Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, de heer Dimi Dumortier, coördinator bij de Brede School BruSec, stuurde u onlangs een open brief. BruSec zorgt voor een overlegstructuur tussen drie Brusselse Nederlandstalige secundaire scholen in Molenbeek en Anderlecht, en ijvert voor Breed Leren voor al hun leerlingen. De heer Dumortier schrijft: “Op ons overleg zijn steeds partners aanwezig uit de jeugd-, cultuur- en gezondheidssector. En dankzij de inbedding in de vzw D’Broej garandeert onze Brede School dat ze onze acties de voeling met de Brusselse jongeren niet verliezen.” Na de recente gebeurtenissen in Parijs en nadien ook in Brussel, is het opnieuw pijnlijk duidelijk geworden dat Brussel de greep op een deel van zijn jongeren kwijt is: een situatie die schreeuwt om een oplossing. Toch zijn degenen die het dichtst bij de jongeren staan en het beste werk met hen verrichten, juist degenen die hun werkruimte en budget constant zien inkrimpen.
Diverse leerkrachten getuigen. “Misschien moeten we hen meer opvoeden dan onderwijs geven”, citeert De Standaard een anonieme leerkracht. Een andere leerkracht getuigt dat de vraag van hogerhand om meer individuele begeleiding van jongeren door de collega’s wel enthousiast beantwoord wordt, maar dat er geen middelen tegenover staan, financieel noch structureel.
Een ACOD-topman die het Brusselse onderwijs moet opvolgen, spreekt over een tijdbom. Terwijl de bom deze week letterlijk in ons gezicht is ontploft, zijn er dus nog steeds mensen die vinden dat ons nog wat tijd rest, dat er rek op zit, dat de boot water maakt maar niet zinkt. De heer Dumortier vat samen: “Men verwacht dat lesgevers en hulpverleners de Brusselse jeugd onderwijzen en pedagogisch en psychisch bijstand verlenen, maar men weigert bijna consequent om daar geld voor vrij te maken.” Het is hemeltergend dat deze jongerenwerkers “quasi halftijds bezig zijn om een eigen loon bij elkaar te bedelen. Want hoewel de Vlaamse Gemeenschapscommissie de Brede Scholen hoog in het vaandel draagt, zijn de budgetten hiervoor uiterst krap, toch zeker wat betreft secundair onderwijs”. BruSec heeft nog geld tot april 2016, dan kan het de boeken sluiten.
Minister, klopt het dat deze initiatieven in zulke financiële problemen zitten? Bent u bekend met de moeizame omstandigheden waarin deze organisaties, zoals BruSec hun werk moeten doen? Hoe gaat u deze Brede Scholen en soortgelijke organisaties de ondersteuning geven die ze nodig hebben om hun werk te doen? Worden deze initiatieven ook ondersteund in de strijd tegen radicalisering?
Minister Crevits heeft het woord.
Uiteraard besef ik dat het werken in een Brusselse school bijzondere uitdagingen met zich brengt. In Brussel komt de taalproblematiek er immers nog bovenop. Ik heb dan ook veel bewondering voor leerkrachten en andere personeelsleden die elke dag opnieuw het beste van zichzelf geven. Ook de gebeurtenissen van de voorbije maanden stellen het onderwijs voor heel wat uitdagingen.
Laat mij misschien starten met de open brief van de heer Dumortier en de initiatieven die we de voorbije weken genomen hebben in het licht van de recente gebeurtenissen. Eerst en vooral heeft mijn kabinet de heer Dumortier uitgenodigd voor een gesprek op het kabinet naar aanleiding van zijn brief. Eerder dan hierover nu het debat aan te gaan, wil ik graag eerst dit gesprek laten doorgaan. Dit is gepland op 21 januari 2016. Overleg tussen betrokken actoren is sowieso noodzakelijk.
Zelf hebben we al in een overleg met de Brusselse actoren – werk, hulpverlening, CLB, lokale overheid – bekeken of de nota ‘samen tegen schooluitval’ een Brusselse vertaling moet krijgen. De Brusselse context is immers complexer dan die van andere grootsteden. Hierbij kwam ook het thema radicalisering aan bod. Bedoeling is dat lokale actoren zelf het initiatief nemen om een netwerk uit te bouwen, waarin jongeren die veelvuldig spijbelen of in de knoop geraken, goed begeleid worden. Op welke manier deze initiatieven kunnen participeren aan zo een netwerk, is een zaak van de lokale actoren zelf. Er worden in Brussel heel wat initiatieven genomen. Het is dus van belang om versnippering en overlappingen tegen te gaan.
Onderwijs heeft een meldpunt radicalisering, waar iedereen die zich zorgen maakt over radicalisering terecht kan, namelijk deradicalisering.onderwijs@vlaanderen.be. Sinds dit voorjaar beschikt Vlaanderen over een actieplan ter preventie van radicaliseringsprocessen die kunnen leiden tot extremisme en terrorisme.
Ik stelde in het kader van dit actieplan een coördinator aan van het netwerk islamexperten tegendiscours. Khalid Benhaddou startte een onderwijsnetwerk op met een groep vrijwilligers bestaande uit islamleerkrachten, islamconsulenten en imams, die een grondige kennis hebben van de islamitische theologie én vertrouwd zijn met de leefwereld van jongeren. Samen met de vrijwilligers zal hij duiding geven over de eigenheid van de islam aan klasgroepen en eerstelijnswerkers: leerkrachten, CLB-medewerkers en time-outprojectbegeleiders.
Scholen zullen kosteloos een beroep kunnen doen op het netwerk om meer duiding te krijgen over de islam. Voor het kerstreces heb ik in de commissie uitvoerig toegelicht hoe vaak Khalid Benhaddou door de scholen werd geconsulteerd en wat de vragen zijn. Dat is belangrijk in het kader van preventie.
Scholen kunnen het netwerk eveneens inschakelen als zij signalen ontvangen van leerlingen die mogelijk zouden radicaliseren en/of geconfronteerd worden met een teruggekeerde Syriëstrijder. In overleg met de school zal er steeds op maat gezocht worden naar een gepast antwoord.
Ik maakte ook 100.000 euro vrij voor het project CONNECT van Arktos. Het project heeft als doel om heel snel expertise in te zetten in die scholen in Vlaanderen en Brussel waar een concentratie van jongeren met extreem risicogedrag de draagkracht en de veerkracht van het leerkrachtenteam en de scholen te boven gaat.
Elke vraag wordt besproken in samenwerking met de pedagogische begeleidingsdiensten, het centrum voor leerlingenbegeleiding, de onderwijsnetten, het netwerk tegendiscours en mogelijke andere partners.
In de begroting 2016 van de VGC wordt ongeveer 2 miljoen euro vrijgemaakt voor subsidies voor schoolverbreding. Daarnaast wordt meer dan 650.000 euro uitgetrokken voor subsidies begeleiding schoolloopbaan, bijvoorbeeld voor de organisatie en uitvoering van projecten die spijbelen en schooluitval tegengaan.
Vanuit Vlaanderen financieren we naast dergelijke projecten van de VGC natuurlijk ook in het leerplichtonderwijs, ook in Brussel. Het is belangrijk om toch eens samen stil te staan bij de investeringen die Vlaanderen op dit moment doet voor het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. In 2014 investeerde Vlaanderen 590 miljoen euro in het Brusselse leerplichtonderwijs.
Een aantal zaken wil ik toch beklemtonen. In het basisonderwijs is, naast de reguliere omkadering, 19 miljoen euro SES-gerelateerd en wordt 11 miljoen euro toegekend via de Brusselcoëfficiënt. Dat betekent dat leerlingen die in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest naar school gaan, zwaarder worden gewogen. Wat de werkingsmiddelen betreft, gaat meer dan 10 procent van het totale budget SES-werkingsmiddelen naar Brussel. Hiermee is het bedrag per leerling in Brussel 252 euro versus 98 euro in Vlaanderen. De leraar-leerlingratio is in Brussel ook het meest gunstig: 13,4 – dus 1 vte per 13,4 leerlingen – tegenover 16,2 in andere centrumsteden en 16,7 in de rest van Vlaanderen. Ook in het secundair onderwijs stellen we vast dat de ratio leraar-leerling gunstiger is voor Brussel: 9,16 in Brussel en 9,46 in Vlaanderen.
Op het niveau van de werkingsmiddelen wordt in Brussel 1054 euro per leerling besteed versus 953 euro in Vlaanderen. In het Canvasprogramma De Afspraak van 24 november 2015 poneerde de heer Dumortier de stelling dat je “een ziek kind anders moet behandelen”. Ik was een beetje verontwaardigd over die uitspraak. De cijfers die ik zonet gaf, tonen immers aan dat die stelling klopt. Minstens qua budget zien we dat én de omkadering én de werking sterk investerend is in Brussel, in die mate zelfs dat Brussel hiermee de kroon spant in Vlaanderen. Eerder dan een budgetvraag moet men zich de vraag stellen hoe het beter kan met de beschikbare middelen. Hiertoe zullen we in overleg gaan met onderwijsverstrekkers om inzicht te krijgen in wat sterk is en wat beter kan in het Brussels Nederlandstalig onderwijs. Een week geleden schreef een commentator van een Vlaamse krant dat, aangezien het Nederlandstalig onderwijs in Brussel zo goed is en het Franstalig onderwijs zo slecht, het beter zou zijn er één net van te maken. Ik ben daar echter geen fan van. Ik heb geprobeerd u te overtuigen hoe we de specifieke situatie in Brussel op een goede en ernstige manier proberen te benaderen.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, ik deel uw respect en bewondering voor de leerkrachten die dag in dag uit de problemen aanpakken en het beste van zichzelf geven.
Ik dank u ook voor de heel uitgebreide lijst die u opsomt met alle maatregelen die zijn genomen.
Ik blijf een beetje op mijn honger zitten omdat mijn vraag specifiek gaat over de Brede School. U geeft een heel uitgebreid algemeen antwoord. Ik denk dat we het concept van de Brede School allemaal belangrijk en interessant vinden. Er zijn in Brussel initiatieven om die Brede School mogelijk te maken. De brief van de heer Dumortier haalt een aantal knelpunten aan waarmee hij dagelijks wordt geconfronteerd. Een knelpunt is de structurele financiering. Dat aspect hebt u niet belicht.
U zei dat er voor de conceptnota ‘Samen tegen schooluitval’ een Brusselse vertaling zal komen. Dat is noodzakelijk.
Ik blijf dus op mijn honger zitten wat betreft de Brede School, en ik zou graag wat meer uitleg krijgen bij hoe u die financiering ziet.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mocht er meer informatie zijn over de financiering van de Brede School, dan hoor ik dat graag. Het staat me voor de geest dat de VGC daar centen aan besteedt. Ook op het budget van de Brusselminister staan middelen voor de Brede School.
De Brede School is een heel sterk instrument om leerlingen te motiveren om een aantal doelstellingen te realiseren, maar zeker in een grootstedelijke context om leerlingen meer kansen te geven, om het leven van ouders te vergemakkelijken enzovoort. Niemand moet ervan overtuigd worden dat dit voordelen heeft. Ik plaats dat echter niet graag in de context van de strijd tegen radicalisering, hoe nuttig het ook is in die context. De Brede School heeft voor mij een intrinsieke waarde die heel belangrijk is.
Minister, laten we inderdaad wat goed is, goed houden, versterken, verder uitbouwen en er trots op zijn: ons Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Ik zou mij niet graag wagen aan experimenten waarvan we kunnen vermoeden dat ze ons heel veel moeilijkheden zullen bezorgen, namelijk alles bijeenzetten en hopen dat het goed gaat. Ik ben daar geen voorstander van.
De heer Daniëls heeft het woord.
Een Brede School zijn, is iets wat een school zelf organiseert. Een school zoekt partners om dingen te doen. We moeten daar niet te veel een formeel kader voor scheppen met strikte criteria.
Ik verwijs ook naar de discussie die we deze ochtend hebben gehad. Om een Brede School te zijn, is een multi-inzetbare school al zeker het eerste dat de mogelijkheid infrastructureel schept om andere zaken in de school te krijgen.
De beste garantie voor al onze jongeren is goed onderwijs geven. Medelijden schrijf je met ‘ij’ en is de slechtst mogelijke manier om met hen aan de slag te gaan. We moeten ze begeleiden en zorgen dat ze een diploma halen. Dat niet hebben, is de snelweg naar armoede, kansarmoede en generatiearmoede. Ik verzet me ertegen dat onze leerkrachten psychosociale welzijnswerkers moeten zijn. Uiteraard moeten ze gevoelig zijn voor hun leerlingen, maar laat ons hen het signaal geven dat ze zeer veel energie moeten stoppen in het zo ver mogelijk inhoudelijk brengen van die kinderen en jongeren zodat ze een diploma halen van het kwalitatief Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Partners daarbij betrekken, is een goede zaak.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik heb de Brede School en radicalisering samen genomen omdat dit in de vraagstelling zo was. De brief van de heer Dumortier en zijn interview in De Afspraak waren ook in de context van radicalisering. Ik voelde me heel erg aangesproken door wat hij zei. Ik heb hem uitgenodigd en hij komt voor een gesprek. Ik wil niet discussiëren of ruziemaken, maar ik kon niet anders dat die thematiek nu mee te vermelden. Ik ben het ermee eens dat de Brede School niet het antwoord is op of veroorzaakt wordt door al dan niet radicalisering. De context is zo gemaakt en ik heb dus op die manier geantwoord.
Wat betreft de middelen, investeert de VGC 2 miljoen euro. Vanuit Brussel worden er ook middelen geïnvesteerd. Wij investeren niets extra, maar we investeren wel extra in Brussel. Niets belet de scholen om die middelen in te zetten om dat concept mee vorm te geven zonder dat we daarvoor regels opleggen.
De heer Daniëls verwees al naar de polyvalent inzetbare school. Brussel snakt naar middelen om te investeren in gebouwen. Elke euro die kan, wil ik investeren in capaciteit. Ik ga geen apart fonds creëren om Brede Scholen te stimuleren. Ik heb ook geen intentie om de extra stimulansen in Brussel af te schaffen. Scholen kunnen perfect de middelen gebruiken om op dat vlak versterkend te werken. Ik heb het kader geschetst van de extra’s die er zijn omdat ik erken dat er in Brussel een heel specifieke context is die extra middelen rechtvaardigt.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Over de context zijn we het eens. U hebt de juiste kanttekening gemaakt bij de link radicalisering en Brede School. U zegt terecht dat de VGC een bepaald bedrag vrijmaakt en dat de scholen daarin extra kunnen investeren. In de open brief staat dat BruSec, een samenwerkingsverband tussen drie scholen, zal sluiten op 30 april 2016 als er geen extra middelen komen, ondanks het feit dat de VGC erin investeert, ondanks het feit dat de scholen daar ook extra in investeren. Het is een noodkreet. Het grootste deel van de tijd besteden ze aan het zoeken van extra middelen in plaats van aan de jongeren. Dat is een cirkelredenering waar moeilijk uit te geraken is, terwijl iedereen het eens is over het concept Brede School. Dat klopt niet. Die cirkel moet op de een of andere manier worden doorbroken en we moeten die noodkreet ter harte nemen. Dat is wat ik hier wou aanklagen. Ik hoop dat uw gesprek met de heer Dumortier oplossingen oplevert zodat de Brede School blijft bestaan en fantastisch werk kan leveren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.