Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Minister, u verraste ons nogal door plots in de kerstvakantie het bericht te lanceren dat u niet alleen overging tot tijdelijke huurcontracten. We zijn het daar niet mee eens, maar het was al langer bekend dat u dat zou doen. Dat was al uitgebreid bediscussieerd in deze commissie. U verraste ons door te zeggen dat u voor huidige contracten naast die tijdelijke contracten ook boetes zou opleggen in geval van onderbezetting.
Dat verraste nogal omdat we daarover amper twee weken daarvoor een uitgebreide discussie hadden gehad. Iedereen was het erover eens dat die onderbezettingsboete geen goed idee was. Ik heb u daarin gelijk gegeven. U had in uw beleidsbrief gezegd dat we die onderbezettingsboete niet zouden invoeren omdat dat geen efficiënt instrument is om tot een betere bezettingsgraad van sociale woningen te komen. Huurders die financieel sterker staan, kunnen die vergoeding betalen en zullen daar blijven wonen. Daarom stelt u voor om met die bezettingsgraad rekening te houden als criterium voor het al dan niet verlengen van een contract. U had dat zelf zo aangegeven en u hebt dat in de commissie herhaald. U zei dat niet te zullen doen omdat het totaal inefficiënt is. Dat is eigenlijk het afkopen van extra ruimte. Mensen die zich dat kunnen permitteren, zullen dat doen. Die zullen dat afkopen, en daar zijn we niet voor. Dus zouden we dat niet doen.
Minister, we zijn natuurlijk allemaal voorstander van een goede bezetting. Het is in ieders belang dat sociale woningen zo efficiënt mogelijk worden ingezet en dat we ervoor zorgen dat woningen inderdaad worden bewoond door het gepaste aantal bewoners, dat mensen niet in woningen wonen met te veel slaapkamers. Maar, minister, mensen kiezen daar niet voor. Mensen wonen in een te grote woning omdat de situatie zo gegroeid is, omdat de kinderen het huis uit zijn, omdat ze vaak geen alternatief hebben gekregen voor een andere gepaste woning in dezelfde buurt.
Diezelfde buurt, minister, dat vinden wij ontzettend belangrijk. Het is niet goed om mensen die geworteld zijn in hun buurt, die hun leven lang al in dezelfde straat en wijk wonen, plots te doen vertrekken. Zij zorgen voor een zekere stabiliteit in de buurt. Ze vervullen een bepaalde rol in hun wijk, en dat zorgt voor sociale cohesie. Eens te meer, die mensen hebben ook geen schuld aan het feit dat ze te groot wonen. Ze hebben daar niet bewust voor gekozen; ze hadden gewoon geen keuze bij de toewijzing. De situatie is door de jaren heen zo gegroeid.
We vinden natuurlijk wel dat er iets moet gebeuren. De mensen moeten een alternatief krijgen in diezelfde buurt. We vinden eveneens dat mensen een boete opleggen als er geen alternatief is, een verkeerd signaal is. (Opmerkingen van minister Liesbeth Homans)
In de kerstvakantie waren er nog geen details bekend. Ik heb de documenten opgezocht en niet gevonden, ook niet om mijn vraag om uitleg te kunnen indienen. Ondertussen heb ik de documenten van de Vlaamse Regering gelezen. Blijft, minister, dat u die boete wilt opleggen. De voorwaarden zullen dezelfde zijn als voor een tijdelijk huurcontract.
Het belang van een betere bezettingsgraad van sociale huurwoningen is zeker een bekommernis die we allemaal delen. We vinden allemaal dat grote woningen ter beschikking moeten staan van gezinnen met kinderen en dat sociale woningen zo optimaal mogelijk moeten worden benut.
Vindt u niet, minister, dat boetes opleggen een vrij drastische maatregel is? Zeker als de mensen weinig of geen keuze hebben? Er moet toch een valabel alternatief zijn?
De huidige tendens van gezinsverdunning gaat gepaard met een nood aan kleinere woningen. Beschikt de woonmarkt over voldoende aanbod dat als alternatief kan dienen voor gezinnen die nu in een te grote woning wonen?
U hebt gezegd dat er 15.000 gezinnen niet optimaal wonen. Dat betekent 15.000 alternatieven. Zijn die 15.000 alternatieven er? Kunt u garanderen dat de sociale huurmarkt voldoende kleinere woningen kan aanbieden? Kunnen de SHM’s aan die 15.000 gezinnen in een te grote woning vandaag een valabel alternatief in eigen buurt aanbieden?
Hoe rijmt u de recente beslissingen van de Vlaamse Regering met uw eerdere voornemens en uitspraken in de beleidsbrief Wonen om af te stappen van een onderbezettingsvergoeding? U zei dat u dat geen efficiënt instrument vond. Mensen die het zich financieel kunnen permitteren, kunnen dus extra ruimte afkopen. Hoe rijmt u dat met uw uitspraken van twee weken voor de kerstvakantie dat u ervan overtuigd was dat een onderbezettingsvergoeding, een boete voor het bewonen van een te grote woning, een zeer inefficiënt systeem is? U zei dat het niets zou veranderen. Op 23 december moesten we dan in de pers lezen dat u de onderbezettingsvergoeding toch zult opleggen.
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Hostekint, ik zal een en ander verduidelijken. U hebt wel tien keer het woord ‘boete’ gebruikt. Ik hoop dat ik u kan overtuigen van het tegendeel, ik kan het maar blijven proberen.
U spreekt over een bestraffend beleid, voor mij betekent dat beleid de juiste sociale woning aan de juiste mensen toewijzen. Dat heb ik duidelijk gezegd. We gaan geen mensen uit hun huis zetten, we gaan geen mensen pesten.
Ik heb daarnet al aangegeven dat sp.a ook consequent moet blijven. Het is goed voor een partij en voor een politica om consequent te blijven. Het is goed dat u meldt dat uw partij geen voorstander is van de tijdelijke contracten.
We moeten natuurlijk een onderscheid maken tussen de tijdelijke contracten die gaan worden ingevoerd – dat zijn dus nieuwe contracten – en de huidige contracten. De onderbezettingsvergoeding zal enkel worden toegepast op huidige contracten. Er is enige tegenstrijd tussen tijdelijke contracten en een onderbezettingsvergoeding. Een tijdelijk contract wordt niet altijd verlengd, dat kan op basis van de bezettingsgraad maar ook het inkomen – ik kom daarop terug. We willen toch de onderbezettingsvergoeding behouden. U noemt dat ‘afkopen’ en vindt dat een tegenstrijdig signaal. Maar we hebben een onderscheid gemaakt tussen de nieuwe, tijdelijke contracten en de huidige contracten.
De Inspectie van Financiën vraagt ons in haar advies ook om dat zo te doen. Het is goed dat parlementsleden adviezen lezen: iedereen kan eruit bijleren, wij ook. Hier wordt regelmatig met adviezen gezwaaid, maar nu er een advies is in mijn voordeel, wordt daar niet mee gezwaaid.
Een onderbezette woning betekent dat men twee kamers op overschot heeft. Dat is redelijk ruim. We hebben aan de VMSW gevraagd om ons te laten weten hoeveel woningen op die basis onderbezet zijn. Dat zijn er welgeteld 15.000, en dat is 11 procent van alle sociale huurwoningen.
De onderbezettingsvergoeding voor de huidige contracten zal pas worden aangerekend vanaf de tweede weigering op een gepast aanbod. Ik kom daarop terug.
Ik vind dit geen boete, maar een soort vergoeding voor het bewonen van een te grote woning waarbij men er vrijwillig voor kiest om er te blijven. We hebben het nu over de huidige contracten, maar de filosofie is ook van toepassing op de nieuwe contracten die van tijdelijke aard zullen zijn. We zullen deze regels uiteraard pas opleggen als we een gepast aanbod doen. Als de overheid geen gepast aanbod kan doen, dan is er geen sprake van om in het kader van tijdelijke contracten te moeten verhuizen en dan is er geen sprake van om in het kader van de huidige contracten voor het leven een onderbezettingsvergoeding te betalen. De conclusies die in deze commissie worden getrokken, rijmen niet altijd met de werkelijkheid.
Wat is een gepast aanbod? De nieuwe woning moet aangepast zijn aan de gezinssamenstelling. Dat lijkt me nogal logisch. Mevrouw Hostekint heeft in haar vraag ook aangehaald – en ik treed haar daarin volledig bij – dat de woning in de nabije omgeving moet liggen. De woning moet in de oude buurt liggen waar men gewoon is te leven en te wonen. Het gaat om een straal van maximum 5 kilometer. Dat is een goede regeling. De onderbezettingsvergoeding zal voor de huidige contracten 30 euro bedragen als men meer dan twee slaapkamers in overtal heeft. Dit bedrag zal niet via een aparte factuur worden geïnd, maar wordt gewoon toegevoegd aan de maandelijkse huurprijs.
Er is me gevraagd hoe ik deze beslissing rijm met mijn vorige verklaringen, niet alleen tijdens de bespreking van de beleidsbrief maar ook tijdens antwoorden op vragen om uitleg en debatten in de plenaire vergadering. Mevrouw Hostekint, u verwijst naar een artikel in de krant dat in de kerstvakantie is verschenen. Het advies van de Inspectie van Financiën waar ik daarnet al naar verwees, stelt dat het principe van tijdelijke contracten invoeren enerzijds op basis van rationele bezetting voor de toekomst goed is omdat de huidige bezetting van de sociale woningen in Vlaanderen moet worden aangepakt. Anderzijds stelt het advies dat we tegelijkertijd een heel groot potentieel onbenut laten. Dat is die 11 procent. Onderbezetting invoeren samen met tijdelijke contracten staat nogal haaks op elkaar omdat het dan zogezegd kan worden afgekocht. Neen, dat doen we niet. Het huidige aanbod niet beter laten bezetten, vind ik contradictorisch. Vandaar dat we het advies van de IF hebben gevolgd.
Voor de toekomstige tijdelijke contracten is er geen onderbezettingsvergoeding. Voor de huidige contracten zal het principe wel worden ingevoerd. Ik heb wel heel duidelijk gemaakt dat we dat alleen maar doen onder welbepaalde voorwaarden. Het gaat echt niet op om hier te blijven pretenderen dat we iedereen zomaar een boete van 30 euro zullen geven. Neen, we zullen zorgen voor een aangepast aanbod. Kunnen we dat aanbod niet doen, dan zal er ook geen sprake zijn van het betalen van een onderbezettingsvergoeding. Het is ook belangrijk om aan te stippen dat dit principe in Wallonië en Brussel al jaren gangbaar is.
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Minister, toen ik zei dat u ons allen hebt verrast, dan was dat inderdaad door de uitspraak die u eerder hebt gedaan. U hebt natuurlijk niet alleen ons verrast. Ik kan u verzekeren dat u heel wat onrust hebt veroorzaakt bij sociale huurders die datzelfde bericht in de krant hebben gelezen en die natuurlijk allemaal hun telefoon hebben genomen om aan de sociale huisvestingsmaatschappijen te vragen of ze 30 euro extra moeten betalen per kamer op overschot. Het was een beetje vervelend dat die sociale huisvestingsmaatschappijen daar evenmin konden op antwoorden. Ik heb begrepen dat dit zonder enig overleg is gebeurd, dat die sociale huisvestingsmaatschappijen dat, net zoals wij, in de krant hebben gelezen.
U zegt dat er voor 15.000 woningen een alternatief moet worden gezocht. Dat is één op tien woningen. Als ik kijk naar de huisvestingsmaatschappij die op mijn eigen grondgebied actief is en die 5000 woningen in patrimonium heeft, dan gaat het om 500 mensen voor wie een alternatief moet worden gezocht. Er moeten 500 alternatieve woningen worden aangeboden. Mensen mogen tweemaal een aanbod weigeren. Hebt u enig zicht op de werklast en administratieve last die dat zal veroorzaken voor de sociale huisvestingsmaatschappijen? Als ze voor één woning op tien een alternatief moeten zoeken en de huurder tweemaal een woning mag weigeren, wat zal dat betekenen voor de sociale huisvestingsmaatschappijen? Is er enig overleg geweest over de manier waarop dit moet gebeuren? Welk effect verwacht u daarvan? Over welke termijnen gaat het? Moet voor tijdelijke huurcontracten tweemaal een aanbod worden gedaan binnen een termijn van 9 jaar? In uw beleidsbrief stelt u dat u ervan overtuigd bent dat het geen efficiënt instrument is en dat u in samenwerking met de sector zult nagaan hoe de onderbezetting zo doelmatig mogelijk kan worden aangepakt. Is er overleg geweest met de sector? Wanneer heeft dat plaatsgevonden en wat waren de conclusies?
Mevrouw Hendrickx heeft het woord.
Mevrouw Hostekint, de mogelijke onrust bij sociale huurders is misschien vooral veroorzaakt door het artikel op uw webstek waarin u schrijft dat er geen alternatief mogelijk is. De minister geeft duidelijk aan dat dit pas na de weigering van twee aangeboden alternatieven kan worden toegepast. U stapt daar nogal licht over in uw artikel. Het staat u natuurlijk vrij om uw communicatie te voeren zoals u dat zelf wenst.
Minister, bestaat nog steeds de mogelijkheid om casus per casus te bekijken en individueel gemotiveerd aan te vragen om de woning toch te mogen houden zonder een onderbezettingsvergoeding te betalen? Het zou de sociale huisvestingsmaatschappij vrij staan om daar al dan niet op in te gaan. Klopt dat? Ik denk bijvoorbeeld aan een man die ziek is en om medische redenen alleen moet slapen waardoor de vrouw in een andere kamer moet slapen.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, ik steun uw beleid volledig. Ik wil daar ook consequent in zijn. Ik begrijp de socialisten nog altijd niet. We hebben hier een debat over rechtvaardigheid. Ik hoor de socialisten altijd pleiten over structuren, over wat dat van administratieve last met zich zal meebrengen enzovoort. Stel: een dame met drie kinderen heeft recht op een sociale woning. Maar na verloop van tijd gaan haar kinderen het huis uit. En terwijl er dan weer zoveel gezinnen met kleine kinderen op de wachtlijst staan, die misschien armoede kennen, weigert die dame een woning 5 kilometer verderop omdat ze graag in haar eigen wijk blijft wonen. Dat men tegen zo iemand kan zeggen dat ze in die woning mag blijven, en dat dat gezin met kinderen, dat het veel moeilijker heeft, maar op de wachtlijst moet blijven staan: ik begrijp niet dat de socialisten dat altijd blijven verdedigen. (Opmerkingen van Michèle Hostekint)
U hebt dat wel gezegd. U hebt verwezen naar de administratieve lasten. Ik begrijp dat absoluut niet.
En wat is het verschil tussen een gewone huurder en een sociale huurder? Een gewone huurder moet toch ook soms eens verhuizen in zijn leven? Als de verhuurder opzegt, moet die huurder ook de woning die hij gewoon is, verlaten en een andere woning zoeken. En iemand die een woning koopt en zijn werk verliest, moet misschien ook verhuizen, omdat hij het niet meer kan betalen. Maar van u mag een sociale huurder levenslang blijven, mag hij te groot blijven wonen, wat hij ook verdient, hoe klein zijn gezin ook is.
Minister, ik wil u een suggestie doen. Er is een boete, maar je zou dat ook positiever kunnen verwoorden. Waarom kunnen we geen premie geven – al is dat misschien ook niet het juiste woord? Stel nu dat een oude vrouw, of iemand die alleen is, in een woning met drie kamers woont, waarvan er dus twee leeg staan. Dat is al een relatief grote woning. Waarom kunnen we niet tot een systeem komen – een win-winsituatie – waarbij de bezettende huurder een voordeel doet als hij samen huist of een huis deelt. De betrokkene, die misschien ook recht heeft op een sociale woning, komt er dan ook in en de sociale huisvestingsmaatschappij doet ook een voordeel, want de ene woning komt leeg te staan en kan verhuurd worden – de onderbezetting wordt benut – en de twee betalen samen meer, maar individueel minder. Dan heb je drie keer een voordeel. Minister, hoe denkt u de cohousing in de sociale huisvesting, met een win-winverhaal voor iedereen, eventueel te kunnen invoeren?
De heer De Kort heeft het woord.
Minister, bedankt voor het verduidelijkende antwoord over de modaliteiten van de onderbezettingsvergoeding. U weet dat onze fractie tijdens de bespreking voor die onderbezettingsvergoeding heeft gepleit. Wij hebben toen ook op dat potentieel gewezen. Volgens de modaliteiten waaronder het wordt geformuleerd, moet er eerst door de sociale huisvestingsmaatschappijen een gepast aanbod worden gedaan binnen een straal van 5 kilometer ten opzichte van waar de mensen nu wonen. Dat zijn zeer goede modaliteiten. Het wordt ook pas toegepast als er meer dan twee kamers op overschot zijn.
Er moet ook wel geprikkeld worden, omdat we blijven vaststellen dat we heel wat grote gezinnen niet kunnen huisvesten, terwijl er wel woningen beschikbaar kunnen worden gesteld. Het is ook een stimulans voor de sociale huisvestingsmaatschappij om meer aangepaste woningen te realiseren en er op die manier voor te zorgen dat we levenslang wonen kunnen realiseren, maar dan veeleer in een levenslange woonomgeving.
Ik heb nog een kleine bijkomende vraag, minister. Vanaf wanneer zal dit voorstel van kracht kunnen worden? Welke stappen moeten daarvoor nog ondernomen worden?
Minister Homans heeft het woord.
Iedereen weet dat ik tegen een stootje kan, maar als ik er hier van beschuldigd word de mensen bezorgd te maken, mensen te hebben doen bellen naar sociale huisvestingsmaatschappijen en zo meer... Excuus, mevrouw Hostekint, maar u weet hoe de media werken. Dat artikel tijdens de kerstvakantie was gewoon op basis van de beslissing van de Vlaamse Regering. Ik ben daar niet voor gebeld. Ik stond daar ook niet in geciteerd.
Ik zie hier wel een Belgabericht van 23 december, waarin sp.a zegt: “Geen boetes voor ruime sociale woningen zolang het aanbod achterloopt.” Daarin citeert u mij, of wat ik allemaal gezegd zou hebben. Ik kan mij niet herinneren dat sp.a ooit naar mij heeft gebeld om nog wat bijkomende inlichtingen te vragen, maar dat hoeft u natuurlijk ook niet te doen. Maar alle gekheid op een stokje, collega’s. Als er iemand verantwoordelijk is voor de onrust die er wellicht is, is het niet mijn partij of een andere partij hier aanwezig, maar alleen uw partij, mevrouw Hostekint: sp.a.
Collega’s, blijkbaar vinden we een onderbezettingsvergoeding onredelijk. Nu, niet wij vinden dat, maar één partij hier aanwezig vindt dat. Men betaalt als alleenstaande een onderbezettingsvergoeding zodra men in een woning met drie slaapkamers woont, en als koppel zodra men in een sociale woning met vier slaapkamers woont. Man en vrouw mogen dus zelfs nog in een aparte slaapkamer slapen, en dan hebben ze er nog twee op overschot. En dat vindt sp.a blijkbaar te veel gevraagd.
Ik vind het dan ook zeer vreemd dat u in uw initiële vraagstelling zei dat u absoluut voorstander bent van een goede bezettingsgraad en dat het patrimonium goed besteed moet worden. Ik vind alle uitspraken die niet alleen vandaag, maar ook in het verleden zijn gedaan, redelijk haaks staan op wat hier nu wordt gezegd.
Ik heb u uitgelegd wanneer men een onderbezettingsvergoeding zou moeten betalen. Er wordt hier dan gevraagd of dat geen administratieve last betekent voor de sociale huisvestingsmaatschappij en zo meer, maar u weet dat er nu ook zoiets bestaat als een rationele bezettingsnorm, waar de sociale huisvestingsmaatschappij in kwestie ook rekening mee moet houden. Of dat nu zoveel meer administratieve last zou veroorzaken voor een sociale huisvestingsmaatschappij, weet ik niet. Wat ik wel zeer belangrijk vind, is dit: als wij spreken over een gepast aanbod, kan dat natuurlijk ook gaan over een aanbod dat wordt bijgebouwd, mevrouw Hostekint. We krijgen op deze manier dus potentieel ook meer sociale woningen. Ik begrijp de houding van uw partij in dit debat dan ook totaal niet. Hoe een partij die zich sociaal noemt, tegen tijdelijke contracten kan zijn, gaat mijn verstand echt te boven. Maar het is uiteraard uw volste recht om dat standpunt in te nemen.
U vroeg verder nog naar een termijn. Er zal geen termijn op gekleefd worden waarbinnen het gepaste aanbod moet worden gedaan. Het overleg moet nog georganiseerd worden. Dat gaan we natuurlijk ook doen. De vraag van de heer De Kort sloot daar ook bij aan. Wanneer dat concreet ingang zal vinden, kunnen we natuurlijk pas beslissen als we dat overleg met de sector hebben gehad. Ook hun inbreng is belangrijk in dezen.
Mijnheer Hendrickx, u vroeg of we het geval per geval en casus per casus moeten kunnen bekijken. Ik denk het wel. Het voorbeeld dat u aanhaalde, wordt al een beetje ondervangen door het voorbeeld dat ik daarnet heb gegeven: een koppel woont pas onderbezet als men in een woning van vier slaapkamers woont. Uw concrete voorbeeld is bij dezen dus ondervangen.
We hebben bijvoorbeeld wel een uitzondering gemaakt in het kader van de mantelzorg. Dat vind ik ook heel belangrijk. Je gaat toch niet iemand een extra vergoeding aanrekenen omdat de betrokkene bijvoorbeeld nood heeft aan mantelzorg en dergelijke meer? Daarvoor hebben we dus in bepaalde uitzonderingen voorzien.
Wat ook zeer asociaal zou zijn, in het kader van die tijdelijke contracten, is het volgende. Stel, een gezin woont met zoon en dochter in een huis met een contract van negen jaar. Het contract loopt af, en op dat moment wonen zoon en dochter er nog in, maar ze zijn net beginnen te werken en hun inkomen wordt meegeteld voor het gezinsinkomen, waardoor iedereen uit dat huis zou moeten. Dan zeg ik: neen, dat vind ik niet sociaal. Iemand is net afgestudeerd en begint net te werken. Daarom hebben we gezegd dat het billijk en meer sociaal zou zijn als je bijvoorbeeld na die negen jaar er nog een periode van drie jaar aan toevoegt, waarbinnen zoon en dochter kunnen verhuizen, zodat hun inkomen niet wordt meegeteld. Het zou vrij schrijnend zijn als een ouderpaar dat het financieel niet zo gemakkelijk heeft, zou worden gestraft voor het feit dat zoon en dochter hebben gestudeerd, een goede baan hebben en wel zijn verhuisd, maar net op het moment waarop het contract van negen jaar afliep, de verhuisdozen nog aan het inpakken waren. Dat lijkt me ook niet sociaal.
Mevrouw Van Volcem, u overvalt me enigszins met uw idee, maar dat kan geen kwaad. We kunnen dat eens bekijken. Wat wel belangrijk is, is dat we moeten blijven uitgaan van de wachtlijst. Niet alleen moeten we uitgaan van de volgorde op de wachtlijst, we moeten er natuurlijk ook voor zorgen dat een gezinswoning bij een gezin terechtkomt en een studio bij een alleenstaande. Uw suggesties kunnen we echter zeker meenemen in de onderzoeken die we nog moeten voeren.
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Minister, ik zal nog eens heel duidelijk stellen, al was het maar voor het verslag, dat we uiteraard allemaal vinden dat sociale woningen zo optimaal mogelijk moeten worden ingezet, dat we er allemaal van overtuigd zijn dat gezinnen met kinderen inderdaad in grote woningen moeten terechtkunnen. Mijn punt is alleen dat u zelf hebt gezegd, en u niet alleen, maar diverse leden in deze commissie, dat een onderbezettingsvergoeding geen efficiënt instrument is. Ik heb mevrouw Van Volcem horen pleiten voor stimuli. Ik ben daarvoor. Zoek inderdaad die stimuli. U laat echter gewoon een systeem op twee weken tijd passeren zonder dat er enig overleg is geweest met de sector, zoals u nu zelf hebt gezegd, terwijl u in uw beleidsbrief had aangekondigd te zullen overleggen om te zien hoe we tot een instrument kunnen komen dat die onderbezetting aanpakt.
Minister, ik ben voor het aanpakken daarvan: als u een systeem voorlegt om die onderbezetting efficiënt aan te pakken, dan zult u in mij een eerste bondgenoot vinden. Dat is zeker. Als u nu echter zegt dat u die onderbezettingsvergoeding zult opleggen, dat er twee keer mag worden geweigerd als er een gepast aanbod is, dat uitzonderingen mogelijk zijn, dan vraag ik u: hebt u het effect daarvan becijferd? Wanneer zult u daarvan een effect zien? De manier waarop u het vandaag voorstelt, geeft me immers niet de indruk dat we daar op zeer korte termijn een effect van zullen zien, en dan is dat geen efficiënt instrument. Dan zult u niets hebben gedaan aan de onderbezetting. Dan zult u er niet voor hebben gezorgd dat die grote woningen inderdaad bij grote gezinnen terechtkomen. Dan zult u er niet voor zorgen dat sociale woningen optimaal worden ingezet. Dan zult u alleen onrust hebben gezaaid bij de sociale huurders. Dat heb ik niet gedaan. Er is een artikel verschenen op de voorpagina van een krant. Ik ben daar niet verantwoordelijk voor. Ik heb dat gelezen in de krant, net zoals sociale huurders dat hebben gelezen in de krant. (Opmerkingen van Björn Anseeuw)
Die sociale huurders zijn allemaal naar hun sociale huisvestingsmaatschappij beginnen te bellen. Minister, ze hebben geen antwoord kunnen krijgen van hun sociale huisvestingsmaatschappij, want daar viel men zelf uit de lucht. Als u een efficiënt systeem kunt opzetten, dan ben ik de eerste om u daarin te steunen. We zullen zien wat het effect is van het systeem dat u hier nu voorstelt, maar u hebt het zelfs niet becijferd. U kunt zelfs niet antwoorden op mijn vraag wat het mogelijke effect ervan zal zijn. Dat geeft me niet de indruk van een zeer beredeneerd beleid, al zeker niet omdat u twee weken ervoor het omgekeerde had beweerd in een commissievergadering.
De vraag om uitleg is afgehandeld.