Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, op 13 oktober 2015 meldt De Standaard een stijging van 65 procent voor het aantal aanvragen logopedische hulp. De krant pakt uit met de kop ‘Ouders sturen kinderen naar logopedist om uit te blinken op school’. Met deze insteek lijkt De Standaard te suggereren dat de stijging veeleer te maken heeft met een luxeprobleem.
Vier dagen later, op 17 oktober 2015, nuanceert De Standaard in een nieuw artikel met de titel ‘Wij willen er geen superkinderen van maken’ dat het de ouders niet alleen te doen is om het verbeteren van de schoolse prestaties, maar omdat het zorgbeleid niet altijd voldoende is uitgebouwd om aan alle zorgvragen van leerlingen te voldoen. Ook het onderzoek van de Katholieke Universiteit Leuven en de Universiteit Antwerpen over buitenschoolse hulpverlening en zorg op school lijkt dit verhaal te beamen.
Minister, ik vind dit een belangrijke vraag omdat het onderwerp me zorgen baart. We zijn dit schooljaar gestart met het M-decreet, maar veel scholen gingen met dit principe al eerder aan de slag. Hierdoor kwam er een grote diversiteit in de klas, waar het gangbare klasmanagement in het gewone onderwijs niet altijd even goed op voorzien was. Scholen hebben er met vallen en opstaan in geïnvesteerd, maar dat heeft littekens achtergelaten. Ouders merkten dat hun kinderen onvoldoende bijsturing kregen en zochten de nodige ondersteuning elders, bij een logopediste of kinesiste.
De leerkrachten waren dan vaak opgelucht dat ouders die beslissing voor externe hulp namen omdat ze voelden dat ze te kort kwamen en op die manier toch de geruststelling hadden dat de nodige ondersteuning werd geboden. Zo konden ze zelf hun aandacht meer richten op degenen die enkel op hen konden rekenen. Op die manier is er een vicieuze cirkel ontstaan, en dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. De externe hulp zou zich moeten beperken tot kinderen die niet voldoende gebaat zijn met zorgondersteuning op school. Die zorgondersteuning op school moet uiteraard van een bepaalde kwaliteit zijn.
Minister, hoe interpreteert u de stijgende trend in logopedie-aanvragen? Hoe ziet u de plaats van logopedische ondersteuning in het kader van het zorgcontinuüm?
Minister Crevits heeft het woord.
De toename van het aantal kinderen dat buitenschools therapie volgt, roept inderdaad vragen op, vooral omdat logopedie vaak wordt gevolgd voor de ondersteuning van het schoolse leren. Deze ondersteuning moet in de eerste plaats schoolintern worden geboden. We weten immers uit een onderzoek van 2012 dat kinderen uit kansarme milieus veel minder een beroep doen of kunnen doen op betalende buitenschoolse hulp. Ik zal in het verslag de link naar dit onderzoek laten opnemen. Het staat op de website van Onderwijs Vlaanderen. Het is een onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek (OBPWO).
Op initiatief van de Vlaamse overheid kwam tijdens de vorige legislatuur een engagementsverklaring tot stand tussen de Vlaamse onderwijswereld en de Vlaamse Vereniging voor Logopedisten (VVL) over de plaats van logopedische hulpverlening binnen de zorg op school. In die situaties waar er duidelijk nood is aan een planmatige en intensieve individuele ondersteuning die de mogelijkheden van de onderwijssetting overstijgt, is een samenwerking tussen meerdere partners aangewezen. Ik bedoel daarmee het kind, ouders, school, CLB en buitenschoolse logopedie. Deze partners werken dan complementair samen en in onderling overleg streven ze het optimale ontwikkelingspad voor elk kind na.
Op 18 september 2013 ondertekenden enkele vertegenwoordigers uit het onderwijsveld samen met de VVL een engagementsverklaring dat een kader aanreikt voor dit samenwerkingsproject. Ik zal die engagementsverklaring ter beschikking stellen. Naar aanleiding van het wetenschappelijk onderzoek, dat enkele zeer interessante inzichten geeft, vraag ik de Vlor om die engagementsverklaring opnieuw onder de loep te nemen. Dat is de kapstok om gebeurlijk wat bijsturing te kunnen doen.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, u hebt de belangrijkste zaken zoals de engagementsverklaring aangehaald. Ik vind het vooral belangrijk dat we een evenwicht vinden tussen de professionaliteit van de logopedisten die we als onderwijzer heel goed kunnen gebruiken en de taken die de school zelf heeft. Het feit dat het M-decreet is uitgewerkt, maakt het er niet gemakkelijker op. De diversiteit in de klassen is vergroot. Voor leerkrachten is die externe hulp soms een ruggensteun omdat ze het zelf allemaal niet meer kunnen waarmaken.
Daarom is het belangrijk dat u aangeeft dat die ondersteuning in de eerste plaats tijdens de schooluren moet kunnen gebeuren. Dat wil niet zeggen dat de logopedisten zomaar in de school moeten komen. Er moet ook een grens blijven, ieder moet zijn ding kunnen doen. De kwaliteit van het zorgbeleid moeten we heel goed in het oog houden om de moeilijkheden die diversiteit met zich meebrengen, voldoende te kunnen ondersteunen. We zitten wel op dezelfde lijn.
De heer De Ro heeft het woord.
U hebt het M-decreet aangehaald. Leerkrachten moeten geen volwaardige logopedisten worden, maar er zijn zaken waarop ze kunnen letten en die ze kunnen toepassen in hun lessen. De overdracht van die ervaring van het buitengewoon naar het gewoon onderwijs kan een absoluut pluspunt worden op middellange termijn van pre-waarborg en waarborg. De weinige gesprekken die ik al heb gehad met pre-waarborgteams hebben die hoop gevoed. Dit is absoluut geen luxe, want veel mensen kunnen zich geen logopedie veroorloven. Ik hoop dat we de ervaring van het buitengewoon onderwijs langzaamaan kunnen toepassen voor de kinderen die het nodig hebben in het gewoon onderwijs, bijvoorbeeld via de waarborg en de pre-waarborg.
De heer De Meyer heeft het woord.
Dit is een heel interessante en terechte vraag. Na het M-decreet wordt zorg in het gewoon onderwijs hoe dan ook belangrijker. Ik verwijs hier naar mijn vraag van vorige week en herhaal ten overvloede dat als scholen kiezen voor logopedisten of orthopedagogen bij het aanstellen van zorgcoördinatoren of mensen die heel specifieke uren invullen, dat voor de school en de kinderen een zege kan zijn, maar dan moet de overheid er wel voor zorgen dat deze mensen op een normale manier kunnen worden vergoed. Dat impliceert dat de bekwaamheidsvereisten worden aangepast, want deze mensen dienen volgens mij niet steeds een pedagogisch getuigschrift te hebben. Ik herhaal dus nogmaals mijn pleidooi van vorige week.
Minister, ik wil me vooral aansluiten bij wat collega De Ro heeft gezegd, namelijk dat het zeer interessant en belangrijk is om zo snel mogelijk de expertise die in het buitengewoon onderwijs aanwezig is, in het gewoon onderwijs in te zetten. In het buitengewoon onderwijs zijn ook logopedisten aan de slag, maar ook mensen uit andere disciplines die nuttig kunnen zijn in het gewoon onderwijs. In de toekomst kunnen we hopelijk meer en meer bekijken hoe experts vanuit verschillende disciplines kunnen worden ingezet. In het verleden hebben we gemerkt dat nogal wat leerlingen de stap naar het buitengewoon onderwijs hebben gezet, net omdat daar de multidisciplinariteit aanwezig was en ook gratis werd aangeboden. Diezelfde kinderen hadden misschien in het gewoon onderwijs kunnen blijven als ze daar ook de nodige ondersteuning hadden gekregen zonder dat de ouders ervoor moesten betalen. Bepaalde kinderen konden inderdaad in het gewoon onderwijs blijven met ondersteuning van logopedie, omdat hun ouders het konden betalen. Hopelijk kunnen we de stap die we vorige legislatuur hebben gezet, deze legislatuur verder uitbreiden en komt dat de meest kwetsbaren ten goede.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik heb zeer weinig extra vragen gehoord, wel extra pleidooien en uiteraard een vraag van de heer De Meyer, die aansluit op zijn vraag van vorige week over de verloning van de ergotherapeuten.
Ik ben het er zeker mee eens dat een van de heel positieve effecten van het M-decreet kan zijn dat leerkrachten die overstappen, op de klasvloer ondersteuning kunnen bieden. Dat hoor ik ook in mijn gesprekken met een van onze 180 leerkrachten die overstappen. Als ze bovendien kunnen helpen bij het bekwamen van lerarengroepen, dan kan dat een zeer positief effect hebben en ervoor zorgen dat er intern in de scholen spontaan aandacht wordt besteed aan zaken waar vroeger sowieso minder aandacht voor was.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik sluit me uiteraard aan bij de opmerkingen die werden gemaakt. Ik heb nog een praktische vraag, minister. U zei dat de Vlor een opdracht heeft gekregen in verband met de engagementsverklaring. Zal de opdracht worden gegeven, is ze al gegeven en weet u hoeveel tijd de Vlor nodig zal hebben om ze uit te voeren?
De Vlor krijgt zeer snel de opdracht, maar uit een gesprek dat ik met de Vlor heb gehad, bleek dat ze vinden dat ik hen wel erg vaak voor allerlei zaken inschakel. Ze hebben dus heel veel werk, maar ze geven ook goede adviezen. Ik laat het dus aan hen over te bepalen wanneer ze met de opdracht rond kunnen zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.