Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, dit onderwerp is vorige week al kort aan bod gekomen, maar het leek mij toch zinvol om de vraag te handhaven, omdat er ook nog een tweede element in mijn ingediende en toen nog hangende vraag zat, waar ik het vorige week niet over gehad heb.
Op 10 september 2015 verscheen in het Belgisch Staatsblad arrest 231.949 van 14 juli 2015. Dat arrest vernietigde de artikelen 30, laatste lid, en artikel 31, paragraaf 6, van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 april 2014 houdende de administratieve organisatie van de jacht in het Vlaamse Gewest. We weten dat daardoor de rechtsgrond ontbrak op basis waarvan de Vlaamse Regering meent dat het aangewezen is om in bepaalde gevallen schriftelijke bewijsvoering van jachtrecht voor te leggen.
We hebben dan bij de wijziging van het Jachtdecreet, een wijziging die we hier in juli hebben goedgekeurd, de volgende zin toegevoegd: “De Vlaamse Regering kan in bepaalde omstandigheden eisen dat een schriftelijk bewijs van het jachtrecht wordt voorgelegd bij het neerleggen of het aanpassen van het plan.”
Uit de discussie bleek duidelijk dat we daarmee een rechtsgrond creëerden voor de hierboven geciteerde artikelen van het besluit van de Vlaamse Regering, teneinde de schriftelijke jachtbewijzen te kunnen afdwingen. Die rechtsgrond is uiteraard pas van kracht sinds 30 juli 2015, en dus zijn de vermelde artikelen ex tunc vernietigd. Volgens mijn informatie is het zo dat, zolang er geen nieuw besluit van de Vlaamse Regering is, we daar een beetje in een vacuüm zitten. U hebt vorige week gezegd dat moet worden bekeken hoe dat zal worden opgelost.
Dan komen we bij een ander element van de discussie. Artikel 63, paragraaf 1, van hetzelfde besluit van de Vlaamse Regering legde de uitdrukkelijke verplichting op aan de jachtrechthouder om voor het jachtseizoen 2015-2016 een voorstel van jachtplan in te dienen bij de arrondissementscommissaris van de provincie waarin het jachtterrein of het grootste gedeelte ervan ligt. Dat diende te gebeuren voor 1 januari 2015. Dat artikel werd niet vernietigd door de Raad van State en is gelinkt aan artikel 7, tweede lid, van het Jachtdecreet, dat bepaalt dat elke houder van het jachtrecht die op welke wijze ook van zijn jachtrecht gebruikmaakt, verplicht is een door hem opgemaakt plan van zijn jachtterrein met aanduiding van de percelen waarbinnen hij geen jachtrecht heeft, in te dienen.
Minister, ik wil mijn vraag van vorige week herhalen, maar ik neem aan dat de tijd wat te kort is om een nieuw antwoord te krijgen. U hebt zich toen in elk geval geëngageerd om naar een oplossing voor dat probleem te zoeken. Als u daar ondertussen meer info over hebt, hoor ik dat heel graag.
Indien men van zijn jachtrecht gebruikmaakt, is men verplicht een opgemaakt plan in te dienen, met inbegrip van de percelen waarop men geen jachtrecht heeft. Klopt de lezing dat als men dat niet deed of als men het pas deed na 1 januari 2015, men dan stricto sensu in het jachtseizoen 2015-2016 niet op die percelen zou kunnen jagen? Dat is een vraag die voor menige jachtrechthouder belangrijk is.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer De Bruyn, ik heb het arrest aan de diensten bezorgd en de opdracht gegeven om het na te leven en de beslissingen niet langer te baseren op die vernietigde bepaling. Dat lijkt mij logisch.
De goedkeuring van de jachtplannen is de exclusieve bevoegdheid van de arrondissementscommissarissen. De voorstellen van de jachtplannen voor het jachtseizoen 2015-2016 moesten dus conform het Jachtadministratiebesluit van 25 april 2014 ingediend zijn voor 1 januari 2015. De controleprocedure moest voor 15 juni afgerond zijn, de goedkeuring voor 1 juli.
Het arrest is pas na 1 juli bekend en de vernietiging heeft slechts betrekking op die bepalingen waar bij de procedure schriftelijk bewijs werd gevraagd, niet op de procedure zelf. De vernietiging van de besluiten heeft door zijn timing op dit moment in principe dus geen impact op de goedkeuringsprocedure. Ze heeft wel een impact op de mogelijkheden voor aanpassing van de goedgekeurde jachtplannen 2015-2016. Voor dat aspect kunnen de bevoegde arrondissementscommissarissen terugvallen op de basisbepalingen van artikel 7 van het Jachtdecreet, waarin hun een aantal minder specifieke mogelijkheden worden aangereikt om dezelfde taak te vervullen.
Wij bereiden uiteraard een aanpassing van het Jachtadministratiebesluit voor, met het oog op het herstel van de vernietigde bepaling. Dat zal gebeuren in de filosofie van de totstandkoming van de oorspronkelijke bepaling en de recent goedgekeurde rechtsgrond.
Rekening houdend met het feit dat men ook een verklaring van ongewijzigd behoud van een jachtplan kon indienen tegen diezelfde datum, is er dus een correcte interpretatie van de bepaling in het Jachtadministratiebesluit van 25 april 2014.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw omstandige motivatie en interpretatie van de juridische situatie waarin men zich bevindt. Ik onthoud vooral ook het engagement om te zorgen voor een oplossing. Ik veronderstel dat dat dan een gewijzigd of nieuw besluit van de Vlaamse Regering zal zijn, waardoor men opnieuw uitvoering kan geven aan wat in een compromis bereikt is. Ik kijk uit naar de effectieve invoering daarvan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.