Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over het kankerverwekkend gehalte van rood vlees
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Op maandag 26 oktober laatstleden maakte de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) via het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek (IARC) bekend dat een overmatige consumptie van zogenaamd rood vlees de kans op darmkanker met 21 procent verhoogt. Dat is geen nieuwe vaststelling, maar de reacties waren niet min. Men sprak van bommetjes onder onze voedingsgewoontes, paniek in de vleesindustrie. Ik wil daar niet aan meedoen. We moeten niet overdrijven, maar ook niet minimaliseren, want een effect is er natuurlijk wel. Ook al weet ik dat we een persoon in zijn geheel moeten bekijken, en niet alleen vanuit zijn darmen die besmet raken door rood vlees.
Hoewel het verband tussen rood vlees en kanker veel minder frappant is dan het verband tussen roken en kanker – die nuance verdwijnt soms in de media, zeker in de titels – is het een alarmerende vaststelling omdat er in onze samenleving heel wat van dat rood vlees op dagelijkse basis wordt geconsumeerd: 97 gram per Belg per dag, terwijl de door experts aanbevolen hoeveelheid slechts 70 gram per dag is, met andere woorden: te veel. Overdrijven is nooit goed, en dat geldt voor consumptie op heel veel terreinen.
Tweede vaststelling uit dit rapport op basis van 800 wetenschappelijke studies, is dat verwerkt rood vlees, zoals in salami of worsten, nog ongezonder is dan onverwerkt rood vlees. De toegevoegde producten om die langer te laten bewaren, triggeren samen met het vlees een chemische reactie bij de vertering ervan die, zoals gesteld, een verhoogd risico op darmkanker met zich meebrengt.
Derde vaststelling – hier raken we aan onze voedingsgewoontes –: niet alle vlees heeft dit effect, gevogelte en vis lijken deze effecten zelfs met additieven niet te genereren, waardoor er eigenlijk alternatieven voorhanden zijn.
We concluderen dat de vleesconsumptiecijfers in een dalende lijn zitten, maar de consumptie van gevogelte daalt het sterkst en het relatief gewicht van het ongezondere rode vlees neemt toe, terwijl het omgekeerde beter zou zijn. Om alle misverstanden te counteren: er wordt hier niet gepleit voor een verbod, wel voor een zekere matiging van de consumptie.
Sinds de zesde staatshervorming is Vlaanderen meer dan ooit bevoegd voor preventief gezondheidsbeleid. Minister, wat gaat u doen met dit sterke onderzoeksrapport? Bent u het eens met de wetenschappelijke resultaten en de aanbevelingen van dit rapport? Zullen er in navolging van de aanbevelingen, die nauw aansluiten op wat voedingsexperts al langer zeggen, initiatieven volgen om de Vlamingen te sensibiliseren voor de mogelijk kwalijke effecten van te veel rood vlees? Hoe kunnen we de consumptie daarvan matigen als u dat nodig zou vinden?
Deze problematiek vraagt om een bredere aanpak dan enkel in het Vlaamse welzijnsbeleid. We moeten ook kijken naar federale bevoegdheden inzake voedselveiligheid en gezondheidszorg. Zult u deze problematiek ter sprake brengen op de ministerraad en op het Overlegcomité om tot een breed draagvlak en een coherente aanpak van deze gezondheidsuitdaging te komen op alle niveaus?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De Wereldgezondheidsorganisatie besliste dat bewerkt rood vlees op de lijst van kankerverwekkende stoffen komt te staan, meer bepaald in categorie 1, de gevaarlijkste kankerverwekkers naast tabak en asbest. 50 gram per dag bereid vlees eten verhoogt de kans op darmkanker met 18 procent. Gaat het om rood vlees, dan doet 100 gram het risico met 17 procent stijgen.
Voor medici is dit niet echt een verrassing. Het is al langer geweten dat de manier waarop de hemoglobine wordt afgebroken in de darmen, een rol zou spelen bij de ontwikkeling van een tumor. Sommigen stellen ook dat het ijzergehalte in rood vlees tot kanker kan leiden. Ondanks het feit dat deze gegevens wel gekend waren bij medici, is er ook wel wat verontwaardiging ontstaan over de wijze van communiceren.
De vrees bestaat dat dit soort negatieve boodschappen, waarbij rood vlees op hetzelfde niveau wordt gezet als asbest en roken, een omgekeerde reactie bij mensen gaat uitlokken. Mensen beginnen zich af te vragen wat nog wel gezond is en vragen zich af of het nog wel zin heeft gezondheidsaanbevelingen op te volgen. De boodschap moet vooral zijn dat een gezond voedingspatroon er een is met veel variatie en zonder overdrijven. Trouwens, volgens zowel de Hoge Gezondheidsraad als diëtisten blijft een normale consumptie van vlees en vleeswaren passen in een gezond en gevarieerd dieet.
Minister, dreigt er bij de mensen geen saturatie te ontstaan van negatieve voedingsboodschappen, waardoor ze na verloop van tijd ook alle voedingsboodschappen gaan negeren? Hoe kunnen we als overheid dit soort van voedingsboodschappen in een juist kader plaatsen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Wij zijn het uiteraard eens met de wetenschappelijke vaststellingen van de Wereldgezondheidsorganisatie. Die informatie is ook niet zo nieuw. De Belgische Hoge Gezondheidsraad communiceerde in 2013 al dat we het best niet meer dan 500 gram rood vlees per week consumeren. Bewerkt rood vlees is zelfs te vermijden. Het feit dat rood vlees op de lijst van kankerverwekkende stoffen werd geplaatst door de WGO, is een duidelijk signaal.
We moeten een dergelijke berichtgeving natuurlijk met de nodige ernst en doordachtheid laten verwerken. Wij zien dit op termijn op verschillende manieren vertaald naar het beleid. Ten eerste zal eind volgend jaar die conferentie worden georganiseerd waarbij ook het thema voeding aan bod zal komen. In het voortraject zal onder andere uitgebreid onderzoek worden gedaan naar de opportuniteiten en nieuwe accenten. De consumptie van vlees en rood vlees zal daarbij zeker worden meegenomen.
Anderzijds zullen in de loop van 2016 de vernieuwde theoretische aanbevelingen voor voeding van de Hoge Gezondheidsraad ter beschikking zijn. We hopen die resultaten tijdig te krijgen, alsook de resultaten van de voedselconsumptiepeiling. Op basis van die onderdelen zal het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ) de actieve voedingsdriehoek actualiseren in 2016 en 2017. Dat zal gepaard gaan met een communicatiestrategie naar de burger en ondersteunende materialen. In deze communicatie zullen we een goed evenwicht moeten vinden tussen de ernst van de impact van bepaalde richtlijnen voor de gezondheid en een positieve sensibiliserende boodschap voor gezond gedrag.
Het lijkt aangewezen om die inbreng van de WGO inderdaad verder op te nemen in de voorbereidende gesprekken die momenteel lopen in het kader van het preventieprotocol dat tussen de gemeenschappen en de federale overheid zal worden gesloten binnen de interministeriële conferentie Volksgezondheid. Er is inderdaad duidelijk een bredere aanpak nodig. We zijn aan het onderhandelen over dat protocol. Het lijkt mij evident dat dit soort thema’s daarin moet worden afgestemd.
Saturatie dreigt inderdaad. Bovendien zijn de ontelbare adviezen soms tegenstrijdig, ook die van zelfverklaarde voedingsexperten die goed scoren in de media. Het risico bestaat inderdaad dat een gedeelte van de consumenten zich meer en meer zal afzetten tegen het overaanbod aan informatie over gezonde en ongezonde voeding.
Een studie van Wim Verbeke van de Vakgroep Landbouweconomie van UGent analyseerde bij Vlaamse consumenten in 2001, 2006 en 2011 hun gezondheidsbewustzijn in relatie tot voeding. Hoewel de resultaten met de nodige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd, lijkt het erop dat er een toegenomen onverschilligheid optreedt bij de burger.
Vanuit het Vlaamse beleid en de partnerorganisaties VIGeZ en Eetexpert wordt er sinds de gezondheidsconferentie in 2008 dan ook systematisch gekozen voor positieve voedingsboodschappen.
Voeding is een complex gegeven. Met betrekking tot de consumptie van sigaretten kunnen we heel resoluut stellen dat elke sigaret er één te veel is. Bij voeding is het advies niet zo zwart-wit: af en toe zondigen kan en leidt niet tot gezondheidsschade.
De actieve voedingsdriehoek, het educatief voorlichtingsmodel voor gezonde voeding en beweging, bevat de aanbevelingen voor een evenwichtige voeding. Dit model adviseert om binnen de groep ‘vlees, vis, eieren en vervangproducten’ voldoende af te wisselen: één à twee keer per week vis, drie keer mager vlees, twee keer halfvet vlees en maximum één keer vet vlees per week. Bij voorkeur wordt één keer per week vlees vervangen door een plantaardig vervangproduct. Ook voor bereid rood vlees als broodbeleg worden verschillende alternatieven naar voren geschoven in de actieve voedingsdriehoek.
De gouden regel van de drie basisprincipes, variatie, mate en evenwicht, om tot een evenwichtig voedingspatroon te komen, zet de Vlaming al op de goede weg. Bij de geplande herziening van de actieve voedingsdriehoek in 2016 zal die positieve en eenvoudige insteek zeker worden meegenomen.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, ik denk dat u de zaken evenwichtig benadert.
Mijn partij voert een enerzijds-anderzijdsbeleid.
Die evenwichtige benadering mag echter niet verhinderen dat we, naast de voorbereidingen naar aanleiding van de conferentie over voeding, bij zulke commotie in de media preventief reageren. Met preventief bedoel ik natuurlijk niet dat we moeten reageren vóór de commotie in de media, want dat gaat niet, maar wel meteen als er commotie ontstaat, bijvoorbeeld door, net zoals u nu hebt gedaan, te wijzen op de actieve voedingsdriehoek en de variatie die nodig is. Zo kunnen we vermijden dat schreeuwende titels in de media ertoe leiden dat mensen niet meer op hun voeding letten omdat ze niet meer weten wat nu eigenlijk het beste is. Dat is niet de bedoeling. We moeten werken aan een evenwichtig voedingspatroon en opletten dat er geen onverschilligheid optreedt en eventueel toeneemt. We moeten een kader ontwikkelen om daarop te reageren.
Ik heb nog een bijkomende vraag. U hebt goed begrepen waar ik naartoe wil met betrekking tot het preventieprotocol. De onderhandelingen daarvoor lopen. Geldt daarbij hetzelfde timingschema als het voortraject voor de conferentie? Of hoopt u dat het sneller kan, wat we allemaal – of ik toch alleszins – hopen?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik moet beamen wat u zegt over een evenwichtige voeding. Het klopt dat alles met mate moet worden gegeten.
Persoonlijk vind ik het bizar dat men dit naast tabak en asbest plaatst, aangezien men daar een volledige onthouding vraagt, terwijl het met vlees en rood vlees geen zwart-witverhaal is.
Het klopt ook dat er vaak tegenstrijdige studies bestaan over voeding in het algemeen. Men zou eigenlijk de lijn kunnen doortrekken naar zware metalen in vis en antibioticagebruik bij varkens, koeien en kippen. Ik denk dat men daarin wat nuance moet brengen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Als het enerzijds-anderzijdsbeleid de specialiteit is van uw partij, behoor ik tot een partij die meestal wel een keuze wil maken tussen enerzijds en anderzijds. Nuance is altijd mogelijk, maar in dit geval kunnen we wel vertrekken van een aanbeveling van een organisatie die je niet kunt betichten van een of andere belangenvermenging. Een advies van de WGO kun je wel ernstig nemen.
De vraag is dan hoe je daar zo slim mogelijk mee omgaat zodat mensen effectief zo gezond mogelijk handelen. We moeten er niet in meegaan het te minimaliseren of te zeggen dat het weer een advies te veel is. Het moet een uitdaging zijn om ervoor te zorgen dat, als dit effectief een negatieve impact heeft op de gezondheid, we er ook voor zorgen dat mensen minder rood vlees zullen eten. Ik besef dat dat geen aangename of populaire boodschap is. We moeten niet iedereen verplicht vegetariër maken. Maar ik denk wel dat we dat element ernstig moeten meenemen in onze gezondheidspromotie.
Zoals u zegt, komt er inderdaad een heel debat aan in verband met de gezondheidsdoelstellingen rond voeding. Ik denk dat er een discussienota is van mevrouw Saeys over andere manieren om die sensibilisering waar te maken. Dat is heel belangrijk. Op welke manier maken mensen die voedselkeuze? Dat gebeurt allemaal niet zo rationeel. We kunnen in de media misschien een tegenoffensief doen van een minister met een voedingsdriehoek, maar ik vrees dat de mensen vooral de schreeuwerige titel zullen onthouden. Als overheid moeten we dan op dezelfde manier gaan denken: hoe kunnen we op een goede manier sensibiliseren, op een goede manier aan gezondheidsvoorlichting doen?
Dat kan niet enkel met louter rationele informatie. Ik hoop dat we deze discussie in dat kader, zowel aan de hand van de goede conceptnota van mevrouw Saeys als in het debat rond de gezondheidsdoelstellingen, zullen hernemen. Vermijden dat er soms commotie is in de krant, dat overstijgt naar ik vrees zelfs uw capaciteiten. (Gelach)
De heer Persyn heeft het woord.
Ik sluit mij aan bij de vraag naar nuance in de berichtgeving. Anderzijds zou ik onze Vlaamse kijkers en luisteraars toch niet onderschatten. Ik denk dat zij dat allemaal wat kunnen relativeren.
Inzake gezonde voeding heb ik opgemaakt uit uw antwoord dat rood vlees naast zijn kankerverwekkende eigenschappen – dat staat wetenschappelijk vast, het gaat om meer dan 800 studies – ook gekend is om zijn atherogeen effect. De heer Bertels maakt de vergelijking met vis en gevogelte. Daarvan weten we dat het veel minder atherogeen effect heeft: het geeft veel minder aantasting van hart en bloedvaten. Laat dat nu juist het gevaar zijn van te veel rood vlees.
We hebben een epidemie gezien van hart- en vaatziekten na de Tweede Wereldoorlog door de introductie van veel meer rood vlees in ons menu. Nu zijn we eindelijk die evolutie aan het kenteren doordat we minder rood vlees eten. Ik zou de waarschuwing ‘matig uw roodvleesgebruik’ niet lichtzinnig opvatten.
Niet alleen is rood vlees kankerverwekkend, het is ook een van de belangrijkste oorzaken van atherosclerose of hart- en vaataandoeningen. Net zoals roken trouwens: roken heeft een veel grotere invloed op hart en bloedvaten dan op de longen. Slechts één roker op tachtig ontwikkelt longkanker, maar 98 procent van de rokers vindt men wel op de diensten van de hartinfarcten, de catheterisatie, wonden die niet genezen, zogenaamde broekoperaties en zware afwijkingen van de bloedvaten in de onderste ledematen. Ik zou dus de discussie willen opentrekken.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Ik deel de mening van de heer Persyn. Het is belangrijk dat we die matiging kunnen doorvoeren. Zoals sprekers al gezegd hebben: de WGO is niet zomaar een organisatie. Er is ook verder onderzoek nodig. Ik hoop dat dit ook binnen Europa kan. Het advies van de Hoge Gezondheidsraad komt eraan. Ik vermoed dat ze de bevindingen van de WGO niet zomaar naast zich neer kunnen leggen.
Men stelt het inderdaad een beetje gelijk met andere kankerverwekkende stoffen, maar er is nog veel minder onderzoek gedaan naar de effecten van rood vlees dan van asbest bijvoorbeeld. Misschien staan we nog maar aan het begin van de kennis. We moeten zeker verder onderzoek – naast sensibilisering – ondersteunen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, het is misschien niet zo heel bekend, maar wij financieren sinds enige tijd de website van het Centrum voor Evidence-Based Medicine (CEBAM). Alles wat actueel is en in de media komt inzake gezondheid, wordt op die website in de juiste proporties geplaatst. U kunt daar zoeken naar ‘vlees’ en krijgt in zeer begrijpelijke taal uitleg over items zoals ‘is rood en bewerkt vlees kankerverwekkend’ en ‘verhoogt rood vlees het risico op darmkanker’. U kunt er zelfs lezen of kaas eten even ongezond is als roken en of rood vlees de spermakwaliteit beïnvloedt. Het is een indrukwekkende lijst van vragen en antwoorden. Ik heb begrepen van de initiatiefnemer dat de website vrij goed geconsulteerd wordt.
Eigenlijk is dat ‘health literacy’. Men moet de mensen een beetje informeren. Dat zal volgens mij de volgende jaren aan de orde zijn in Vlaanderen. Dat soort initiatieven helpt en probeert de juiste informatie te brengen. We proberen via het initiatief en de mensen die erachter zitten, contacten met de media op te bouwen. Vaak zoeken media goede sprekers die op een verstaanbare wijze en vanuit academisch oogpunt bepaalde dingen kunnen toelichten. Het is belangrijk om over een lijst van zulke sprekers te beschikken. We hebben dat aan dergelijke initiatieven gevraagd. Voor bepaalde onderwerpen hebben we in Vlaanderen autoriteiten die goed kunnen communiceren en eventueel snel kunnen worden ingeschakeld om aan een breed publiek de juiste context te geven.
De heer Bertels heeft het woord.
Het CEBAM geeft inderdaad die informatie. Het zou nog meer mogen worden bezocht door de modale Vlaming. Ik zal het zo nog eens zeggen.
Om alle misverstanden te vermijden, mijnheer Persyn, mevrouw Franssen, ik zou de vraag niet gesteld hebben als ik het zou willen minimaliseren. We onderschrijven allemaal de aanbevelingen en de vraag naar wetenschappelijkheid. Het was absoluut niet mijn bedoeling om te minimaliseren. Zo is mijn vraag ook niet opgesteld.
We pleiten allemaal, kamerbreed, voor een matiging van de consumptie en een evenwichtig voedingspatroon, zoals aangehaald is. Daar moeten we niet verder over discussiëren.
Het pleidooi is om dat evenwichtig te doen, maar af en toe moeten we iets actiever communiceren naar aanleiding van schreeuwlelijke – en ik gebruik dat woord hier heel bewust – titels in de media. We kunnen die niet vermijden, mevrouw Van den Brandt, daar heeft niemand van ons macht over, maar we kunnen wel ageren en reageren. Dat is eigenlijk de doelstelling. We moeten niet wachten tot er een nieuwe gezondheidsdriehoek is ontwikkeld. We hebben er één die zijn waarde heeft bewezen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.