Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, de hogescholen die de opleiding bachelor psychologie aanbieden, hebben mij met grote bezorgdheid gecontacteerd. Ze deden dat omdat op 1 september 2016 de wet van 4 april 2014 betreffende de regeling van de geestelijke gezondheidszorgberoepen in werking treedt. Dat zal ervoor zorgen dat de klinisch psycholoog een erkend gezondheidsberoep zal worden dat enkel toegankelijk is voor masters in de klinische psychologie en waarbij aan de psychotherapie een machtiging zal worden uitgereikt mits welomschreven vooropleidingen.
Verschillende beroepsgroepen uit de geestelijke gezondheidszorg zagen hierin reeds het gevaar van een sterk ingeperkte toegang tot het werkveld, voornamelijk voor bachelors in de toegepaste psychologie. Daarom pleitte de Beroepsvereniging van Bachelors in de Toegepaste Psychologie eerder op het kabinet van de federale minister van Volksgezondheid voor de erkenning van de bachelor toegepaste psychologie als paramedicus die de klinische psychologie beoefent. De vereniging pleitte ook voor de toegang voor de bachelors toegepaste psychologie tot een psychotherapieopleiding in een van de vier erkende stromingen, met het oog op het behalen van de titel psychotherapeut.
Recent heeft het federale kabinet van de minister van Volksgezondheid meegedeeld dat er nog wijzigingen aan de wet van 4 april 2014 zullen worden aangebracht. In deze ‘gerepareerde’ wet zouden enkel masters klinische psychologie en klinische orthopedagogie nog worden erkend als zorgverstrekkers in de domeinen van de klinische psychologie, de school- en pedagogische psychologie en de psychotherapie. Voor de professionele bachelors toegepaste psychologie wordt in geen enkele erkenning of toegang voorzien en wordt de toegang tot het werkveld dus helemaal ingeperkt.
Dit enge kader staat in fel contrast met de enorme diversiteit aan cliënten die veel meer gebaat zijn met een diversiteit aan hulpverleners die bovendien interprofessionele samenwerking kunnen nastreven. Dat is iets waar de geestelijke gezondheidssector zelf voor pleit. Zonder aan de federale materie en aan de bevoegdheden in deze te willen raken, heeft dit alles natuurlijk wel gevolgen voor de bacheloropleidingen in de toegepaste psychologie. We moeten weten waartoe we deze jonge mensen opleiden, en vooral, of voor hen voldoende tewerkstellingskansen zullen ontstaan. Dat is de bekommernis van de hogescholen.
Daarom heb ik de volgende vragen. Weet u in welke zin deze wet van minister De Block wordt ‘gerepareerd’? Gaat u over deze kwestie overleggen met uw federale collega en haar uiteenzetten wat dit betekent voor een aantal opleidingen die we aanbieden? Welke loopbaanmogelijkheden blijven er nog over voor toekomstige bachelors in de toegepaste psychologie als zij niet meer in aanmerking zullen komen voor de meeste jobs die zij vandaag invullen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, de signalen die in de media aan bod kwamen, zijn mij door het kabinet van minister De Block bevestigd. Er wordt inderdaad nog gesleuteld aan de wet van 4 april 2014, die op 1 september 2016 in werking zou moeten treden. In uw vraag geeft u de twee voornaamste knelpunten aan: de erkenning van de klinisch psycholoog als gezondheidszorgberoep en het inkantelen van de psychotherapie in de wet op de gezondheidszorgberoepen. Omtrent dat laatste wordt voorgesteld om de psychotherapie voor te behouden aan erkende gezondheidszorgberoepen. Dat zijn de artsen, tandartsen, kinesitherapeuten, vroedvrouwen, verpleegkundigen, zorgkundigen, paramedici en apothekers. Op basis van de wet van 4 april zouden daar dan nog de klinisch psychologen – de masters in de psychologie of orthopedagogie, maar dus niet de professionele bachelors toegepaste psychologie – bij komen.
Op dit moment zijn er heel wat therapeuten die een opleiding genoten die niet op de lijst van erkende gezondheidszorgberoepen staat: toegepaste psychologen, maar bijvoorbeeld ook maatschappelijk assistenten, seksuologen of criminologen. Als de psychotherapie enkel zou worden voorbehouden voor de gezondheidszorgberoepen, dan krijgen mensen met de hierboven vermelde vooropleidingen geen toegang meer tot de psychotherapie. Mijn kabinet heeft dan ook het kabinet van minister De Block erop attent gemaakt dat zo’n beslissing gevolgen heeft voor de toekomstperspectieven van studenten.
Zo zijn er bijvoorbeeld meer dan 2000 studenten ingeschreven in een professionele bachelor toegepaste psychologie. Het beperken van de psychotherapie tot de gezondheidszorgberoepen zou voor hen betekenen dat ze om alsnog toegang te krijgen tot de psychotherapie eerst het schakelprogramma en de master psychologie zouden moeten volgen, waarna ze dan de opleiding psychotherapie kunnen aanvatten. Momenteel doet al bijna 30 procent van de afgestudeerde toegepaste psychologen dit, maar dat is vandaag nog niet vereist om later te kunnen werken als therapeut.
Wat de concrete loopbaanmogelijkheden zijn, hangt af van hoe de reparatiewet er zou kunnen uitzien. In het contact met het kabinet-De Block is op twee zaken gewezen. Ten eerste: het belang van overgangsmaatregelen voor studenten die al voor een bepaalde opleiding hebben gekozen op het moment dat de wetgeving zou veranderen. Als de wet ingaat op 1 september 2016, mag dit niet onmiddellijk de deuren sluiten voor studenten die op dat moment aan de opleiding toegepaste psychologie bezig zijn of er net aan beginnen. De hogescholen moeten ook de kans krijgen om studiekiezers duidelijk en tijdig, dus vanaf de SID-ins (studie-informatiedagen) in januari, te informeren over hun toekomstmogelijkheden. Wie dat niet doet, is zeer onverantwoord bezig. Ten tweede: het belang van een beroepenstructuur waarin alle niveaus een plaats krijgen. Wat ook de erkenningsvoorwaarden worden en hoe je de sector ook wilt reguleren, er zullen altijd afgestudeerden zijn in alle niveaus: secundair onderwijs, hbo5, bachelor, master, doctoraat … U kent de ladder van vier, vijf, zes, zeven.
Wat betreft verpleegkunde heb ik hier altijd gepleit voor een goede leerladder, en voor de psychologische hulpverlening vind ik dat ook een goede zaak. Als men dus bepaalde zaken wil voorbehouden voor bepaalde diploma’s, zal men in de beroepenstructuur ook in plaats moeten voorzien voor zinvolle profielen voor alle andere diploma’s. De toegepast psychologen zelf pleiten bijvoorbeeld voor het erkennen van een apart profiel: psychologisch consulent, naast de klinische psychologen op masterniveau. Ook dat heeft mijn kabinet bij het kabinet van minister De Block bepleit.
We bevinden ons nu dus in de ‘twilight zone’, voorafgaand aan de besluitvorming.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, ik maak mij er wel zorgen over om twee redenen. De mensen die vandaag hulpverlening aanbieden en die geen masterdiploma behaald hebben, maar een bachelordiploma, en die via bijkomende opleidingen toch therapie aanbieden en dat op een goede manier doen en met mooie resultaten, zullen straks geen toegang meer hebben. De cijfers die wij vandaag krijgen van de Vlaamse minister van Welzijn en Gezondheid, maken duidelijk dat op het vlak van de geestelijke gezondheidszorg de problemen alleen maar toenemen, en dat we alle hulpverleners nog steeds nodig hebben om goede begeleiding aan te bieden. Ik ben dus wel bezorgd dat er straks geen voldoende aanbod zal zijn, toegankelijk voor iedereen. Daarnaast is het interessant om te bekijken waar de bachelors toegepaste psychologie vandaag terechtkomen. Als dit hoofdzakelijk in jobs is waar straks een masterdiploma voor vereist is, moeten we bekijken of we deze opleiding in de toekomst op deze manier moeten blijven aanbieden. Als de mogelijkheden op tewerkstelling drastisch worden ingeperkt, moeten we heel correct zijn ten aanzien van zowel de hogescholen als de studenten. Ik weet niet of wij vandaag al een zicht hebben op waar de afgestudeerden precies terechtkomen en wat dat exact betekent. Dat zou wel interessant zijn als deze wet effectief op deze manier zou worden toegepast vanaf 1 september 2016. We kunnen de vergelijking niet helemaal maken, zoals we dat wel kunnen in de medische zorgen.
Bij de verpleegkundigen moeten er verschillende activiteiten gebeuren. Daar kun je gemakkelijker een differentiatie in opbouwen. Als het gaat over psychotherapie, zal het veel moeilijker zijn om die differentiatie in de praktijk waar te maken. Daarom moeten wij dit met de nodige zorg opnemen, en is het interessant om in kaart te brengen waar de mensen die deze opleiding volgden, vandaag terechtkomen. Wij moeten weten of we in de toekomst een heroriëntering moeten doorvoeren.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Helsen heeft gelijk dat we ons moeten afvragen of de opleiding professionele bachelor toegepaste psychologie nog wel zin heeft. Het is inderdaad belangrijk dat wie psychotherapie aanbiedt, onderlegd is. De menselijke geest is zeer complex. Ik denk niet dat er veel variatie mogelijk is in wat een goede therapie is. Je kunt gespecialiseerd zijn in bepaalde problematieken. Dat kan best. Maar de professionele bachelor toegepaste psychologie is het resultaat van het willen organiseren van heel veel studierichtingen op alle niveaus. Sommige zaken worden nu eenmaal gegeven met een serieuze academische grond, andere niet. Na het volgen van algemeen secundair onderwijs vat men een bepaalde studie grondig aan, ofwel niet. Je wordt niet een beetje psycholoog, net zoals je ook niet een beetje zwanger wordt.
Voor bepaalde beroepen is een grondige studie nodig. Wat mij een beetje stoort, is het maatschappelijk gegeven dat ik vandaag vaststel: dat heel veel mensen zich coach of consulent noemen en beweren dat ze de psychologische problemen van mensen, problemen in verband met vermoeidheid en organisatie, gaan aanpakken. Ik heb het daar zeer moeilijk mee. Ik heb daar niet al te veel vertrouwen in. Het is niet wenselijk dat iedereen zomaar illusies begint te verkopen en op die manier zijn brood probeert te verdienen. Ik zeg niet dat die professionele bachelors toegepaste psychologie allemaal illusies verkopen. Maar je maakt die onderwijskeuze, die wij politiek al dan niet ondersteunen. Daarom vind ik dat de minister van Volksgezondheid er goed aan heeft gedaan om nu eens duidelijk te stellen wie zich therapeut mag noemen en wie welke zorgtaken op zich mag nemen, en welke verantwoordelijkheden hij kan dragen.
Ik maak tot slot nog een parallel met andere diploma’s. We zien dat bijvoorbeeld de professionele bachelors journalistiek ook niet gemakkelijk aan de bak komen. Ook daar is er hetzelfde scenario. Ofwel volg je een heel grondige opleiding en word je goed voorbereid, en maak je kans op de arbeidsmarkt. Je moet niet naar het hoger onderwijs, enkel om te zeggen dat je naar het hoger onderwijs gaat. Het moet relevant zijn.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister, ik deel de bezorgdheden van mevrouw Helsen. We mogen niet hervallen in dezelfde discussie die we hebben gevoerd bij de opleidingen verpleegkunde, waarbij ook het voortbestaan van de hbo5 verpleegkunde op de tocht stond. Professionele bachelors toegepaste psychologie leiden ook tot een kwalitatief diploma met een meerwaarde op de arbeidsmarkt. Momenteel heerst inderdaad het idee dat een professionele bachelor toegepaste psychologie minderwaardig zou zijn aan een academische bachelor en master. Dit is een verkeerd uitgangspunt. We moeten pleiten voor een duidelijk onderscheid tussen beide. Want dat is volgens mij de kern van het probleem. Wat mag een professionele bachelor wel of niet doen? En wat mag een academische bachelor en master méér dan een professionele bachelor?
Mevrouw Helsen stelt dat er een enorme diversiteit aan cliënten bestaat, die gebaat zijn bij een diversiteit aan hulpverleners die tot een interprofessionele samenwerking kunnen komen – iets waar de geestelijke gezondheidssector inderdaad zelf voor pleit. Daar heeft ze gelijk. Maar ik wil hier duidelijk maken dat het dan ook binnen de gezondheidssector zelf duidelijk moet zijn wie wat kan en mag doen. Wanneer een huisarts iemand moet doorverwijzen, moet ook op dat niveau duidelijk zijn wat de verschillen en mogelijkheden zijn van elke afgestudeerde in de psychologie, het weze nu de toegepaste of de academische.
Het Europese kwalificatieniveau met de getrapte structuur moeten we hier zeker kunnen toepassen, maar met in het achterhoofd dat een trap lager niet gelijk staat met minderwaardig. We moeten hierbij ook in het achterhoofd houden dat een academische master ook effectief een meerwaarde moet bieden, ook voor de studenten. Indien alle opleidingen aan alle hogescholen en universiteiten gelijkwaardig zouden worden, en enkel focussen op verschillende gebieden, is het voor een student niet meer aantrekkelijk om daadwerkelijk met een masteropleiding te starten. Het is nu eenmaal zo dat om zelfstandig een diagnose te kunnen stellen en iemand te behandelen, studenten een masterniveau opleiding moeten volgen. Dergelijke vaardigheden leer je niet op enkele jaren. Hierbij kunnen we het onderscheid in opleidingen in de zorgberoepen en opleidingen in de ondersteunende zorgberoepen zeker maken. Wat betreft de implicaties op het niveau van de scholen moeten we hier ook zeker aandacht aan besteden. Wanneer we stellen dat enkel masters diagnoses kunnen stellen, brengt dit voor heel wat scholen en centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) heel wat moeilijkheden met zich mee. Momenteel kunnen ook afgestudeerden in de ondersteunende zorgberoepen diagnoses stellen en begeleiding geven.
Minister, daarom wil ik u een bijkomende vraag stellen. Indien het onderscheid tussen de afgestudeerden in de zorgberoepen en de afgestudeerden in de ondersteunende zorgberoepen inderdaad de norm zou worden, hoe zou u dan de CLB’s adviseren om hiermee om te gaan? Worden de diagnoses van de huidige medewerkers dan tenietgedaan? Of kunnen zij mits een eventuele bijkomende opleiding alsnog hun beroep blijven uitoefenen?
Indien u overleg zou hebben met minister De Block, dan zou ik er toch voor willen pleiten om bij haar voor overgangsmaatregelen te pleiten, zodat niet heel de sector op zijn achterste poten staat.
De heer Durnez heeft het woord.
Voorzitter, ik heb hier heel wat interessante dingen gehoord. Ik denk niet dat ik dat kan overtreffen. Maar ik wil toch een paar elementjes meegeven.
Mevrouw Brusseel, dit is volgens mij geen uitgevonden opleiding. We moeten daarvoor niet ver terug in de geschiedenis. Deze opleiding is meegegroeid met de vraagzijde van de maatschappij. Dat moet op zich worden bekeken. Het is een onderdeel van onze opdracht om dat, net als heel wat andere opleidingen, op te volgen.
Hier is de discussie onderliggend over wie dit aanbod kan leveren. Dan beginnen we bij de bachelors en bij de diverse disciplines in de psychologie. De hoogste quotering is daar de klinische psycholoog: die heeft het langst gestudeerd. Dan komen we bij de artsen en daarna bij de psychiaters. Je zit daar in een onmetelijke range van hulpverlening en van tussenkomsten. Er is een gradatie van wie wat kan bieden en met welke expertise.
Naast de spanning tussen de geneeskundigen die alles kunnen genezen en de psychologen die denken alles te kunnen begeleiden, een spanning die er altijd is en waar we best niet op doorgaan, is er nog iets anders. De wet van 2014 was een parlementair initiatief. Dit is niet gepasseerd via de Raad van State. Er blijken een aantal anomalieën te zitten in de toepassing. Het komt onze federale collega’s toe om eerst die anomalieën uit te klaren tussen wat zij in 2014 hebben gewild en wat in de uitvoering wordt betwist. Ik ga dus mee in de vragen die hier worden gesteld. Het moet uitgeklaard worden tussen het federale parlement en de minister. Finaal kan voor ons de vraagzijde blijven. Maar eerst moet worden vastgesteld waar het in de discussie heel precies over gaat: over erkenningen en over welk niveau van erkenning. Ik plaats hiermee de bal terug in het federale kamp. Ik denk, voorzitter, dat u het daarmee eens bent.
Ik ben in dezen maar voorzitter. Ik zal mij dus niet in de ene of de andere richting uitspreken. Het voorzitter-zijn levert een aantal nadelen op.
Minister Crevits heeft het woord.
Dit is een unicum. Het is de eerste keer dat ik de heer Daniëls zijn eigen functie hoor omschrijven met ‘maar’. (Gelach)
Collega’s, we hebben hier daarnet een niet oninteressante gedachtewisseling gehoord. Ik wil jullie eerst geruststellen. Ik heb net gepoogd om zo overzichtelijk mogelijk te melden dat ik ook overgangsmaatregelen bepleit. Mevrouw De Meulemeester gaf daarnet nog de indruk dat ik dit nog moest vragen. Ik heb net gezegd dat ik dat juist wilde doen.
Ik ga mij niet uitspreken over de zin of de onzin van opleidingen, of over het waarom van die opleiding. Ze is er en ze wordt door veel jongeren gevolgd. Ik pleit nog eens voor een zeer duidelijke leerladder, waarbij je zeer goed weet met welk diploma je waar terechtkunt. Het federale niveau moet daar duidelijkheid in verschaffen. Dat is voor mij cruciaal. Een van de zaken waarover jullie eens moeten nadenken, is dat we op dit ogenblik niet precies weten waar al deze studenten terechtkomen. Dat is bijzonder breed. Een deel ervan kan als therapeut aan de slag en die opleiding volgen, een ander deel komt in de preventieve gezondheidszorg en de hulp. Er moet dus een duidelijk kader zijn dat op elk niveau het overzicht biedt aan beroepen die kunnen worden uitgeoefend.
Op de website van de beroepsverenging staat: “Als bachelor in de Toegepaste Psychologie kan je terecht in het uitgestrekte werkveld van de psychologie. Werkterreinen waar psychologisch consulenten vlot worden ingeschakeld, zijn centra voor geestelijke gezondheidszorg, centra algemeen welzijn, centra voor leerlingenbegeleiding, centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning, scholen en revalidatiecentra, expertisecentra voor autisme, psychiatrische centra of ziekenhuizen, algemene ziekenhuizen, arbeidstrajectbegeleiding, selectie- en wervingsbureaus, personeelsdiensten in openbare instellingen en privébedrijven, groepspraktijken voor personen met psychologische problemen en privépraktijk als zelfstandige.” Dat is dus enorm veel.
Er moeten dus overgangsmaatregelen komen en een duidelijke, heldere leerladder. Als dat er is, kunnen we vermijden dat de hele sector op de achterste poten gaat staan. Ik deel uw zorgen en ik heb een brief gestuurd naar de federale minister. Ik ontloop mijn verantwoordelijkheid ook niet. Er moet een oplossing komen die duidelijkheid schept.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, het zou interessant zijn om te weten waar de wetgeving al dan niet een impact op heeft. In de CLB’s werken psycho-pedagogisch werkers. Volgens mij is die wetgeving niet van toepassing op hen.
Dat moet net in kaart worden gebracht. Het diploma gaat enorm breed. We moeten kijken waarop de wetgeving van toepassing is. Laat ons een ladder maken waardoor de zaken wat duidelijker worden, maar ik denk wel dat u gelijk hebt.
Binnen de CLB’s en de centra algemeen welzijnswerk vallen ze niet onder het medisch personeel, maar binnen de geestelijke gezondheidszorg wel. Als het beroepen zijn binnen de gezondheidszorg is de wetgeving op hen van toepassing. Buiten de gezondheidszorg is dat niet het geval.
Voor mij is niet duidelijk hoeveel procent van deze mensen terechtkomt binnen de gezondheidszorg en hoeveel procent er tewerkstellingskansen heeft buiten de gezondheidszorg. Dat is van belang om te weten of de opleiding in deze vorm in de toekomst moet worden aangeboden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.