Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Janssens heeft het woord.
Minister-president, het Minderhedenverdrag is zo’n element dat in dit Vlaams Parlement regelmatig, om de zoveel jaar, ter sprake komt. U weet dat als geen ander, want u wordt er al sinds het prille begin van uw carrière als Vlaams minister mee geconfronteerd.
Dat Minderhedenverdrag is een kaderverdrag tot bescherming van nationale minderheden. Het werd op 1 februari 1995 door de leden van de Raad van Europa aangenomen en aan de lidstaten ter ondertekening en ter ratificatie voorgelegd. Het doel van dat verdrag is om minimumrechten te bepalen inzake de behandeling van nationale minderheden op economisch, maatschappelijk, politiek en cultureel vlak.
Telkens wanneer dat ter sprake komt, hebben sommige Franstalige kringen de behoefte om Vlaanderen te stigmatiseren omdat het een vermeende Franstalige minderheid zou discrimineren en omdat men dus de mensenrechten niet zou naleven. In het verleden hebben alle Vlaamse partijen terecht onophoudelijk herhaald dat de Franstaligen in Vlaanderen in geen geval kunnen worden beschouwd als een minderheid in de betekenis van het verdrag.
Immers, als die Franstaligen zouden worden erkend als een minderheid in Vlaanderen zoals in het verdrag wordt bedoeld, dan zou dat niet alleen neerkomen op het uitbreiden van de faciliteiten, maar ook op het uitsmeren ervan over heel Vlaanderen. Met andere woorden: de ratificering van het Minderhedenverdrag zou Franstaligen internationaal gegarandeerde faciliteiten geven. En de rechten die krachtens dat verdrag zouden worden toebedeeld aan minderheden, zijn heel groot. Op basis daarvan zouden Franstaligen in Vlaanderen bijvoorbeeld scholen en culturele instellingen kunnen oprichten, subsidies kunnen eisen voor hun verenigingen, regionale tv-zenders kunnen opstarten en Frans kunnen spreken aan de balies van gemeentehuizen.
Het Vlaams regeerakkoord bepaalt terecht dat de Vlaamse Regering niet van plan is om dat Minderhedenverdrag te ratificeren. Het staat immers haaks op het territorialiteitsbeginsel, dat impliceert dat Vlaanderen eentalig Nederlands is.
Enkele jaren geleden hebben de Franstaligen zich gewend tot de Verenigde Naties met betrekking tot de vermeende “niet-erkenning van fundamentele rechten van Franstaligen in Vlaanderen”. Volgens sommige Franstalige media zou België de VN nu moeten informeren over de wijze waarop het land de mensenrechten respecteert, “en die van de culturele minderheden in het bijzonder”.
Voor de zitting van januari 2016 van de VN-Mensenrechtenraad, ter gelegenheid van een tweede zogenaamd ‘universeel periodiek onderzoek’, zou België volgens sommige Franstalige mediaberichten “zijn standpunt met betrekking tot alle gemaakte opmerkingen moeten verduidelijken” – onder meer met betrekking tot een eerder gedane aanbeveling van de VN-Mensenrechtenraad om het Minderhedenverdrag te ratificeren.
Er werd in Franstalige media ook melding gemaakt van een vergadering die op 12 juni plaats zou hebben gevonden, georganiseerd door Buitenlandse Zaken. Daar zouden een aantal Franstalige organisaties van de vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken, de heer Reynders, hebben verkregen dat België in zijn rapport “eventueel hun opmerkingen zou opnemen”.
Die organisaties van Franstaligen in Vlaanderen, die vooral zichzelf vertegenwoordigen, hebben er de voorbije jaren al herhaaldelijk naar gestreefd om een stem te krijgen in de rapporten die België periodiek moet indienen. Tot nu toe was dat gelukkig tevergeefs. Maar nu heeft het er de schijn van dat ze, onder het goedkeurend oog van minister van Buitenlandse Zaken Reynders, daarvoor toch een opening hebben gevonden.
Op die manier proberen ze, zoals dat in het verleden al meermaals het geval was, Vlaanderen op het internationale forum in een slecht daglicht te plaatsen. Ze trachten vooruitgang te boeken om het Franstalige imperialisme in Vlaanderen een nieuw elan te geven.
Minister, ik heb een aantal vragen voor u. Op welke wijze wordt de Vlaamse Regering betrokken, of hoe wil de Vlaamse Regering betrokkenheid afdwingen, bij het tweede ‘universeel periodiek onderzoek’ van de VN-Mensenrechtenraad, en hoe volgt de Vlaamse Regering dit op?
Bent u ervan op de hoogte dat Franstaligen erin geslaagd zijn hun opmerkingen met betrekking tot hun ‘minderhedenrechten’ in Vlaanderen en/of de ratificatie van het Minderhedenverdrag te laten opnemen in het Belgische officiële rapport aan de VN-Mensenrechtenraad?
Werd deze kwestie al geagendeerd op het Overlegcomité of bent u dat alsnog van plan?
Werd ter zake reeds overleg gevoerd, of plant u overleg, met de Federale Regering en in het bijzonder met minister Reynders?
Zal de positie van de Franstaligen in Vlaanderen inderdaad ter sprake komen bij de VN-Mensenrechtenraad in het teken van het tweede ‘universeel periodiek onderzoek’?
Welke tegeninitiatieven hebt u of de Vlaamse Regering reeds genomen of zult u nemen met betrekking tot deze nieuwe Franstalige demarches om Vlaanderen onder druk te zetten om het Minderhedenverdrag te ratificeren?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Janssens, als Vlaamse overheid werken we intensief mee aan de voorbereiding van het tweede universeel periodiek onderzoek van de VN-Mensenrechtenraad. Zowel voor het Belgisch rapport als ter voorbereiding van de interactieve dialoog die in januari 2016 zal plaatsvinden in Genève, zijn er geregeld coördinatievergaderingen waarop Vlaanderen altijd aanwezig is en aan deelneemt.
De inbreng van Vlaanderen wordt altijd voorbereid in het dossierteam Mensenrechten van het Strategisch Overlegplatform Internationale Aangelegenheden (SOIA), dat alle beleidsdomeinen omvat. Het laat toe om beleidsdomeinoverschrijdend alles op te volgen en actief op te treden.
Ter voorbereiding van het rapport vond op 12 juni 2015 een overleg met het middenveld plaats op het ministerie Buitenlandse Zaken. In dat overleg hebben sommige stakeholders de mening geformuleerd dat de niet-ratificatie van het Minderhedenverdrag in het Belgisch rapport vermeld moet worden. Dat is niet nieuw, dat gebeurt iedere keer weer bij dat VN-rapport. Het zijn altijd dezelfde verenigingen die deze opmerking maken. Er staat een korte, impliciete verwijzing naar de standpunten van bepaalde van die Franstalige verenigingen in de tekst. Ze beschikken ook over een parallelle mogelijkheid om opmerkingen te formuleren aan de Mensenrechtenraad, maar dat hebben ze niet gedaan. Het is dus beperkt gebleven tot de opmerking die inderdaad vermeld is en waaraan u refereert.
Ik denk dat we hieraan niet meer aandacht moeten besteden dan nodig. Het is iets dat altijd terugkeert. Het gaat om een opmerking van een aantal organisaties waarvan u zegt dat ze vooral zichzelf vertegenwoordigen.
Zoals u weet, is er in de schoot van de Interministeriële Conferentie voor Buitenlands Beleid (ICBB) een academische expertengroep actief, belast met het definiëren van het begrijp ‘nationale minderheid’ binnen de Belgische context. Tijdens de ICBB van 6 juli 2015 is de opdracht van de expertengroep herbevestigd. Het mandaat van de hoogleraren Matthias Storme en Jan Velaers, aangeduid voor Vlaanderen, is ondertussen verlengd.
Dan uw vierde vraag. Het is inderdaad mogelijk dat die positie ter sprake komt. Die dialoog wordt niet alleen gebaseerd op het Belgische, nationale rapport, maar ook op de informatie van het Office of the High Commissioner for Human Rights en op een compilatie van informatie ingediend door het middenveld. Het is niet uitgesloten dat dit ter sprake komt, maar het is niet nodig om nu tegeninitiatieven te nemen.
In het Vlaams regeerakkoord staat dat we het Minderhedenverdrag niet gaan ratificeren. België heeft het verdrag op 31 juli 2001 ondertekend onder voorbehoud dat de notie ‘nationale minderheid’ zou worden gedefinieerd door de ICBB, en daar is geen akkoord over. De Nederlandstaligen en de Franstaligen staan tegenover elkaar. De Nederlandstaligen zeggen dat er maar één minderheid is in de zin van het verdrag, en dat is de Duitstalige minderheid in dit land. De Franstaligen hebben daar een andere visie over. Sinds 2001 is dit dus een patsituatie, waarvan ik denk dat ze niet snel zal worden doorbroken.
Bovendien is het een gemengd verdrag. Er staat uitdrukkelijk in het Vlaams regeerakkoord dat we dat Minderhedenverdrag niet gaan ratificeren.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister-president, u hebt gezegd dat we er niet meer aandacht aan moeten besteden dan nodig is. Mijn bezorgdheid is deels dat hierover amper of niet wordt bericht in de Vlaamse media. Ook deze keer hebben we onze informatie verkregen uit Franstalige media, en het zijn net die media die voornamelijk door buitenlanders in Vlaanderen worden gelezen. Voor een stuk creëren die mee het beeld dat over Vlaanderen wordt gecreëerd. Als Franstalige media rapporteren over het Minderhedenverdrag, is dat niet al te fraai. Ze proberen Vlaanderen vaak onterecht te stigmatiseren, dat we minderheden niet zouden erkennen of dat we de mensenrechten zouden schenden, quod non.
Minister-president, ik ben blij dat u met zoveel woorden duidelijk hebt gemaakt dat de Vlaamse Regering het Minderhedenverdrag onder geen beding zal ratificeren, zoals ook in het Vlaams regeerakkoord staat. Ik neem aan dat de vertegenwoordiger van de Vlaamse overheid op de overlegvergaderingen dat standpunt telkens consequent zal innemen.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, het is positief dat u nogmaals hebt bevestigd wat al in het regeerakkoord was afgesproken, namelijk dat het Minderhedenverdrag niet zal worden geratificeerd onder voorbehoud van een eventueel akkoord binnen de ICBB over minderheden.
Er wordt nog steeds een tegenstrijdige interpretatie gegeven aan het begrip minderheden. Ingaand op de discussie over de opvolging van het universeel periodiek onderzoek van de VN-Mensenrechtenraad, is het van belang dat Vlaanderen, maar ook andere deelstaten in staat worden gesteld om een eigen mensenrechtenbeleid te kunnen voeren en dat ze op die manier worden betrokken bij interfederale organisaties omdat dat een interfederale aangelegenheid zou zijn. Minister-president, ik weet dat u dit in het verleden meermaals hebt aangekondigd. Het is positief dat u daarbij de nadruk hebt gelegd op het feit dat de Vlaamse overheid meermaals betrokken is geweest bij de voorbereiding, bij de rapporten, bij de verschillende coördinatievergaderingen die op het federale niveau werden belegd.
Enkele maanden geleden heeft minister Homans benadrukt dat er naar aanleiding van dat universeel periodiek onderzoek begin 2016 een dialoog is in het kader van de VN-Mensenrechtenraad. Ter voorbereiding van het rapport zal ook Vlaanderen een inbreng doen, wat een positieve zaak is omdat Vlaanderen zo kan meewerken en een inbreng kan doen ten aanzien van de Verenigde Naties.
Het meest positieve is dat nogmaals wordt bevestigd dat het Minderhedenverdrag niet zal worden geratificeerd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.