Verslag vergadering verenigde commissies Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand Commissie voor de Bestrijding van Gewelddadige Radicalisering
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Crevits.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, in aanbeveling 40 van de resolutie betreffende de bestrijding van gewelddadige radicalisering wordt de Vlaamse Regering heel expliciet gevraagd een actief beleid van gelijke kansen en non-discriminatie te voeren om in te zetten op het gedeelde burgerschap. Dat is zeer belangrijk in de context van de preventie van radicalisering.
Vorige week werden we in kennis gesteld van het onderzoek van de Kinderrechtencoalitie, een groepering van 26 organisaties die actief zijn rond kinderrechten, met onder andere Unicef België, de Gezinsbond, Plan België, Child Focus en Uit De Marge. Uit dat onderzoek blijkt dat racisme bij kinderen en jongeren een onderschat fenomeen vormt. Vooral de impact op hun persoonlijkheid en persoonlijkheidsontwikkeling valt niet te onderschatten. Verhalen van ervaringen van kinderen met discriminatie en racisme worden helaas niet altijd ernstig genomen. Dergelijke ervaringen kunnen echter leiden tot gevoelens van minderwaardigheid, constante stress, trauma’s en depressie. Dan wordt de link ook snel gelegd met de problematiek van de radicalisering. Daarbij wordt vaak gezegd dat het gaat om een gevoel van verontwaardiging, niet alleen om hun eigen ervaring van discriminatie maar ook om wat anderen op dat vlak hebben ervaren. Ook dat kan een trigger zijn in het radicaliseringsproces.
De Kinderrechtencoalitie heeft een aantal aanbevelingen geformuleerd, waarvan een aantal heel specifiek te maken hebben met de bevoegdheden van de Vlaamse overheid. Er wordt onder andere gevraagd of de Vlaamse overheid wil inzetten op belevings- en ander onderzoek naar de impact van discriminatie en racisme op kinderen en jongeren. De Kinderrechtencoalitie vraagt of de Vlaamse overheid daarover onderzoeksopdrachten wil uitschrijven. Zij vraagt ook om te investeren in opvoedingsondersteuning voor ouders, en ook in het bijzonder om te leren omgaan met discriminatie-ervaringen van kinderen. De manier waarop ouders omgaan met de getuigenissen van kinderen die een discriminatie hebben ervaren op school of elders kan een blijvende invloed hebben op de ontwikkeling van die kinderen. Het belang daarvan mag zeker niet onderschat worden. Minister, aan u wordt ook gevraagd dat u zich zou aansluiten bij de engagementsverklaring ‘Diversiteit als meerwaarde’ en dat u hieraan de nodige acties en middelen zou koppelen.
Minister, hoe zult u aan de slag gaan met de aanbevelingen van de Kinderrechtencoalitie? Die zijn zeer relevant en actueel in de bestrijding van radicalisering.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Kherbache, u verwijst in uw vraag naar twee specifieke aanbevelingen rond onderwijs. Daarnaast verwijst u naar de aanbeveling 13 waarbinnen de Kinderrechtencoalitie alle betrokkenen bij opvoedingsondersteuning vraagt om te investeren in een aanbod voor ouders in het omgaan met discriminatie-ervaringen van hun kinderen.
Wat betreft onderzoek, dat is aanbeveling 7, start ik met het antwoord van minister Gatz. Non-discriminatie is een van de principes van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. In het Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan gaan we uitdrukkelijk uit van een beleid voor alle kinderen en jongeren, zonder onderscheid. Het is een grote verdienste van de Kinderrechtencoalitie om ons hierbij te wijzen op de vele ‘stille’ vormen van discriminatie, en zelfs racisme, die zich in ons land nog voordoen. Het is duidelijk een onderschat thema, waar we snel mee aan de slag moeten gaan.
Op dit moment is het Jeugdonderzoeksplatform (JOP) een van de enige bronnen in het Vlaamse surveyonderzoek die al ervaringen met discriminatie bevraagt. Zo werd in de JOP-monitor van 2013 aan de jongeren gevraagd of iemand hen wel eens slecht behandeld heeft vanwege hun geloof, de taal die ze spreken of hun huidskleur. Uit de resultaten blijkt dat jongeren geboren buiten België beduidend vaker problemen rapporteren: vier op de tien jongeren geboren buiten België geven aan al eens slecht behandeld geweest te zijn, één op de tien jongeren uit deze groep geeft aan dat dit vaak gebeurt tegenover één op honderd voor jongeren geboren in België.
De resultaten van deze vraag werden ook opgenomen in de Vlaamse migratie- en integratiemonitor 2015 die door het Steunpunt Inburgering en Integratie werd opgemaakt. Naar aanleiding van de opname in de monitor werden met het JOP al verkennende gesprekken gevoerd om te bekijken of er in de toekomst op dit thema kan worden voortgeborduurd. Ook in de volgende oproep voor een kenniscentrum ‘jeugd’ zal het verder uitbouwen van kennis over de diversiteit bij jongeren opnieuw op de agenda staan. Ervaring met en impact van discriminatie zal hierbij zeker als een van de mogelijke opties bekeken worden.
In de aanbeveling is ook sprake van een belevingsonderzoek dat de stem van kinderen en jongeren zelf naar boven brengt. De Kinderrechtencoalitie stelt dat er nood is aan meer onderzoek naar de precieze impact van discriminatie op de gezondheid van kinderen en op hun latere ontwikkeling. Het is mogelijk dat hiervoor een ad-hoconderzoek uitgeschreven wordt, maar minister Gatz wil dit in een groter geheel bekijken. We moeten in eerste instantie verzamelen wat al allemaal bestaat, ook op internationaal niveau.
In het overleg over Integriteit van kinderen en jongeren ten aanzien van de sectoren welzijn, onderwijs, jeugd en sport wordt een wetenschappelijk onderzoek gepland dat zicht wil geven op de mate waarin Vlaamse kinderen en jongeren tussen 10 en 18 jaar geconfronteerd worden met geweld binnen het gezin, de school en de vrijetijdscontext.
Wat onderwijs betreft, loopt momenteel een samenwerking met het Interfederaal Gelijkekansencentrum voor een Diversiteitsbarometer Onderwijs. Daartoe werd met onderzoekers en experts op het gebied van onderwijs en deskundigen uit de administratie in kaart gebracht welke de meest relevante problemen en de nog niet bewandelde onderzoekspaden op het gebied van ongelijkheid, diversiteit en discriminatie in het onderwijs zijn. Bedoeling is om een totaalbeeld van de problematiek te brengen.
De diversiteitsbarometer Onderwijs van het Interfederaal Gelijkekansencentrum zal een wetenschappelijk onderbouwd instrument bieden dat bijdraagt om aanbevelingen te formuleren voor verschillende partners binnen het onderwijs. We willen zo ongelijkheid in de praktijk wegwerken en het gelijkekansenbeleid stimuleren. Het onderzoeksrapport Diversiteitsbarometer Onderwijs zal in het voorjaar van 2017 af zijn en bekendgemaakt worden.
Daarnaast loopt de International Civic and Citizenship Education Study (ICCS). Deze vergelijkende studie omtrent burgerschapseducatie en burgerschap bij jongeren, bevraagt leerlingen in het tweede leerjaar van de eerste graad secundair onderwijs. Dit onderzoek loopt van 15 december 2013 tot 30 juni 2018 en wordt uitgevoerd door de KU Leuven door de professoren Marc Hooghe en Ellen Claes.
Door het design van de studie is het tevens mogelijk om na te gaan wat de invloed van de samenstelling van klassen en scholen is op de politieke houding en de burgerschapscompetenties van jongeren. Dat is dus bijzonder interessant. Het is alleen spijtig dat het nog tot 2018 loopt. Het is nuttig omdat we zo de invloed van socio-economische achtergrond, gender en etnische minderheden kunnen nagaan.
Tot slot staat in 2016 een peiling gepland rond de eindtermen burgerzin en burgerschapseducatie bij de laatstejaars van het secundair onderwijs. Met de betrokken onderzoeksgroepen wordt bekeken in welke mate de twee bevragingen op elkaar kunnen worden afgestemd, zodat de betrokken scholen niet te veel worden belast.
Minister Vandeurzen laat met betrekking tot aanbeveling 13 weten dat Kind en Gezin opvoedingsondersteuning heeft uitgebouwd in een netwerk van interne en externe partners: de Huizen van het Kind, het Steunpunt Algemeen Welzijn, en de Opvoedingslijn. In dit netwerk nemen de opvoedingswinkels een centrale plaats in.
Specifiek is er het rapport ‘Impact van racisme en discriminatie op jongeren’ van het Jongereninformatiepunt (JIP) voorgesteld op het OO-camp (opvoedingsondersteuning) ‘steun aan ouders van jongeren’ van 30 november. Het EXPOO (expertisecentrum opvoedingsondersteuning) zal deze resultaten mee verspreiden via het documentatiecentrum op www.expoo.be.
De engagementsverklaring over diversiteit in het onderwijs – aanbeveling 16 – werd eind vorige legislatuur binnen de Vlor geformuleerd. Alle betrokkenen ondertekenden de nieuwe tekst op de Vlor-startdag van 25 september 2014. We werken uiteraard blijvend aan de verbetering van de onderwijskansen van alle leerlingen. Zo heb ik de middelen voortgezet waarmee we via de onderwijsbegroting de vroegere engagementsverklaring al jaren ondersteunen. Ik verwijs naar het contingent ‘verloven wegens bijzondere opdracht’. Dat zijn 6,5 vte’s waarbinnen de pedagogische begeleidingsdiensten, de vakbonden, het Minderhedenforum, het Vlaams Instituut ter Bevordering en Ondersteuning van de Samenlevingsopbouw (VIBOSO), het Netwerk tegen Armoede, de Vlaamse Scholierenkoepel,… gedetacheerde leerkrachten toegekend krijgen. Daarnaast subsidieer ik organisaties die sterk bijdragen tot de doelstellingen van het beleid inzake gelijkeonderwijskansen en mijn diversiteitsbeleid.
Minister Vandeurzen geeft aan de verklaring ook te willen ondertekenen en opvolgen. Hij is ook bereid om de vraag te stellen aan minister-president Bourgeois om dat als engagement van de hele Vlaamse Regering op te nemen.
Minister Gatz engageerde zich in zijn beleidsbrief reeds tot een groot traject diversiteit in het jeugdwerk.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Uit het antwoord maak ik op dat er echt ambitie bestaat om de aanbevelingen van de Kinderrechtencoalitie effectief te realiseren. Ik denk dat we meer dan ooit moeten inzetten op gelijke kansen en gedeeld burgerschap. We zullen het thema zeer intensief blijven opvolgen. We zijn benieuwd naar de vertaling in concrete acties.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
We kregen recent sterke signalen dat ons onderwijs nog niet is afgestemd op onze superdiverse samenleving. Denk maar aan de vergelijkende OESO-studie waarvan de resultaten in de pers kwamen. Er was ook nog de doorlichting door de OESO van ons Vlaams onderwijs. Daar heb ik een interpellatie over ingediend omdat ik vind dat we die analyse moeten maken en ter harte moeten nemen.
Tijdens onze hoorzittingen kwam professor Leman spreken. Hij vond dat we het onderwijs in Molenbeek onder de loep moeten durven nemen. Hij had het zowel over het Franstalige als over het Vlaamse onderwijs. Hij kent de situatie daar zeer goed. Hij vindt dat we radicaal anders moeten durven denken. Het ging trouwens niet alleen over Molenbeek. Om die jongeren te bereiken moeten we bijvoorbeeld stages aanbieden in samenwerking met ondernemingen. Er is een ongelooflijk grote ongekwalificeerde uitstroom in Brussel, en ook in andere steden. Die moeten we aanpakken. We hebben een ander antwoord nodig. Ik ben er absoluut van overtuigd dat dit een van onze topprioriteiten moet zijn. We moeten een antwoord bieden aan de diversiteit en de gelijke kansen.
Ik kijk uit naar een antwoord ten gronde van u, minister.
– Nadia Sminate treedt als voorzitter op.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Meuleman, ik erken de uitdagingen. De Vlaamse leerkrachten zijn nog niet echt divers, om een understatement te maken. We moeten in de lerarenopleiding investeren.
Voor een kind met als thuistaal niet het Nederlands of met andere indicatoren krijgt de school extra omkadering. Er worden tot dubbel zoveel werkingsmiddelen per kind besteed. De rode draad doorheen alle onderzoeken, ook van het Rekenhof, is de extra omkadering. Het is zeer goed dat we jaren geleden extra middelen voor de meer kwetsbare kinderen hebben uitgeschreven, maar er is geen systeem om de resultaten te monitoren. We kunnen het effect niet zien. Dat is spijtig. Ik ben het daar eigenlijk mee eens, ik zou zonder extra planlast te geven echt graag het effect kunnen monitoren.
Ik heb bij de vorige vraag al gezegd dat het project Connect waar ik nu extra middelen voor uittrek, net als bedoeling heeft om aan die vraag van onder andere professor Leman – ik heb zijn naam niet genoemd – tegemoet te komen. Hij pleit voor flexibele trajecten: we moeten jongeren in of buiten de school even uit de context kunnen halen. Dat willen we proberen. Ik wil dat niet zomaar aan de gemeente geven, ik wil dat doen op maat en volgens de noden van de scholen.
Directeurs uit het Brusselse melden mij dat er een grote nood is om jongeren in het secundair onderwijs via duaal leren of stages te stimuleren. We zijn met de regering naar Düsseldorf geweest. De onderwijsambtenaren uit Vlaanderen en die van Nordrhein-Westfalen hebben twee dagen samen gezeten om te kijken hoe we de expertise rond leren en werken kunnen bundelen om jongeren maximaal kansen te geven via dat spoor. Ik was vorige week in Brussel in een atheneum waar de directeur zei dat ze ook in het voltijds secundair onderwijs snakken naar kansen om duaal leren te hanteren als instrument. Er moet een connectie zijn met de leerling, maar die moet intussen werkervaring opdoen. Net die keuzes maakt deze regering. U hebt een punt, we moeten dit volop op het terrein uitrollen, maar – u hebt de reactie van de vakbonden gezien –, dat is een ware cultuuromslag. Ik wil dit met heel veel plezier bewerkstelligen, maar het zal moedige keuzes vragen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.