholen nog altijd geen beleidscontract hebben met een Vlaams CLB, zoals ook bepaald in het decreet.
Daarmee lijkt er vijf jaar na het arrest van het Grondwettelijk Hof en zes jaar na de goedkeuring van het Interpretatiedecreet waarmee de grote meerderheid van dit parlement een einde wenste te maken aan de onvoorwaardelijke subsidiëring van het Franstalig onderwijs in Vlaanderen en in de Vlaamse Rand in het bijzonder, op het terrein weinig of niets veranderd.
Daartegenover staat dat de Franse Gemeenschap en het gemeentebestuur van de Henegouwse faciliteitengemeente Komen al zo’n 35 jaar niet thuis geven op de vraag tot inrichting van Nederlandstalig onderwijs in die gemeente. Daardoor maakt de Vlaamse school in de Waalse faciliteitenschool Komen met een honderdtal leerlingen deel uit van het Gemeenschapsonderwijs. U noemde die situatie enige tijd terug “principieel ongemakkelijk”. In het prachtige Limburgse Voeren zouden de leerlingen van de Franstalige privéschool in feite onder het collectief huisonderwijs moeten vallen. Nochtans blijken er in die gemeente geen kinderen die huisonderwijs volgen, geregistreerd te staan. Dat komt omdat ze tot het Franstalig onderwijs worden gerekend. De organiserende vzw ontvangt bijvoorbeeld voor 2016 715.000 euro van de Franse Gemeenschap. Deze inbreuk op het territorialiteitsbeginsel bestaat ondertussen al ongeveer 25 jaar.
Ik wil u daarover enkele pertinente vragen voorleggen. Hoe verklaart u dat de Franstalige faciliteitenscholen in Vlaanderen nog geen beleidscontract hebben afgesloten met een Vlaams CLB, zoals het Interpretatiedecreet oplegt? Is er bij het Franstalig departement onderwijs al aangedrongen op het verkrijgen van inspectieverslagen, zoals de wet het voorschrijft en zoals het Grondwettelijk Hof heeft bevestigd? Weet u of de wettelijk opgelegde lessen Nederlands in de faciliteitenscholen wel of niet worden verstrekt? Acht u het onder die omstandigheden – de voorwaarden van het Interpretatiedecreet worden niet nageleefd – nog gerechtvaardigd om subsidies toe te kennen aan de Franstalige faciliteitenscholen in Vlaanderen? Hoe verklaart u de situatie dat in Voeren geen sprake is van collectief huisonderwijs terwijl in Sint-Martens-Voeren wel degelijk een Franstalige privéschool functioneert?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik dank u voor deze zeer interessante vraag. Het bracht me ertoe om niet één maar twee personen ter versterking mee te brengen. Onder meer Wouter, die jurist is op het departement, en deze problematiek al jaren volgt. U merkt ook zijn vermoeide blik op, en dat heeft alles te maken met uw interpellatie. (Gelach)
De situatie van de Franstalige faciliteitenscholen is een complex gegeven. We moeten er ons dan ook voor hoeden de situatie te simplificeren. Uit uw vraag blijkt alleszins dat u dat niet doet. Ik wens als minister ervoor te zorgen dat het arrest van het Grondwettelijk Hof – dat sommigen merkwaardig noemen – zo goed mogelijk wordt uitgevoerd en dat de scholen kunnen blijven werken tot er een definitieve oplossing is. Het arrest van het Grondwettelijk Hof stelt over het afsluiten van een beleidscontract met het CLB het volgende: “Volgens artikel 41 van dat decreet kan een centrum voor leerlingenbegeleiding slechts worden gefinancierd of gesubsidieerd indien het de bepalingen naleeft met betrekking tot de onderwijstaal en taalkennis van het personeel zoals bepaald in de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs en in de wet van 2 augustus 1963 op het gebruik van de talen in bestuurszaken. Bijgevolg kan de verplichting bepaald in artikel 2, tweede lid, 4°, om een beleidscontract of een beleidsplan te sluiten met een door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd centrum voor leerlingenbegeleiding slechts worden opgelegd indien de Vlaamse Regering in het werkingsgebied van de betrokken scholen een centrum voor leerlingenbegeleiding financiert waarvan het personeel het bewijs heeft geleverd van een grondige kennis van de onderwijstaal van de instelling, te dezen het Frans.”
In onze decreten over de rechtspositie is het vereiste taalkennisniveau voor de meeste ambten het niveau B2 van het Europees Referentiekader voor Talen. Ik verwijs dan bijvoorbeeld naar artikel 19ter van het decreet over de rechtspositie van het personeel van het gesubsidieerd onderwijs. Gezien de situatie van deze CLB’s kunnen we die verplichting wellicht beperken tot de personeelsleden die rechtstreeks met de ouders of leerlingen van de Franstalige scholen in contact komen. Maar zelfs dan gaat het om meerdere personeelsleden. De Franstalige faciliteitenscholen hebben inderdaad nog geen beleidscontract met een Vlaams CLB lopen. Maar we moeten er ons bewust van zijn dat een vraag naar zo’n contract impliceert dat de betrokken CLB’s voldoende personeelsleden moeten hebben die het Frans op niveau B2 van het Europees Referentiekader voor Talen machtig zijn.
Uw vraag over de inspectieverslagen is erg terecht. Het arrest 60/2011 van 5 mei 2011 van het Grondwettelijk Hof bepaalt op pagina 35 dat het de taak is van de Franstalige onderwijsinspectie om het inspectieverslag, vertaald in het Nederlands, te bezorgen aan de Vlaamse administratie. Tot op heden is dit niet gebeurd, zo heb ik tot mijn verbazing vastgesteld. Ik stel ook vast dat in het verleden Vlaanderen deze vraag nog niet heeft gesteld. Ik heb begrepen dat dit te maken heeft met het feit dat men eigenlijk eerst de discussie over de eindtermen wilde afronden, om pas nadien de vraag te stellen. Eventueel kan Wouter daarover meer uitleg geven. Inmiddels heb ik mijn administratie gevraagd deze verslagen op te vragen. Het is natuurlijk zo dat dit spontaan zou moeten gebeuren, want de regelgeving is op dat punt duidelijk. Maar goed, het is niet gebeurd, dus de vraag om het te doen drong zich op.
Ik beantwoord nu de derde vraag. De wettelijk voorziene lessen Nederlands in de faciliteitenscholen zijn een verplichting die voortvloeit uit de Taalwet van 2 augustus 1963. In de jaarlijkse aanvragen die de betrokken scholen ons sturen – in afwachting van een definitieve regeling – bevestigen ze ons dat ze deze verplichting strikt nakomen. Die verplichting komt neer op wekelijks 4 uur Nederlands in de tweede graad en 8 uur in de hogere graden. De toetsing of dit effectief gebeurt, is geen bevoegdheid van de Vlaamse onderwijsinspectie. Het Grondwettelijk Hof stelde immers dat de controle op de faciliteitenscholen door de Franstalige inspectie moet gebeuren. In mijn schrijven aan de Franstalige collega’s over de inspectieverslagen wordt expliciet gevraagd of dat ook gebeurt.
Wat uw vierde vraag betreft, kan ik het volgende meedelen. We proberen de regelgeving zo goed mogelijk uit te voeren. In artikel 129 van de Grondwet staat dat de Vlaamse Gemeenschap bevoegd is om het taalgebruik in het Nederlandse taalgebied te regelen. Hetzelfde artikel stelt in paragraaf 2 ook dat voor gemeenten met een bijzondere taalregeling – de faciliteitengemeenten dus – het gebruik van de talen in onderwijs een federale bevoegdheid blijft. Dit brengt ons dus bij de situatie dat voor de erkenning en subsidiëring Vlaanderen bevoegd is, maar voor het gebruik van de talen de federale overheid.
Mijn administratie voert de controle op de leerplichtwetgeving strikt uit. Kinderen die in Vlaanderen wonen en ingeschreven zijn in een Vlaamse erkende, gefinancierde of gesubsidieerde school, voldoen aan de leerplichtwet. Leerlingen die op de rol staan van het Franstalig onderwijs, voldoen ook aan de regelgeving rond de leerplicht. Enkel kinderen die we op geen enkele lijst terugvinden, worden aangeschreven en er wordt onderzocht of ze zich confirmeren aan de leerplichtwet. Sinds schooljaar 2013-2014 vallen de leerplichtige leerlingen uit de privéscholen onder het stelsel van huisonderwijs. Hun ouders zijn verplicht een verklaring van huisonderwijs in te dienen bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten. De voorbije schooljaren werden er echter geen kinderen die hun domicilie hebben in Voeren, ingeschreven in het huisonderwijs. De website van de Franstalige school van Voeren toont aan dat er wel degelijk Franstalig basisonderwijs wordt gegeven. Naar analogie met de logica die het Grondwettelijk Hof heeft gevolgd over de inspectie, zou het de Franse Gemeenschap toekomen dit privéonderwijs te inspecteren. De Franse Gemeenschap is dan wel verplicht ons een vertaalde kopie van het inspectieverslag te bezorgen. Ook wat dat betreft, is de vraag intussen gesteld of die privéschool is geïnspecteerd, en zo ja, wat de bevindingen zijn.
Er zijn dus twee luiken: de overeenkomst enerzijds en de inspectieverslagen anderzijds. Voor beide is en wordt actie ondernomen.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
U hebt een voornamelijk juridisch gefundeerd antwoord gegeven – mijn felicitaties daarvoor aan uw medewerker – maar een weinig politiek antwoord. Ik vind dat politieke aspect toch ook wel belangrijk omdat we bij de totstandkoming van het Interpretatiedecreet van 2009 en in de periode daarvoor, bij de onderhandelingen tussen verschillende Franstalige en Nederlandstalige ministers, natuurlijk hebben gemerkt dat de Franstaligen dit decreet helemaal niet zagen zitten, dat ze geprobeerd hebben om het te blokkeren met belangenconflicten en dat ze nu, vijf of zes jaar na de goedkeuring van het decreet, nog altijd niet aan de voorwaarden voldoen.
Het is dan belangrijk om de oorspronkelijke bedoeling van die faciliteitenscholen in herinnering te brengen. Het was de bedoeling om de betrokken Franstalige kinderen in die scholen de kans te geven om via het geven van lessen Nederlands zonder taalachterstand eventueel door te schuiven naar een Nederlandstalige middelbare school omdat men zich nu eenmaal in Vlaanderen bevindt. Wie zou denken dat wij Franstalige leerlingen en hun ouders viseren, denkt niet juist. We hebben net tot doel om de kwaliteit van het Franstalig onderwijs in die betrokken gemeente te bewaken en te waarborgen.
Als we dan vaststellen dat er door de Franstalige onderwijsinspectie geen verslagen worden overgemaakt aan de Nederlandstalige onderwijsadministratie – laat staan dat die verslagen worden vertaald in het Nederlands –, dan is er natuurlijk geen enkele mogelijkheid tot kwaliteitscontrole terwijl de betrokken schoolbesturen natuurlijk wel getuigschriften afleveren. We hebben dus geen enkele garantie dat het onderwijs dat met Vlaams belastinggeld wordt gesubsidieerd, ook voldoet aan de door ons vooropgestelde kwaliteitseisen.
Minister, als we merken dat geen enkele faciliteitenschool voldoet aan de subsidiëringsvoorwaarden om een contract af te sluiten met een Vlaams CLB, zoals bepaald in het decreet, dan moeten we ons toch vragen stellen. Als we onze eigen decreten ernstig willen nemen en als we de naleving ervan willen afdwingen, dan hebt u geen andere keuze dan de subsidiëring van die scholen die niet aan de decretale voorwaarden voldoen, in principe stop te zetten.
Het is niet mijn pleidooi om scholen op droog zaad te zetten, maar u moet er wel voor zorgen dat de voorwaarden in het decreet, worden nageleefd. Minister, ik doe een beroep op u om de diverse aspecten die in het Interpretatiedecreet worden opgesomd en die tot nu toe niet worden nageleefd door die Franstalige faciliteitenscholen, te controleren en indien nodig te sanctioneren.
Dat de pedagogische inspectie van Vlaamse scholen – alhoewel ze Franstalig zijn, zijn het nog altijd Vlaamse scholen – gebeurt door de Franse Gemeenschap, is natuurlijk een anomalie, ook al heeft het Grondwettelijk Hof daartoe beslist.
Minister, ik wil u oproepen dat u, na wat u hebt gezegd en bevestigd, namelijk dat de voorwaarden opgenomen in het decreet duidelijk niet worden nageleefd, die scholen ter verantwoording roept, dat u vraagt waarom dat niet gebeurt en dat u ervoor zorgt dat alle scholen zich in orde stellen met het decreet dat hier in dit parlement bijna unaniem is goedgekeurd.
Collega’s, collega Van Dijck, die een van de trekkers van dit Interpretatiedecreet was, is momenteel verontschuldigd. We blijven evenwel nog altijd achter de inhoud staan van het Interpretatiedecreet dat toen is goedgekeurd. Het probleem is echter dat op 28 oktober 2010 het Grondwettelijk Hof inderdaad een arrest heeft geveld waarbij een aantal artikelen vernietigd zijn. Het Grondwettelijk Hof baseert zich op een protocol van de jaren 70 om een gaatje te vinden om vier belangrijke zaken uit het decreet aan te pakken: de door het Vlaams Parlement vastgelegde ontwikkelingsdoelen en eindtermen moeten worden geïmplementeerd tenzij een afwijking wordt gevraagd en deze wordt bekrachtigd door het Vlaams Parlement; de controle van de Vlaamse onderwijsinspectie, georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschap, moet worden aanvaard; er moet een leerplan worden toegepast dat door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd; en een beleidsplan of beleidscontract moet worden afgesloten met een Vlaams CLB.
Helaas zijn inderdaad een aantal bepalingen vernietigd. Dat kunnen we politiek jammer vinden, maar juridisch kunnen we die vernietiging alleen maar vaststellen. We vinden het belangrijk om in deze de rechtsstaat te volgen. Het arrest is wat het is, ook al kunnen we dat betreuren.
Collega Janssens haalt wel terecht een aantal vragen aan. Het Grondwettelijk Hof heeft wel een aantal zaken overeind gelaten. Daar zitten weliswaar enkele vreemde kronkels in, bijvoorbeeld dat wanneer ze het vragen, dat niet geweigerd kan worden. Die manier van werken is raar en we kunnen ons de vraag stellen in welke mate je daar inhoudelijk tijd in moet investeren, als het toch niet kan worden geweigerd.
Anders is het met de inspectieverslagen, want dat interesseert ons wel. Minister, we willen er sterk op aandringen dat we die verslagen zouden krijgen. Het gaat immers om een impliciete gelijkwaardigheidsinschatting van de ‘socles de compétences’ en de eindtermen. Als we kijken naar internationale onderzoeken die het onderwijsniveau vergelijken in Vlaanderen en in Franstalig België, stellen we vast dat Vlaanderen heel wat beter scoort dan Franstalig België. Voortgaand op het arrest van het Grondwettelijk Hof zou dat kunnen impliceren dat onze eindtermen en ontwikkelingsdoelen beter zijn dan de socles de compétences. Met het huidige regeerakkoord willen we ze zelfs nog ambitieuzer en concreter formuleren. Daarom is mijn vraag of die inspectieverslagen, zoals alle andere, online kunnen worden geplaatst zodat ze publiek te raadplegen zijn.
Collega Janssens haalt een heikel punt aan wat betreft Komen en Voeren. Het is bekend dat de Vlaamse subsidieregels gunstiger zijn dan de subsidieregels zoals ze gelden in Wallonië. Die school wordt bezocht door Nederlandstalige Vlamingen. We moeten die vraag inderdaad politiek stellen. Als we dat afdwingen in Komen betekent dat dat we Vlaamse leerlingen erop achteruit laten gaan, want zij vallen onder het Franstalige subsidiestelsel. Contacten met de school leren ons dat ze daar niet voor staan te springen. Dat is hier onlangs aan bod gekomen naar aanleiding van een vraag die daarover werd gesteld. We moeten dus blijk geven van pragmatisme, rekening houdend met de realiteit van het arrest van het Grondwettelijk Hof. We hadden veel liever het Interpretatiedecreet overeind gehouden.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik vind dit een zeer vreemde situatie. Ik heb tot mijn verbazing vastgesteld dat er geen inspectieverslagen zijn, en al helemaal geen vertaalde inspectieverslagen, wat eigenlijk spontaan zou moeten gebeuren. Terwijl u nog aan het spreken was, was ik nog aan het discussiëren, wat misschien oneerbiedig overkwam, maar ik wou weten op welke eindtermen de inspectie zich moet baseren. Welnu, als je het decreet neemt, dat niet vernietigd is, zijn dat de Vlaamse eindtermen. Als je daarop gaat controleren, is het wel zo dat ze een afwijkingsaanvraag hebben ingediend. Ze zullen zich daarop beroepen. Daar is nooit een antwoord op gekomen omdat de inspectie niet volledig was. Het is dus een zeer vreemde situatie die wel degelijk dient te worden opgelost. Daarover ben ik het met u eens. We zijn intussen zes jaar later en er is niets veranderd.
Als scholen die afwijking vragen, moet dat bekrachtigd worden door het Vlaams Parlement, maar liefst met een positief advies van de inspectie. Een aantal knelpunten maken dit dus extra moeilijk. Leerplannen kunnen we niet toepassen, maar als het om de eindtermen gaat, zijn de Vlaamse van toepassing. Er zit nog heel veel ruis op de boodschap, maar er is geen reden om niet te informeren naar de manier waarop geïnspecteerd is en om vertaling te vragen. We zullen dat krijgen en ik zal proberen alles juridisch wat uit te klaren.
Collega Janssens, als politicus zou ik mij druk kunnen maken over deze vervelende toestand, aangezien twee van de vier onderdelen zijn vernietigd, wat het juridisch niet gemakkelijker maakt. Ik vind dat absoluut niet aangenaam, maar het moet wel werkbaar blijven. Ik wil zeker dat daar verder onderwijs verschaft wordt en dat wilt u ook, heb ik begrepen. Sta mij toe om de komende maanden te werken aan een oplossing.
Ik sluit mij aan bij de laatste opmerking van collega Daniëls over de omgekeerde situatie. Daarover is een aantal weken geleden een vraag om uitleg gesteld en we hebben het daar al over gehad. We waren het daar trouwens allen over eens en ik zag dat u instemmend knikte, collega Janssens. Ik ga er dus van uit dat u het daar ook mee eens bent.
Minister, ik dank u voor het engagement om de situatie te willen uitklaren. Dat is wel nodig. Het decreet is goedgekeurd in 2009 en in 2011 werd voor het eerst een afwijking gevraagd. We zijn intussen al een aantal schooljaren verder en aan heel wat decretale voorwaarden wordt helemaal niet voldaan. Als we van burgers verwachten dat ze de wetten naleven, dan verwachten we natuurlijk ook van faciliteitenscholen en van inspecties dat ze de wetten en decreten naleven en indien dat niet het geval is, dat ze daarvoor ter verantwoording worden geroepen en, in voorkomend geval, ook worden gesanctioneerd.
Ik ben dus tevreden met uw engagement om verder duidelijkheid te scheppen in deze en ik hoop dat u er met evenveel goede wil voor zult zorgen dat alles wat krom is recht getrokken wordt. Over enkele maanden zullen we u hierover opnieuw om een stand van zaken vragen.
De interpellatie is afgehandeld.